SINTERKLAAS BEZUINIGT NIET TELEVISIE BOEKEN VOOR KINDEREN NIEUWE HARTOPERATIES Openhartig getuigenis van Etienne Lalou als spiegel van het menselijk bestaan DONDERDAG 7 NOVEMBER 1957 4 Glimlach Rijk programma Kennis van het leven in de overdruktank i Alle sombere verwachtingen van de neringdoenden ten spijt, ziet het er niet naar uit dat Sinterklaas zich ook maar iets zal aantrekken van de bestedingsbeperking. Terwijl men allerwegen nog druk is met het maken van fecstetalages en andere toebereidselen, loopt het in de winkels en warenhuizen al storm, waarbij de speelgoedafdelingen uiteraard de meeste belangstelling trekken. DE FRANSE OMROEP heeft de Prix Italia voor televisie gewonnen, welke dit jaar voor het eerst werd uitgeloofd. De R.T.F. had daartoe de uitzending „En direct de Marie Lannalongue" (Rechtstreeks uit Marie Lannalongue) ingediend, waarin de vijfentwintigjarige regisseur Igor Barrère en de commen tator Etienne Lalou samenwerkten. Het programma in kwestie betrof de repor tage van een hartoperatie in een Frans ziekenhuis. Barrère is een specialist in dit soort riskante, maar dankbare recht streekse uitzendingen: hij koos al eer der medische onderwerpen, zoals een hersenoperatie. De tekstspreker Etienne Lalou geeft voor de Franse geluidsom- roep wekelijks een boekbespreking en voor de beeldomroep een wetenschappe lijk overzicht, hoewel h., zich daarop niet specialiseert: men kan hem ook geregeld horen en zien in sportrepor- tages. Etienne Lalou schreef reeds ver scheidene romans en een essay over de sport. Een van zijn laatste in boekvorm verschenen publikaties is de belangwek kende verhandeling over de stand van zaken in de (Franse) televisie: „Regards neufs sur la télévision" (verschenen in de uitstekend uitgevoerde reeks „Peuple et culture" van de Editions du Seuil). Op de onbevangen lezer maakt dit laatste werkje waarvan men een Nederlandse bewerking moet wensen omdat het de kijkers voortreffelijk in licht omtrent de technische, artistieke en organisatorische kanten van de beeldomroep waaraan in ons land zeker behoefte bestaat een enigszins gespleten indruk. Enerzijiri getuigt La lou van zijn onwankelbaar geloof in de waarde, ja zelfs in de missie van de televisie en hij is trots op de reeds in Frankrijk bereikte resultaten in artistiek en technisch opzicht, anderzijds leeft hij in onvrede met het bestaande appa raat, dat technisch moeite heeft om bij te blijven, omdat de staat de financiële koorden kort houdt en zich ook artistiek niet voldoende kan ontplooien, omdat de overheid angstvallig vermijdt de teugels te vieren. DE PASSAGES welke betrekking heb ben op de organisatorische moeilijk heden kunnen door Nederlanders niet zonder glimlach worden gelezen: in een ander vlak bestaan hier te lande immers dezelfde hindernissen. Lalou beklaagt er zich over, dat de Franse televisie ad ministratief slechts één van de zoveel afdelingen van de Franse omroep vormt, dat zij technisch aan P.T.T. onderworpen is en dat zij artistiek altijd met ten minste één oog naar de minister van Voorlichting (en diens politieke op vattingen) moet loeren. Daar staat na tuurlek tegenover, dat er in Frankrijk maar één programmastaf aan het werk is en geen vijf, zoals in een zeker ander Europees land Lalou beklaagt zich over de gebrek kige middelen waarover de R.T.F. be schikt en alweer noteert de Nederlandse belangstellende met een glimlach zijn opsomming: de voormalige „Magie City" d® naam had gehandhaafd kunnen blijven aan de Rue Cognac-Jay her bergt drie studio's met een totale opper vlakte van zevenhonderd vierkante meter, een étage voor het televisie journaal en daarmee verwante program ma's en acht projectiecabines. Daarbij komen nog de nieuwe studioruimten op de plaats van de vroegere filmstudio's in het park Buttes Chaumont: