MODERN ONDERZOEK
VAN DE LONGEN
Leesgewoonten in
Nederland
ZEISPREUKEN
LAGUARDIA
GODILLE
apologische spreekwoorden
ZATERDAG 19 OKTOBER 1957
V orderieöen
Erbij
Dit zag en tekende Wim Steyn
aan de Engelse zuidkust
i Dat schiet op, zei
1 de dienster en ze j
j kreeg een tweeling j
Ik wil hogerop, zei j
de jongen en liij j
kwam aan de galgj
DE ONTWIKKELING van het long
onderzoek begon, toen vele'honderden
jaren geleden de arts zijn oor legde op
de borst en de rug van een patiënt en
luisterde naar wat geschiedde in het
inwendige van de borstkas, als de pa
tiënt adem haalde, zuchtte of hoestte.
Soms wordt deze methode, het beluis
teren van de werking van longen en
hart alleen met het oor, nog wel toege
past. Ruim een eeuw geleden begon
men de geluiden, die in de borstkas ont
staan, door middel van een stethoscoop
te versterken. De stethoscoop van de
dokter is eigenlijk niet anders dan een
instrument, dat geluiden versterkt.
Ongeveer vijftig jaar geleden ont
dekte Röntgen de stralen, die later naar
hem genoemd zouden worden. Rönt
genstralen dringen door alle delen van
het lichaam heen. Op een scherm of
fotografische plaat doen zij schaduwen
ontstaan van de lichaamsdelen, waar
zij hun weg door gevonden hebben.
Vaste delen van het lichaam, zoals
beenderen, doen donkere schaduwen
ontstaan op het röntgenbeeld, omdat de
stralen er minder gemakkelijk door
heen dringen dan door de met lucht
gevulde delen, zoals de longen.
De doorlichting werd in ons land op
grote schaal toegepast, vooral bij de be
strijding der tuberculose. Bij de door
lichting wordt geen foto gemaakt, maar
worden de longen van de patiënt be
keken voor een scherm waarop men
hun beweging kan volgen. De laatste
tijd heeft men een systeem ontwikkeld,
waarbij kleine röntgenfoto's worden
gemaakt. Deze foto's worden later op
een scherm vergroot en bestudeerd. Het
maken van foto's heeft grote voordelen
boven de doorlichting, omdat de foto's
bewaard kunnen blijven en latere foto's
met vroegere vergeleken kunnen wor
den. Het systeem van kleine röntgen
foto's wordt bij het leger toegepast en
ook in diverse consultatiebureau's tot
bestrijding der tuberculose, te Amster
dam bijvoorbeeld.
ER ZIJN ECHTER diverse longaan
doeningen, bij welke ook de doorlich
ting of de röntgenfoto's geen voldoen
de klaarheid brengen in de aard van
het ziekteproces. We bedoelen longab
cessen, holten in de longen en gezwel
len van de longen, ook met een kwaad
aardig karakter, zoals longkanker, die
meer voorkomen dan men lange tijd
aannam. Sinds de oorlog heeft de long-
chirurgie grote vorderingen gemaakt.
De moderne wijze van narcose waarbij
het verdovingsmiddel via de lucht
wegen in het lichaam wordt gebracht,
maakt het mogelijk grote operaties in
de borstholte aan hart en longen uit te
voeren. Zieke delen van een long, long
kwabben, ja zelfs een gehele long kun
nen thans operatief verwijderd wor
den, iets dat enige jaren geleden nog
volkomen onmogelijk scheen te zijn..
Geven oudere mensen bloederig spu
tum op, hoesten ze, zijn ze benauwd,
vermagerd, dan is de mogelijkheid van
tuberculose aanwezig. Maar ook be
staat de kans, dat de patiënt een gezwel
in de longen heeft. De röntgenfoto
brengt niet altijd de oplossing. Ook is
het onderzoek van het sputum van de
patiënt niet altijd beslissend. Zijn tu
berkelbacillen in het sputum aan
wezig, dan zal bijna zeker de diagnose
tuberculose gesteld worden. Als er
geen tuberkelbacillen in het sputum
aanwezig zijn, is tuberculose nog niet
uitgesloten, maar blijft ook de kans
op een longgezwel bestaan. Dan wordt
een foto van de luchtpijp gemaakt.
