EN TRADITIE VERBETERDE ZOMERTIJD Laat u nooit verleiden tot het eten van knolzwammen MUZIKALE AGENDA ZATERDAG 28 SEPTEMBER 1957 Erbij PAGINA DRIE Kanttekeningen bij de maandelijkse Vikingschepen gevonden HOEWEL er tegenwoordig betrekkelijk weinig stilstand is in het concertleven en de zomermaanden met hun festivals zelfs een extra spanning in deze cultuursector teweeg brengen, blijft 1 oktober toch steeds de nieuwjaarsdag van het eigen lijke muziekseizoen. En nu zijn wij weer zover. Dinsdag begint het Noordhollands Philharmonisch Orkest met zijn winter- campagne, nadat de dag tevoren het jaar lijkse extra-concert voor genodigden uit de provincie Noordholland zal hebben plaats gehad, waarop de solotrompettiste van het orkest, mevrouw Nelly Gaffel- Boeree, het trompetconcert van Haydn zal vertolken. OP HET eerste D-concert zal de nieuwe eerste dirigent van het N.Ph.O. officieel in functie treden. De aanloop, die hij ge nomen heeft met zijn directie van de zo- mer-concerten maakt dat wij met Henri Arends als met een bekende en vertrouwde het nieuwe seizoen ingaan. Hij luidt de campagne in met de bewerking die Sir Henry Wood maakte van het in Engeland zeer populaire klavierstukje „Trumpet voluntary" van Jeremiah Clark, d;e het oorspronkelijk noemde „Prince of Den- marks march". Het werd vroeger aan Henry Purcell toegescheven en veelal op orgel gespeeld. Op dit feestgeluid mag dan de eerste der vier suites van Bach volgen. Deze eerste (in C) geniet niet de bekendheid van de twee (met fluitsolo) of van de derde (met het prachtige „Air"). Zij heeft niette min dezelfde allure, dat wil zeggen: de zin voor een opgewekt musiceren op basis van traditionele dansvormen, het geheel dan voorafgegaan door een omvangrijke Franse ouverture. Een blazerstrio twee hobo's en fagot heeft er een paar keer een zelfstandige rol in, bij een alternatief, dat nu eens met recht „trio" mag heten. De medewerkende solist op deze avond is niemand minder dan de vermaarde Franse nu in Amerika gevestigde pianist Robert Casadesus, die het publiek op het „Kroningsconcert" van Mozart en op het „Concert voor de linkerhand" van Ravel zal vergasten. Het zou betekenen water naar de zee te dragen over dit ge liefde concert van de Salzburger meester en over Casadesus' faam als Mozart-ver- tolker hier uit te weiden. Wat het werk van Ravel betreft, dit is hier ook vaak ten gehore gebracht. Laat ik er slechts aan herinneren, dat de componist het schreef op verzoek van de Duitse pianist Paul Wittgenstein, die in de eerste wereldoorlog zijn rechterarm verloren had. Aan deze omstandigheid danken wij een zeldzaam geslaagd kunstwerk. Het heeft aan Ravel echter de ergernis bezorgd, dat de op drachtgever zijn concert naar eigen op vatting en betrekkelijke capaciteit muti leerde. Zulks hoeft men van Casadesus niet te verwachten. Wat Ravel als orkestrator van pianocomposities van hemzelf en van anderen betekende, heeft zijn roem niet weinig verhoogd. Voor het eerst op de programma's van het N.Ph.O. verschijnt de guitige serenade van een Spaanse flie refluiter „Alborada del Gracioso" het bekende pianowerk uit „Mirvirs" door de comopnist in een orkestraal kleed gestoken, dat hij later ook met zijn „Habanera" deed, die hij in zijn „Spaanse Rapsodie" te pas bracht. Met dit werk waarin de Bask Ravel zeldzaam geraffineerd de sfeer en het levensgevoel van gene zijde der Pyreneeën getroffen heeft, zal deze openingsavond worden besloten. DE V-CONCERTEN van het N.Ph O. be ginnen op 11 oktober met een programma, dat aan werk van Mozart, Schubert en Brahms is gewijd. Soliste is dan de pianiste Maria Curcio, die het Concert in C (K.V. 467) van Mozart komt vertolken. Van de zelfde componist klinkt dan ook nog een frisse „Marcia" en de „Serenata notturna" voor dubbel strijkorkest. De Vijfde Sym fonie (in Bes) van Schubert en de Haydn- Variaties van Brahms completeren het pro