MODERN ONDERZOEK VAN DE LONGEN Leesgewoonten in Nederland ZEISPREUKEN LAGUARDIA GODILLE apologische spreekwoorden ZATERDAG 19 OKTOBER 1957 V orderieöen Erbij Dit zag en tekende Wim Steyn aan de Engelse zuidkust i Dat schiet op, zei 1 de dienster en ze j j kreeg een tweeling j Ik wil hogerop, zei j de jongen en liij j kwam aan de galgj DE ONTWIKKELING van het long onderzoek begon, toen vele'honderden jaren geleden de arts zijn oor legde op de borst en de rug van een patiënt en luisterde naar wat geschiedde in het inwendige van de borstkas, als de pa tiënt adem haalde, zuchtte of hoestte. Soms wordt deze methode, het beluis teren van de werking van longen en hart alleen met het oor, nog wel toege past. Ruim een eeuw geleden begon men de geluiden, die in de borstkas ont staan, door middel van een stethoscoop te versterken. De stethoscoop van de dokter is eigenlijk niet anders dan een instrument, dat geluiden versterkt. Ongeveer vijftig jaar geleden ont dekte Röntgen de stralen, die later naar hem genoemd zouden worden. Rönt genstralen dringen door alle delen van het lichaam heen. Op een scherm of fotografische plaat doen zij schaduwen ontstaan van de lichaamsdelen, waar zij hun weg door gevonden hebben. Vaste delen van het lichaam, zoals beenderen, doen donkere schaduwen ontstaan op het röntgenbeeld, omdat de stralen er minder gemakkelijk door heen dringen dan door de met lucht gevulde delen, zoals de longen. De doorlichting werd in ons land op grote schaal toegepast, vooral bij de be strijding der tuberculose. Bij de door lichting wordt geen foto gemaakt, maar worden de longen van de patiënt be keken voor een scherm waarop men hun beweging kan volgen. De laatste tijd heeft men een systeem ontwikkeld, waarbij kleine röntgenfoto's worden gemaakt. Deze foto's worden later op een scherm vergroot en bestudeerd. Het maken van foto's heeft grote voordelen boven de doorlichting, omdat de foto's bewaard kunnen blijven en latere foto's met vroegere vergeleken kunnen wor den. Het systeem van kleine röntgen foto's wordt bij het leger toegepast en ook in diverse consultatiebureau's tot bestrijding der tuberculose, te Amster dam bijvoorbeeld. ER ZIJN ECHTER diverse longaan doeningen, bij welke ook de doorlich ting of de röntgenfoto's geen voldoen de klaarheid brengen in de aard van het ziekteproces. We bedoelen longab cessen, holten in de longen en gezwel len van de longen, ook met een kwaad aardig karakter, zoals longkanker, die meer voorkomen dan men lange tijd aannam. Sinds de oorlog heeft de long- chirurgie grote vorderingen gemaakt. De moderne wijze van narcose waarbij het verdovingsmiddel via de lucht wegen in het lichaam wordt gebracht, maakt het mogelijk grote operaties in de borstholte aan hart en longen uit te voeren. Zieke delen van een long, long kwabben, ja zelfs een gehele long kun nen thans operatief verwijderd wor den, iets dat enige jaren geleden nog volkomen onmogelijk scheen te zijn.. Geven oudere mensen bloederig spu tum op, hoesten ze, zijn ze benauwd, vermagerd, dan is de mogelijkheid van tuberculose aanwezig. Maar ook be staat de kans, dat de patiënt een gezwel in de longen heeft. De röntgenfoto brengt niet altijd de oplossing. Ook is het onderzoek van het sputum van de patiënt niet altijd beslissend. Zijn tu berkelbacillen in het sputum aan wezig, dan zal bijna zeker de diagnose tuberculose gesteld worden. Als er geen tuberkelbacillen in het sputum aanwezig zijn, is tuberculose nog niet uitgesloten, maar blijft ook de kans op een longgezwel bestaan. Dan wordt een foto van de luchtpijp gemaakt. De luchtpijp wordt gevuld met een