KABINET van mode en smaak
ONS DAGELIJKS BROOD
VAKANTIE
Als de freesia's in
bloei staan
ZATERDAG 20 JULI 1957
Erbij
PAGINA
BELEGDE BOTERHAM
TUIN- EN KAMERPLANTEN
Om uit te zagen
In een achttiende eeuws patriciërshuis aan de Lange
Vijverberg te Den Haag wonen sinds enkele weken mensen
van vroeger. Ze dragen kleren, die vaak reeds enkele eeuwen
oud zijn en ze huizen in kamers in oude stijl. Ze laten zich
door uw bezoek niet van hun stuk brengen, want het zijn
poppen, die door hun houding en opstelling verrassend echt
zijn. Deze poppen vormen de bewoners van het Kabinet van
Mode en Smaak, een costuummuseum, dat in juni geopend
is en waar een unieke collectie kleding uit vroeger tijd,
deels door Cruys Voorbergh verzameld, bijeen is gebracht.
Weliswaar wonen zij in kamers achter glas: hun kleding
is immers oud en zeer kostbaar en moet beschermd worden
tegen tastende vingers. Dat hult hen echter juist in een
geheimzinnig waas van een kleine afstand kijkt u in een
tijd, die lang voorbij is en toch verbazend echt lijkt.
DE GIPSEN BEWONERS in de eerste
kamer, die we bekijken (een uit de acht
tiende eeuw) hebben de in onze ogen ouder
wetse gezichtjes uit die tijd en ze zijn ook
kleiner var. stuk, dan wij, sportminnenden
uit de twintigste eeuw. We zien er een ge
zelschap bij elkaar: een gouvernante met
een kind, dat speelt met een achttiende
eeuwse pop het gezichtje is van hout
en uitdrukkingsloos beschilderd en hij heeft
langgerekte, stijve handjes. Ook die pop is
geheel in stijl gekleed en draagt zelfs een
corset, een borstrok en een hemd met open
zoompjes. De vrouw des huizes is gekleed
in een prachtige gala japon uit omstreeks
1760, gemaakt van lichtblauwe satijn met
een dessin van ingeweven groene ranken
en veelkleurige boeketten. Het lijfje, dat
tot even onder de taille reikt, sluit zeer
nauw om het bovenlichaam en de rok is
zeer wijd en wordt op een panier, een van
tenen gevlochten kooi, gedragen, waardoor
de heupen bijzonder breed worden. Het
silhouet en de lichaamshouding worden door
het ingesnoerde corset en de coupe van de
japon bepaald. Men kon in een dergelijk
kledingstuk alleen heel rechtop zitten,
staan of lopen.
Dat een dergelijk fraai stuk nog be
waard is gebleven is een grote uitzonde
ring. Een deel" van het loon van het
personeel bestond vroeger uit de gedragen
garderobe van mevrouw en mijnheer. De
vaak kostbare stukken werden meestal ein
deloos verknipt en vermaakt. Een sprekend
voorbeeld hiervan is een melkvest, dat
men ons toonde, gemaakt van kostbaar
satijn uit China. De stof is eerst een
feestelijke japon geweest en later werd het
dus een afdankertje voor het melkmeisje.
„Deez kindertabberd is een rok geweest,
gemaakt door Magdalena van Rooijen, toen
zij schoolging bij de dames Jacob in Delft"
staat geschreven bij een beeldig blauw
kinderjurkje met prachtig borduurwerk en
een lijfje, dat vóór in een punt eindigt
en waaronder een stijf corset je werd ge
dragen.
We dwalen van de ene kamer naar de
andere, langs vitrines, waarin figuren zon
der gezicht, waarboven een pruik of een
muts zweeft, bijeenstaan figuren, die
het ons gemakkelijk maken er passende
gezichten bij te denken. Een van hen
draagt een neteldoeks japonnetje, gebor
duurd met witte bloemen: het heeft vroe
ger triomfen gevierd op een hofbal van
koning Lodewijk Napoleon.
IN DE EMPIREKAMER met een harp in
een van de hoeken, zien we een beige
galajapon van een lussenweefsel van echte
zijde met rijk borduurwerk van zilverband
langs de zoom. Een oude dame in dit ver-
Een kijkje in de keuken.
DE NEDERLANDER eet gemiddeld per
week 2000 gram brood. Hij zal zich daarbij
wel niet realiseren wat er komt kijken
voor zijn boterham op tafel staat.