gramma van deze avond. Dit laatste werk mag gelden als een der belangrijkste com posities voor orkest van de meester. Hij bouwde het op een eigenaardig koraal thema („Chorale St. Antorio") van Haydn, door deze te pas gebracht in een „Diver timento" voor blaasinstrumenten. In een achttal variaties, met aan het slot een Passacaglia, heeft de componist in dit opus zijn technische vaardigheid inzake de be heersing der polyfonie weten te demon streren in het geestelijk klimaat der ro mantiek van zijn tijd. INTUSSEN is er op woensdag 2 oktober het jaarlijkse optreden in Haarlem van de Koninklijke Marinierskapel, ten bate van het Marine-sanatoriumfonds, met de uit voering van het sprookje voor spreekstem en orkest „Peter en de Wolf" van Serge Prokovjev als bijzondere attractie. Manus Willemsen, die de tekst van dit geestig- muzikale stuk vertaalde, zal hierbij als verteller meewerken. De realisatie van de orkestpartij, bewerkt voor harmonie bezetting, kan dan tevens gelden als een vuurproef voor H. V. van Lijnschooten, de oas benoemde luitenant-kapelmeester van het gereputeerde korps der Mariniers, dat voorheen, onder leiding van Gijsbert Nieuwland, in Haarlem zoveel bewonde raars gevonden heeft. EN DAN staat op de agenda voor don derdag 3 oktober een harprecital, door de Amerikaanse harpiste Mildrid Dilling te geven. Dit optreden in de Renaissance- zaal van het Frans Halsmuseum zal on der auspiciën van het Haarlems Comité voor Kamermuziek plaats hebben. Op maandag 7 oktober komt de wereldver maarde Poolse pianist Stefan Askern se een Chopin-avond geven. Jos. de Klerk SYMFONIE OVER REVOLUTIE DE Russische componist Dmitri Sjosta- kowitsj heeft zijn elfde symfonie voltooid. De vier delen ervan worden zonder onder breking gespeeld. Het werk is gewijd aan de revolutie van 1905. De delen, waarin Sjostakowitsj een groot gebruik maakt van de oude revolutionaire liederen, heten: „Het plein voor het paleis", „De negende januari", „In memoriam" en „Noodklok". Naar aanleiding van „The Ordeal of Gilbert Pinfold" door Evelyn Waugh en „The Sandcastle" door Iris Murdoch, beide te Londen verschenen EVELYN WAUGH heeft een nieuw boek temeer omdat het autobiografisch opgevat In haar vorige en tweede boek („Under geschreven, dat een nogal koele ontvangst kan worden. the Net") vertoonde deze schrijfster enige gehad heeft, maar daar ook voor bestemd Gilbert Pinfold is een tweede Waugh, kenmerken die haar leken aan te sluiten was. Het is een roman die de geringste ook een romancier, wiens ongeduld met bij de groep van rebelse en schelmse En- emotie bij de lezer lijkt te willen vermij den, ook al zou die van intellectuele orde zijn of van de soort die zich in lachlust uitdrukt. Er wordt voornamelijk 'n korzelig humeur in vertegenwoordigd, zoals dat bij Waugh altijd al enigszins was, maar nog zijn tijd en de meeste mensen in het begin onomwonden beschreven worden. „Het kwam soms bij de heer Pinfold op dat hij waarschijnlijk op weg was om een ver velende man te worden. Het was zeker waar, dat zijn meningen makkelijk te gelse jonge romanciers. Daar is nu niets van over: het verhaal is ordentelijk in een kostschool gesitueerd en de liefde van de veertigjarige leraar voor een jonge schil deres is een vertrouwd thema, dat een vreemdeling dadelijk op zijn gemak stelt. nooit in een zo droge consistentie. Daar- voorspellen waren". Van de meningen der De hoofdpersoon en het verloop van hun mee is niet gezegd dat de roman slecht is. Hij is goed gemaakt over een wonderlijk ziektegeval. En het humeur is ook merk waardig genoeg om bezichtigd te worden, beide amateurs, de ware en de gefingeerde, blijven wij dan ook verder verschoond. Het geval van de heer Pinfold voert ons in het rijk der hallucinaties, waaraan hij lijdt ten gevolge van een geregeld gebruik van te grote doses slaapmiddel. Hij gaat met achterlating van vrouw en kinderen een scheepsreis