olie-achtige vloeistof, die de röntgen stralen niet doorlaat. De vloeistof vult de luchtpijp, dringt door tot in de kleinste vertakkingen van de lucht wegen. Wordt nu een röntgenfoto ge maakt, dan ziet men de luchtwegen als fijne takjes van een boom. Indien er gens een afsluiting bestaat in de lucht wegen, dan ziet men dat de olie-achtige vloeistof niet verder kan doorlopen, maar plotseling stopt. OM NU TE WETEN, wat de oorzaak van een dergelijke plotselinge verstop ping en afsluiting van de luchtwegen kan zijn, wordt een fijn instrument, zeer buigzaam, in de luchtpijp ge bracht. Daartoe wordt eerst de keel van de patiënt ongevoelig gemaakt, want an ders zou deze gaan braken of tegen werken, als de bronchoscoop (want zo heet het instrument, waarmee men in de longen kan kijken) wordt inge bracht. Aan het einde van de broncho scoop bevindt zich een klein lampje. Men ziet de verstoppingen, kan soms op het uiterlijk van de verstopte plaats een diagnose maken. Maar indien dat alleen met kijken ook niet mogelijk is, wordt een heel fijn tangetje door de bronchoscoop ge bracht tot aan de plaats der verstop ping. Met het tangetje kan een stukje weefsel, een „monstertje" gegrepen worden. Dit weefselstukje wordt mi croscopisch onderzocht en meestal kan een juiste diagnose gesteld worden. Het tangetje wordt ook gebruikt om bij kinderen, die een pinda in het „ver keerde keelgat" hebben gekregen, dat wil zeggen bij wie een pinda in de luchtwegen is terecht gekomen, afslui ting der luchtwegen te voorkomen. De pinda kan met het tangetje tot uit de kleinste en fijnste luchtwegen te voor schijn gehaald worden. Het moderne longonderzoek heeft reeds geleid tot een belangrijke daling van de sterfte aan een der meest ge vreesde ziekten van vroeger tijden: de tuberculose of tering. Maar de modernste onderzoekings methode, gecombineerd met de moge lijkheden der longchirurgie stellen ons thans in staat, ook andere ernstige longaandoeningen te herkennen en af doende te behandelen. Z. Baruch EEN DERDE deel van de bevolking leest nooit een boek. Gedurende de avond en het weekeinde wordt vijf uur per week aan het lezen van boeken, week- en maandbladen besteed. Deze conclusies zijn, naar ons van de zijde van het ministerie van Economische Zaken wordt medegedeeld, te vinden in het onlangs door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde vierde deel van de reeks „Vrije-tijdsbesteding in Nederland" over de leesgewoonten van de bevolking van twaalf jaar en ouder. Hier volgen enkele gegevens: DE verschillen in leesgewoonten tus sen de sociale en leeftijdsgroepen zijn groot. Onder de agrarische bevolking zijn veel en bij de loontrekkende mid denstand en de leidinggevenden weinig niet-boekenlezers te vinden. Het per centage boekenlezers is bij de gerefor meerden hoog (84 percent) en bij de rooms-katholieken laag (63 percent) vergeleken met het algemeen gemid delde van 71 percent. Het lezen van boeken neemt af met de leeftijd, vooral de twaalf-tot veertien jarigen lezen zeer veel, gemiddeld veertig boeken per jaar. Gemiddeld bezit de lezer vierenveertig boeken. Bijna vier keer zo groot is het boekenbezit bij de leidinggevenden. Voor het overgrote deel, viervijfde, bestaat de boekenlectuur uit belletrie. Vooral het gewone, goedvertelde ver haal wordt geprefereerd. Slechts 14 per cent van de gelezen belletrie ligt op het hoogste litteraire niveau. A. M. de Jong is de meest geliefde schrijver van Ne derland. „Dik Trom" van Joh. Kievit is het meest gewaardeerde jeugdboek. Slechts 5 percent van de bevolking leest niet geregeld een dagblad. De overgrote meerderheid, 87 