De luchtpijp wordt gevuld met een
olie-achtige vloeistof, die de röntgen
stralen niet doorlaat. De vloeistof vult
de luchtpijp, dringt door tot in de
kleinste vertakkingen van de lucht
wegen. Wordt nu een röntgenfoto ge
maakt, dan ziet men de luchtwegen als
fijne takjes van een boom. Indien er
gens een afsluiting bestaat in de lucht
wegen, dan ziet men dat de olie-achtige
vloeistof niet verder kan doorlopen,
maar plotseling stopt.
OM NU TE WETEN, wat de oorzaak
van een dergelijke plotselinge verstop
ping en afsluiting van de luchtwegen
kan zijn, wordt een fijn instrument,
zeer buigzaam, in de luchtpijp ge
bracht.
Daartoe wordt eerst de keel van de
patiënt ongevoelig gemaakt, want an
ders zou deze gaan braken of tegen
werken, als de bronchoscoop (want zo
heet het instrument, waarmee men in
de longen kan kijken) wordt inge
bracht. Aan het einde van de broncho
scoop bevindt zich een klein lampje.
Men ziet de verstoppingen, kan soms
op het uiterlijk van de verstopte plaats
een diagnose maken.
Maar indien dat alleen met kijken
ook niet mogelijk is, wordt een heel
fijn tangetje door de bronchoscoop ge
bracht tot aan de plaats der verstop
ping. Met het tangetje kan een stukje
weefsel, een „monstertje" gegrepen
worden. Dit weefselstukje wordt mi
croscopisch onderzocht en meestal kan
een juiste diagnose gesteld worden. Het
tangetje wordt ook gebruikt om bij
kinderen, die een pinda in het „ver
keerde keelgat" hebben gekregen, dat
wil zeggen bij wie een pinda in de
luchtwegen is terecht gekomen, afslui
ting der luchtwegen te voorkomen. De
pinda kan met het tangetje tot uit de
kleinste en fijnste luchtwegen te voor
schijn gehaald worden.
Het moderne longonderzoek heeft
reeds geleid tot een belangrijke daling
van de sterfte aan een der meest ge
vreesde ziekten van vroeger tijden: de
tuberculose of tering.
Maar de modernste onderzoekings
methode, gecombineerd met de moge
lijkheden der longchirurgie stellen
ons thans in staat, ook andere ernstige
longaandoeningen te herkennen en af
doende te behandelen.
Z. Baruch
EEN DERDE deel van de bevolking
leest nooit een boek. Gedurende de
avond en het weekeinde wordt vijf uur
per week aan het lezen van boeken,
week- en maandbladen besteed. Deze
conclusies zijn, naar ons van de zijde
van het ministerie van Economische
Zaken wordt medegedeeld, te vinden in
het onlangs door het Centraal Bureau
voor de Statistiek gepubliceerde vierde
deel van de reeks „Vrije-tijdsbesteding
in Nederland" over de leesgewoonten
van de bevolking van twaalf jaar en
ouder. Hier volgen enkele gegevens:
DE verschillen in leesgewoonten tus
sen de sociale en leeftijdsgroepen zijn
groot. Onder de agrarische bevolking
zijn veel en bij de loontrekkende mid
denstand en de leidinggevenden weinig
niet-boekenlezers te vinden. Het per
centage boekenlezers is bij de gerefor
meerden hoog (84 percent) en bij de
rooms-katholieken laag (63 percent)
vergeleken met het algemeen gemid
delde van 71 percent. Het lezen van
boeken neemt af met de leeftijd, vooral
de twaalf-tot veertien jarigen lezen zeer
veel, gemiddeld veertig boeken per jaar.
Gemiddeld bezit de lezer vierenveertig
boeken. Bijna vier keer zo groot is het
boekenbezit bij de leidinggevenden.
Voor het overgrote deel, viervijfde,
bestaat de boekenlectuur uit belletrie.
Vooral het gewone, goedvertelde ver
haal wordt geprefereerd. Slechts 14 per
cent van de gelezen belletrie ligt op het
hoogste litteraire niveau. A. M. de Jong
is de meest geliefde schrijver van Ne
derland. „Dik Trom" van Joh. Kievit is
het meest gewaardeerde jeugdboek.
Slechts 5 percent van de bevolking
leest niet geregeld een dagblad. De
overgrote meerderheid, 87 percent, ver
kiest een avondblad boven een ochtend
blad. Vooral de mannen hebben een'
grote belangstelling voor het dagblad,
gedurende de avonden en het weekeinde
lezen zij ongeveer drie uur per week
in de krant. De agrarische bevolking
besteedt eveneens veel tijd aan het
dagblad. De belangstelling van de jeugd
voor het dagelijks gebeuren is gering.