De belangrijkste grondstof voor de
broodbereiding is tarwe. Nu zijn er ver
scheidene soorten tarwe. Het beste pro-
dukt wordt verkregen door deze soorten te
mengen en daarna te vermalen. Per jaar
wordt door de Nederlandse maalindustrie
ongeveer 1.000.000.000 kg tarwe verwerkt,
een hoeveelheid waarvan tweederde tot
drekwart moet worden ingevoerd. Boeren
BLOEM ONTSTAAT door vermaling
van tarwe en verwijdering van alle zemel-
delen. Vroeger gebeurde dit door de zo
genaamde plattelandsmolens. Daar het
niet mogelijk is dan bloem en zemeldelen
afdoende te scheiden, wordt de tarwekor
rel thans grotendeels door de meelfabriek
bewerkt. De tarwe in de opslagsilo gaat,
al naar gelang dit nodig is, naar de meng-
silo, waar drie verschillende „stromen"
worden gemaakt harde, middel en zach
te tarwe die ieder een eigen behande
ling krijgen. Allereerst wordt elke stroom
n verre landen en boeren in Nederland
hebben voor uw brood moeten zaaien, oog
sten en dorsen. De tarwe die van overzee
komt bijvoorbeeld uit Amerika is in
zeeschepen gestort, de Atlantische Oceaan
overgestoken om tenslotte in Europa's
grootste graanhaven Rotterdam aan te ko
men. Door middel van drijvende pneu
matische elevatoren, die werken als een
stofzuiger, wordt de tarwe uit het ruim
opgezogen, in een lichter gestort en ver
der getransporteerd naar de verschillende
fabrieken, waar ze in graansilo's wordt
opgeslagen.
Een hoekje in de linnenkamer.
trek is in paarsblauwe satijn met ara
besken; een meisje draagt een katoenen
japon met een fichu. Ze houdt een grappig
klein Empirepopje in de hand wij zouden
watertanden van de kledinguitzet van dit
speelgoed!
In die periode werden satijnen schoen
tjes met een smal leren zooltje gedragen.
Een brief uit die tijd bevatte deze zinsnede:
„One pair of shoes a day, but strong
enough to dance all night!" Wat wil zeg
gen, dat deze soort schoenen eigenlijk
maar een dag meekonden, maar toch sterk
genoeg waren om er de hele avond op te
dansen.
We dalen de trap af van dit patriciërs
huis en kijken onze ogen uit in een
enorme keuken, waar het personeel in
sitsen jakken aan het werk is. In de tijd
van de Oost-Indische Compagnie werd
Amsterdam de stapelplaats van deze ka
toenen stoffen met Oosterse patronen, af
komstig van de Coromandelkust. Aanvan
kelijk kende1 men daar alleen het geheim
van de vervaardiging, maar toen dit uit
gelekt was, werden de sitsen ook in
Europa gemaakt op linnen in plaats van
op katoen.
Er gebeurt een boel in deze keuken. Een
boer in rood-wit gestreepte kousen komt
er juist groente brengen, een kind speelt
er met een serviesje.
We passeren de linnenkamer waai1 vrou
wen in gebloemde japonnen met neteldoek
kragen en witte schorten': <ei» anoutsens aan
het verstellen zijn en belanden vervolgens
vóór een slaapkamer anno 1770 met een
hemelbed, een uitzonderlijk kleine was
kom, een pruikebol met pruik en een heel
gezelschap mensen, onder andere papa in
een statige sitsen kamerjas.
De tijd van circa 1830 (Biedermeiertijd)
vinden we in een overvolle kamer waar
de wijde rokken van de dames heel wat
handig gemanoeuvreer noodzakelijk hebben
moeten maken. Men ontvangt hier juist
visite: de dames in hun japonnen met
schapeboutmouwen begroeten een heer in
een cape van donkergroen laken en een
dame in een reiscape met losse mouwtjes
de sluier nog voor, want ze is zo even
uit de diligence gestapt. Ze heeft haar
muts in een mandje bij zich.
WE SNELLEN DOOR DE JAREN heen
langs japonnen met crinolines, langs de
tournure uit 1870 met sleep en draperieën,
langs de gracieuse toiletten uit circa 1890
met klokrok en pofmouwen, langs de mode
van 1910 met froufrou, lovertjes en boa's
van struisveren naar de tijd van circa 1922:
een voetvrije baljapon van georgette, zwaar
van het kralen borduurwerk. En zo komen
we dan tenslotte bij 1951 terecht: een ge
drapeerde avondjapon van Jacques Griffe
van anthracietkleurige zijde.