percent, ver kiest een avondblad boven een ochtend blad. Vooral de mannen hebben een' grote belangstelling voor het dagblad, gedurende de avonden en het weekeinde lezen zij ongeveer drie uur per week in de krant. De agrarische bevolking besteedt eveneens veel tijd aan het dagblad. De belangstelling van de jeugd voor het dagelijks gebeuren is gering. De twaalf- tot zeventienjarigen lezen per dag slechts ongeveer vijf minuten in de krant. Week- en maandbladen worden zeer veel gelezen, gemiddeld krijgt ieder gezin twee tot drie bladen per week in huis. Het grootste aandeel hierin hebben de dames- en familie bladen. P A GINA VIER Toen achttien jaar geleden het vliegveld La Guardia in New York, een der drukste knooppunten in het wereldluchtverkeer, werd aangelegd, meenden velen, dat het te uitgestrekt was om praktisch bruikbaar te zijn, maar het bleek eigenlijk al verouderd voordat het geheel voltooid was en sinds dien hebben passagiers en luchtvaartmaat schappijen steeds met inherente onvolko menheden te kampen gehad. Onlangs werd bekendgemaakt, dat aan deze toestand binnenkort een eind zal komen: de ge meentelijke diénst, die de luchthavens ex ploiteert, heeft in samenwerking met de belangrijkste zes luchtvaartmaatschappijen die van het vliegveld gebruik maken, be sloten tot een uitbreidingsplan waarmee een bedrag van ruim tweeëndertig miljoen dollar gemoeid is, zodat binnen afzienbare tijd de zeven miljoen passagiers, die vol gens berekening tegen 1965 jaarlijks van het vliegveld gebruik maken, daar de mo dernste en gerieflijkste installaties en ge bouwen zullen aantreffen, die men zich denken kan. Volgens dit plan, dat ongeveer vijf jaar in beslag zal nemen, zullen worden ge bouwd en aangelegd: een nieuw stations gebouw met vier waaiervormig uitlopende vleugels en verbeterde startbanen. Amsterdam, oktober Voor de mens, die zich geestelijk in stand wil houden, is het zaak om zich van tijd tot tijd op te winden over het gruwelijk gebrek aan ori ginaliteit dat deze wereld teistert. De sim pelste manier om deze opwinding te stimu leren, is natuurlijk om eens naar een amu sementsavond van de radio te luisteren. Een minuut of negentig met grapjes over schoonmoeders en stotteraars brengt het gehoorzame publiek in zo'n studiozaal tot de hoogste toppen van vermaak. Ik geef u dus toe: dit is een middel. Maar zoekt u eens iets anders. Breidt uw terrein uit. Telkens weer verschillende voorbeelden van onoriginaliteit houden de afkeer levendig. Ik ben net weer over iet? nieuws gestruikeld. We mogen het be schouwen als een schoolvoorbeeld. Ik noem u een aantal namen: Palace, Savoy, Savoy-Palace, Ritz, Victoria, Royal, Regina, Du Commerce. Goed, u weet al waar we het over hebben, hotels. Boven staande lijst is eindeloos uit te breiden. Zullen we nog even verder gaan? De Uit kijk, Zeezicht, City, Grand, Rode of Gou den of Grote of Pimpelpaarse Lion of Leeuw, Modern, Terminus, Splendid. Nog meer? Centrum, Astoria, Luxor en gaat u maar door. Er zijn er niet zo erg veel meer. Hiermee zijn vrijwel alle, duizenden hotels van Nederland opgesomd. Er bestaan enke le andere namen, maar die tellen nauwe lijks mee. Als morgen in een of andere stad een nieuw hotel wordt geopend, kunt u er van op aan, dat de naam in deze korte lijstjes voorkomt. En ik wil niet meer in City zitten, niet meer in Victoria en niet meer in Terminus. Ik benn doodziek van al die leeuwen. Tenslotte ben ik Jonas niet. Een geringe troost voor dit alles kunt u als u een nationaal-chauvinistisch denkend mens bent vinden in het feit, dat dit geenszins een speciaal Nederlands gebrek is. Bijna alle