De twaalf- tot zeventienjarigen lezen
per dag slechts ongeveer vijf minuten
in de krant. Week- en maandbladen
worden zeer veel gelezen, gemiddeld
krijgt ieder gezin twee tot drie bladen
per week in huis. Het grootste aandeel
hierin hebben de dames- en familie
bladen.
P A GINA VIER
Toen achttien jaar geleden het vliegveld
La Guardia in New York, een der drukste
knooppunten in het wereldluchtverkeer,
werd aangelegd, meenden velen, dat het te
uitgestrekt was om praktisch bruikbaar te
zijn, maar het bleek eigenlijk al verouderd
voordat het geheel voltooid was en sinds
dien hebben passagiers en luchtvaartmaat
schappijen steeds met inherente onvolko
menheden te kampen gehad. Onlangs werd
bekendgemaakt, dat aan deze toestand
binnenkort een eind zal komen: de ge
meentelijke diénst, die de luchthavens ex
ploiteert, heeft in samenwerking met de
belangrijkste zes luchtvaartmaatschappijen
die van het vliegveld gebruik maken, be
sloten tot een uitbreidingsplan waarmee
een bedrag van ruim tweeëndertig miljoen
dollar gemoeid is, zodat binnen afzienbare
tijd de zeven miljoen passagiers, die vol
gens berekening tegen 1965 jaarlijks van
het vliegveld gebruik maken, daar de mo
dernste en gerieflijkste installaties en ge
bouwen zullen aantreffen, die men zich
denken kan.
Volgens dit plan, dat ongeveer vijf jaar
in beslag zal nemen, zullen worden ge
bouwd en aangelegd: een nieuw stations
gebouw met vier waaiervormig uitlopende
vleugels en verbeterde startbanen.
Amsterdam, oktober Voor de mens,
die zich geestelijk in stand wil houden, is
het zaak om zich van tijd tot tijd op te
winden over het gruwelijk gebrek aan ori
ginaliteit dat deze wereld teistert. De sim
pelste manier om deze opwinding te stimu
leren, is natuurlijk om eens naar een amu
sementsavond van de radio te luisteren.
Een minuut of negentig met grapjes over
schoonmoeders en stotteraars brengt het
gehoorzame publiek in zo'n studiozaal tot
de hoogste toppen van vermaak. Ik geef
u dus toe: dit is een middel.
Maar zoekt u eens iets anders. Breidt uw
terrein uit. Telkens weer verschillende
voorbeelden van onoriginaliteit houden de
afkeer levendig. Ik ben net weer over iet?
nieuws gestruikeld. We mogen het be
schouwen als een schoolvoorbeeld.
Ik noem u een aantal namen: Palace,
Savoy, Savoy-Palace, Ritz, Victoria, Royal,
Regina, Du Commerce. Goed, u weet al
waar we het over hebben, hotels. Boven
staande lijst is eindeloos uit te breiden.
Zullen we nog even verder gaan? De Uit
kijk, Zeezicht, City, Grand, Rode of Gou
den of Grote of Pimpelpaarse Lion of
Leeuw, Modern, Terminus, Splendid. Nog
meer? Centrum, Astoria, Luxor en gaat u
maar door. Er zijn er niet zo erg veel meer.
Hiermee zijn vrijwel alle, duizenden hotels
van Nederland opgesomd. Er bestaan enke
le andere namen, maar die tellen nauwe
lijks mee. Als morgen in een of andere
stad een nieuw hotel wordt geopend, kunt
u er van op aan, dat de naam in deze korte
lijstjes voorkomt. En ik wil niet meer in
City zitten, niet meer in Victoria en niet
meer in Terminus. Ik benn doodziek van al
die leeuwen. Tenslotte ben ik Jonas niet.
Een geringe troost voor dit alles kunt
u als u een nationaal-chauvinistisch
denkend mens bent vinden in het feit,
dat dit geenszins een speciaal Nederlands
gebrek is. Bijna alle bovengenoemde na
men kunt u in Frankrijk, in Engeland, of
Amerika, in Duitsland of Spanje of Italië
ook vinden. Er worden dan wat kleine
taalkundige wijzigingen in aangebracht en
er komen enkele, specifiek nationale hotel
namen bij.