maken naar het verre oosten om te herstellen, maar aan boord worden de hallucinaties steeds geweldiger, zonder dat hij weet dat ze niet de werke- affecties zijn maar half belangwekkend, zodra men begrepen heeft dat er toch niet veel bijzonders zal gebeuren. Een uitzon dering is de beschrijving van de leraar in een toestand van eerste verliefdheid, waar hij zo weinig op verdacht was dat hij er de betekenis niet van onderscheidt. Dat lijkt wel nieuw als men het leest, hoewel het dat natuurlijk niet is en niet hoeft te zijn. De kracht van het boek is het grootst in de passages waar de lezer voornamelijk OP PITCAIRN, een indertijd onbewoond eiland in de Stille Oceaan, waar echter in 1790 de acht muiters van de „Bounty" de stamvaders van de huidige, ongeveer honderd dertig zielen tellende, bevolking werden de stammoeders waren Tahitiaanse vrouwen schijnt de zon tegenwoordig anders dan vroeger. Op de langste dag van het jaar (dat is daar de 21ste december, want Pitcairn ligt op het zuidelijk halfrond) kwam de zon enkele jaren geleden op om vijf uur 's morgens en ging om half zeven 's avonds onder. Tegen woordig ziet men op Pitcairns langste zomerdag de zon om acht uur opkomen en zij gaat om half tien in de avond ter kimme. Dat hebben de Pitcairners bereikt door een sim pel trucje met de wijzers van de klok. Het trucje doet enigs zins denken aan wat wij zelf voor de oorlog deden wanneer wij de zomertijd invoerden: in het voorjaar lieten wij de klok een sprong van een uur vooruit maken en op een nacht in het najaar ging dat uur er weer af. De bewoners van Pitcairn doen het verstandiger: geen sprong van een uur, maar van „elke dag een minuut" vooruit in het voorjaar, achteruit in het najaar. Ze bevinden zich er al jaren wel bij. DIT WORDT vermeld in een boekje, dat kort geleden bij H. D, Tjeenk Willink in Haarlem is verschenen. Het is door de Amsterdamse hoog leraar prof. mr. dr. G. van den Bergh geschreven. Het geval Pitcairn wordt daarin overigens maar terloops aan gehaald, het dient ter onder steuning van een pleidooi dat de schrijver voor een soort gelijke regeling voor (West-) Europa houdt. „De Euro-klok" heeft hij zijn boekje genoemd. Klokhervorming, als idee, is niet nieuw. Dezelfde pro fessor Van den Bergh ont wierp een soortgelijk plan voor Nederland al kort na de oorlog. Men zou het „een ver beterde zomertijd" kunnen noemen: in plaats van een sprong ineens van een uur stelde hij kleine dagelijkse sprongetjes voor vooruit in het voorjaar, achteruit bij het korten der dagen. Maar een staatscommissie, die het plan ongeveer vijf jaar gele den in studie nam, verwierp het. Het voornaamste bezwaar gold de buitenlandse verbin dingen: de trein uit Parijs bij voorbeeld zou, als Nederland zijn klokken zo variabel liet lopen, elke dag op een ander tijdstip binnenkomen. Een on overzichtelijke dienstregeling zou het gevolg zijn. Professor Van der Bergh hoogleraar in het staatsrecht, maar te vens een bekend en verwoed amateur-astronoom is toen aan het werk gegaan om zijn plan zo te herzien dat het kan worden toegepast voor heel West-Europa. Dit plan nu is neergelegd in dat boekje „Euro-klok". Het plan is eigenlijk erg eenvoudig. Het laat zich in twee zinnen ver tellen: Men laat van 21 de cember tot 21 juni de klok iets sneller lopen en van 21 juni tot 21 december weer iets langzamer. „Iets" wil hier zeggen: vijftig seconden per etmaal, dus vijf-zesde minuut. Men bereikt daarmee een toe stand waarbij, zelfs midden in de zomer, de zon nooit vroe ger zal opkomen dan onge veer kwart voor zes. (Tegen woordig komt de zon in de midzomer om twintig minu ten over vijf op). Doordat de zon echter in werkelijkheid natuurlijk even lang op blijft als anders, wordt dus ook het tijdstip van zonsondergang naar een later uur verscho ven. Onder het huidige klok- kestelsel zien wij op 21 juni de zon ondergaan om 21.04. Maar als