bovengenoemde na men kunt u in Frankrijk, in Engeland, of Amerika, in Duitsland of Spanje of Italië ook vinden. Er worden dan wat kleine taalkundige wijzigingen in aangebracht en er komen enkele, specifiek nationale hotel namen bij. In Engeland vinden we op iedere hoek de King's Arms en Ye Olde Crown Hotel. En Savoy en Palace en Savoy Palace en Ritz enzovoorts, enzovoorts enzovoorts. Gaan we dan naar Duitsland, dan merken we daar op: Zum Frankfurter Hof, Zum Berliner Hof, Zum Kölner Hof. En Savoy en Palace en Savoy Palace en Regina en Splendid. Naar Parijs dan. In het telefoon boek van die stad alleen staan vijfentwin tig Hotels de France. Anders heten ze Le Parisien of Du Commerce of Terminus of Royal. Ik placht een man te kennen, die het prachtige idee had gehad zijn établis sement in Parijs „Au Chien Qui Fume" te noemen. („In de Rokende Hond"). Hij was de eerste. Nu zijn er al zeven Chiens Qui Fument in de Franse hoofdstad. Hij wil het ding nu „Au Poisson Qui Fume" noemen („In de Rokende Vis"). Alleen maar om te kijken wie dit wat wrede grapje over neemt. Waarschijnlijk alle zeven andere. Is er nu werkelijk niets anders te beden ken? Kunnen we niet eens op een geheel ander spoor beginnen? Waarom niet het Hotel „In Het Zachte Bed?" Voor de duur dere klasse is dit dan te vervangen door „Au Lit Doux" of „Ye olde softe bedde". Of noem een hotel de „Godille". Ik heb dit woord net in het Franse woordenboek ge vonden. Een godille blijkt een wrikriem te zijn. Nu weet ik niet wat een wrikriem is, maar wat doet het er toe. Hotel Godille klinkt aardig. Beter dan Ritz, Savoy of Regina. Om nog maar te zwijgen van Du Commerce. Bah. A.S.H. Van tijd tot tijd, echter zonder ook maar enigszins naar regelmaat te streven, drukken wij in „Erbij" proe ven af van tekeningen van uit Ken- nemerland afkomstige beeldende kunstenaars, hopende op die manier bij te dragen tot de bekendheid die hun namen verdienen. Meer nog ho pen wij zodoende de belangstellende lezer (of liever gezegd: kijker in dit geval) te prikkelen tot een confron tatie met het originele werk, wan neer dit tentoongesteld wordt. Want natuurlijk zijn reprodukties op kran tenpapier verre van ideaal. Meer dan een zo goed mogelijke benadering kunnen wij niet geven. En verder moet men er rekening mee houden, dat de gebruikte techniek de keuze beperkt, zodat wij - ook door het wegvallen van kleur onvolledig zijn wat betreft het wekken van een indruk omtrent de artistieke per soonlijkheid. Ditkeer is Wim Steyn - woonachtig in Bentveld - aan de beurt. Hij geniet vooral een reputa tie als schilder. Het zijn dan ook schilderachtige tekeningen, die hij meebracht van een verblijf van ruim een maand in Engeland, waar bij hij voornamelijk aan de zuidkust vertoefde. Men ziet hiernaast van boven naar beneden: impressies van de haven van Shoreham, van een straat in de bekende badplaats Brighton en tenslotte van de krijt rotsen bij Newhaven. O miiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiii HET IS eigenlijk heel eenvoudig: zei-spieuken zijn gezegden waarin iemand sprekend wordt voorgesteld. De bena ming is Vlaams, de Duit sers noemen ze Beispiels- sprichwörter of Sagwör- ter en de officiële Neder landse benaming luidt apologische spreekwoor den. Een apologie is een zelfverdediging en men kan inderdaad volhou den, dat de handeling aan het slot van de zegs wijze in sommige geval len de spreuk aan het begin verdedigt of al thans tracht te recht vaardigen. Dat de snijder zijn vrouw met de elle- maat afranselt is, zou hij kunneq redeneren, zijn goed recht, omdat alles „met mate" behoort te geschieden. De