Emancipatie van de vrouw
EEN W
i
ïïutp&n
van zoete geuren
ZATERDAG 16 NOVEMBER 1957
Erbij
mem de vrouw liet
heeft zij ook recht
kan laten beklimmen
spreekgestoelte op te gaan
»»Let
op, dit
ruikt groen!"
SANSEVIERA
„Wat een feest!" zei het hondje, „wat
een feestdag heb ik, ik heb de mijter
van Sinterklaas gezien!"
Misschien bent u het vergeten: het is
nu tijd om bloembollen in uw tuin aan te
planten. Stel het dan niet uit; tulpen kun
nen nog best gepoot worden. Elke solide
bloembollenhandelaar kan u aan een mas
sa soorten helpen; bega niet de fout om
van elke soort maar één bol te bestellen;
u zult er nooit iets moois mee bereiken.
Als al die rassen en soorten en kleuren
door elkaar heen gepoot worden is het
vroeg in de voorzomer een veel te onrus
tig geheel; het zal beslist niet voldoen. U
kunt beter vijfentwintig of vijftien stuks
van één kleur en één soort bestellen en
daarmee wordt één plekje beplant. Het
is prettig in een catalogus van bloembol
len te snuffelen; u treft er allerlei aardi
ge dingen in aan die in eigen tuin te ver-
wezelijken zijn. Tulpen houden wel van
een voedzame grondsoort; stopt u maar
wat oude mest in de grond en roer die er
dan goed doorheen, zodat de bollen er
niet direct mee in aanraking komen. Be
vat de grond voldoende humus dan kunt
u ook heel goede resultaten bereiken met
de rose tuin- en gazonkorrelmest. Tulpen
verlangen wel verse grond; bent u aan
een bepaalde plaats gebonden dan is het
beter de grond tot op een diepte van onge
veer dertig centimeter uit te graven. U
kunt ook met brassicol de grond ontsmet
ten. Op de verpakking staat hoeveel u er
van gebruiken moet en hoe het gedaan
moet woden; het is erg eenvoudig.
G. Kromdijk
Er is een bekend verhaal van een Europeaan, die rijdend
op een grote verkeersweg ergens in een land in het Midden-
Oosten, uit een klein landweggetje een boer zag komen, ge
makkelijk gezeten op zijn ezeltje, terwijl zijn vrouw met een
zware mand vruchten op haar hoofd voor hem uitliep. Nu
was deze Europeaan lang genoeg in die streek om zich niet
meer te verbazen over het feit, dat de man reed en de vrouw
liep èn bovendien een zware last te torsen had. Maar wel was
hij er ten zeerste over verwonderd, dat de vrouw vóór de
man uit mocht lopen tegen het gebruik in.
„Kijk", dacht de Europeaan, toch nog naief, „hier doen
De positie van de vrouw in de antieke
beschavingen varieerde van die van een
volslagen slavin tot een, voor die tijd niet
onaanzienlijke onafhankelijkheid. Terwijl
de Griekse vrouw zelfs in Athenes bloei
tijdperk niet meer was dan iemand, die
voor wettige afstammelingen kon zorgen,
had de vrouw in Babylonië omstreeks de
zeventiende eeuw voor Christus reeds een
goede wettelijk geregelde positie. Zoals
bijvoorbeeld uit de wetten van Hammoe-
rabi blijkt mocht de vrouw daar onder
andere zelfstandig handel drijven, in be
paalde gevallen echtscheiding aanvragen
en zelfs als rechter fungeren. Maar over
het algemeen had de vrouw een positie,
die totaal afhankelijk was van haar vader
of haar man.
