n het schemergou
Zuiitsecse tetevisie
OP ZOEK NAAR GELDMIDDELEN
iONZE NAMENj
Genealogen kwamen j
nooit tot een j
OF RECLAME ALS
OPLOSSING?
StrinlToen1^voo0rste1edango™kngeeVn1oede:
oplossing
iiiiiiiiiiiiiiiiiniiniiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit
Geheimzinnig
Wijzigingen
Bij de foto's
VRIJDAG 23 AUGUSTUS 1957
9
DE Zwitserse televisie ziet zich voor de grootste financiële moeilijk
heden geplaatst, omdat er nog steeds geen definitieve regeling is
getroffen om het voortbestaan van de TV na 1 januari 1958 te garan
deren. De oorzaak van alle narigheid ligt in het feit, dat door een
volksuitspraak het beruchte „Verfassungsartikel 16" met een grote
meerderheid van zeven tegen vier begin maart is verworpen, waar
door er een scheiding tussen de afdeling radio en de televisiedienst
van de Schweizerische Rundspruch Gesellschaft (SRG) is ontstaan.
Het komt er op neer dat het Zwitserse volk er eenvoudig niets voor
voelt, dat de steeds duurder wordende televisie grotendeels wordt
bekostigd uit gelden, die eigenlijk voor de radio zijn bestemd. En
deze financiële samenhang lag nu juist opgesloten in het onderhavige
artikel, waarvan de meerderheid evenwel nog niets wilde weten.
DE Zwitserse televisie begon haar uit- weg te zoeken. Met deze retributiever
zendingen op 28 november 1953, nadat ze hoging van twintig percent blijft er nog
van de regering op 28 februari van het altijd een tekort van ruim eenentwintig
voorafgaande jaar een concessie had ge- miljoen voor de eerstvolgende vijf en van
kregen tot het verzorgen van experimen- ruim zevenentwintig miljoen voor de ko-
tele programma's, in de aanloopperiode mende tien jaar, waarvoor een financie-
alleen in het gebied rond Zürich gelegen, ringsbron moet worden gezocht.
In een aanvullend bondsbesluit werd toe- Men kan gaan denken aan een lening,
stemming verleend om ook in Frans- maar ook deze „oplossing" biedt weinig
Zwitserland met uitzendingen te beginnen aantrekkelijks. Wanneer gerekend wordt
van het voorjaar 1955 af. In een derde op een rentevoet van 3V2 percent, wat
bondsbesluit van 22 juni 1955 werd de ex- nogal aan de lage kant is, zal men, wan-
perimentele periode verlengd tot 31 decern- neer per jaar meer dan twee miljoen wordt
ber van dit jaar. teruggegeven, pas tegen het jaar 2000 de
Deze langzame ontwikkeling zou zelfs hele lening hebben afgelost. Een weinig
tot stilstand kunnen komen, juist op het aantrekkelijk perspectief, wanneer we
ogenblik, dat de leiding van de televisie- daarbij nog bedenken, dat bij deze finan-
dienst met grote plannen rondloopt om zo ciële opzet in het geheel geen rekening is
snel mogelijk tot een redelijk aantal pro- gehouden met een verdere technische ont-
gramma-uren te komen. Bovendien komt wikkeling en dat over kleurentelevisie nog
er voor het Zwitserse gebied nog deze helemaal niet is gesproken. Dat er nog,
grote mceilijkheid bij, afgezien vhn de heel wet water door de Rijn moet stromen
geografische, dat er nu eenmaal in drie eer men tot deze. „gewaagde financiering
talen moet worden uitgezonden. Het besluit, ligt voor de hand, afgezien nog
Duitstalige en het Frans-sprekende gebied van het feit, dat het te betwijfelen valt
hebben hun uitzendingen en hun technische of men voor een dergelijk bedrag geld-
voorzieningen, maar Italiaans Zwitserland schieters kan vinden,
zit nog steeds zonder programma's. Wan-
ONDER de prachtige titel „Twilight ii
Italy" (Schemering in Italië) is als eerst
deel in de serie reisboeken van D. H
Lawrence bij Heinemann in Londen eei
bijzonder geslaagde bundel verschenen
