Noorse auteurs aan banden Pétain of De Gaulle Kiekjesvan voorheen Weet je nog wel? na jaar, nog steeds in Herinneringen van Anna van Cogh-Kaulbach Verdwenen romantiek Op deze pagina vindt men een kleine bloemlezing uit de hon derdachtentwintig foto's, die het zojuist verschenen en hier naast besproken boek „Weet je nog welillustreren, bijzonder fraai door het gebezigde procédé van koperdiepdruk, maar bovendien meer zeggend over het doen en laten van de (Van onze correspondent in Oslo) DE NOORSE schrijvers voelen zich aan boeien gelegd. Voortaan, zo is thans ko men vast te staan, zal de overheid met een scherp oog over de letterkundige pro- duktie waken. En wie de niet afgeba kende grens van goed fatsoen heeft overschreden, zal zich voor de rechtbank hebben te verantwoorden en loopt gevaar de inkomsten van het gewraakte oeuvre te verliezen. AANLEIDING is het weken geduurd hebbende proces tegen de schrijver Agnar Mijkle geweest, die in zijn „het lied over de Rode Robijn" zeer uitvoerig op een zeer intiem onderwerp is ingegaan. De schrijver, die zijn boek in het openbaar moest voorlezen, werd vrijgesproken, maar zijn boek moest meteen worden in getrokken en de inkomsten moesten wor den gestori in een litterair fonds. Het resultaat van dit proces is geweest, dat werkelijk iedereen het boek heeft ge lezen. Velen noemen het smerig werk, maar groot is ook de groep, die de schrij ver dankbaar is, dat hij zo open heeft ge sproken over problemen, die tot nu toe meestal fluisterend werden behandeld. De schrijver zelf is zich, naar hij zegt, van geen schuld bewust en ook de uitge ver niet, en dus hebben zij tegen het oor deel geprotesteerd. De zaak zal nu binnen afzienbare tijd door het hoogste gerechts hof worden behandeld. Intussen hebben enkele schrijvers mee gedeeld nu geen zin meer te hebben de pen op te nemen. Ook al is het niet hun doel over de menselijke driften te schrij ven, toch verzetten zij zich tegen dit soort van censuur. De vrijheid van drukpers, vinden zij, is niet meer gewaarborgd. Anderg kringen echter zijn blij, dat paal en perk wordt gesteld aan de activiteit van schrijvers, die ook de laatste sluier willen oplichten. Aangemoedigd door het resultaat van bovengenoemd proces gaan zij nu ook andere boeken onder de loep nemen. Thans is de beurt aan „Sexus" van Henry Miller. De moralisten zien nu overal iets in en verzetten zich zelfs te gen bepaalde advertenties. Wat te zeggen van de volgende advertentie, die het blad „Dagen" als pornografie bij de politie heeft aangegeven: „Een warme roman, het opwindende liefdesverhaal „Eeuwige begeerte" van N. T. Lord is thans opnieuw verschenen. De avonturen van Casanova zijn hierbij vergeleken kinderlektuur. In dit boek worden evenwel niet de erotieke belevenissen van een man beschreven, maar de driften en boudoirscenes van een jonge vrouw. Gedetailleerd en sensa tioneel". De rechtbank zal zich nu ook met deze advertentie bezig houden. BIJ DE BEZIGE BIJ te Amsterdam is een boek verschenen, dat voor jong en oud oen onuitputtelijke bron van vreugde zal vormen, voor de gevorderde genera ties een rijkgeschakeerde terugblik op het kleurige verleden, voor de jeugdige volwassenen een kostelijke mogelijkheid tot verificatie van alle romantische ver halen „over vroeger". Het heet „Weet je nog wel...." en is samengesteld door de journalist Friso Endt, die als richtsnoer aan zijn medewerkers het devies uitgaf: geen geschiedkundige opsomming van feiten, geen volledigheid, alleen de sfeer van-toen. Zo behelzen de ongeveer hon- derdzestig royale bladzijden tekst een aantal anekdotisch getinte verhalen, in terviews, krantenartikelen, liedjes, teke ningen, handschriften en zeer veel foto's uit archieven en particuliere verzamelin gen. Politieke spotprenten en levensliede ren, distributiekaarten van tijdens de eer ste wereldoorlog en overdrukken van de zogenaamde amusante weekbladen en ad vertenties, alsmede van theateraffiches zijn op gekleurde inlegvellen te vinden. Wim Bijmoer tekende het omslag en Ka- rel Beunis wist veel variatie in een ver antwoorde opmaak te brengen. Om een indruk van de inhoud te gevên: Annie Salomons vertelt over de vrouwen beweging, Fie Carelsen haalt treffende herinneringen op aan Pisuisse en me vrouw Székely-Lulofs lichte een