In Engeland vinden we op iedere hoek
de King's Arms en Ye Olde Crown Hotel.
En Savoy en Palace en Savoy Palace en
Ritz enzovoorts, enzovoorts enzovoorts.
Gaan we dan naar Duitsland, dan merken
we daar op: Zum Frankfurter Hof, Zum
Berliner Hof, Zum Kölner Hof. En Savoy
en Palace en Savoy Palace en Regina en
Splendid. Naar Parijs dan. In het telefoon
boek van die stad alleen staan vijfentwin
tig Hotels de France. Anders heten ze Le
Parisien of Du Commerce of Terminus of
Royal. Ik placht een man te kennen, die
het prachtige idee had gehad zijn établis
sement in Parijs „Au Chien Qui Fume" te
noemen. („In de Rokende Hond"). Hij was
de eerste. Nu zijn er al zeven Chiens Qui
Fument in de Franse hoofdstad. Hij wil het
ding nu „Au Poisson Qui Fume" noemen
(„In de Rokende Vis"). Alleen maar om te
kijken wie dit wat wrede grapje over
neemt. Waarschijnlijk alle zeven andere.
Is er nu werkelijk niets anders te beden
ken? Kunnen we niet eens op een geheel
ander spoor beginnen? Waarom niet het
Hotel „In Het Zachte Bed?" Voor de duur
dere klasse is dit dan te vervangen door
„Au Lit Doux" of „Ye olde softe bedde".
Of noem een hotel de „Godille". Ik heb dit
woord net in het Franse woordenboek ge
vonden. Een godille blijkt een wrikriem te
zijn. Nu weet ik niet wat een wrikriem is,
maar wat doet het er toe. Hotel Godille
klinkt aardig.
Beter dan Ritz, Savoy of Regina. Om nog
maar te zwijgen van Du Commerce. Bah.
A.S.H.
Van tijd tot tijd, echter zonder ook
maar enigszins naar regelmaat te
streven, drukken wij in „Erbij" proe
ven af van tekeningen van uit Ken-
nemerland afkomstige beeldende
kunstenaars, hopende op die manier
bij te dragen tot de bekendheid die
hun namen verdienen. Meer nog ho
pen wij zodoende de belangstellende
lezer (of liever gezegd: kijker in dit
geval) te prikkelen tot een confron
tatie met het originele werk, wan
neer dit tentoongesteld wordt. Want
natuurlijk zijn reprodukties op kran
tenpapier verre van ideaal. Meer dan
een zo goed mogelijke benadering
kunnen wij niet geven. En verder
moet men er rekening mee houden,
dat de gebruikte techniek de keuze
beperkt, zodat wij - ook door het
wegvallen van kleur onvolledig
zijn wat betreft het wekken van een
indruk omtrent de artistieke per
soonlijkheid. Ditkeer is Wim Steyn
- woonachtig in Bentveld - aan de
beurt. Hij geniet vooral een reputa
tie als schilder. Het zijn dan ook
schilderachtige tekeningen, die hij
meebracht van een verblijf van
ruim een maand in Engeland, waar
bij hij voornamelijk aan de zuidkust
vertoefde. Men ziet hiernaast van
boven naar beneden: impressies van
de haven van Shoreham, van een
straat in de bekende badplaats
Brighton en tenslotte van de krijt
rotsen bij Newhaven.
O
miiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiii
HET IS eigenlijk heel
eenvoudig: zei-spieuken
zijn gezegden waarin
iemand sprekend wordt
voorgesteld. De bena
ming is Vlaams, de Duit
sers noemen ze Beispiels-
sprichwörter of Sagwör-
ter en de officiële Neder
landse benaming luidt
apologische spreekwoor
den. Een apologie is een
zelfverdediging en men
kan inderdaad volhou
den, dat de handeling
aan het slot van de zegs
wijze in sommige geval
len de spreuk aan het
begin verdedigt of al
thans tracht te recht
vaardigen. Dat de snijder
zijn vrouw met de elle-
maat afranselt is, zou hij
kunneq redeneren, zijn
goed recht, omdat alles
„met mate" behoort te
geschieden.
De benaming apolo
gische spreekwoorden
lijkt voor deze uitingen
van volkshumor echter
wat zwaar. Met het
woord zei-spreuk weten
wij dadelijk waaraan wij
toe zijn en deze be
naming zal hier dus ook
verder worden gebruikt.