Het is een fascinerende tocht geweest
door de costuumhistorie, tegelijkertijd door
de cultuur van het verleden, want stijl en
mentaliteit van een volk weerspiegelen
zich in de kleding.
Dit nieuwe museum, dat een waardevol
centrum is van cultuur-historisch onder
zoek, mogen we zonder overdrijving een
belangrijke aanwinst voor Den Haag en in
wijder verband voor Nederland noemen.
Tineke Raat
Het voorlichtingsbureau voor de voeding
meldt:
Het vraagstuk „wat eten we op de bo
terham" is 's zomers niet moeilijk op te
lossen. Naast de gebruikelijke vleeswaren,
de vis-, kaas- en eiergerechten zijn vele
smakelijke belegsels te vinden in het
groenten- en vruchtenrijk. Niet alleen om
hun smaak en voedingswaarde, ook om
hun kleurige fleurigheid gebruikt een
ieder graag sla, tomaten, komkommer, pe
terselie, de zachte vruchten zoals aard
beien, bessen en later in de tijd pruimen.
Het gebruik van kropsla als enige beleg
ging van de boterham is in ons land niet
zeer populair. Zelfs wanneer sla als garne
ring van een schaaltje met vlees- of visbe-
Ieg wordt gegeven blijft het vaak onge
bruikt liggen. Toch is sla, vooral voor de
genen, die brood van huis meenemen, als
onderdeel van de belegging zeer aan te be
velen: het houdt het brood frisser. Bij een
wat vochtige belegging, zoals vis uit blik,
roerei, gebakken tomaat, voorkomt een
blaadje sla, dat het brood zelf nat wordt.
Over tomaten hebben we het al meer ge
had. Zij staan gezellig als garnering en
smaken bovendien goed op een boterham
met vlees of vis. Wilt u het niet zo dub-
bel-op doen, dan zijn tomaten zomaar met
wat zout of peper, met slasaus, met zeer
fijngehakte peterselie, of dille, of tevoren
gemarineerd in een mengsel van olie en
azijn, een gewaardeerd broodbelegsel.
Even gebakken in de koekepan zijn plak
ken tomaat ook heel lekker. Dit alles geldt
ook voor komkommer. De stevige groene
komkommers zijn èn als garnering èn als
broodbelegging het meest geëigend. Zij
behoeven voor het gebruik niet geschild te
worden.
Voor kinderen, die hun gebit flink moe
ten oefenen, is een slaatje van niet te fijn
geraspte wortel uitstekend. Ter afwisseling
kan de wortel vermengd worden met ge
raspte bloemkool of fijngesneden blad
groente. Het geheel wordt met zout of olie
en azijn of met slasaus op smaak gebracht.
Worden de boterhammen belegd en wel
opgediend, dan kan op ieder sneetje een
blad sla en daarop een bergje van groen
tesla worden gelegd. De randen kunnen
versierd worden met peterselie, augurkjes
of mayonaise en we hebben een aardig
uitziend geheel.
Peterselie-boter of -mayonaise is heerlijk
voor een boterham met vlees, vis, gekookt
ei, tomaat enz., enz. Hij wordt gemaakt
door zachtgeroerde boter of mayonaise te
vermengen met zeer fijngesneden peter
selie tot een geurig, goed gespikkeld
smeerseltje.
In plaats van brood met belegging kunt
u op warme dagen een grote koude scho
tel klaarmaken en er sneetjes brood of
toast zo maar bij geven. Die koude schotel
kan bestaan uit een gemengde sla, bij
voorbeeld haringsla, huzarensla, sla van
vis uit blik of een aardappelsla met groen
te en/of vlees erdoor. Hij kan ook gemaakt
zijn van koude gevulde tomaten, van ge
kookte eieren met kleine koude groente
hapjes erbij, of koude gekookte of gebak
ken vis.
Aan een feestelijke koffietafel vindt een
dergelijke schotel meestal veel waardering.