professor Van den Bergh zijn zin krijgt zullen wij na de klokhervorming op de langste zomerdag tot 22.36 uur in de zon kunnen zitten. Zijn plan is op alle landen lijkheid zijn. Pinfold hoort hatelijke con- visueel wordt geïnteresseerd. Het^ geldt in Iv, nnl/wM-, U, «(- Uii-rrtviiJftK Trnrtn f tttcc Rn i f on eoonoe dia van West-Europa van toepas sing te brengen. Uitvoerige tabellen achterin zijn boekje laten de verschuiving zien voor twintig Europese steden van noord tot zuid. Wij kiezen er twee: Bergen (in Noorwe gen) en Madrid waarbij de gegevens betrekking hebben op de 21ste juni: Bergen: zon neschijn van 4.39 tot 23.41 (nu: 3.07 tot 22.12) en Ma drid: zonneschijn van 7.17 tot 22.20 (nu: 5.45 tot 20.48). Het grote voordeel schuilt hierin, dat de dag meer dag wordt: op het ogenblik liggen vrijwel alle Europeanen in de och tend kostelijke zonne-uren te verslapen en 's avonds moeten ze kunstlicht branden. versaties over zichzelf voeren in de salons, de kapitein een gewonde matroos marte len en een internationaal incident voor bereid worden wanneer zij langs Spanje varen, alles terwijl hij geheel alleen in zijn hut is. Hij neemt eerst aan dat er een toe vallig microfoonsysteem ontstaan is door defecten in de elektrische leidingen, maar komt vervolgens tot een fantastischer theorie, gebaseerd op het principe van een wonderkist die levensstralen uitzendt, zo als er zich een in het bezit bevindt van een zonderlinge dorpsgenoot van hem in Enge land, om wie hij altijd vroeger gelachen heeft. Als hij daarin is gaan geloven, wor den zijn hallucinaties nog akeliger. Hij hoort nu de beraadslagingen en dreige menten van een echtpaar dat het op hem zelf gemunt heeft, afgewisseld met de liefdesbetuigingen van een vrouw genaamd Margaret, die hem probeert te bereiken het bijzonder voor twee buitenscènes, die de schrijfster met kennelijke smaak lang heeft uitgewerkt. De ene beschrijft een tocht naar het land op een zonnige middag van de leraar en de schilderes in haar auto. Dat is nog voordat er iets van liefde gebleken is. En het is zeer pijnlijk voor beiden, dat het een beetje de schuld van de leraar is, dat de auto van een afbrok kelende wal op zijn kop in het water terechtkomt. Het speelt zich af in een bos, waar de schilderes ook is gaan zwemmen, terwijl de leraar met zijn rug naar het water zat. Men herinnerft zich deze din gen tezamen als een compleet verhaal-in- het-verhaal. De andere grote buitenscène is nachtelijk. De zoon van de leraar en zijn boezemvriend proberen de toren van de schoolkapel te beklimmen, wat streng verboden is. Onder de torenspits blijven zij hangen tegen een uitstekende daklijst en kunnen hoger noch lagre meer komen. maar nooit zover kan komen. Tenslotte Dit voordeel, zegt professor vermant hij zich en dringt de vijand terug. Dan worden zij ontdekt, er worden schijn- Van den Bergh, brengt aller- jn Egypte al gaat hij van boord om naar werpers op hen gericht, leerlingen en lei andere voordelen mee: zo Engeland terug te reizen. Hij slaat een leraren staan allen aan de voet van de wordt bijvoorbeeld de ar- laatste verzoeningsaanbod van het onthut ste echtpaar af, dat daarmee voorgoed uit zijn verbeelding gejaagd wordt. Als hij aan zijn vrouw'van die finale weigering vertelt, vindt zij dat flink van hem, omdat het inderdaad een verleidelijke makkelijke uitweg bood maar nee, zegt Pinfold, zijn onwilligheid is te danken geweest aan „sheer bad temper". Zo keert hij terug naar zijn slordige landhuis, zijn boeken en meubels en zijn ziet er bijzonder aantrekkelijk eigen ongeduldige humeur. Niets kon min- uit. Hadden wij nu maar een (jer ontroerend zijn dan die verblijdende vast Europees gezagsorgaan genezing. Men moet het boek lezen om de dat 't in studie kon nemen en bittere onzinnigheid van de hallucinaties, snel kon zeggen: „Ja nu." beidsdag van de gemiddelde burger verschoven in de rich ting van