De jonge wijn vertelt zijn toekomst
aan de tong van de keldermeester
f La Scala beleefde technische revolutie
m
1
Twee „maitres de chai" proefden
hout en staal van
in een vat Bourg
e
rine „4
beroemde
geneesmiddelen
in 1 tablet
doen wonderen!
Van dag tot dag
K
FRANKRIJK EN ZIJN WIJN (4)
^Praatótoel
KELDERGEHEIMEN
rHoe is het ontstaan?^
f
Breek in
(Op de
WIJNHANDEL
Bezoek van Amerikaanse
leger-stafchef
Nagedachteniskapel in een
gevangenis te Singapore
Bevolking van Formosa
door strontium aangetast?
Dit woord:
JAAR EN DAG
WunNSDAG 21 AUGUSTUS 1957
O
Zowel in financieel-economisch opzicht
als met betrekking tot de sociale factor is
het voorstel, dat de Amerikaanse vak
bondsleider Reuther heeft gedaan aan de
directies van drie belangrijke automobiel
fabrieken in de Verenigde Staten, zeer be
langwekkend. Zijn plan is namelijk, om
eventuele loonsverhogingseisen der vak
bondsleden „te ruilen" tegen prijsverlaging
van het produkt, in dit geval auto's, om
zodoende de lasten van de prijsverlagin
gen in eerste instantie te doen delen door
werkgevers en werknemers gezamenlijk.
Hij verwacht dan, dat de prijsverlagingen
zullen leiden tot een grotere afzet en dus
grotere werkgelegenheid, waardoor de in
flatie een gevoelige klap zou krijgen en de
algemene economische toestand gezonder
zou worden.
Zijn voorstel is een voorbeeld van helder
economisch inzicht en van moedig initia
tief. Het zou het doorbreken van een vi
cieuze cirkel betekenen, die in het verle
den telkens weer tot economische crises
heeft geleid: hogere lonen, hogere prij
zen, hogere looneisen, grotere produktie-
kosten, minder afzet, werkloosheid, be-
drij f sontreddering.
De cirkel wordt door een dergelijk voor
stel doorbroken op het punt, waar een stij
ging der prijzen nieuwe looneisen zou ver
oorzaken. De oude toestand was (en is)po
gingen tot aanpassing van de lonen aan de
hoge prijzen leiden onherroepelijk tot nog
hogere prijzen, omdat de produktiekosten
stijgen door vergroting der sociale lasten
die op de bedrijven komen te drukken.
De verhouding tussen lonen en prijzen is
de ruggegraat van iedere sociaal-economi
sche stabilisatie. Op welk niveau de lonen
en prijzen liggen is eigenlijk niet van be
lang, wanneer zij slechts in een gezonde
verhouding staan tot elkander. De moei
lijkheid is daarbij echter, dat buitenlandse
niveaus de nationale lonen en prijzen mede
bepalen, doordat in te voeren grondstof
fen en te betalen diensten aan een bepaald
prijsniveau gebonden zijn.
Wanneer men er in zou slagen, lonen en
prijzen in een gezonde verhouding te bren
gen op een zodanig niveau, dat geen ga
pingen met het buitenland ontstaan, zou
men op dat punt moeten beginnen met een
streven naar prijsverlaging. Hier ligt het
knooppunt van Reuther's voorstel. De
lonen bevriezen, de prijzen verlagen door
steeds verdergaande bezuiniging op de
produktiekosten (die trouwens altijd
leidraad van een gezond bedrijf moet zijn)
plus een offer ten aanzien van de winst.
Daartegenover staat dan het offer van de
werknemer, die geen looneisen meer stelt.
Reuther is ervan overtuigd, dat de winst
tenslotte weer zal stijgen door grotere af
zet van het goedkopere produkt, zodat een
nieuwe stabiliteit zal worden bereikt op
een lager niveau van lonen en prijzen.
Wanneer deze „spiraal omlaag" kan
worden herhaald, zal het inflatiegevaar af
nemen en een welvaartssituatie ontstaan,
die heeft afgerekend met het eindeloze
opjagen van de lonen en prijzen door de
consequenties van beider verhogingen.