een studio van zeshonderd, twee van vijf honderd en een van driehonderd vier kante meter oppervlakte. DE „BUITENDIENST" beschikt over niet minder dan zeven reportagewagens, waarvan drie zeer moderne, welke elk honderd miljoen francs hebben gekost. Elke reportagewagen is ingericht voor vier camera's, dus één meer dan in ons land gebruikelijk is. Als geheel een outillage, waarmee men in Bussum waarschijnlijk al heel tevreden zou zijn, evenals met de wekelijkse zendtijd van gemiddeld vijfenveertig uur, het geen neerkomt op zes uur per dag. Daarvan is meer dan een kwart bestemd voor de TV-nieuwsdienst, welke be halve het nieuws en de actualiteiten ook een reeds „magazines" en „tribunes" omvat, welke tot kader van discussie programma's of gedegen benaderingen van speciale onderwerpen dienen. Een zesde deel van de beschikbare tijd (zeven tot acht uur) wordt gebruikt voor variété en aanverwante uitzendingen, een achtste voor commerciële films. De middaguitzending „Télé-Paris" (een van de best geslaagde specimen van een licht verteerbaar, gevarieerd en in formatief televisieprogramma) beslaat drie uur per week, hetgeen overeen komt met de omvang der televisiespelen. Litteratuur, school en jeugd krijgen elk ongeveer twee uur per week, evenals de kerkgenootschappen. Voor muziek en bijzondere, moeilijk in te delen pro gramma's blijft dan nog een paar uur speling. Etienne Lalou zegt in het hoofdstuk, gewijd aan het programmabeleid, veel behartenswaardige dingen. Zo neemt hij stelling tegen de ook in Frankrijk heer sende opvatting, dat men de kijkers moet aanlokken en inpalmen met lichte programma's van het type „La joie de vivre" en „Trente-six chandelles" om ze op die manier stormrijp te maken voor serieuzer envervelender kost. Lalou stelt dat het instructieve nimmer zonder het verstrooiende en het ver strooiende nooit zonder het instructieve element mag worden opgedist. De ga pende kloof tussen het amusement en de cultuur schrijft hij terecht toe aan een vervalsing van het cultuurbegrip, dat identiek is geworden met een zekére sacro-sainte litteratuur en andere vor men van kunst en wetenschap. WAAR HET om gaat is, dat de kennis van het leven, het menselijk bestaan, in al zijn veelvuldige vormen wordt over gedragen. Daarom zijn sportuitzendin- gen in hoge mate cultureel, omdat het publiek daardoor eindelijk weer iets gewaar wordt van de schoonheid van het menselijke lichaam, vooral wanneer zich dat kan uitleven in een bewegings spel. Jaren geleden heeft Henry de Montherlant er reeds op gewezen, dat de gemiddelde mens meer poëzie beleeft aan een balspel dan aan een vers van Racine. De schrijver komt er ook tegen op, dat de TV-programmes vaak meer een weerspiegeling van Parijs dan een beeld van Frankrijk bieden. TeléVisie moet geen „miroir aux alouettes". maar een v „miroir de I'homme" zijn, geen lok middel. maar een spiegel van de mens. Technisch en artistiek is dat mogelijk: het Franse beeldlijnenstelsel (819) is het beste ter wereld en men vraagt zich af waarom dat in Europa niet algemeen is aanvaard. Het zou heel wat Eurovisie moeilijkheden besparen. Het artistieke potentieel van de Franse omroep is al gemeen bekend, het werd ook dit jaar met de Prix Italia in Nederland merkwaardigerwijze vaak verbasterd tot Prix d'Italia bekroond. Het gaat er maar om, zo schrijft deze geestdriftige medewerker aan de Franse televisie ,dat we onze middelen ook onbelemmerd kunnen gebruiken. Hij beveelt daartoe een afzonderlijk televisie-orgaan aan, dat intern autonoom is, maar zoals elk ander staatsbedrijf wel aan de overheid verantwoording omtrent zijn beleid heeft af te leggen. Dan zal de televisie pas goed aan haar hoge opdracht kunnen voldoen. Want e televisie is in feite een nieuwe blik op de wereld, een terugkeer tot de werkelijkheid. Zo