de (koelere) och tenduren. Het is bekend dat men zowel geestelijk als licha melijk produktiever is bij een lagere temperatuur. Zijn plan, een ei van Columbus dat ons leven aanzienlijk kan veraan genamen - getuige Pitcairn - HET NIEUWE BOEK van Iris Murdoch G. van vv. is een voorbeeld van zo'n soepele roman. toren, staren naar de twee jongens die aan de daklijst geklemd zijn en hopen dat de brandweer zal komen voor hun krach ten uitgeput zijn. Die dingen zijn goed gedaan. En er zijn kleinere scènes die het evenzeer zijn. Men kan de schrijfster natuurlijk ook haar soepelheid niet verwijten en als iemand daar het boek juist om bewondert is er niet veel tegen in te brengen. Iris Mur doch is een van de bekwaamste romanciers van Engeland op het ogenblik. Alleen zijn haar personages een beetje mager, eli legt men tevergeefs het oor op het boek in de hoop er een paar van die scheve mis plaatste noten van een onbekende muziek uit te horen. S. M. EéN LID van de knolzwammengroep kent u vast en zeker, al is het desnoods van de prentjes in de bóeken uwer kin derjaren: de vliegenzwam, onveranderlijk afgebeeld met een lakrode hoed die luch tig bestrooid lijkt met witte hagelslag. In de werkelijkheid wil dat rood nogal eens naar oranje neigen, maar de korrels en plakjes er bovenop zijn altijd hagelwit. Zó weggelopen uit sprookjes en kinderver halen heeft de sierlijke vliegenzwam ech ter geen bijzondere voorkeur voor ons goede Kennemerland aan de dag gelegd. Ze is op haar manier kieskeurig, houdt van dennen en berken om zich heen. En aangezien deze combinatie bij ons niet zo heel veel voorkomt, krijgen we ook maar op enkele plaatsen vliegenzwemmen te aanschouwen. Een andere vertegenwoordigster van het gezelschap daarentegen, de gele knol- zwam, heeft het bij ons zozeer naar haar zin, dat u haar op ieder wandelingetje in een herfstig binnenduinbos kunt vinden, mooi uitgegroeid tot volslagen paddestoel, maar ook en dan is ze nog wel interes sant in verscheidene jeugdige stadia. Daar is dan heel mooi aan te zien hoe een knolzwam wordt tot wat ze uiteinde lijk is, een tamelijk ingewikkeld gebouw de paddestoel, haar naam eer aandoend met een stevige knol onderaan de steel (en veelal grotendeels verborgen in de grond). Dicht onder de hoed hangt er tenslotte een ietwat vlokkige, witte manchet rond de steel en bovenop de lichtgele hoed lig gen dan wat schubbige schijfjes, aan hun randen gewoonlijk naar het bruine nei gend. Zowel deze hoedschubben als de Links: parelamanieten van verschil lende leeftijden. Rechts: sierlijke rood-met-witte vliegenzwammen. Onderaan: volwassen gele knol- zwammen. manchet zijn de restanten van vliezen, die de paddestoel in zijn jonge dagen (of uren! bij zacht herfstweer kunnen ook knol- zwammen snel groeien) hebben beschermd tegen mogelijke van buiten dreigende ge varen, zoals het aangevreten worden door kleine dieren. Heel jong zitten knol, steel en hoed ste vig opgesloten binnen een dik alles om hullend vlies. Bij het uitgroeien van het geheel scheurt dit even boven de rand van de knol af. En naarmate de hoed zich verder ontplooit, komen er barsten en groeven in die al spoedig de losse plakjes doen ontstaan. In half volwassen toestand vertoont de knolzwam dan nog een twee de vlies, aanvankelijk keurig strak ge spannen van hoedrand naar steel en het belangrijkste gedeelte voorlopig nog ver bergend. Maar dit duurt meestal niet lang. Ook dit tweede vlies begint te scheuren, precies langs de rand van de hoed. Zo vormt het de losse manchet, maar in dit stadium is het voor de paddestoel niet meer van belang. Waar het nu om gaat, is het grote aantal straalsgewijs onder hoed neerhangende lamellen. Aan hun op pervlakte worden bij miljoenen de mi croscopisch kleine kiemcellen, de „spo ren" van de paddestoel, gevormd, telkens in groepjes van vier. Zodra ze rijp zijn, worden deze sporen een heel klein eindje