Natuurlijk zou een plan als dat van
Reuther algemeen moeten worden uitge
voerd, en niet enkel in één sector van het
bedrijfsleven. Het is wel merkwaardig dat
het initiatief tot sanering van het economi
sche leven ditmaal uitgaat van vakbon
den in een land, waar het socialisme wei
nig invloed heeft. Reuther's voorstel zou
namelijk hebben kunnen passen in het so
cialisme en in het regeringsprogram van
landen, waar socialistische partijen aan het
bewind zijn.
ADVERTENTIE
IN HET VAT of in de fles, die in de
donkere kelder rust, blijft de wijn aan
zijn familie denken. Hij gehoorzaamt aan
de heilige rites, die hij in zijn jeugd
heeft geleerd. Hij viert vroom zekere
verjaardagen: die van de vorming van
de knop en de vrucht en die van de
oogst. De dag, waarop in zijn verre ge
boorteland een van die gebeurtenissen
plaats grijpt, begint de wijn in zijn ge
vangenis te huiveren en zich te ener
veren. Hij „werkt", wil gehoorzamen en
dienen. Op het appèl van de aarde ant
woordt hij: „present". Tien, twaalf vijf
tien jaar lang bewaart hij dat gevoel
van verbondenheid met de grond waar
op hij geboren werd. Ziedaar een van
de lieflijke legendes, waarmee schrijvers
de Franse wijn hebben omkleed. Deze stamt uit Claude Bouvin's boek „Le
savoir boire" (het weten te drinken) en heeft de verdienste althans een kern
van waarheid te bezitten, hetgeen niet gezegd kan worden van de in teveel
woorden en griezelig elegante cliché's uitgedrukte lustdroompjes van anderen,
waarnaast de verslagen over de Tour de France nog een knap stukje oorspronke
lijke letterkunde lijken. Ik voor mij voel meer voor de Nederlandse mening,
dat goede wijn geen krans behoeft, een mening die gedeeld wordt door het
uitgelezen korps zwijgzame mannen op leeftijd, dat Frankrijks wijnen maakt
uit de druivenbergen, die met veel zweet en veel liefde door de wijnboeren
zijn geteeld. Ik doel op de „maitres de chai", de keldermeesters, hoewel een
„chai" ook een wijnpakhuis kan zijn. Het hoeft niet noodzakelijk onder de
grond te liggen.
Vraagt men een „maitre de chai" naar
zijn oordeel over Claude Bouvin's „pre-
sent"-roepende wijn, dan haalt hij zijn
schouders op en zegt: „Periodieke na-
gisting. Komt vooral bij bourgognes voor,
waaraan men immers suiker heeft toe
gevoegd om een voldoende alcohol-percen
tage te halen. Al blijft het natuurlijk
eigenaardig, dat de wijn het juist op die
bepaalde tijdstippen doet".
Wie en wat zijn deze mannen naar ons
Nederlandse hart? Men treft deze kelder
meesters in allerlei soorten. Op de grote
„chateaux" rond Bordeaux is het een
functie apart, op de kleine terreinen in de
Bourgogne en de Anjou is de wijnboer zijn
eigen „maitre de chai". In de wijn-fabrie
ken van de Midi werken zij in het groot,
iri de kelclërs van de handelshuizen waken
zij over de voltooiing van de wijn en
mengen zij de goedkopere ensembles, die
ook in ons land het meest op tafel komen.
T ong-met-een-geheugen
Laten wij de „maitre de chai" terzijde,
die in de Midi de wijn maakt, die nooit of
nauwelijks een houten vat ziet zij fer
menteert in betonnen ruimtes, wordt er
opgeslagen en wordt per tankwagen ver
voerd en bepalen wij ons tot de man,
die in de stille, donkere kelders waakt en
werkt en er het tweede deel van het pro-
duktieproces van Frankrijks grote wijnen
op zijn naam mag schrijven. Uit de kunste
naars van de chateaux Haut Brion, Vouem,
Lafitte, Rothschild, Cantemerle en Beyche-
velle puur ik een schets van zijn voor
komen: twee fikse voeten stevig op de
grond, de broekriem omspant een forse
buik, een wuivende snor onderstreept het
mannelijk voorkomen, de ogen vertolken
de licht-ironische reacties, die de zwijg
zaam gesloten mond uit hoffelijkheid bin
nenhoudt. Die mond herbergt overigens
nog andere geheimen van de „maitre de
chai" en wel voornamelijk zijn tong. Die
is niet zo maar een gewone tong, doch een
tong-met-een-geheugen. Dit vreemde or
gaan proeft uit de jonge „groene" wijn,
die bij u alleen alle smaakpapillen samen-
wringt, precies de toekomst. Geholpen
door een zacht gegorgel, voor in de mond
achter de gesloten tanden, vertelt de wijn
aan die tong nauwkeurig zijn voorgenomen
levenswandel. De „maitre de chai" veri
fieert deze beloftes door terug te tasten
naar andere beweringen van jonge wijnen
in vroeger jaren de „maitre" is bijna
nooit jonger dan een jaar of zestig, zijn
ervaren leeftijd is zijn kapitaal zoekt er
een overeenkomstig jaar uit, spuwt de
wijn met een lineaalrecht straaltje uit en
is, nadat hij de kleur van de wijn tegen
een kaarsvlammetje heeft beschouwd, ge
reed tot een bondige prognose, bijna altijd
zo juist, dat men er op effectenbeurzen of
renbaan schatten mee zou kunnen ver
dienen.