waarin alles wat tot het register van dez*
schrijver hoort vertegenwoordigd is. He
pendant „Sea and Sardinia" is een rimpel
loze vijver naast dit gekwelde maar vlek
keloze verhaal. Zijn worstelingen met zich
zelf, zijn mystische ideeën, die hem in he
hoofdstuk „The lemon gardens" (De citroen
tuinen) zelfs tot Blake terugvoeren, ziji
opvattingen over de Christusfiguur, d
kwalificatie van de mystieke extase, dl
volgens Lawrence een bijzonder zinnelijk*
extase is - dit alles maakt het boek des t*
interessanter. En het is dan ook met eei
verwonderd schouderophalen, dat wij in d*
inleiding lezen, dat wij voor het reisver
haal, als ons deze manier niet bevalt, maa:
een paar bladzijden moeten overslaan. We
kunnen het wat dat betreft met Richard
Aldington, de inleider, niet eens zijn. Even
min met zijn aanmerking op de titel, omdat
er meer zonlicht in het boek dan scheme
ring zou zijn. Want het is juist de scheme
ring die het zonlicht bij Lawrence dieper
maakt. Zijn karakterschetsen, zijn gezich
ten en de entourage hebben juist die toets
van schaduw, die zij behoeven.
VELE NAMEN lijken op het eerste
gezicht onverklaarbaar. En wel omdat
ze in de loop der tijden dusdanig ver-
vormd werden, dat het niet meer te
zien is hoe zij oorspronkelijk geluid
hebben. Zo kost het enig speurwerk eer
uit archiefvondsten blijkt, dat de ge-
slachtsnaam Oolgaardt eens als Oelgar-
ten uit Duitsland tot ons kwam. Dan is
tevens de betekenis verklaard: deze
j naam komt met Olijfberg overeen. Ook
raadt men niet gemakkelijk dat onder
de in de Verenigde Staten voorkomende
naam Hody de oud-Hollandse geslachts-
naam Hoedemaker schuilgaat.
ONTELBAREN hebben over Italië ge
schreven, het land dat kunstenaars van
verleden en heden heeft geïnspireerd. Gro
ten als Goethe en Byron en Browning en
Flaubert in een andere eeuw dan de onze,
schrijvers van het heden als Van Duinker
ken, Van Egeraath, Aafjes en Bomans en
velen uit de jaren van Lawrence, als de
Hollanders Couperus en de Schartens, Van
Schendel en Van Booven bijvoorbeeld.
sferen. Doodstil is het op het land. De
bomen ruisen niet. Maar daar eindeloos
hoog in de lucht ritselt en ruist het. Wat is
dit anders dan het ritselen der sterren? Nu
staat Raffaele aan het andere einde van de
tafel weer op. Zij omvat voor de tweede
maal de schaal met wijn, loopt langs de
tafel en reikt hem lachende over. Ook haar
broers lachen en mompelen goedkeurend.
Nü begrijpt zij het gastrecht! Ik zet de
schaal aan mijn lippen. De klomp ijs is
weggesmolten. Er drijven talrijke slierten
vermicelli in het purperen vocht. En wan
neer ik haar de schaal terugreik zie ik hoe
de maan rimpelt in de wijn." Tot zover
Aafjes.
TOEN LAWRENCE zijn diepzinnige en
fijnzinnige, glinsterende en poëtische werk
schreef, was hij niet ouder dan zevenen
twintig jaar. Schilderachtig en metafysisch
tegelijk, dichterlijk van taal in die mate
dat wij, zoals wij dat een enkele maal bij
Couperus doen, vergeten dat hij in dit
boek een prozaschrijver is. Zoals Lawren
ce's hart uitgaat naar de bloemen en naar
rozen, naar sneeuw en water en naar de
stilte, die als het ware door de monniken
in dit boek gevangen wordt, zoals de auteur
deze vangt in zijn proza, zo houdt hij ook
van en beschrijft hij met zijn typische
zienswijze ouden van dagen en jonge men
sen. Een voorbeeld hiervan is in het hoofd
stuk „Aan het Gardameer, de spinster en
de monniken" duidelijk:
„De oude vrouw op het terras in de zon
wist dit niet. Zij was voor zichzelf het hart
en middelpunt van de wereld, de zon en
het firmament. Zij wist dat ik een bewoner
was van landen, die zij nooit had gezien.