In de opkomende steden en later ten
tijde van de renaissance komt er een wer
kelijke kentering in het bestaan van de
vrouw. Meer en meer gaat zij deelnemen
aan het openbare leven, haar invloed
wordt merkbaar ook buiten de kleine
kring van haar gezin. Met de bewustwor
ding van de vrouw komt ook haar ver
langen naar een betere ontwikkeling., Zij
begrijpt, dat, wil zij aanspraak gaan ma
ken op gelijke rechten als de man, zij zich
geestelijk zijn gelijke moet betonen. Maar
haar verlangen naar betere opvoeding en
ontwikkeling stuit nog af op de manne
lijke opvatting, dat de vrouw geen ver
stand heeft en alleen maar in huishoude
lijke kwesties het aanhoren waard is.
Een gans en al andere mening huldigde
de avontuurlijke Olympe de Gouges, die
in de woelige jaren van de Franse revo
lutie vurige pleidooien placht te houden
voor de rechten van de vrouw. Zij ver
dedigde haar openbaar optreden met de
leuze: „Als men de vrouw het schavot kan
laten beklimmen, dan heeft zij ook het
Aletta Jacobs, Nederlands eerste
vrouwelijke student.
recht het spreekgestoelte te beklimmen".
Zij vond haar einde op het schavot onder
de guillotine
Ook in Nederland
Ook in Nederland begonnen de vrouwen
zich te roeren. De Franse revolutie had de
mensen wakker geschud en hoewel de
duidelijke resultaten zich pas na 1850 ma
nifesteerden, zag ook al het begin van de
negentiende eeuw een grotere activiteit
van de vrouw op allerlei gebied.
De strijd voor de emancipatie van de
vrouw neemt vaste vormen aan. Steeds
luider klinkt haar eis voor gelijkstelling
op het gebied van de arbeid, het onder
wijs en de politiek.
De gelijkstelling van het onderwijs voor
meisjes en jongens zou tenslotte voor de
Nederlandse vrouw de belangrijkste stap
worden in de richting van haar volledige
emancipatie. En deze stap had zij te dan
ken aan een man. Het was de grote libe
rale staatsman Thorbecke, die het belang
CLEOPATRA WIST HET WEL: zij
kende het raffinement van de welrieken
de geuren, waarmee ze Antonius zoetjes
omspon. De oude Egyptenaren golden
reeds voor ware meesters in het compo
neren van geurige oliën en zalven en
ook in de Arabische landen had men het
in oude tijden reeds zeer ver in deze
kunst gebracht. De koningin van Saba
wist zich trouwens even vaardig als haar
Egyptische ambtgenote te wapenen
met parfums.
Deze enkele voorbeelden leveren al
het bewijs, dat de vrouw van oudsher de
waarde van lieflijke of markante geuren
heeft beseft. Zij heeft door de eeuwen
heen genoten van het gevoel van luxe,
dat uitging van het mysterieus waas,
gepuurd uit dat kleine flaconnetje op
haar toilettafel.
IS HET DE VROUW eigenlijk niet in
geboren? Wij herinneren ons nog heel
goed hoe we als kind de blaadjes van een
roos in een flesje water stopten en zo in
ons idee de lekkerste „parfum" ter we
reld fabriceerden een bezigheid, die
we overigens afwisselden met het mixen
van dropwater. Dat rook dan weer op een
ander niveau lekker.
Om wat van de geheimen van de ede
le mengkunst te weten te komen hebben
we ons oor te luisteren gelegd bij een
Zaandamse Essencefabriek, waar onder
andere reukcomposities worden samen
gesteld voor de parfum- schoonheids-
middelen- en zeepfabricage. Binnen- en
buitenlandse fabrikanten, ook Franse par
fumeurs, betrekken hier de grondstoffen,
of halfgerede composities, de zogenaam
de basen. Daar voegt men dan een eigen,
uiteraard geheime, essence aan toe,
waarna het product in fraaie flaconne
tjes onder een klinkende naam wordt ver
kocht.
Toen we in Zaandam de hoofdpoort wa
ren gepasseerd, bevonden we ons in het
buitenland: we waren namelijk de doua
ne voorbij, die de controle heeft over de
alcohol bevattende uitgaande materialen.