Onherroepelijke beslissing
Nu loopt een „maitre de chai" waarlijk
niet de hele dag te gorgelen en te spuwen.
Want hij heeft nog wel wat anders te doen.
Vooral tijdens en na de „vendanges", de
oogst. Hij waakt eerst over de „foulage"
van de druiven, het treden, dat nu meestal
mechanisch gebeurt. Dan komt de fermen
tatie in de „cuve", die hij, afhankelijk
van de temperatuur, misschien zal moeten
helpen of afremmen. Vervolgens het zwa
velen om schadelijke bacteriën te doden.
De „maitre de chai" van Chateau
Cantemerle gaat zijn wijn proeven.
Na vier tot zes dagen wordt de wijn ge
scheiden van de „chapeau", de hoed van
schillen en pitten, om later weer samen
gevoegd te worden met de wijn, die nog
uit deze „hoed" wordt geperst. En tenslotte
wordt hij op vat gebracht, waar de fer
mentatie zich moet voltooien. Dit in een
paar woorden geschetste, maar gecompli
ceerde, proces het geldt voor rode wijn,
de witte waarin de schillen niet meegisten
maakt zijn gisting 'direct op fust door
vraagt van de „maitre de chai" een onaf
zienbare hoeveelheid kunde, intuïtie en
durf. De wijn kan te weinig suiker of tan
nine bevatten, onvoldoende kleur hebben,
iedere oogst heeft zijn eigen karakter, wel
slagen of mislukken hangt op iedere be
slissing van de „maitre de chai" en de be
slissing, eenmaal uitgevoerd, is onher
roepelijk.
Voortdurende zorg
Mocht men veronderstellen, dat hij na
die jaarlijkse emotie niets verder hoeft te
doen, dan de volgende af te wachten, dan
heeft men het weer mis, want de wijn
heeft voortdurende zorg nodig. Er zijn de
„soutirages", waarin de wijn met achter
lating van zijn neerslag naar een ander
vat verhuist, de vaten moeten steeds tot
de rand gevuld worden gehouden om de
vorming van kwade fermenten in de lucht^
zak, die zich door verdamping vormt, tegen
te gaan. Er zijn de „collages", waarbij men
geklopt eiwit door de wijn laat zakken, dat
de zich steeds weer vormende onzuiver
heden meeneemt. En tenslotte is er de be
paling van het ogenblik, waarop de „mise
en bouteille", het op fles brengen, moet
geschieden. In de Bourgogne geschiedt dat
doorgaans na een jaar, in de Bordeaux pas
twee of drie jaar later. Maar altijd vraagt
het het rijpe oordeel van die gesnorde,
dikbuikige man, wiens tong alleen door
de wijn in vertrouwen wordt genomen.
Mocht zijn wijn alle kwade kansen hebben
overleefd, alle ziektes, die hem op fust en
op fles bedreigen, hebben doorstaan, dan
en dan alleen is hij, nog steeds zwijgzaam,
tevreden. De lofredenen, het teveel praten
over wijn gaan langs hem heen, want hij
kent te zeer het „moment van de waar
heid", waarop zijn tong, beter dan welke
uitbundige beschrijving ook, hem vertelt
JOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOa
In het stille stadje Cognac ruikt
het niet voor niets zo lekker. Uit de j
eiken vaten in de opslagplaatsen van
Hennessy, Courvoisier, Rémy Martin,
Martell en de andere firma's die hun j
gulden drank bovenaan de export-
lijst van Frankrijks wijn en gedistil- j
leerd hebben gebracht, verdampt da-
gelijks de inhoud van twintigduizend j
I flessen, een hoeveelheid gelijk aan de j
totale dagelijks consumptie van ge-
heel Frankrijk.