Voor een koude dag kunt u uw gasten
aan de lunch onthalen op een warm hap
je, bijvoorbeeld tomaten gevuld met ragout
of roerei, korrfkommër of paprika mqt een
pittig rijstmengsel of een puree- of rijst
rand met een ragout van gemengde zomer
groenten of - in de cantharellentijd - met
deze paddestoelen.
ontdaan van grove verontreinigingen als
touwtjes, stenen en dergelijke, waarna de
vreemde zaden als boekweit en koolzaad
op kunstige wijze, natuurlijk machinaal,
worden afgescheiden. De tarwe wordt dan
verwarmd om daarna in een wasmachine
te vallen en grondig te worden gewassen.
Nu treedt een rustperiode in, welke van
15 tot 72 uur duurt. Daarna wordt een me
lange gemaakt uit de harde, middel en
zachte tarwe en deze wordt dan in de na-
reiniging van stof en van de loshangende
bast ontdaan. Daarna pas kunnen we aan
malen gaan denken. Aan het reinigen
Maandagavond zal door E. Baron Petit de
Beauverger, ambassadeur van Frankrijk in
Nederland, in het Museum Boymans in Rot
terdam de tentoonsteling „Keramiek van
Picasso" worden geopend. Deze tentoonstel
ling omvat tachtig stuks van de keramiek
van deze kunstenaar, vervaardigd geduren
de de laatste negen jaren met het zwaarte
punt op de beide jaren 1953 en 1954. Het is
voor de eerste keer, dat buiten Parijs een zo
uitgebreide collectie keramiek van Picasso
te zien zal zijn. Picasso heeft zelf de keuze
gemaakt. Tien jaar geleden, op 27 juli 1947,
is Picasso in het atelier van het echtpaar
Ramié in Vallauris, de werkplaats „Madou-
ra", voor het eerst begonnen met het ver
vaardigen van potterie.
wordt dus wel veel aandacht besteed.
DE KORRELS worden eerst door ge-
riffelde walsen opengebroken en ze vallen
dan in verschillende delen uiteen. Men
mag de korrels beslist niet verpulveren,
wat dan zou er nooit een goede scheiding
mogelijk zijn tussen bloem en zemeldelen.
Bij dit openbreken krijgt men verscheidene
produkten. Al deze produkten worden
naar planziften gevoerd, welke deze fijne
deeltjes uit elkaar zeven. Door van 7 tot
25 maal te zeven en te malen haalt men
de mooie witte bloem er geheel uit, ter
wijl de zemelen overblijven voor vee
voeder.
De bloem komt, na automatisch te zijn
gewogen, door middel van vulmachines in
zakken, die machinaal worden dichtge
naaid.
Dan gaat de bloem op weg naar de bak
kerij en kan worden begonnen aan het
maken van dat dagelijkse broodje voor
onze tafels.
Een zeer modern, geheel geautomati
seerd fabricageproces dus. Denkt u nu
niet, dat zal wat kosten, want de kosten
vanaf het moment van aanvoer van het
graan in de fabriek tot dat dit de bakkerij
bereikt, zijn maar een derde deel van die
verbonden aan het moment dat de bloem
bij de bakker komt tot dat het brood bij
de klant thuis is afgeleverd.
DE NEDERLANDSE HUISVROUW mag
tevreden zijn met de Nederlandse maal
industrie, die tot de modernste van de we
reld kan worden gerekend veel moder
ner bijvoorbeeld dan de Amerikaanse
en die in staat stelt brood van de bakker
te betrekken dat van een uitstekende kwa
liteit is, tegen een prijs die lager is dan in
welk land ook.
INDIEN U DIT voorjaar de kleine bol
letjes op tijd in de grond hebt gepoot en
hen voldoende vochtig hebt gehouden kun
nen de eerste bloemkopjes van deze heer
lijk geurende bloempjes nu spoedig open
komen en om die bloemstengeltjes zo veel
mogelijk rechtop te houden verdient 't aan
beveling er wat dunne bladerloze boomtak
jes tussen te plaatsen. Deze zomer heeft ons
niet alleen veel luizen, doch ook veel mie
ren gebracht en die kunnen vooral indien
ze eenmaal binnenshuis in de keuken zit
ten heel lastig worden. Er is een nieuw
middel Antisect dat u eens proberen
moet. Zelf hebben we er zeer goede resul
taten mee bereikt. De kassen van de bo
tanische tuin zijn helemaal kakkerlakvrij
gemaakt en er zit er niet een meer. Hebt
u mieren in de keuken, besproeit u dan de
drempel of een andere plaats waar ze,over-
heen plegen te komen en u zult er geen
last meer van hebben en u zult er ook ver
der in de zomer geen last meer van hebben,
ook niei al wordt die drempel nog zo vaak
met water schoon gemaakt. Het is een
uitstekend middel en het kan u van veel
narigheid afhelpen. Ik meen, dat het dezer
dagen in de handel zal zijn.