Maar wat deed het ertoe? Er waren delen
van haar eigen lichaam, die ze nooit gezien
had en die zij fysiologisch gesproken nooit
zien kon. Ze waren er niet minder van
haarzelf om, omdat ze ze nooit gezien had.
De landen, die ze nooit had gezien, waren
lijfelijke delen van haar levend lichaam.
De kennis, die ze niet verworven had. was
neer ook in Tessino een zender zal zijn
DE ENIGE mogelijkheid is dus nog de
reclame. In de eerste plaats ligt er een
voorstel van een reclame-consortium, dat
heeft voorgesteld om per dag een half uur
uit te zenden, waarvoor zij een jaarlijkse
som garandeert van twee tot drie miljoen
francs. Met dit bedrag en de verhoogde
kijkgelden zou het mogelijk zijn om door
middel van een kleine lening de zaak
draaiende te houden en in 1965 geheel vrij
van schulden te zijn. Een zeer aantrekke-
opgericht, zullen de uitzendingen uit de aal^od dus' dat mear mogelijkheden
Frins-Zwitserse en Duits-Zwitserse stu- negatieve voorstel van
dio's met Italiaans commentaar naar dat de dagbladuitgevers om gedurende vijftien
tie van ongeveer achtentwintig a dertig keuring verwerven en werd het met 53
uur' tegen 15 stemmen verworpen, waarbij men
DEZE nu eenmaal noodzakelijke decen- z*cb evenwel niet duidelijk voor invoering
tralisatie. die er toe zal leiden dat er in de van reclame in de televisie uitsprak,
loop der jaren studio's komen in Genève, Persberichten maakten reeds melding
Lausanne en Zürich, waar dan ook nog van een beslissing van de regering ten
een aantal reportagewagens aan moet gunste van reclame in de televisie, maar
worden toegevoegd, kan niet anders dan hierbij geldt waarschijnlijk dat de wens
leiden tot een stijging van de vaste lasten vader van de gedachte is, waarbij het
en door een programmatische driedeling voorstel van de radiodirectie zou zijn over-
eveneens tot hoge programmakosten. In genomen. De „Schweizer Radiozeitung"
een uitvoerige studie, die door de directie van enige tijd geleden meent echter te
aan de bestuursraad omstreeks half mei weten, dat de Bondsregering niets voelt
is aangeboden, wordt een becijfering ge- voor reclame in de televisie, maar dat ze
geven van de gelden, die beschikbaar daarentegen de SRG een lening wil ver
moeten komen om de plannen te kunnen strekken van tien miljoen francs met een
financieren. Berekend is, dat de televisie- looptijd van vijf jaar tot eind 1962. Boven-
dienst in 1958 rond zeven miljoen Zwit- dien zou ze er bij de radiodirectie op aan-
serse francs moet gaan kosten, dat het be- dringen om in te gaan op het voorstel van
drag in de daarop volgende twee jaren zal de dagbladuitgevers, dat juist in de alge
oplopen tot acht miljoen per jaar enzo- rnene vergadering op 24 en 25 mei met zo'n
voorts; iedere twee j^ar weer een miljoen grote meerderheid is verworpen,
francs meer per jaar, zodat in 1967 ten-
slotte een jaarbudget nodig is van twaalf
miljoen. Zo ontstaat dus een totaal van Hoe het ook zij, er moet nu eenmaal
eenenveertig miljoen voor de komende vijf geld komen om na 1 januari de uitzendin-
jaren. Voor de tienjarige periode van 1958- gen te kunnen voortzetten en het is een-
1967 moet een kleine honderdmiljoen voudig ondenkbaar, dat men er verder van
francs worden uitgetrokken. Geen wonder televisie zou afzien, al was het alleen maar,
dus, dat het Zwitserse volk niet dadelijk dat in dat geval het Zwitserse prestige een
in vuur en vlam geraakt voor de plannen enorme tik zou krijgen en er in de Euro
van de regering. Te meer is dit begrijpe- visieketen tussen Italië en de rest van
lijk wanneer we weten, dat volgens officiële Europa een lacune zou ontstaan. En daar
schattingen met betrekking tot het aantal zal Zwitserland het toch zeker niet op aan
televisiekijkers er aan het einde van dit willen laten komen.
jaar slechts ruim dertigduizend zullen zijn.