Ander indrukwekkend cijfer: de
kelders van het champagne-huis i
Mumm in Reims hebben een ge- j
zamenlijke lengte van achttien kilo-
meter. Er zijn mensen in verdwaald
I en in de oorlog zelfs gestorven. En
weet u wat het kost om een fles j
champagne te maken? Slechts 432
cent (namelijk druiven 310 cent, fles
j 38 cent, twee kurken veertig cent, I
1 zilverpapier 28 cent, diversen zestien
j cent). Het verschil met de prijs, die
u betaalt ligt niet alleen in winst-
marges, maar ook in belasting, accijns j
en invoerrechten. Mocht u erge dorst
hebben, dan kunt u een „Nebukad-
nezar" kopen, een gigantische fles,
die de inhoud van twintig gewone
flessen in zich bergt.
öooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooc
of de wijn slecht, goed of uifstekend is.
De tong van de „maitre de chai"....
twee van deze meesters keurden onaf
hankelijk van elkaar eens een Bourgogne.
Zij vertelden nauwkeurig van welke wijn
gaard, welke helling, welk jaar en welke
„cuve" de wijn kwam. Alleen proefde de
ene een lichte houtsmaak en de ander een
geringe staalsmaak. Onoplosbaar raadsel?
Toen het vat een paar jaar later werd ge
repareerd, vond men er een aardappel
mesje in!
ADVERTENTIE
A n
Bij pijn, griep oi „landerig" gevoel zorgt een enkel
tablet dat U weer met plezier Uw werk kunt doen
Generaal Maxwell D Taylor, chef van de
Amerikaanse legerstaf, is maandag uit Ko
penhagen voor een kort bezoek aan Ne
derland op Schiphol aangekomen. Hij was
in gezelschap van zijn echtgenote, zijn
zoon, cadet Thomas H. Taylor, vijf officie
ren en een onderofficier. Zij werden op
het vliegveld welkom geheten door de
Amerikaanse ambassadeur in Nederland en
mevrouw Young.
Vandaag zal generaal Taylor bezoeken
brengen aan de Amerikaanse ambassade,
het hoofdkwartier van de „Military Assis
tance Advisory Group" in Den Haag, het
hoofdkwartier van de Nederlandse generale
staf en aan generaal B. R. P. F. Hassel-
man„ chef van de generale staf.
Vanmiddag zal de generaal per helikop
ter een tocht maken over de gebieden,
waar de 101ste Amerikaanse luchtlandings
divisie waarvan hij bevelvoerend gene
raal is geweest in de tweede wereldoor
log heeft gestreden. Hij zal onder meer het
Joe Mann-monument te Best bezoeken en
een krans leggen hij het oorlogsmonument
te Eindhoven. De vlucht eindigt op het
vliegveld Welschap bij Eindhoven,
„En dit is nu onze Scala",
zegt de Milanees trots.
Menigeen, die bij een eerste
bezoek aan Milaan deze woor
den werd toegevoegd, zal het
vergaan zijn als mij hij zal
een gevoel van teleurstelling
hebben gekregen. Het impo
sante interieur met zijn grote
zaal en zes etages balkons,
waarvan iedereen wel eens een
foto heeft gezien, doet van het
uiterlijk meer verwachten dan
een tamelijk grauw en vuil ge
bouw, dat dringend een kwast
verf nodig heeft. Maar wat
doet, goed beschouwd, de bui
tenkant ertoe? Het is zelfs niet
van belang, dat La Scala
letterlijk de trap nooit deel
heeft uitgemaakt van deze mu
ziektempel. Men betreedt het
gebouw gelijkvloers; de naam
is overgebleven van de kerk
Santa Maria alla Scala, die
hier eens heeft gestaan.