curieuze geschiedenis over een reddingbrengende visvangst uit een privé-doofpot. Tot de beste bijdragen behoren de met evenveel deskundigheid als geestdrift geschreven kronieken van verdwenen cabarets door Alex de Haas en het relaas van Meyer Sluyser over „de kameel van Stelio" en zijn eerste taartje. Er is misschien wat onevenredig veel aandacht aan het ar tistieke leven geschonken. De beschouwin gen Frangois Pauwels laat ons nader kennis maken met de grote zanger, die zijn vader was, Edw. Katan bejubelt Louis Bouwmeester, J. van Doveren maakt ons met de historie van het Ko ninklijk Circus Carré vertrouwd, waarbij ter aanvulling bewaarde opstellen van Royaards over het sterfbed van Heijer- mans en van Pisuisse over onze eerste cabaretier Eduard Jacobs dienen zijn interessant en levendig genoeg, maar men mist toch bijvoorbeeld een moderubriek. Per slot van rekening is de mode een kenmerkende manier van zijn. Han G. Hoekstra heeft in een aantrekkelijk ge steld levensbericht van ir. Hans Henricus Schotanus a Steringa Idzerda de ontwik keling van de radio geschetst, beginnend met een loflied op de eerste marconisten en eindigend met een ironische toespeling op de ethervreters en zuilenmetselaars. We kunnen niet aan het opsommen blij ven, nog minder het boek dat in mé moires van dr. J. M. Fuchs, van Eric van der Steen, van Henri Knap, vai. vlieger schrijver Van Veenendaal en L. A. Pam onder anderen toch heel wat aspecten van het maatschappelijk leven flitsend be licht hier overschrijven. Het is jammer, dat Simon van Collem over de Haarlem se filmfabriek van Maurits Binger nu niet bepaald de leukste en belangwekkendste gegevens heeft opgediept, maar men kan Dat er niets nieuws is onder de zon onder vinden ook de vrouwen, die zich onder een verleidelijk hoedje willen laten vangen. Want ook in het rijk van de koningen der mode herhaalt de geschiedenis zich zich troosten voor het onopvallende ge mis met voortreffelijke verslagen van vraaggesprekken door de redacteur, waardoor men over de ware Mata Hari, de lollige tenors van de Maastreechter RUIM DERTIEN JAAR nadat generaal De Gaulle en zijn Vrije Fransen tezamen met de Franse binnenlandse Strijdkrachten hun land bevrijdden van het Duitse juk en van de fantomen van wat eens het gou vernement van Vichy was, laait daarginds de discussie over de vraag of de veroor deling van de belangrijkste spelers in het drama van de tot hoofdstad van onbezet Frankrijk gepromoveerde badplaats al of niet terecht was weer huizenhoog op. Het is niet de aartsquerulant Louis- Ferdiand Céline, uit de Deense balling schap teruggekeerd naar een schamele dokterspraktijk in Meudon, die met zijn roman over de nadagen van Pétain en Laval op het kasteel van Sigmaringen in het Zwarte Woud de oude, nog steeds niet helemaal genezen wonden opnieuw heeft geopend. Dat die wonden blijven schrij nen, is een gevolg van de bijzondere aard van de Duitse politiek na de ineenstorting van de Franse weerstand in het binnen land: de verdeling van het land in een bezet en een onbezet gebied deed bij ve len de gedachte rijpen, dat de regering van Vichy tegenover de Duitsers een eigen, onafhankelijk spel kon spelen, Men mag niet over het hoofd zien, dat vrij veel Fransen, vooral de behoudenden van aard, aan Vichy oprecht hebben ge loofd. Het is deze groep die het nog steeds moeilijk vindt ongelijk te bekennen en die daardoor een zekere morele steun ver leent aan de kleine bende potentiële Fran se fascisten, Beide groepen trachten steeds meer de mening te doen post vatten, dat groot on recht is geschied aan hen die zich achter de regering van Vichy hebben gesteld. Zij ontwikkelen daarbij een grote activiteit, waarbij zij soms erin slagen op het eerste Staar en het ontstaan van de onverniel- bare Spijker-automobielen wordt inge licht. De journalistiek als onderwerp komt aan bod in „Toen onze pers een wereld macht was" door dr. M. van Blanken- stein en Geudekers onthullingen over de befaamde moordzaak Giessen-Nieuwkerk, in aansluiting waarop Jordaans waarde ring voor de politieke prenten van Albert Hahn en Louis Raemaekers vermeld moet worden. Mr. „Piet" Mijksenaar re gistreerde de weerslag van het uitbreken van de wereldoorlog op een Haarlemse jongen van de middelbare school. Achter in het boek