OM NU aan het benodigde geld te komen
staat een drietal mogelijkheden open,
waarvan de weg van de minste weerstand
is het verhogen van de kijkersbijdrage, die
tot voor kort zestig francs per jaar be
droeg. Deze gemakkelijke weg is op 3 juli
inderdaad gekozen, aangezien is besloten
het jaarbedrag te verhogen met twintig
percent. Van de totale inkomsten, die uit
de kijkbiidragen zullen binnenkomen, zal
een groter deel dan tot nu toe toevloeien
aan de televisie, namelijk zeventig per
cent, terwijl de resterende dertig percent
aan de P.T.T. toevalt, die evenals ten
onzent zich belast met de aanleg en de
exploitatie van het zenderpark. Maar met
deze verhoging alleen komt men er bij
lange na niet. Marcel Bezengon, de direc
teur-generaal van de televisie, heeft in een
uitvoerige jaarrede in de algemene ver
gadering van de Zwitserse omroep uit
gerekend, dat de kijkersbijdragen, willen
deze alle kosten goedmaken, moeten wor
den verhoogd tot tweehonderd francs per
jaar. Een onmogelijke situatie. Er blijft
dus niets anders over dan een andere
Drs. P. Gros
Merkwaardig is het dat Aafjes in „Een
voetreis naar Rome" door Tirol trekt juist
zoals Lawrence deed en dat in „Een laars
vol rozen" enkele tonelen geschilderd zijn
die sterk aan hem doen denken, er in ieder
geval verwantschap mee hebben. In 1937,
vijfentwintig jaar later dan D. H. Lawrence,
schreef Aafjes over deze reis in een zelfde
mysterieus fascinerende toon:
„Het was warm. Van Rome tot Napels
lag de zee blauw en stil aan de kust. Even
blauw als de zee was de hemel daarboven.
Wie dag aan dag van Rome tot Napels
langs de zee loopt, ziet uur na uur uit over
een plas van onmetelijk blauwsel, Tyr-
rheense zee genoemd. Het is er altijd wind
stil: het water rimpelt zelfs niet. Het klotst
ijl en eentonig tegen de hoge rotskust en
het is of het in zijn geheel tegen de stenen
kustrand stoot, bewegenloos en bijna on
opzettelijk, gelijk een ademhaling, 's Avonds
wordt het water lichtgroen en zo blijft het
wel heel de nacht, want in het vroege
morgenlicht heeft het deze kleur nóg, doch
slechts voor een kort ogenblik: snel is het
water weer blauw, altijd blauw, dodelijk
blauw."
Op dezelfde wijze last hij mythologische
figuren in. Bij andere schrijvers als Cou
perus, Scharten en Van Schendel is de
Italiaanse sfeer meer aan de plaatselijke
bijzonderheid verbonden. Zelfs treft ons
vergelijkenderwijs uit het volgende stukje
in „Een laars vol rozen" de sfeer:
„Hebt gij de sterren wel eens horen rit
selen? Dat gebeurt zeer zelden, maar die
avond deden ze het. Pythagoras hoorde het
reeds en hij noemde het de muziek der
alleen haar eigen verborgen kennis. Zij
was de essentie van de kennis, of ze die
kennis bezat of niet. Er was niets, dat niet
uiteindelijk zijzelf was. Zelfs de man, het
mannelijke wezen, was een deel van haar
ik. Hij was het bewegelijke, aparte deel,
maar hij was niet minder „haarzelf" omdat
hij somtijds van haar gescheiden was. Als
iedere appel in de wereld in twee helften
gesneden was, zou de appel nog niet ver
anderd zijn. De werkelijkheid is de appel,
die precies dezelfde is in de halve of in de
hele appel. En zij, die oude spinnende
vrouw was de appel, eeuwig, onverander
lijk, heel zelfs in haar partijdigheid. En
het was dit dat die wonderbaarlijke heldere
onbewustheid aan haar ogen gaf. Hoe kon
zij bewust van zichzelf zijn als alles zij
zelf was? Ze vertelde me over een schaap
dat gestorven was, maar ik kon haar niet
begrijpen door haar dialect. Het kwam niet
in haar op, dat ik haar niet verstaan kon.