Allerlei grondstoffen in velerlei vormen
en uit alle windstreken gaan deze poort
onderdoor: stukjes amber, muskus uit
Tibet, civette uit Ethiopië en castoreum,
alle vier dierlijke producten van de par
fumindustrie, en voorts etherische oliën.
Dit zijn dus plantenoliën, die reeds in het
land van herkomst door destillatie of ex
tractie uit bloemen en planten zijn ge
trokken uit rozen en jasmijnen uit
Frankrijk of Arabië, uit India's sandel
hout, uit lemongras (Ceijlon), uit Indone
sische kruidnagelen. Men kan aldus een
enorm lange lijst samenstellen van bloe
men, vruchten, grassoorten en andere
ingrediënten, afkomstig uit alle wereld
delen.
In een van de vele vertrekken troffen
we achter het reukorgel, waar zevenhon
derdvijftig flesjes met evenzovele extrac
ten bijeenstaan, de „componist" oftewel
parfumeur wiens taak het is uit al deze
materialen een oneindig aantal lieflijke
geuren samen te stellen, van de meest
wazige tot de gepunte en zelfs scherpe
geuren toe. Verder is het zijn taak par
fums voor zeep en schoonheidsmiddelen
te testen of voor lipsticks parfums te be
denken, die de kleur niet aantasten. Be
langrijk is, dat hij een onfeilbaar geheu
gen heeft; hij moet de geuren kunnen
vasthouden. En er bestaan wel tachtig
duizend verschillende geuren! Vijf- tot
zesduizend ervan staan hier heel proza-
isch onder nummer vermeld.
We ruiken aan smalle papiertjes, die
voor ons in verschillende flesjes worden
gestoken. „Let op," zegt men ons, dit
ruikt groen." We constateien, dat deze
bepaalde frisse geur inderdaad associa
ties opwekt met de genoemde kleur. „En
dit noemen we een bruine geur." Het is
waar, die ruikt donker, vinden we.
Soms worden tien, dan weer vijftig en
zelfs honderdvijftig geurtjes gemengd. In
het flesje parfum, dat u koopt, bevindt
zich, behalve de alcohol, 15 tot 20 pet.
bloemenoliën, aangezet met dierlijke of
synthetische fixateurs. En wist u, dat par
fum gelagerd wordt, net als wijn? Men
vertelde het ons: twee a zes maanden en
soms zelfs een jaar.
„De parfum van thans doet denken aan
de muziek van Bartok," zegt de compo
nist, die zijn beroepsnaam alle eer aan
doet door in muziektermen te vergelijken.
„Ik bedoel een dominerende noot, opge
nomen in de achtergrond, maar tegelij
kertijd apart naar voren tredend."
Sommige bloemengeuren, zoals die van
de hyacint, zijn alle synthetisch samen
te stellen. Men werkt trouwens de laat
ste tijd hoe langer hoe meer met synthe
tische middelen. Een menging bestaat
veelal uit deze middelen, isolaten uit
plantenolie, dierlijke reukstoffen en plan
tenoliën zelf. Geen wonder, dat een fles
je parfum zo duur is, beseften we: het
bestanddeel rozenolie bijvoorbeeld is
duurder dan goud, achtduizend gulden per
kilo! Amber is met vijftienhonderd a twee
duizend gulden per kilo ook niet bepaald
goedkoop. Dank zij de nieuwe, vaak zeer
interessante synthetische reukstoffen is
het de parfumeur nu mogelijk geworden,
om werkelijk „moderne" parfums samen
te stellen.
PARFUM IS ZEER PERSOONLIJK;
iedere huid heeft er haar eigen reactie
op, dat wil zeggen, maakt de geur scher
per of doffer. Hoe weet ik nu welke geur
bij mij past? zult u zich afvragen. Daar
is maar één antwoord op: neem een
proef op uw mgen huid en ruik. Dat wat
u bijzonder aanspreekt, behoort bij uw
persoonlijkheid, mag men in grote lijnen
zeggen. Uw eigen neus is dus uw beste
gids. Parfum onderstreept als het ware
uw geaardheid en uw type en uw diver
se charmes. Hieruit blijkt dus tevens, dat
u niet uw hele leven aan één geurtje ge
trouwd bent aan ieder karakter zitten
verschillende kanten.