weggeschoten, juist ver genoeg om onge veer midden tussen twee lamellen terecht te komen. Maar tegen dat ze daar zijn aangeland krijgt de zwaartekracht zoveel invloed op hun beweging, dat hun baan scherp naar beneden wordt omgebogen en ze dus tussen de lamellen uit vallen. Een klein gedeelte zal misschien op de grond vlak onder de knolzwam terechtkomen, maar verreweg de meeste van al die hon derdduizenden sporen, onwaarschijnlijk licht als ze zijn, worden opgenomen door het minste of geringste windzuchtje en weggevoerd. De grote meerderheid zal hierbij stellig verloren gaan, maar wel licht komen enkele van die kiemcelletjes toch op plaatsen, waar ze kunnen uit groeien, niet meteen tot nieuwe gele knolzwammen, maar eerst tot een massa van ragfijne schimmeldraden, een zwam- vlok, die al woekerend in de bosgrond pas in een volgend seizoen paddestoelen zal kunnen voortbrengen. Merkwaardig: van de honderden zeer verschillende soorten paddestoelen lijken de zwamvlokken op elkaar als druppels water. Men zal hier de „boom" uitsluitend aan zijn vruchten leren kennen! BEHALVE de gele knolzwam en de vliegenzwam kunt u in onze streek ge makkelijk nog een paar leden van het zelfde geslacht tegenkomen. Ten eerste: de prachtige parelamaniet, een rossig bruine paddestoel met kleine parelach tige hoedschubjes, veelal vergankelijke en slordig losscheurende manchet en natuur lijk een knol onderaan de steel. En verder: de verraderlijkste van alle Nederlandse paddestoelen, de groene knolzwam. Deze laatste is om te beginnen zeer variabel van tint, soms groenig zoals het hoort, maar ook wel geel of zelfs zuiver wit. En steeds dodelijk voor wie ervan eet! Zij verwoest onherroepelijk het bekledings weefsel van het maagdarmkanaal en tast gewoonlijk ook de lever aan. En het naar ste van alles is, dat de vergiftigingsver schijnselen zich pas vele uren na het eten voordoen in de vorm van hevige krampen, diarrhee en soms ook braken. De patiënt is dan al ten dode opgeschreven. Laat u daarom nooit verleiden tot het eten van doodonschuldige en zelfs heel smakelijke knolzwamsoorten! Er kan im mers een groene knolzwam meer dan bedriegelijk lijkend op een eetbare soort tussen de andere paddestoelen verzeild geraakt zijn. Dan is uw ongeluk niet te overzien. Daax-om zal ik dit stukje ook onder geen voorwaarde besluiten met het opsommen van de kenmerken der voor de consumptie bruikbare knolzwammen, u in de verleiding brengend die dan eens te zoeken en te probei-en. U kunt zich beter verre van deze gevaarlijke familie houden en champagnons eten uit de winkel. Laat de waarlijk goede paddestoelenkenner voor zichzelf beoordelen of hij het risico wil nemen. Kees liana IN DE Roskilde Fjord aan de kust van Noorwegen hebben Deense archeologen, die kikvors-uitrustingen gebruiken, in vier meter diep water de wrakken van twee Vi kingschepen gevonden. De wrakken zijn twintig meter lang en geladen met stenen. Men veronderstelt, dat de beide schepen tot zinken zijn gebracht om de haveningang van de fjord te blokkeren. Hoewel men x-eeds lange tijd wist dat er in de Roskilde Fjord een Vikingschip lag, stelden kikvors mannen deze zomer een onderzoek in. Zij slaagden erin een wrak op te sporen en ont dekten op korte afstand daarvan een twee de. De beide schepen dateren uit de late Vikingentijd. Een ervan is van eikenhout, terwijl het andere spanten en een kiel van eikenhout, maar een scheepshuid van pijn bomenhout heeft. Waarsclxijnlijk was het eerste een oorlogsschip en het tweede een koopvaarder. De schepen moeten reeds ge ruime tijd gebruikt zijn geweest toen men ze tot zinken bracht. De leider van het ber gingswerk heeft de ornamenten van de wrakken gesloopt, die thans in het Natio naal Museum in Kopenhagen bestudeerd worden. Men vermoedt dat nog andere Vi kingschepen op de zandige Noorse kust liggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 19