G. Kromdijk
„LUISTER, jongelui", kraakte de
grootste krab van de Noordzee, die een
baard en haren van zeewier draagt,
„luister, Gradus, de grote zeeaal is niet
helemaal uit Engeland komen kronke
len om een lezing te houden voor krab
betjes van één maand oud. Jullie moe
ten je plaatsje tussen de schelpen maar
opzoeken en wachten tot de grote krab
ben terugkomen van de lezing".
„Een lezing? Wat is dat?", vroegen
de krabbetjes tegelijk.
„Een lezing dat is.... ja, dat is....
Nou, goed, Gradus, de grote zeeaal zal
ons vertellen over Engeland. Hij is een
Engelse aal".
„Tsjonge", zeiden de kleine krabbe-
I tjes en ze vonden de grote zeeaal die
helemaal uit Engeland was komen
kronkelen nu nog gewichtiger.
„Maar luister eens man", zei de
vrouw van de grootste krab, die mee-
krabbelde over de bodem van de zee,
„die kinderen kunnen misschien nog
iets leren van meneer Gradus uit En
geland. Als we ze nou eens helemaal
achteraan zetten, zodat meneer Gra
dus ze niet ziet als hij zijn lezing
houdt".
„Ja oom, ja....", riepen de krabbe
tjes en ze trokken de oudste krab aan
zijn krabhandjes, „we zullen ons heel
klein maken en een beetje wegkruipen
in het zand".
„Wie weet", fluisterde mevrouw
Krab, „wie weet leren ze er zó veel
van dat ze zelf op een goeie dag nog
eens naar Engeland krabbelen, wat een
eer zou dat zijn voor de krabben-
familie".
„Sssst", kraakte de grootste krab,
„laten ze het maar niet horen, anders
doen ze het ook nog! Dat halen die kin
deren toch nooit!"
Maar de twee kleintje hadden het al
gehoord. Ze krabbelden weg bij de
grootste' krab en zijn vrouw en gingen
op een stil plekje tussen de schelpen
beraadslagen.
„We doen het, hè?, zei Kriebel, het
ene krabbetje.
(Natuurlijk .doen we het", riep Krab-
i bel, het andere krabbetje en ze bleven
samen cjan het fluisteren tot het vloed
werd en de golfjes hun pp het strand
spoelden.
HET WAS het afgesproken uur van
de lezing. Alles wat langs de Neder
landse kust woonde, zwom, krabbelde
of kronkelde naar het strand. Wie zo
gelukkig was, dat hij behalve zwem
men óók lopen kon, zocht een plaatsje
op het strand. De vissen en de anderen
die niet uit het water wegkonden,
dreven in grote groepen in het one ^pe
water vlak bij de kust.
En toen, toen iedereen er was, dook
Gradus, de grote zeeaal uit Engeland
uit de golven op.
„Goeden avond", zei hij in het Engels.
Nou, dat gaf me een opschudding, want
niemand had er aan gedacht, dat die
zeeaal Engels zou spreken. „Koet
ievening", verstonden ze en toen ze
over hun eerste schrik heen waren
zeiden ze dan ook in koor: „koet ieve
ning
„Wat zeg je me daarvan", fluisterde
Kriebeltje tegen ..Krabbeltje, „hij ^raat
Engels!"
„Sssst, luister nou wat hij over En
geland vertelt", fluisterde Krabbeltje
terug. Tja, misschien vertelde Gradus
wel heel mooi en heel veel over Enge
land, waar hij vandaan gekronkeld
kwam, maar hij deed dat allemaal in
het Engels, zodat niet ;én dier ook
maar één woord verstond. „Nou weten
i we nog niets over Engeland", fluis
terden Kriebeltje en Krabbeltje teleur
gesteld.
„Kom mee, we gaan zelf", fluisterde
(Kriebeltje. „Wij gaan samen naar En
geland en als we terugkomen kunnen
we iedereen vertellen hoe het er daar
uitziet".
Ze hadden geen geduld meer en lie
pen achter Gradus de zeeaal cm naar
het water.