Iedere vrouw zou eigenlijk, zij het m
bescheiden mate, parfum moeten gebrui
ken. Het is heus niet zo'n luxe, maar
kost omgerekend een paar cent per dag.
Wanneer u een beetje tipt achter de oren,
in uw halskuiltje of aan de polsen is dat
meer dan voldoende. Nooit op de kleren
aanbrengen: de parfum vermengt zich
met de geur van de stof en gaat op den
duur duf ruiken. Een belangrijke factor
is voorts, dat u parfum nooit moet com
bineren met sterk geurende zeep of
crèmes, want daardoor raakt de harmo
nie verstoord.
Is de flacon eenmaal geopend, wees er
dan niet te zuinig op. Onder invloed van
de lucht gaat de inhoud op den duur oxy-
deren. Bewaar de geur dus niet alleen
voor uitjes, maar tracteer er 's avonds
uzelf en uw man op. Bewaar de flacon
op een koel, donker plekje: zon, warmte
en lucht oefenen een schadelijke invloed
uit. En hang het lege flesje in een hoek
je van uw klerenkast dat is ook een
manier van parfumeren.
Dat maat houden belangrijk is, spreekt
natuurlijk vanzelf. Parfum moet met u
ergens binnenkomen, rustig en beschei
den. De geur moet niet zeggen: „Hier
ben ik en ik heb haar toevallig ook bij
me." Laat men meer kunnen zeggen:
„We hebben een aantrekkelijke vrouw in
ons gezelschap en ze geurt als een lente
bloem",
Tineke Raat
dan eindelijk ook modernere ideeën zich gelden", hij leunde
uit zijn auto en prees de boer, die net op de grote weg
arriveerde, voor deze vooruitstrevende houding. Tevens in
formeerde hij of de andere boeren uit de streek ook reeds er
toe over waren gegaan om hun vrouwen tenminste voor zich
uit te laten lopen. De man keek de vreemdeling niet hele
maal begrijpend aan en zei treurig: „Ach ja heer, op deze
landweggetjes móéten wij wel, er liggen hier namelijk zoveel
landmijnen, ziet u, dat wij voor onze veiligheid wel verplicht
zijn, onze vrouw als eerste over deze verraderlijke grond
te laten gaan."
van goed onderwijs voor de vrouw be
greep en in zijn middelbaar-onderwijswet
van 1863 in de mogelijkheid van middel
baar onderwijs voor meisjes voorzag. En
het was alweer Thorbecke, die vlak voor
zijn dood in 1872, Aletta Jacobs defini
tieve toestemming verleende tot het vol
gen van hoger onderwijs.
Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke
medische student aan de universiteit te
Groningen, werd in 1878 Nederlands eer
ste vrouwelijke arts. Voor de vrouwenbe
weging in Nederland is zij met haar on
vermoeid ijveren voor het vrouwenkies
recht van onschatbare waarde geweest.
Maar algemeen bleef voorlopig nog het
verzet van de mannen4 die vreesden, dat
de vrouw door betere en meer omvatten
de educatie aan vrouwelijkheid zou in
boeten. Uit die jaren stamt de parodie, die
Cornelis Veth maakte van een bekend
liedje, een spotdicht op deze algemene
vrees:
„Als je pas getrouwd bent,
Krijg je Wagner bij je thee,
Hegel op je brood,
Tolstoi op je schoot".
Felle actie
Eind van de negentiende eeuw begint
vooral in West-Europa, de vrouw een
steeds in hevigheid toenemende actie voor
haar politieke rechten. Vrouwenvereni
gingen worden opgericht, vrouwenbladen
uitgegeven, vrouwen richten zich tot hun
regeringen en eisen kiesrecht. Het felst
werd deze strijd in Engeland gevoerd,
waar de suffragettes haar leven inzetten
om het kiesrecht te bereiken. Hier ver
wierven Emmeline Pankhurst en haar
dochter bekendheid door haar hongersta
kingen, beruchtheid door haar vaak al te
fel optreden. Zelfs voor brandstichtingen
schrikten deze agressieve vrouwen niet
terug.