Men heeft mij nauwkeurig
uitgelegd, dat de Scala zijn
wereldreputatie blijft grond
vesten op vijf principes. De
eerste is het voortdurend
streven naar vernieuwing en
verjonging en dat wil in de
praktijk zeggen, dat men rus
teloos zoekt naar nieuwe
opera's. Men grijpt daarbij
wel eens mis, dat spreekt, doch
daarover breekt men zich het
hoofd niet. Slechts de tijd kan
over de waarde van muziek
beslissen. Hoeveel muziek
drama's, die thans nog regel
matig op het repertoire staan
en na een eeuw of langer nog
steeds in staat zijn een massa
in muzikale verrukking te
brengen, waren in première
geen fiasco?
Kort geleden heeft men nog
eens zo'n échec beleefd. De
verontwaardiging van het pu-
De beroemdste operazaal van de wereld kan vijfentwintig
honderd bezoekers herbergen. Dankzij een onlangs geperfectio
neerd geluidssysteem kunnen zij op de volmaaktste wijze ge
nieten van de kunst van befaamde zangers en zangeressen.
bliek was algemeen en een
van de bezoekers trok zelfs
zijn schoenen uit en wierp
deze naar de zangers. U moet
zich dat tafereeltje even goed
voorstellen: een deftig heer
in avondtoilet, die op zijn
kousenvoeten het operage
bouw verlaat. Ik had het
graag willen zien.
De overige vier pijlers,
waarop La °cala rust zijn:
volledige beheersing van het
muzikale gedeelte door de
staf, veertig goedkope avon
den per jaar om de arbeidende
bevolking van Milaan in con
tact te houden met de opera
wereld, een volledige toewij
ding aan het verleden van de
muziek, wat neerkomt op her
haalde pogingen onera's van
vergeten componisten te doen
herleven en tenslotte een
zeer belangrijk punt een
alleszins toereikend budget.
Laten we eens één element
uit dit rijtje nader beschou
wen, dan zal u duidelijk wor
den waaraan de Scala een deel
van haar reputatie dankt. De
„prime", de eerste opvoerin
gen van opera's, zijn voor de
meesten onzer onbetaalbaar.
Daarna worden de prijzen ge
halveerd, de derde avond is
nog goedkoper, voor de vierde
is de duurste plaats minder
dan twintig gulden. De „sera-
te per i lavoratori", letterlijk
de arbeidersavonden, zijn ech
ter toegankelijk tegen prijzen,
die variëren van zestig cent
tot vier gulden, in sommige
gevallen zelfs van dertig cent
tot nog geen drie gulden! En
voor deze luttele bedragen
ziet men en hoort men dezelf
de voorstelling als bij de
première. Er zingen dan
waarempel geen tweederangs
krachten en de dirigent is
dezelfde wereldberoemdheid,
die ook de eerste opvoering
heeft geleid. En het publiek?
Och, u weet toch, dat de Ita
lianen dol zijn op opera? Zij
zijn op deze avonden even
ernstig, even terzake kundig
en even correct enthousiast
als de élite.
De akoestiek van de zaal
is voortreffelijk, de geluids
weergave altijd al uitstekend.
Toch nog niet uitstekend ge
noeg voor de vooruitstrevende
directie. Daarom hebben zij
een paar jaar geleden een be
roep gedaan op een welbe
kende Nederlandse fabriek
ik onthoud me ervan de naam
te noemen en deze heeft
toen dien in zijn kennis en
ervaring getast. Het resultaat
van' ernstig plannen en lang
nadenken is geweest een
uiterst geraffineerde elektro-
akoestische installatie, waar
door het Milanese operage
bouw de modernste schouw
burg van deze tijd is ge
worden.
Hoe het allemaal werkt moet
u mij niet vragen, dat het
werkt is zeker. Door middel
van een stereo-nagalminstal-
latie speelt de zaal als het
ware met het toneel mee. Niet
minder dan dertig kilometer;
kabel waren vereist om de
nieuwste en meest verfijnde
uitvindingen dienstbaar te
maken aan het doel. Er wer
den tweehonderdvijftig luid
sprekers geïnstalleerd, waar
van in het plafond, onzicht
baar voor de bezoekers, vijf
envijftig. Hierdoor is het mo
gelijk een operascène in de
juiste sfeer te plaatsen. Wan
neer bijvoorbeeld in Mascag-
ni's Cavalleria Rusticana
décor en licht een kerksfeer
geven, zal het akoestisch
décor ertoe meewerken, dat
het publiek zich in een kathe
draal waant. Men maakt bo
vendien gebruik van ettelijke
op de bandrecorder vastge
legde geluidseffecten, bijvoor
beeld het gerommel van de
donder. Deze worden door de
akoestische installatie ver
sterkt, waardoor een stuk spel
op een gegeven moment een
extra stootje naar de realiteit
krijgt.