het de eerzucht van de romanschrijver is van zijn instrument een langs de af te leggen weg voort glijdende spiegel te maken, dan be- mooiste, de meest waarheidsgetrouwe realistische roman. De mens ontdekt eindelijk zijn rijk, hij schuift met één schrijft de TV-camera elke dag de gebaar alles ter zijde wat zich ge durende eeuwen tussen hem en het leven heeft gesteld door de werkelijk heid te idealiseren of lelijker maken dan wel te verbergen. Door een aantal vooroordelen en tovenaars te doden moet de Televisie zich doen gelden als een instrument van het licht, een instru ment van de mens met zijn omstandig heden en met zijn naasten. Gelukkig het land, waar radio en televisie over medewerkers met zo'n hoge opvatting van hun taak beschik ken J. H. Bartman Zo werkte prof. Boerema met zijn assistenten in de experimentele overdruktank deze tank worden ingericht. De Rockefellerstichting gaf echter geen financiële hulp. Een Nederlander, die onbekend wenst te blijven, heeft honderdduizend gul den geschonken en bovendien eenzelfde bedrag tegen lage rente voor de bouw van deze bijzondere operatiekamer beschikbaar gesteld. De gemeente Amsterdam heeft hier nu vijftigduizend gulden aan toegevoegd. En zo zal dus nu een nieuwe operatiekamer voor tweehonderdvijftigduizend gulden gebouwd kunnen worden. Verwacht mag worden dat deze nieuwe ontwikkeling van de hartchirurgie een aantal patiënten hulp kan bieden, die tot nu toe niet mogelijk was. Prof. Boerema en zijn medewerkers verdienen lof voor hun vindingrijkheid op gebied van de hartchirurgie, maar zeker komt ook de onbekende Nederlander, die de bouw en de inrichting van deze bijzondere operatiekamer grotendeels lieeft mogelijk gemaakt een woord van dank toe. J. Z. Barttch „Van een aap, een kat en een orgeltjes man" is een nieuw „bont boekje". Het is geschreven door Willem van der Molen, een spannend, naar milieu en typering van mens en dier raak verhaal. Bij het onder havige boekje wordt uitgegaan van een verschil tussen kinderen en volwassenen: de mensen gaan er bij het ouder worden niet op vooruit: kinderen kunnen eigen lijk alleen kinderen vertrouwen! Dat deze "houding- ook gepropageerd"'wordt'door dïé- stbïB ia: ionredelijk, omdat ,de verhouding 'méns—dier geen argument kan'zijn in een vergelijking kinderen—volwassenen, zeker niet als bij die dieren een rat is, die van mensen geen goed kan verwachten. Het boekje is dan ook geschreven met de half tinten van een maatschappelijke beducht heid. Factoren als wantrouwen, geld, gie righeid, uitbuiting, geslepenheid kunnen natuurlijk alle goed in een sprookje be staan, maar als ze als grijs worden voor gesteld inplaats van zwart, wordt het een andere zaak. Het grijs is de kleur der vol wassenheid. Een kind kan zwart van wit onderscheiden, goed en kwaad, maar als beide kleuren in het grijs opgaan, raakt het de kluts kwijt. Daarom kunnen wij dit boekje eigenlijk alleen aanbevelen aan ouders, die hun kinderen volgens het waar schuwingssysteem opvoeden, in beducht heid voor de Grote-Mensen-wereld, kort om: aan ouders die van hun kinderen kleine volwassenen willen maken. De teke ningen van Fiep Westendorp zijn puntig en speels. „Klein Kareltje wordt Keizer" van Sy- bren Polet bevat vele geijkte gegevens voor kinderverhalen, maar de schrijver heeft ze zo persoonlijk verwerkt dat er een geestig, blijmakend verhaal is ontstaan. Het einde is niet geheel bevredigend: de vader komt zijn zoontje, die keizer is ge worden op een ster vol kleine mensjes, naar huis halen. Het jongetje is echter zö getypeerd, dat een vrijwillige terugkeer naar de aarde, bijvoorbeeld om weer eens te kunnen voetballen, aannemelijker en van meer waarde zou zijn geweest. Maar met dit al staat er al te veel kritiek, want het boekje is gul, van het kind uit gedacht, meeslepend en