Toch was het niet een Europees land
maar Australië, dat als eerste de vrouw
het actief en passief kiesrecht schonk. Dat
was in 1902, Finland volgde in 1906, Noor
wegen in 1913, Denemarken en IJsland in
1915. In 1917 werd in de Nederlandse
grondwet de mogelijkheid geschapen voor
het invoeren van kiesrecht voor de vrouw
en in 1919 werd dit recht in de kieswet
verwezenlijkt. Ons land kwam dus beslist
niet achteraan!
Tot de tweede wereldoorlog waren er in
het geheel vierendertig landen, waar de
vrouw actief en passief kiesrecht had ver
kregen, na wereldoorlog II sloten zich hier
nog eens vijfendertig landen bij aan.
Toch leven er in onze tijd nog steeds
circa vijftig miljoen vrouwen, in een bij
de man achtergestelde positie. Niet alleen
in landen als Irak, Perzië, Jordanië en
Afghanistan, maar zelfs nog in Europa,
in Liechtenstein, in het kleine republiek je
San Marino, ja, en ook nog in Zwitser
land!
Naar aanleiding van hem gestelde vra
gen schrijft onze medewerker G. Krom
dijk over dit onderwerp: Sanse-
vieria's kunt u uitstekend voortkweken
door middel van stekken; de bladeren
zijn echter wel wat lang. Die moeten ei
genlijk om voort te kweken door middel
van stekken in stukken van tien centime
ter lengte gesneden worden, doch nu ze
al zo lang staan en er zo goed uitzien zou
ik dat niet meer doen. Ze zullen dus wel
wortels gevormd hebben. Onder aan de
voet kunt u de jonge bladeren verwach
ten, maar niet meer met die mooie gele
rand; die gaat bij het stekken verloren.
Wel behouden ze die gevlamde kleur. Zo
dra er de stekken jonge bladeren gaan ma
ken en ze een lengte van ongeveer vijf
tien centimeter hebben bereikt kan elke
stek afzonderlijk in een kleinere pot ge
plaatst worden. Dat dient u dus eerst af
te wachten; het is verkeerd ze nu al te
verplanten. Oude opgeloste koemest is uit
stekend, maar ook opgeloste kamerplan-
tenkustmest.
In Londen is een nieuw kapsel gelanceerd,
dat de naam draagt van Spoetnik II. Zelfs
het hondje heeft men niet vergeten aan
te brengen. Het kapsel is ontworpen door
Ray Cochrane en werd voor het eerst
getoond door de cabaret en televisiester
Tonia Bern.
ER WAS EENS een heel klein lelijk
hondje. Hij had niet eens een naam. Hij
heette alleen maar hondje. Zijn ribbe
tjes staken door zijn vel, zijn pootjes
waren krom en hoe je ook keek je zou
nooit hebben kunnen zeggen wat voor
kleur hij had. Grauw, grijs, bruin en
dat nog allemaal in rare strepen en
vlekken door elkaar. Waar hij ook
kwam, hij werd overal weggestuurd.
De mensen, maar ook de dieren vonden
hem gewoon te lelijk. Daardoor had nog
nooit iemand gezien dat hij de liefste
ogen had van alle hondjes op de wereld.
Hij zat meestal maar weggedoken in
een donker pakhuis waar toch niemand
kwam en pas als iedereen uitgegeten
was ging hij er op uit om de paar krui
meltjes of likjes die ze hadden achter
gelaten. En zelfs dan werd hij meestal
nog weggestuurd.