Ze vond alleen dat ik van anderen ver
schilde en dom was. En ze praatte door."
En zo gaat Lawrence door met deze
uiterlijk vage, innerlijk rake beschrijving,
alles gezet in wazige lijnen met een scherpe
belichting op de vrouw alleen. Dan vervolgt
hij„Ze ging door met haar verhaal terwijl
ze me verwonderd aankeek. Zij scheen de
schepping zelve te zijn, het begin van de
wereld, de eerste morgen. Haar ogen waren
als de eerste morgen van de wereld, zo
leeftijdloos. Haar draad brak. Mechanisch
gaat de vrouw verder en dan komt de zon:
Zo stond ze in de zonneschijn op een kleine
verhoging, oud en desondanks als de mor
gen, recht en eenzaam, zonverbrand en wat
geel, terwijl ik bij haar elleboog als een
stuk van de nacht en het maanlicht glim
lachte in haar ogen, bang dat zij mijn
bestaan zou loochenenDat deed ze
inderdaad."
Als ze uitgesproken is, gaat ze met haar
werk verder en kijkt niet meer. En daar
staat ze dan, geheel behorend aan de zon
neschijn en het weer, zegt hij. En hoewel
deze vrouw later uit dit verhaal verdwijnt,
is zij er toch een eenheid mee, evenals zijn
eigen filosofie die wij hieruit evenmin kun
nen missen. Juist de overgang van die oude
vrouw naar de verrukking om de bloemen,
de olijven en de gehele natuur maakt de
tegenstelling nog briljanter als door een
schitterend licht op een doek met kleurige
verf.
HOEWEL de klankrijkheid en de kleur
van het Engels van Lawrence in het Neder
lands heel anders zijn, heb ik getracht de
schrijver zo getrouw mogelijk aan het
woord te laten, waar hij zegt:
„Sleutelbloemen waren overal in ver
zamelingen van bleke bloemen op de don
kere steile oppervlakte van de spleten,
varentongen hingen er overheen en hier
en daar onder de takken en twijgen van de
struiken waren bosjes vergane kerstrozen,
maar toch waren er in de koudste hoeken
de lieflijkste knoppen als handen vol
sneeuw. Er waren zo overvloedig veel
weelderige bosjes kerstrozen overal in de
ravijnen gedurende de schaduw van de
winter, dat men nauwelijks deze weinige
overgebleven bloemen opmerkte. Ik plukte
in plaats daarvan de sleutelbloemen, die
geurden naar aarde en naar het weer. Er
waren geen sneeuwklokjes. De dag tevoren
had ik een wal van krokussen gevonden -
bleke, fragiele lila gekleurde bloemen met
donkere aderen vrolijk en spits als myria
den kleine lila gekleurde vlammetjes tus
sen het gras, onder de olijfbomen. En ik
wilde zo erg graag deze sneeuwklokjes
vinden, hangende in de schemer. Maar er
waren er geen.
Ik plukte nog' een hand vol sleutelbloe
men, toen klom ik plotseling en snel uit de
diepe geul, verlangend om terug te zijn in
de zonneschijn voordat de avond zou val
len. Daarboven zag ik de olijfbomen in
hun zonnig gouden gras en zonovergoten
grijze rotsen, die geweldig hoog oprezen. Ik
was bang dat de avond zou vallen, terwijl
ik tastte rondom mij als een otter in de
nevel en in het donker, dat de dag vol
zonneschijn voorbij zou zijn.
Spoedig was ik alweer in de zonneschijn,
op het gras onder de olijfbomen, gerust
gesteld. Het was de bovenwereld van
gloeiend licht. Ik was weer veilig. Alle
olijven waren geplukt en de molens werk
ten dag en nacht, die een zware scherpe
geur van olijfolie voortbrachten. Deze werd
toebereid dichtbij het meer. Het stroompje
klaterde naar beneden. Een muilezeldrijver
riep „hu" tegen zijn muilezels op de strada
Vecchia."