benaming apolo gische spreekwoorden lijkt voor deze uitingen van volkshumor echter wat zwaar. Met het woord zei-spreuk weten wij dadelijk waaraan wij toe zijn en deze be naming zal hier dus ook verder worden gebruikt. TYPISCH voor de zei spreuk is het paradoxale karakter: er moet een tegenstelling zijn tussen begin en slot. De aardig ste zei-spreuken zijn die, welker begin door een bekende zegswijze of een spreekwoord wordt ge vormd, dat dan in het slot een letterlijke toe passing vindt, zoals in: Alle last licht, zei de schipper en hij gooide zijn vrouw overboord of: Veel kinderen veel ze gen, zei de koster en hij stak het doopgeld in zijn zak. Daarnaast hebben wij de groep, waarin al leen een woordspel wordt bedreven, zoals in het geval van de jongen die „hogerop" wilde en de ladder moest bestijgen, die naar de galg voerde. En onderaan in onze waardering staan de zei spreuken, die beide ken merken missen. Natuur lijk komen die het veel- vuldigst voor en ze zijn het gemakkelijkst te be denken: Dat schiet op, zei de meid en ze kreeg een tweeling. Of: Eer is maar een lastig ding, zei de meid, ik ben blij dat minee en toen viel hem de bril van de preek stoel. Er is een tijd geweest dat men waarde hechtte aan de bestudering van de zei-spreuken, omdat men meende daaruit ty pische eigénschappen van bepaalde beroepen te kunnen aflezen en de ik 'm kwijt ben. Of: Weer een schelling naar de weerlicht, zei de do- waardering van die be roepen door het volk te kunnen peilen. Het zijn namelijk telkens dezelfde standen en beroepen, die in de zei-spreuken wor den genoemd. Bovenaan staat de boer, dan volgen de snijder, de pater, de dominee, de duivel, de dief, de meid, de mof, de schipper en de jongen. Maar de verscheidenheid is groot en veelvuldig komen in zei-spreuken eigen namen, zoals Trijn en Jan en Jochem en Neel voor. Enige waar deringsconclusie van di verse beroepen is dus al heel onzeker. Daar komt nog bij dat men, waar een beroep met name wordt genoemd, ook heel voorzichtig moet zijn. Het is niet aan te nemen dat snijders bij uitstek men sen zijn die hun vrouw slaan, maar de kleer maker is de man die de ellemaat hanteert en ■iiiiiiiisaiiittin door hem krijgt de zegs wijze „alles met mate" een grappige toepassing. Het is op deze gronden wel duidelijk dat de „be- roepswaarderingstheorie" genoegzame grond mist. TOCH IS HET wel aardig eens een paar zei spreuken te groeperen bijvoorbeeld om de per soon van de duivel. In „veel geschreeuw en weinig wol, zei de duivel en hij schoor een var ken", komt dadelijk de herinnering op aan een overbekende anekdote, zoals „De druiven zijn zuur, zei de vos en ze hingen hem te hoog" aan de fabel van Aesopus doet denken. Maar wie zijn nu bij voorkeur de mensen naar wie de sa tanische belangstelling uitgaat? De volgende zei spreuken geven antwoord op die vraag. Soort bij soort, zei de Duivel en hij deed een ad vocaat en een mulder in één zak. Een goed begin is het halve werk, zei de Duivel en hij schopte een deur waarder in de hel. De deugd in het midden, zei de Duivel en hij ging tussen twee kapucijnen. Mooi goed, zei de Duivel en hij bekeek zijn jongen. Ieder zijn meug, zei de Duivel en hij pakte een schoorsteenveger. Maatjes bij maatjes, zei de Duivel en hij liep tus sen twee predikheren. DE OORSPRONG van de zei-spreuken is na tuurlijk moeilijk aan wijsbaar, maar het lijkt waarschijnlijk dat ze in het Germaanse taalge bied zijn ontstaan. Naar de frequentie te oordelen ligt het centrum in West- Duitsland, van waaruit zij zich dan hebben ver spreid tot in Silezië, Duits-Zwitserland, de Scandinavische landen, Nederland