Zo kwam het dat het hondje alleen
nog maar bij treurige mensen en die
ren kwam bedelen, want alleen die
konden een beetje begrijpen hoe je je
voelt als je het lelijkste hondje van
de wereld bent. Vrolijke mensen hou
den van dikke hondjes die kunstjes
doen en springen van plezier. Nou, je
begrijpt wel dat als Sinterklaas één
keer in het land was, er voor het hond
je helemaal niet veel meer te halen
was, want wie is er dan nog treurig?
Het hondje zat in een portiek van een
heel smal steegje en keek naar de vro
lijke optocht in de verte. Van waar hij
zat kon hij de muziek horen, de kin
deren horen juichen en zingen en in
een flits zag hij de mijter van Sinter
klaas hoog boven alle mensen uit toen
Sint over de grote straat het smalle
steegje voorbijging.
Zijn kleine staartje kwispelde en hij
vergat wel drie uur lang zijn honger.
Pas toen het donker werd en alle stra
ten heel stil geworden waren voelde hij
zijn lege maag.
„Kom", zei het hondje, „ik zal maar
eens gaan zoeken of ik nergens tranen
ruik.... Waar tranen zijn hebben de
mensen meestal wel medelijden".
Hij zocht en snuffelde met zijn grau
we neus langs de straat. Hij was erg
knap in snuffelen, want dat had hij
z'n hele leven moeten doen. Maar ja,
wie huilde er nou op de dag dat Sin
terklaas in de stad komt?
Uren en uren liep hij door straatjes
en steegjes, maar nergens een spoortje
van tranen. Eindelijk gaf hij het op en
ging naar de grote straten, waar de
prachtige winkels waren. Och, hij wist
zelf eigenlijk wel dat je daar niet naar
tranen hoefde te zoeken, maar goed,
hij liep er nou eenmaal.
En laat hij me nou voor de prachtig
ste en grootste bakkerij van de stad iets
ruiken! Geen speculaas, geen banket,
geen borstplaat of marsepein, nee,
tranen, echte mensen tranen, rook hij.
Het hondje stoof er op af, door een
zijdeur die op een kier stond kwam hij
in de bakkerij en jawel hoor, hij had
goed geroken! Op een krukje zat de
banketbakker tranen met tuiten te
huilen! En wie stond er naast hem met
een rimpel in zijn voorhoofd? Sinter
klaas!
„Ja, bakker, ik begrijp wel dat je
verdriet hebt", zei Sinterklaas, „maar
hoe kon dat nou gebeuren? Je wist dat
ik komen zou?"
De bakker schudde zijn hoofd. „Ik
wist het niet, ik wist het echt niet, Sint,
ik dacht dat het pas oktober was en
daarom hèb ik nog niets voor u ge
bakken!" „Maar bakker", zei Sinter
klaas, „heb je dan geen kalender? Heb
ik je niet zelf een kalender cadeau ge
geven vorig jaar?"
„Jawel Sint, maar de muizen hebben
mijn kalender opgegeten en daarom
wist ik niet dat het al zo ver was.
Ooo.... ooo.... en hoe kom ik nou
aan genoeg meel, amandelen, suiker en
vooral aan brandhout om op tijd klaar
te zijn?" Er was geen gewoon praten
met die bakker. Het kleine hendje dat
op de drempel zat te luisteren voelde
gewoon de tranen in zijn ogen komen.
Ze druppelden langs zijn lelijke neus
en het maakte hem nóg lelijker. Opeens
hield hij op met huilen, want hij voel
de hoe er ook tranen op zijn rug en
zijn kop vielen. Dat kon toch niet uit
zijn eigen ogen komen?
Hij draaide zich om en keek in de
mooiste paardeogen van de wereld.
Het paard van Sinterklaas stond achter
hem en huilde met het hondje mee over
die arme bakker.
„Wat verschrikkelijk, hè", zei hij
tegen het hondje, „konden we hem maar
helpen! Ik wou dat ik wist waar ik zo
vlug meel en suiker en amandelen en
hout vandaan moest halen".
„O, dat is niet zo moeilijk", zei het
hondje, „ik weet in dit land alles te
vinden, omdat ik zelf altijd op zoek
ben".