vindt men het resul taat van een niet genoeg te loven, origi neel idee: een grammofoonplaat met een speelduur van een kwartier, waarop van oude wasrollen en primitieve platen de stemmen van de standwerker Kokadorus, de „levensliederling" Koos Speenhoff, de clown Buziau, de actrice Esther de Boer van Rijk, het „antwoord van een zeekap- tein op de brief van een trouwlustige oude jongejuffrouw" van Eduard Jacobs en „Het Wijnglas" van Dirk Witte in de voordracht van Pisuisse zijn overgeno men, afgewisseld met enkele maten van „Garden of Love" door het Edison Sym- phonie Orchestra en besloten met „Bij de soldaten" van Louis Davids, een van zijn minst bekende maar beste liedjes. Als men dat forse repertoire, recht op de man af, beluistert met aandacht, dan beseft men het verlies dat het publiek geleden heeft, toen het cabaret tot charmante kleinkunst evolueerde, hoeveel waarde ring men dan ook terecht mag hebben voor iemand als Wim Kan, die nu de prestaties van zijn grote voorgangers aan elkaar praat. gezicht de indruk van objectiviteit te ver wekken. Zo verscheen dezer dagen bij de uitgeverij Pion, die ook de Mémoires van Generaal De Gaulle publiceert, een drie delig werk van bijna tweeduizend pa gina's in totaal, getiteld „Het leven van Frankrijk onder de bezetting". De Ameri kaanse Hoover Foundation verleende aan deze uitgave steun en liet het werk in het Engels vertalen. Het boek behelst ruim driehonderd getuigenissen van figuren die uit hoofde van hun functie in staat waren een visie te geven op wat zich in Frank rijk tussen 1940 en 1944 heeft afgespeeld. Maar al gauw blijkt, dat zij niet de enigen zijn die dat kunnen, maar dat die anderen, wier getuigenis een waardevolle aanvul ling van het beeld hadden kunnen beteke nen. niet aan het woord zjjn gekomen. „Het leven van Frankrijk onder de be zetting" wordt uitsluitend gezien door de ogen van ministers, hoge ambtenaren en andere bij de regering van Vichy belang- hebbenden. Het doet een tikje pijnlijk aan, dat ook van vier Duitsers (een van hen werd ter dood veroordeeld) gebruik werd gemaakt om het gewezen gouvernement van Pétain en Laval een gunstig eind diploma te verstrekken. Vooral Laval schijnt gedisculpeerd te'moeten worden: Robert Aron heeft in „Le Monde" uitge rekend, dat op driehonderdtwaalf docu menten er honderdzesentachtig geheel op Laval betrekking hebben, vijfendertig op Pétain en Laval samen en tien op Pétain alleen. Darlan komt in het gehele stuk niet voor. Deze voorkeur voor de man, die in 1940 de doodsklok luidde over de Derde Republiek is niet onbegrijpelijk wanneer men weet, dat het de dochter van Laval is, die het initiatief tot deze zonderlinge geschiedenis van Frankrijk onder de Duit se bezetting heeft genomen. Het valt niet te ontkennen, dat het Franse fascisme kan bogen op een aantal zeer erudiete kopstukken. Eén van hen was de op 6 februari 1945 terechtgestelde jonge journalist en letterkundige Robert Brasillach. die om zijn groot talent in sommige kringen wel eens als de André Chénier van de Bevrijding wordt be schouwd. Die vergelijking gaat niet op. Men kan Brasillach, die de sfeer van de vooroorlogse jaren beter dan wie ook in zijn roman „Comme le temps passe" en in zijn boeiende mémoires „Notre avant- guerre" vastlegde, veel vergeven om zijn jeugd, zijn enthousiasme, zijn verve, men kan hem met reden voor de veelbelovend- ste jongere Franse schrijver houden, maar men mag nimmer vergeven, dat hij heulde met de vijand, die zijn land wilde verplet teren en dat hij een met het christendom en humanisme strijdige en verderfelijke rassenwaan tot de zijne had gemaakt. Daarom is het mogelijk voor Robert Bra sillach de grootste bewondering te koes teren en toch vrede te hebben met zijn veroordeling. Uit het boek, dat zijn advo caat, de extreem-rechtse mr. Jacques Isorni, die ook Pétain verdedigde, aan zijn proces wijdde, blijkt dat hij deze conse quentie met de eerlijkheid, welke hem on getwijfeld eigen was, ook zelf aanvaardde. Het is alweer een kring van naaste fa milieleden en geestverwanten, die een zekere Brasillach-legendc. waarin de let terkundige en polemist als de verdrukte onschuld wordt voorgesteld, levend pro beren te houden. Men heeft het nu reeds gebracht tot de opvoering in Parijs zij het in besloten kring