en Engeland toe. In de negentiende eeuw waren ze in het laatstgenoemde land zeer populair, wat ook al uit Dickens' Pickwick blijkt. De befaamde bediende van Pickwick, Sam Wel- ler, naar wie men zei spreuken ook wel Wel- lerismen noemt, is sterk in deze soort uitspraken, maar hij bezigt geen uit drukkingen die onder het volk zijn ontstaan. Kennelijk heeft Dickens ze zelf verzonnen. Er zijn wel grappige bij, maar zij staan ver van de volkshumor af. In wezen zijn ze litterair Wanneer Pickwick Sam in dienst wil nemen en daartoe inleidende woor den spreekt, antwoordt deze: Voor den dag er mee, mijnheer, zoals de vader zei tegen het kind dat een halve stuiver had ingeslikt. Elders leest men: Er is niets zo ver kwikkend als slaap, zoals het dienstmeisje zei toen ze het eierdopje met lau danum leegdronk, of: Er is niets meer aan te doen en dat is één troost, zoals ze in Turkije zeggen als ze de kop van de ver keerde er afgehakt heb ben of: Nu ziet het er af gerond uit, zoals de va der zei, toen hij zijn zoontje het hoofd had af gesneden om hem van het scheelzien af te hel pen enzovoorts. Al deze snakerijen zijn te omstandig, te ingewik keld, te geconstrueerd. Op deze wijze drukt het volk zich niet uit. Onze Jacob van Lennep die in zijn Ferdinand Huyck telkens Dickens navolgt, is in het bedenken van zei-spreuken waarlijk niet de mindere van zijn bewonderde voorbeeld. Verscheidene ervan zijn tweeledig en niet drie ledig. Hier zijn een paar voorbeelden: Ik hoop dat er geen belet is, zoals het mes tegen de oester zei. U doet mij blozen, zoals de kreeft zei tegen de braadpan. Komaan, zoals de man tegen de nauwe laars zei. Andere hebben de normale vorm: hou je gemak, zoals de havik tegen de duif zei terwijl hij hem plukte, of: Reken daarop, zoals de school meester tegen de jongen zei, toen hij hem een schellingskoek in plaats van een lei in de hand stopte. Van Lennep volgt ook in de vorm het voor beeld van Dickens na. Eigenlijk is onze uitdruk kingswijze met: Zei de koster en toen.... veel pittiger dan de Engelse met: Zoals de koster zei, terwijl. ZEI-SPREUKEN zijn al heel oud. In het oudste spreekwoordenboek, dat wij in een Germaanse taal kennen en dat da teert uit 1480, is er al een aangetroffen: Tis quaet water, sprac die reigher en conde niet swemmen, dus ongeveer hetzelfde als: de druiven zijn zuur. Voorts vindt men ze ver spreidt in heel wat kluch ten en een groot aantal is opgenomen in een al lerwonderlijkst boekje dat omstreeks 1700 ver- scheen onder een lange titel waarvan het begin luidt: Lijste van koddige Rariteyten en grappige spreekwoorden door An na Folie. Wie zich achter dit pseudoniem verschool is niet bekend. Die Lyste telt enige honderdtallen zei-spreuken, sommige ook van elders bekend, sommige van eigen fabri kaat. Fijn van woordkeus en gedachte zijn ze niet steeds. Maar een zekere pittigheid is in hun korte formulering niet te mis kennen. Een enkel voor beeld tot besluit: Dat ruimt op, zei Griet je en haar man stierf. Allemaal mensen, zei de bagijn en ze zoende de pater. Wie biedt er geld voor?, vroeg Goosen en hij bracht zijn vrouw op het erfhuis. Dat zal vandaag een hete da.i worden, zei Maartje van Assen en zij moest verbrand worden. Dat ligt, zei Jaap en hij gooide zijn wijf van de trappen. Dat valt tegen mijn zijn uit, zei de matroos en hij viel uit de mast. ZEI-SPREUKEN ont staan nog steeds, maai- veelal zijn het eenda.-.- vliegen. Eén die zsker van jonge datum is luidt: Bezigheid is mooi, zei de ambtenaar, maar het moet niet in werken ontaarden. Dr. P. H. Schroder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 14