En dan zitten we weer midden in de
zonneschijn: „Alles was helder en door de
zon gekleurd daarboven, helder grijze rot
sen die overgingen in de lucht, geelachtig
gras en struikgewas, bruingroene toppen
van de cypressen - en dan de nevel van
grijsgroene olijven dampend langs de rand
van het meer. Er was geen schaduw, alleen
klare zon tot boven tegen de hemel, een
ossewagen die langzaam bewoog in het
schelle zonlicht langs, de hoogste helling
van de militaire weg. Ik £at in de warme
stilte van de doorzichtige middag." En hij
vervolgt: „Ver weg aan de kant van Vero
na, achter het eiland, lag alles samenge
smolten in schemergoud. De berg aan de
overkant was zo stil, dat het kloppen van
mijn hart langzaam leek weg te zakken
alsof het ook stil werd. Alles was volkomen
stil, de zuivere essentie. De kleine stoom
boot op de bodem van de wereld beneden,
de muilezels op de weg wierpen geen slag
schaduw af. Beide waren ze zuivere zon-
substantie, rijzend aan de oppervlakte van
de uit zon gemaakte wereld. Een krekel
hipte naast mij. Toen herinnerde ik mij
dat het zaterdagmiddag was - dan komt er
een vreemde besluiteloosheid over de
wereld."
DEZE REGELS worden gevolgd door
drie van de mooiste bladzijden die mijns
inziens door Lawrence geschreven zijn,
hierbij inbegrepen zijn romans en gedich
ten. En dit omdat zij zoveel vertegenwoor
digen. In de eerste plaats bieden zij een
„close-up" als in een film. De beschrijving
is in zeer dichterlijk proza, waarvan het
ritme door bepaalde herhalingen bijna een
muzikale begeleiding vormt. Het metafy
sische wereldbeeld, dat Lawrence zich
schiep, weet hij hierin volkomen te ver
weven, zijn visie is origineel en de sfeer
van het verre Italië komt als het ware
tastbaar tot ons, scherper belicht bij af
wezigheid van Italiaanse plaatsnamen of
aanduidingen dan wanneer de bladzijden er
vol van hadden gestaan. Het zou jammer
zijn dit gehele gedeelte, waarin de monni
ken worden beschreven, die in hun tuin
werken, uit zijn verband te halen. En het
zou schade doen aan het picturale vooral,
aan het schilderij van bruin van pij in
bruine stilte, aan het ritme van het bewe
gen van de voeten onder de priestertoog,
zoals Lawrence dat beschrijft tussen de
wijnstokken en de olijfbomen. En dus ein
digt men beter met wat Lawrence tegen
het einde verhaalt:
„De dag was voorbij en ook de schemer
en de sneeuw waren onzichtbaar, toen ik
daalde naar de oever van het meer. Alleen
de maan, wit en glanzend, was in de lucht,
als een vrouw zich verlustigend in haar
eigen lieflijkheid talmend in haar schone
staat, zich vertonend aan de blikken van
de hele wereld, terwijl zij nu en dan kijkt
door de franje van donkere olijfbladeren,
nu en dan naar haar eigen prachtig tril
lend lichaam, geheel naakt in het water
van het meer.
Mijn kleine oude vrouwtje was heenge
gaan" - vervolgt hij tegen het einde. „Zij,
zonneschijn van alle dag, moest niets heb
ben van de maan. Altijd" - besluit Law
rence - „moet ze leven als een vogel
En als een vogel ging ze slapen, toen de
schaduw kwam."
Helma Wolf-Catz
HET ZIJN vooral de oude namen, die
de verklaarder moeilijkheden opleveren.
Met de geslachtsnamen, die pas vrij laat
ontstonden, kon weinig meer gebeuren.
Want al spoedig werden de registers
van de Burgerlijke Stand ingevoerd en
was het met de vervormingen gedaan.