vol rijke vondsten. Volwas senen hebben daar maar een klein voca bularium voor: verrukkelijk, hartverove- rend. Van harte aanbevolen dus, ook om de fijne tekeningetjes van Babs van Wely. „Snelvoet en de verdwenen konings kroon" en „Snelvoet reist naar de maan" door Anny Smits Nijhof verschenen beide eveneens bij „Holland" te Amsterdam: boekjes voor jongens en meisjes van vier tot acht jaar en weinig opmerkelijk. De vertelling is wat droog en feitelijk, de ge beurtenissen krijgen aldus weinig sfeer. Van dit soort gaan er dertien in een dozijn en dat betekent alleen maar: niet goed en niet slecht. „Rood-Wit-Blauw" is een naar uitvoe ring en inhoud frisse bundel rijmpjes en gedichten voor de jeugd. Alle kinderen van de eerste tot en met de zesde klas zullen er iets in vinden, dat helemaal bij hen past. Op enkele uitzonderingen na wordt de keuze gekenmerkt door dezelfde kwaliteiten die de samenstelster van de bundel, Mies Bouhuys, als kinderschrijfster eigen zijn: een speelse gevoeligheid, pittig heid en een natuurlijke, onzware ernst. Enkele verzen met een grote-mensen- poëzie zullen hun doel het kind wel voorbij schieten. Atie Siegenbeek-Van Heukelom zorgde voor aardige prentjes. Evenals de twee volgende bundeltjes is „Rood-Wit-Blauw" een uitgave van „Hol land" te Amsterdam. „De 12 mannetjes" gaf Mies Bouhuys ge legenheid enkele van haar eigen kinder verzen samen te brengen, die feestelijke gebeurlijkheden betreffen, zoals die zich in de loop van een jaar voordoen. Helder van sfeer en kinderlijk van toon (ook als het onderwerp ernstig is zoals bij het vers „Vijf mei", zijn deze verzen als een kleu rige aan het jaar gehangen guirlande. "'ï-prT ïpry!" V blsisw ah -joov ïfifib*: JMeam aasatsx i 9 „Stippe Stappe". Van een levendige ver beelding getuigen de variaties op het ont- sterfelijke Sinterklaasthema, die Mies Bou huys in proza en poëzie schreef en thans in „Stippe Stappe" bundelde. Onze lezers kennen haar werk wel en zullen de gezel lige illustraties van Nellie Aardbodem on getwijfeld verwelkomen in deze fleurige verzameluitgave. „Stel je voor" door Hans Andreus is een boekje uit de Kwikstaartreeks van uit geversmaatschappij „Holland" te Amster dam. Evenals „De verrassingen van mijn heer Bol" door Jeanne van Schaik-Willing ook uit de Kwikstaartreeks is het een uitmuntend boekje voor wat oudere kinderen. Allebei zijn ze uiteraard voor treffelijk geschreven en er staan veel gees tige en glasheldere kinderlijke invallen in, waarmee kinderen hun ouders kunnen ver bazen en waarmee deze twee schrijvers de kinderen dus in het hart raken. Beide boekjes hebben bovendien die blijkbaar ongezochte maar gezonde pedagogische in slag, waar geen enkel kind zich tegen kan verzetten en daarom dus zeker ook de ouders niet. De vrolijke carrousel. Onder deze titel verzamelde Lea Smulders meer dan veer tig van haar verhaaltjes en versjes, waar kinderen van vijf tot negen jaar van zul len genieten. Lea Smulders kan van haar vele speelse invallen gezellige leuke vers jes en verhaaltjes maken en kindéren zul len er ongetwijfeld ademloos naar luiste ren. De schrijfster probeert telkens een levenslesje aan haar verhaal vast te kno pen, dat het spontane, karakter er aan ontneemt. Maar dat zal het kind en daar gaat het om niet merken, zelfs niet als Lea Smulders zo ver gaat om het kind een sprong te laten maken van „De vrolijke carrousel" naar moeder aarde, dieook een draaiende carrousel is. Coby Krouwel zorgde voor leuke kruime lige prentjes in dit plezierige kinderboek „Fridolien de das", door Hans Fallada (vertaling uit het Duits, door dr. J. E. van der Laan) is een verhaal voor kinderen van ongeveer twaalf jaar en ouder over de spannende belevenissen van een das in zijn dierenwereld en zijn contact met de men sen. Verwonderlijk goed is de