TYPISCH voor de zei
spreuk is het paradoxale
karakter: er moet een
tegenstelling zijn tussen
begin en slot. De aardig
ste zei-spreuken zijn die,
welker begin door een
bekende zegswijze of een
spreekwoord wordt ge
vormd, dat dan in het
slot een letterlijke toe
passing vindt, zoals in:
Alle last licht, zei de
schipper en hij gooide
zijn vrouw overboord of:
Veel kinderen veel ze
gen, zei de koster en hij
stak het doopgeld in zijn
zak. Daarnaast hebben
wij de groep, waarin al
leen een woordspel wordt
bedreven, zoals in het
geval van de jongen die
„hogerop" wilde en de
ladder moest bestijgen,
die naar de galg voerde.
En onderaan in onze
waardering staan de zei
spreuken, die beide ken
merken missen. Natuur
lijk komen die het veel-
vuldigst voor en ze zijn
het gemakkelijkst te be
denken: Dat schiet op,
zei de meid en ze kreeg
een tweeling. Of: Eer is
maar een lastig ding, zei
de meid, ik ben blij dat
minee en toen viel hem
de bril van de preek
stoel.
Er is een tijd geweest
dat men waarde hechtte
aan de bestudering van
de zei-spreuken, omdat
men meende daaruit ty
pische eigénschappen
van bepaalde beroepen
te kunnen aflezen en de
ik 'm kwijt ben. Of:
Weer een schelling naar
de weerlicht, zei de do-
waardering van die be
roepen door het volk te
kunnen peilen. Het zijn
namelijk telkens dezelfde
standen en beroepen, die
in de zei-spreuken wor
den genoemd. Bovenaan
staat de boer, dan volgen
de snijder, de pater, de
dominee, de duivel, de
dief, de meid, de mof, de
schipper en de jongen.
Maar de verscheidenheid
is groot en veelvuldig
komen in zei-spreuken
eigen namen, zoals Trijn
en Jan en Jochem en
Neel voor. Enige waar
deringsconclusie van di
verse beroepen is dus al
heel onzeker. Daar komt
nog bij dat men, waar
een beroep met name
wordt genoemd, ook heel
voorzichtig moet zijn. Het
is niet aan te nemen dat
snijders bij uitstek men
sen zijn die hun vrouw
slaan, maar de kleer
maker is de man die de
ellemaat hanteert en
■iiiiiiiisaiiittin
door hem krijgt de zegs
wijze „alles met mate"
een grappige toepassing.
Het is op deze gronden
wel duidelijk dat de „be-
roepswaarderingstheorie"
genoegzame grond mist.
TOCH IS HET wel
aardig eens een paar zei
spreuken te groeperen
bijvoorbeeld om de per
soon van de duivel. In
„veel geschreeuw en
weinig wol, zei de duivel
en hij schoor een var
ken", komt dadelijk de
herinnering op aan een
overbekende anekdote,
zoals „De druiven zijn
zuur, zei de vos en ze
hingen hem te hoog" aan
de fabel van Aesopus
doet denken. Maar wie
zijn nu bij voorkeur de
mensen naar wie de sa
tanische belangstelling
uitgaat? De volgende zei
spreuken geven antwoord
op die vraag.
Soort bij soort, zei de
Duivel en hij deed een ad
vocaat en een mulder in
één zak.
Een goed begin is het
halve werk, zei de Duivel
en hij schopte een deur
waarder in de hel.
De deugd in het midden,
zei de Duivel en hij ging
tussen twee kapucijnen.
Mooi goed, zei de Duivel
en hij bekeek zijn jongen.
Ieder zijn meug, zei de
Duivel en hij pakte een
schoorsteenveger.
Maatjes bij maatjes, zei
de Duivel en hij liep tus
sen twee predikheren.
DE OORSPRONG van
de zei-spreuken is na
tuurlijk moeilijk aan
wijsbaar, maar het lijkt
waarschijnlijk dat ze in
het Germaanse taalge
bied zijn ontstaan. Naar
de frequentie te oordelen
ligt het centrum in West-
Duitsland, van waaruit
zij zich dan hebben ver
spreid tot in Silezië,
Duits-Zwitserland, de
Scandinavische landen,
Nederland en Engeland
toe. In de negentiende
eeuw waren ze in het
laatstgenoemde land zeer
populair, wat ook al uit
Dickens' Pickwick blijkt.