„Nou, wat staan we hier dan nog?"
zei het paard, „kom mee, we moeten
hem en Sinterklaas helpen, want straks
huilt Sinterklaas ook als hij niet één
kind iets lekkers kan geven. En dat is
niet om aan te zien, weet je, Sinter
klaas die huilt!"
„Ik wijs je de weg", zei het hondje,
„kom mee!"
Als een pijl uit een boog schoot hij
voor de schimmel uit en wees hem de
weg: perst naar de boer, waar ze een
grote boerenwagen haalden. De schim
mel trok hem en het hondje ging op de
bok zitten. „Vort.... vort, eerst naar
de suikerman!" Zeven zakken suiker
gingen op de wagen. „Vort.... vort
naar de molenaar!" Zeven zakken meel
gingen op de wagen. „Vort.... vort
naar de amandelenman!" Zeven zak
ken amandelen gingen op de wagen.
Onderweg haalden ze nog eieren, boter
en room. Allemaal dingen die je nodig
hebt om speculaas, banket, borstplaat
en marsepein te maken. „Vort.
vort, schimmelnu naar het bos!"
Daar laadden ze de wagen zó vol met
hout, dat het lelijke hondje er helemaal
onder verdween. En toen in galop
terug naar de mooiste en grootste bak
kerij van de stad. Ja, de schimmel had
gelijk gehad. Ook Sinterklaas huilde
nu en dat was het treurigste gezicht
dat je je bedenken kon. Toen de rate
lende wagen stilstond voor de zijdeur
hieven ze hun hoofd even op. Wat was
dat? Ze hoorden een paard briesen en
heel zacht het geblaf van een hondje.
„Kom, kom toch kijken, meester!"
riep de schimmel en de Sint liep zo
hard als hij kon op z'n oude benen naar
buiten. De bakker achter hem aan.
Eerst konden ze hun ogen niet geloven,
maar toen lachten ze door hun tranen
heen en ze streelden en aaiden de
schimmel over zijn dampende rug.
Maar de schimmel schudde zijn hoofd.
„Zoek onder het hout", zei hij, „ik had
het nooit alleen voor elkaar gekregen,
maar in de wagen vind je het dier dat
alles voor elkaar heeft gebracht".
Nou, Sinterklaas en de bakker kon
den hun ogen niet geloven toen ze dat
lelijke kleine hondje zagen dat helemaal
weggedoken zat in een hoekje van de
wagen.
„Ik noem je Piet", zei Sinterklaas
tegen het hondje toen hij hoorde dat
het niet eens een naam had, „omdat je
net zo dapper en flink bent als mijn
eigen knechten".
„En bij mij....", zei de bakker, die
al druk aan het bakken was, „bij mij
staat voortaan iedere dag een bord eten
voor de zijdeur. En een mandje achter
de oven!"
En letten jullie maar eens op: als je
langs de mooiste en grootste bakkerij
van de stad komt dan zie je daar een
lelijk klein hondje op wacht zitten voor
de deur. Hij houdt de muizen uit de
bakkerij, zodat ze nooit meer de ka
lender kunnen opeten. Om zijn hals
heeft hij een halsband van goud met
de naam van Sinterklaas erop. En als
je hem daar niet ziet kijk dan eens of
je hem niet op straat ziet draven naast
zijn vriend, de schimmel van Sinter
klaas!
Mies Bouhuys
Voor ik vanavond slapen ga
heb ik nog veel te doen:
een wortel en een blaadje sla,
die moeten in mijn schoen.
En met een potlood - met een rood -
zet ik op de kalender
door deze dag een kruis. Héél groot!
Ik schrap hem uit november.
Maar nog kan ik niet slapen gaan,
ik moet nog één ding doen;
ik ga vlak bij de schoorsteen staan,
vlakbij die volle schoen.
Ik zing Waar, denk je, zing ik van
vlak onder de kalender?
Voor wie 't nu nog niet raden kan:
't Is heel gauw vijf december!