Toch kennen we in ons vaderland een
uitermate „jonge" naam, die al vele
genealogen tot wanhoop bracht. Dat is
de slechts door een zeer kleine familie
gedragen geslachtsnaam Der Nederlan-
j den, die nog geen anderhalve eeuw oud
I is. Stellig is deze naam opvallend genoeg
om de belangstelling te wekken. Aan
nasporingen heeft het dan ook niet ont-
broken. Nazaten der eerste naamdragers
hebben daarbij alle medewerking ver-
leend. Resultaten bleven echter tot dus-
ver uit. Nooit werd ontdekt waar en on-
der welke omstandigheden deze onge-
wone familienaam ontstond. De speur-
ders hebben er voorlopig het bijltje
maar bij neergelegd, nadat de heer M.
C. Sigal in het laatste nummer van „De
Navorscher" een overzicht van het ver-
richte werk gaf.
DE HISTORIE begon toen in 1820
twee kinderen naar de twee jaar tevo-
ren onder bescherming van prins Fre-
derik der Nederlanden gestichte kolonie
Frederiksoord gebracht werden. Aldaar
moesten ze onder toezicht van de Ne-
derlandsche Maatschappij van Welda-
digheid grootgebracht worden. Een en
ander geschiedde niet zonder geheim-
zinnigheid. Te Utrecht werden de kin-
deren van een in het zwart geklede
dame overgenomen en per schip naar
hun nieuwe verblijfplaats vervoerd. Te
Frederiksoord werden ze ten huize van
de kolonist Teunis Berkenkamp opgeno-
fen. Diens echtgenote, Magteldje ten
Heuvel, wist later te vertellen, dat ze af
en toe met haar pleegkinderen uit wan-
delen moest gaan. Op een afgesproken
plaats diende het kleine gezelschap zich
langs de weg te scharen. Op die weg
verscheen dan een rijtuig, waarin een
heer en een dame gezeten waren. Deze
inzittenden toonden veel belangstelling
voor de kinderen, die bij hun aankomst
te Frederiksoord als Floris en Emma
der Nederlanden ingeschreven waren.
De jongen zou op 5 mei 1818 ter we-
reld gekomen zijn, voor zijn zusje werd jj
24 maart 1820 als geboortedatum opge-
geven. Volgens het verhaal zouden de
voornamen dezer kinderen aan twee
paarden in de stal van hun ouders ont-
leend zijn
LATER KWAM het Bericht dat de na-
men gewijzigd dienden te worden: de
kinderen moesten voortaan Willem en
Marianne Nederlander heten. Te Frede-
riksoord heeft men de voornamen in-
derdaad veranderd, maar de geslachts-
naam Der Nederlanden liet men onge-
wijzigd. Marianne is in 1840 te Steen-
wijkerwold getrouwd. Uit haar buwe-
lijksakte blijkt dat de geboorteplaats
van de bruid onbekend was. Evenmin
bevat dit document de namen van haar
ouders. Haar broeder, Willem der Ne-
derlanden, die winkelier werd en later
als landbouwer te Vledder woonde
hij overleed daar 9 februari 1902 is
in 1846 eveneens te Steenwijkerwold
gehuwd. Onder de huwelijksbijlagen
bevond zich een certificaat betreffende
de Nationale Militie, waarin Rotterdam
als zijn geboorteplaats werd opgegeven.
Een onderzoek bracht echter aan het
licht dat deze verklaring niet met de
feiten klopte. Ook te Leerdam, dat in
een ander stuk geboorteplaats genoemd
werd, was de jeugdige Floris-Willem
nimmer in de geboorteregisters opgeno-
men. Zijn trouwakte bevat al evenmin
de namen zijner ouders. Zodat de naam
Der Nederlanden ons nog altijd veel te
raden laat.
J. G. de Boer van der Ley
Het Nationaal Italiaans Verkeersbureau
Enit te Amsterdam stelde ons de ter il
lustratie van het nevenstaande artikel,
geen nadere verklaring behoevende foto's
van bewijzen der schoonheid van stad en
iand ter beschikking. Het besproken boek
maakt deel uit van de verzamelde werken
van D. H. Lawrence, die door Heinemann
in Londen worden uitgegeven en waarbij
zich behalve vele weinig bekende verhalen
in proza en gedichten
ook zijn talrijke brie
ven over een grote
verscheidenheid van
onderwerpen bevin
den.