schrijver er in geslaagd de belangen van die twee par tijen mens en dier hun eigen waar den te laten behouden. Die objectiviteit van „ieder het zijne" zal ongetwijfeld de wat oudere kinderen sterk aanspreken, te meer omdat de sfeer der gebeurtenissen er niet onder lijdt. Het pedagogische stra mien ligt wel wat erg duidelijk op het ver haal maar Fridolien de das leidt toch zijn eigen boeiende dierenleventje, want daar aan heeft Fallada, de grote natuurminnaar, niet willen tornen. „Fridolien de das" is een zeer goed kinderboek. (Uitgave: Ploegsma). „Pim en zijn Grootje" door Annie Wink- ler-Vonk (voor kinderen van ongeveer ne gen tot twaalf jaar) bevat talrijke avon turen die Pim met zijn toverende groot moeder meemaakt. De lotgevallen, die de schrijfster haar figuren krachtens die to venarij laat ondergaan, doen een beetje te nadrukkelijk verzonnen aan. Als men een maal laat toveren (en alles dus mogelijk is) komt het er op aan de avonturen zó te beschrijven en te kiezen, dat alle andere mogelijkheden ervoor worden vergeten. IN DE zeer goede kinderboekenreeks „Bonte Boekjes" van uitgeversmaatschap pij Holland te Amsterdam zijn weer twee nieuwe titels opgenomen. De boekjes van deze reeks zijn vrijwel alle door dichters en dichteressen geschreven en vallen op door kleurrijke verzorging, goede illustra ties en gezellige verhaaltjes. In deze reeks verscheen bijvoorbeeld ook „Tovertje Ko nijn en Haasje Repje" van de dichteres Harriet Laurey, die blijkens het juryrap port betreffende het bekroonde kinderboek 1956 een ernstige kandidate was voor de prijs (toegekend aan Miep Diekmann). DE GEMEENTERAAD van Amsterdam heeft besloten op het terrein van het Wilhelminagasthuis over te gaan tot de bouw en inrichting van een zogenaamde overdruktank voor operaties bij hartpatiënten. In het laboratorium voor expe rimentele chirurgie te Amsterdam hebben sinds enige tijd uitgebreide proefne mingen plaats met het doel verbeteringen te vinden in de techniek van de hart operaties. Het laboratorium staat onder leiding van prof. dr. I. Boerema, die sinds korte tijd onderzoekingen in een overdruktank van de Koninklijke Ma rine in Den Helder verrichtte. Daarbij is het gebleken, dat bepaalde hartoperaties kunnen geschieden als in de operatiekamer een verhoogde atmosferische druk van drie atmosferen bestaat. Het bloed van de patiënt neemt dan meer zuurstof op dan bij de normale luchtdruk het geval is. Omdat het bloed meer zuurstof bevat kan het hart langer uitgeschakeld worden bij een operatie en „drooggelegd" worden. De gevoelige organen van het lichaam, zoals de hersenen, ontvangen dan toch nog voldoende zuurstof uit de extra hoeveelheid, die het bloed bij de ver hoogde druk heeft opgenomen. De PROEFNEMINGEN in Den Helder werden bij dieren verricht. De resultaten .ïHDt, in, medische tijdschriften in de gehele wereld besproken. Ze hebben grote indruk gemaakt omdat bij het opereren onder overdruk meer mogelijkheden voor (^^tQye^jgyten.ygn hartoperatie^ bestaan, dan nu het geval is. Naar de mening van prof. Boerema zouden sommige hartpatiënten, die nu nog als hopeloos be schouwd worden, met kans op succes geopereerd kunnen worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor mensen met aangeboren afwijkingen, zoals openingen in de wand tussen de kamers van het hart en met verkeerd ingeplante grote bloed vaten. In Den Helder bestaat geen mogelijkheid in de nabijheid van de overdruktank hartpatiënten op te nemen en té verzorgen. Prof. Boerema heeft toen getracht financiële steun in Amerika bij de Rockefellerstichting te krijgen. Hij wilde een dergelijke overdruktank laten bouwen op het terrein van het Wilhelmina Gast huis, vlak bij de chirurgische kliniek. Een complete operatiekamer moet dan in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 6