van een tijdens de Duitse bezetting door Brasillach ge schreven toneelstuk, Bérénice, dat als „De koningin van Cesarea" wordt aangekon digd, waarschijnlijk om verwarring met het gelijknamige stuk van Racine te voor komen. Bérénice is een joodse vorstin, die bij de Romeinse keizer gunsten voor haar onderdrukt volk komt afsmeken. Uiter aard zijn er in de tekst talrijke toespe lingen op de. volgens de auteur gerecht vaardigde, jodenvervolging tijdens de be zetting verwerkt. Volgens „Le Monde" waren de „betere kringen" in de zaal van het Théatre des Arts goed vertegenwoor digd. De verschillende organisaties van het vroegere verzet zijn, evenals bij de publikatie van het posthume pleidooi voor Laval, niet in gebreke gebleven. Daar het verzet „niet meer in de mode is" blijft het echter bij een reeks communiqué's, waar van de inhoud voor de betrokken pala dijnen van een voorbije tijd overigens pijnlijk genoeg kan zijn. Ten aanzien van het stuk van Brasillach heeft deze actie gedeeltelijk succes gehad. Gelijk wij heb ben bericht werden de opvoeringen ge slaakt. Deze zullen volgende week echter worden hervat, alleen bestemd voor ge nodigden. Maar zolang de exponenten van Vichy en van het Vrije Frankrijk in leven blij ven, zal deze vertwijfelde, met klasse tegenstellingen samenhangende tweestrijd voortduren. J. II. Bartman OpOCXXXDÓCOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOOCO' In deze editie van „Erbij" beginnend i wij met een in verscheidene afleve- ringen te geven publikatie van „her- 8 inneringen aan vroeger", opgeschreven door de thans zevenentachtig jarige ro- g mancière Anna van Gogh-Kaulbach, 8 wier omvangrijk oeuvre sinds haar de- buut als schrijfster in 1907 een zeer 8 wijde lezerskring heeft gekregen. Dat 8 veel van haar memoires gebonden zijn 8 aan het gebied waartoe ook onze le- zerskring behoort is een omstandig- 8 heid, die de publikatie voor velen van f persoonlijke betekenis kan maken. An- na van Gogh-Kaulbach werd immers in j Velsen geboren en bracht een groot deel van haar leven in Haarlem en deze streek door. In haar herinneringen komen we dus vertrouwde plaatsen, locale gebeurtenissen en vele bekende persoonlijkheden tegen. Maar goed: laat haar daarover zelf vertellen. Wij verwijzen daartoe naar pagina 2. 8 OOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC)OCXX)OOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC De rechtse foto onderaan deze pagina is gemaakt in de Hollandse Filmfabriek van Maurits Binger, waar artiesten van naam als Esther de Boer van Rijk en Louis Bouwmeester met Lola Cornero en onze eerste „lichtdiva" Annie Bos in de jaren tijdens en kort na de eerste wereldoorlog. De melodramatische rolprenten zijn thans lachwekkende curiositeiten. Met droef heid of weemoed daarentegen herinnert men zich wat in Amsterdam na de tweede wereldoorlog niet meer was terug te vinden. Zo pelde (links beneden) in de jodenhoek de mosselman de lekkernij, die men onder meer kon kopen bij vrouw Goudeketting in haar Handel in Kaas Zuur en Comes Tibles. Nederlanders in de eerste drie decennia van deze eeuw. Om te beginnen ziet men hier twee tegenstellingen: het „kiekje" van een achteraf lachwekkend maar destijds misschien pikant strandtafreel en de wereldberoemd geworden meesterlijke „plaat" van de vrijmoedige fotograaf dr. Erich Salomon, die zich ruimschoots schadeloos stelde voor zijn mislukte poging om met behulp van een gehuurde ladderwagen een opname van in Den Haag in 1929 over de vrede confererende staatslieden te maken met zijn „stilleven" van de hoeden der diplomaten onder het oogluikend toezicht van een kamerdienaar. Misschien niet vlugger maar wel voordeliger dan nu was in de twintiger jaren het reizen per spoor. De beide foto's hierboven werden op het station van het forensendorp Bussum gemaakt. Een bijschrift zou het effect maar verzwakkenDaarom richten wij vervolgens de aandacht op de afbeelding hieronder, waarmee de paraatheid van het Nederlandse leger tijdens de mobilisatie van 1914-1918 spectaculair wordt aangetoond. Het oorspronkelijke onderschrift bij de eerste publikatie in een dagblad luidde: „Een vlug opgeslagen fietsbrug stelt de wiel rijders in staat brede sloten over te trekken".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 15