Acht geluidszuilen, met ieder
twaalf luidsprekers, elk ervan
op verschillende punten van
de zaal gericht, staan op de
scheiding tussen zaal en to
neel. En niets van dit alles
leidt de aandacht af door hin
derlijke zichtbaarheid. De be
roemde reliëfschilderingen op
het plafond zijn volkomen in
tact gebleven.
De Scala herbergt nog meer
technische wonderen. Om het
bezwaar te voorkomen, dat
voor het publiek onzichtbare
hulpkoren (die vaak dusdanig
achter het toneel zijn opge
steld, dat zij de dirigent niet
kunnen zien) te laat invallen,
beschikt men over een eigen
televisiezendertje. De camera B
is 'op de dirigent gericht en de J
hulpkoormeester hoeft maar m
op het scherm te letten om op B
tijd de bevelen van zijn mees- H
ter op te kunnen volgen.
Dit alles is zeker niet ge- |j
daan, omdat het theater be- B
hoefte had aan nieuwe mid- B
delen om meer publiek te
trekken. La Scala en hiermee S
bedoel ik in dit verband de B
mannen, die aan de touwtjes M
trekken van dit muzikale J
„bedrijf", maakt zich niet druk
over problemen van reclame. g
Nee, de enige drijfveer is ge- g
weest een nog hogere graad B
van volmaaktheid te bereiken B
in de uitvoeringen, die toch al m
op zo'n hoog peil stonden. In g
de stad waar men de monu- B
mentale graftombe van Verdi J
met reverentie beschouwt g
acht men het een ereschuld g
aan- deze grote componist en B
allen die voor en na hem g
„opera" hebben bedreven om g
een steeds grotere perfectie te §j
bereiken. Daaraan werkt g
iedereen mee, van hoog tot g
laag. Iedereen voelt zich aan
elkaar verwant, want allen 1
zijn getrouwd met het theater. g
De orkestleden doen niet meer j§
hun best hun partijen feilloos jj
te spelen dan de werksters om B
het gebouw smetteloos schoon g
te houden.
„We hebben nooit moeilijk- B
heden onder elkaar", heeft de
directeur, Dr. Oldani, eens
gezegd. „Dat is niet zo maar g
een frase, het is waar. En dat 1
komt, omdat we hier alleen
maar aan muziek denken".
F. Kemming 1
111!
Die goeie ouwe tijd.
Heeft u dat ook nog bij het zien van
oude schilderijen en prenten, en bij het
lezen of horen van al dan niet historisch
juiste algemene of vaderlandse geschiede
nis verhalen? Ik bedoel, dat gevoel best
in die tijd geleefd te willen hebben?
Toen kon je tenminste nog eens wat be
ginnen. Je kon je vrij vestigen, kon landen
ontdekken, uitvindingen doen, steenrijk
worden en lonen verdienen die niet aan
maxima van collectieve arbeidsovereen
komsten waren gebonden.
Of mijn geschiedenisleraren er de oor
zaak. van waren of de versjes die ik in de
allerprilste schooljaren heb geleerd is
moeilijk meer na te gaan. Wel was ik zeer
ontvankelijk voor begrippen als ferme jon
gens, stoere knapen, fris waait de wind
langs de ree en wie wat worden wil wel
die zit niet stil.
En dan die grote platen in de school
lokalen.
De Hollandse waterlinie kan ik me nog
heel goed herinneren. Hoge legeraanvoer
ders met bont gekleurde kleren, sommigen
met fraai uitgerolde stafkaarten, anderen
wijzend in de verte, ik denk naar de kim.
Of die van de slag bij Waterloo of van
dat incident bij Goejanverwellesluis. De
naam alleen deed je al iets.
Je had maar wat graag die koets willen
aanhouden of met getrokken sabel vooruit
willen stormen, de garde die-sterft-maar-
zich-niet-overgeeft tegemoet of tegen de
Prins willen zeggen welk stuk linie nog
onder water moest worden gezet.