De befaamde bediende
van Pickwick, Sam Wel-
ler, naar wie men zei
spreuken ook wel Wel-
lerismen noemt, is sterk
in deze soort uitspraken,
maar hij bezigt geen uit
drukkingen die onder
het volk zijn ontstaan.
Kennelijk heeft Dickens
ze zelf verzonnen. Er
zijn wel grappige bij,
maar zij staan ver van
de volkshumor af. In
wezen zijn ze litterair
Wanneer Pickwick Sam
in dienst wil nemen en
daartoe inleidende woor
den spreekt, antwoordt
deze: Voor den dag er
mee, mijnheer, zoals de
vader zei tegen het kind
dat een halve stuiver had
ingeslikt. Elders leest
men: Er is niets zo ver
kwikkend als slaap, zoals
het dienstmeisje zei toen
ze het eierdopje met lau
danum leegdronk, of: Er
is niets meer aan te doen
en dat is één troost, zoals
ze in Turkije zeggen als
ze de kop van de ver
keerde er afgehakt heb
ben of: Nu ziet het er af
gerond uit, zoals de va
der zei, toen hij zijn
zoontje het hoofd had af
gesneden om hem van
het scheelzien af te hel
pen enzovoorts. Al
deze snakerijen zijn te
omstandig, te ingewik
keld, te geconstrueerd.
Op deze wijze drukt het
volk zich niet uit. Onze
Jacob van Lennep die in
zijn Ferdinand Huyck
telkens Dickens navolgt,
is in het bedenken van
zei-spreuken waarlijk
niet de mindere van zijn
bewonderde voorbeeld.
Verscheidene ervan zijn
tweeledig en niet drie
ledig. Hier zijn een paar
voorbeelden: Ik hoop dat
er geen belet is, zoals het
mes tegen de oester zei.
U doet mij blozen, zoals
de kreeft zei tegen de
braadpan. Komaan, zoals
de man tegen de nauwe
laars zei. Andere hebben
de normale vorm: hou je
gemak, zoals de havik
tegen de duif zei terwijl
hij hem plukte, of: Reken
daarop, zoals de school
meester tegen de jongen
zei, toen hij hem een
schellingskoek in plaats
van een lei in de hand
stopte. Van Lennep volgt
ook in de vorm het voor
beeld van Dickens na.
Eigenlijk is onze uitdruk
kingswijze met: Zei de
koster en toen.... veel
pittiger dan de Engelse
met: Zoals de koster zei,
terwijl.
ZEI-SPREUKEN zijn
al heel oud. In het oudste
spreekwoordenboek, dat
wij in een Germaanse
taal kennen en dat da
teert uit 1480, is er al een
aangetroffen: Tis quaet
water, sprac die reigher
en conde niet swemmen,
dus ongeveer hetzelfde
als: de druiven zijn zuur.
Voorts vindt men ze ver
spreidt in heel wat kluch
ten en een groot aantal
is opgenomen in een al
lerwonderlijkst boekje
dat omstreeks 1700 ver-
scheen onder een lange
titel waarvan het begin
luidt: Lijste van koddige
Rariteyten en grappige
spreekwoorden door An
na Folie. Wie zich achter
dit pseudoniem verschool
is niet bekend. Die Lyste
telt enige honderdtallen
zei-spreuken, sommige
ook van elders bekend,
sommige van eigen fabri
kaat. Fijn van woordkeus
en gedachte zijn ze niet
steeds. Maar een zekere
pittigheid is in hun korte
formulering niet te mis
kennen. Een enkel voor
beeld tot besluit:
Dat ruimt op, zei Griet
je en haar man stierf.
Allemaal mensen, zei de
bagijn en ze zoende de
pater.
Wie biedt er geld voor?,
vroeg Goosen en hij bracht
zijn vrouw op het erfhuis.
Dat zal vandaag een hete
da.i worden, zei Maartje
van Assen en zij moest
verbrand worden.
Dat ligt, zei Jaap en hij
gooide zijn wijf van de
trappen.
Dat valt tegen mijn zijn
uit, zei de matroos en hij
viel uit de mast.
ZEI-SPREUKEN ont
staan nog steeds, maai-
veelal zijn het eenda.-.-
vliegen. Eén die zsker
van jonge datum is
luidt: Bezigheid is mooi,
zei de ambtenaar, maar
het moet niet in werken
ontaarden.
Dr. P. H. Schroder