„Altijd rechtuit", fluisterde Kriebel
tje, „aan de overkant is Engeland. „Ze
gaven elkaar een krabhandje en doken
in het zoute water en zó hand in hand
liepen ze uren en uren lang voort, altijd
recht vooruit over de bodem van de
zee. Ze hadd helemaal geen gevoel
meer in hun krabhandjes en praten
deden ze ook al niet meer, want zelfs
daar waren ze nu te moe voor.
Maar eindelijk, toen ze niet meer
konden, werd het wat lichter om ze
Vakantie is voor jou misschien:
het bos, de hei, het strand.
Grote vakantie is voor mij:
mee met de boer naar 't land.
Eerst spannen we de paarden it:
de bruine en de bles.
Dan rijden we naar 't korenveld
Het is pas kwart voor zes.
Dat koren, dat moet binnen zijn
voordat het avond wordt.
Hup, jongens, steek je handen uit
Een boerendag duurt kort.
Nee Bles, de kar is nog niet vol.
Toe Bruine, sta nou stil!
Een meisje komt met water aan
voor wie wat drinken wil.
Daar komen regenwolken op,
de boer werkt wat hij kan
en berg voor berg valt op de kar,
die kraakt en steunt ervan.
Avond. De kar kraakt terug naar huis
Hoog op de laatste vracht
slaap ik al in van slaaprigheid.
't Is binnen. Goeie nacht!
Mies Bouhutr
Mies Bouhuys
heen. „De zon komt op in Engeland",
fluisterde Kriebeltje hijgend. „Ik dacht,
dat Engeland nog veel verder zou zijn",
zei Krabbeltje, „meneer Gradus heeft
er een week over gedaan".
„Nou ja", riep Kriebeltje, die al zijn
moed weer terug had, „wij zijn ook
meneer Gradus niet. Die kan wel in
pakken met zijn reis en zijn lezing".
„Daar"schreeuwde Krabbetje
opeens en hij wees met zijn stijve krab
handje omhoog. Door het heldere water
heen zagen ze een strand en óp dat
strand zat een menigte zeedier i. Ze
stegen naar de oppervlakte van de
Noordzee en krabbelden aan land.
„Koet ievening", zeiden ze met een
buiging naar de Engelse zeedieren. Die
twee woorden van meneer Gradus had
den ze goed onthouden.
„Koet morning", zeiden de dieren
terug. Een grote zeeaal, net zo één als
meneer Gradus kronkelde hen tege
moet en begon in heel vlug Engels
tegen ze te praten. Kriebeltje en Krab
beltje haalden hun stijve schoudertjes
op en keken teleurgesteld om zich heen.
Was dat nou Engeland? Alles was
precies, maar dan ook helemaal precies
hetzelfde als thuis. Ook de dieren die
hen opwachtten. Die oude krab bij
voorbeeld met zijn baard en haren van
zeewier, die nu met een boos gezicht
op de twee kleine krabbetjes afkwam.
„Wat hadden wij afgesproken?",
kraakte hij in keurig Nederlands, „jul
lie zouden op de achterste rij blijven in
het zand en nu kom je opeens midden
in de Engelse les van meneer Gradus
uit het water gestapt. Wat betekent
dat?"
Kriebeltje en Krabbeltje konden geen
woord uitbrengen. Wat was dat? Hoe
kwam die oude oom opeens in Enge-
Inad en waarom was meneer Gradus
al weer zo gauw teruggekronkeld?
„Wij komen uit Nederland", hakkelde
Kriebeltje en hij draaide zich om naar
de zee om het aan te wijzen. Halver
wege bleef zijn handje steken en met
grote verschrikte oogjes keek hij Krab
beltje aan. Krabbeltje zag het ook en
ze werden allebei zo rood als kreeften,
die gekookt zijn. Op het strand was
een grote vijver van zeewater en uit
die vijver waren zij zoëven gekomen.
De hele nacht hadden ze rondgekrab-
beld in een vijvertje op het strand, dat
kinderen daar gegraven hadden en
nu waren ze gewoon terechtgekomen
waar ze begonnen waren! Van schaam
te groeven ze zich helemaal in het zand
en er was wel tien keer eb en vloed
voor ze weer voor de dag durfden
komen. Ze waren gelukkig net op tijd
om mee op reis te gaan met de andere
zeedieren. Meneer Gradus had ieder
een Engelse les gegeven en ze gingen
nu onder zijn leiding naar Engeland.
Of ze er ooit zijn gekomen weet ik niet.