Maar ook buiten schoolverband werd je
geboeid door de machtige bekoorlijkheden
van het verleden.
Je kreeg boeken over de tamboer van de
Prins en over het koksmaatje van Michiel
de Ruyter. Je verzamelde bonnen voor
plaatjes, ook al weer met prachtig bonte
kleuren, die in dikke albums moesten wor
den geplakt.
En hoe interessant was het niet te bla
deren in geïllustreerde tijdschriften uit de
periode rond de eerste wereldoorlog met
foto's van het heldhaftig Verdun, de zege
vierende intocht van de geallieerden, de
eerste oorlogsvliegers en de Nederlandse
soldaten aan de grensposten.
Ook dat zou je toch best meegemaakt
willen hebben.
En heimelijk, heel heimelijk denk je:
Als ik er was geweest, toen, dan zou de
Gevangenpoort niet verbonden zijn ge
weest met de dood van de gebroeders de
Witt, dan zou Willem de Zwijger beter be
schermd zijn geweest en Haarlem beslist
niet zijn gevallen.
Dat zeg je natuurlijk nooit hardop.
En toch blijf je het denken, zelfs als de
foto's van filmsterren van je kamermuur
zijn verdwenen en al je bloedig verzamelde
voetbalplaatjes zo maar in eens zijn weg
gegeven.
Want je wil echt niet inzien, dat je wel
licht één van de huurlingen zou zijn ge
weest die sneuvelde in een of andere slag
welke niet eens in de jaartallenboekjes
staat, of aan het grote wiel zou hebben
moeten draaien tot je niet meer kon, of
dat mannetje op een schilderij van Jan
Steen zijn geweest, dat in het openbaar
op een kermis zowat een kaak wordt uit
getrokken.
Zelfs als je nu een pakje tabak in han
den krijgt van een bekend merk waarop
een plaatje is gedrukt van een te schand
staand mannetje en een schout die hem,
met een voor die tijd heus ondenkbaar mild
gebaar, een trekje uit zijn pijp aanbiedt,
dat jij die schout zou zijn geweest en niet
dat mannetje met z'n hoofd en handen
tussen het hout.
Vreemd eigenlijk, als we onszelf in het
verleden zien, dan zouden we heel wat zijn
geweest.
Als we aan de toekomst denken, dan zijn
er helemaal geen kansen.
Maar dat ligt natuurlijk aan de tijd
waarin we leven.,.,
Clemens Pincet
SINGAPORE (Reuter) Een kapel ter
nagedachtenis van verscheidene honder
den gevangenen die tijdens de Japanse
bezetting stierven, is zondag in de Changi
gevangenis te Singapore ingewijd. Meer
dan negenhonderd personen van verschil
lende nationaliteiten, onder wie 119 Ne
derlanders, 567 Britten, 207 Australiërs en
een Amerikaan, zijn tijdens de oorlog in
de gevangenis overleden. De kapel is een
verbouwde zaal van het gevangeniszieken
huis. De verschillende landen hebben bij
dragen gegeven.
TAIPEH (AFP)) Een vooraanstaand
patholoog op Formosa heeft verklaard, dat
radio-actieve neerslag als gevolg van kern
proeven al zeer schadelijke gevolgen heeft
gehad voor het beenderenstelsel van de
bevolking van het eiland. Er waren been-
dermonsters naar de Columbia-universiteit
in de Verenigde Staten gezonden en daar
was vastgesteld, dat zij strontium-90 be
vatten.
Wanneer wij de uitdrukking jaar en
dag gebruiken, bedoelen wij: een zeer
lange tijd. Maar oorspronkelijk, in de
oude germaanse rechtspleging, verstond
men er onder: precies één jaar en één
dag. Allerlei rechtstoestanden kregen
wettelijke grond, doordat ze één jaar en
één dag hadden bestaan, andere verlo
ren hun kracht door het verlopen van
diezelfde termijn: Men telde namelijk de
aanvangsdag niet mede. Zo kon men in
Antwerpen pas schepen worden, wan
neer men „jaer ende dach daer te voo-
ren poorter hadde geweest". Reeds in
de twaalfde eeuw verstond men onder
jaar en dag een periode van een jaar,
zes weken en drie dagen. Die hield men
aan voor de rouw over eohtgeno(o)t(e)
of ouders. Nog later ontstond de beteke-
^nis: langdurig.