ANGELICA KAUFFMANN CHIERMONNIkOOG Als zelfstandige staat meer dan anderhalve in de greep van wrede dictatuur ONZE NAMEN I Een modeschilderes par excellence en zielsvriendin van dichters Engelse theaters Voorgeslacht hield blijkbaar van grapjes Om het behoud van ZATERDAG 23 NOVEMBER 1957 Erbij PAGINA VIJF Uitkomst j Humor? j OP 19 FEBRUARI 1727 gingen de Sta ten er mee akkoord dat voor bescherming van de Heer van Schiermonnikoog een sergeant en elf soldaten naar het eiland zouden gaan om de bevolking in toom te houden. Van 1737 tot 1747 was de „rege ring" van het eiland in voortdurend con flict met de Staten over de rechten en plichten van de bewoners. Tenslotte werd de beslissing in handen gelegd van een achttal rechtsgeleerden, te weten mr. Van Erpecum, mr. Tiaden, mr. Van Bonkers- hoek en mr. Van der Mieden uit Den Haag, mr. Westerveen uit Amsterdam, mr. Route uit Kampen, mr. Laman uit Groningen en prof. Wieling uit Utrecht. Deze heren brachten advies uit en op grond daarvan werd 10 april 1750 uitspraak gedaan, dat de ingezetenen van Schiermonnikoog niet van de lijfstraffelijke, maar wel van de ci viele vonnissen konden appelleren bij de Hove van Friesland. In feite heeft dit niet veel verandering gebracht. A. Winkler Prins schrijft in 1867 in zijn boekje „Ge schiedenis en beschrijving van Schiermom nikoog" over verhalen betreffende de lijf straffen in het laatst van de achttiende eeuw, die hij in zijn jeugd had vernomen van oude eilandbewoners. MET DE FRANSE revolutie in 1795 kwam er een einde aan het schrikbewind en nam de „municipaliteit" het bestuur op het eiland over van de toenmalige Heer Johan Stachouwer de Vijfde. Aan het recht van onbeperkt heerserschap was een einde gekomen en we kunnen ons indenken hoe op Schiermonnikoog om de vrijheidsboom is gedanst. In 1813 werd het weer anders. Nadat de Fransen vertrokken waren keer de Johan V terug, echter niet meer als „Heer", maar als „Grietman", in welke functie hij verantwoording schuldig was aan de raad, staten en Kroon. Ongetwij- tastende kunst van Angelica Kauffmann trof de Engel sen midden in het hart. Met een Engelse Lady Ver- worth reisde zij in 1766 over Parijs naar Londen. Terecht schreef ze aan haar vader: „Nooit heeft een andere schilder zoveel eer mogen ondervinden". Ange lica schilderde de koningin, de prinsen, koning Chris- tiaan van Denemarken en andere hooggeplaatste per sonen. Zij was met haar stralende blauwe ogen bijzonder bekoorlijk en werd steeds opnieuw gevierd. Maar An gelica schreef haar vader: „Ik zal mij niet zo gemak kelijk laten binden, mijn gedachten gaan steeds weer uit naar Rome, de Heilige Geest zal mij leiden". On danks alle glans werd het echter een lijdensweg. Sir Josua Reynolds, toen president van de Londense Royal Academy, raakte bijzonder op haar gesteld. Hij maakte van haar een prachtig portret, zij maakte van hem een minder geslaagd portret, zij gingen vaak met elkaar om, maar wat Reynolds niet mocht gelukken ge lukte wel een laffe en brutale flessentrekker, een knappe man, die zich graaf Frederick de Horn noemde. Voor hem is Angelica gezwicht. Het gehoorzame won derkind, de verwende schilderes vergat allen en alles, gooide égards over boord, lachte om waarschuwingen, verloofde zich in het geheim met De Horn en gaf ook haar toestemming toen de beminde man als bescherming tegen een voor hem dreigende inhechtenisneming het huwelijk eiste. De Horn wilde echter steeds meer geld. Haar vader en haar vrienden, die aanvankelijk wel voor hem pleitten, kregen steeds meer wantrouwen toen SCHIERMONNIKOOGhet op één na kleinste waddeneiland, is bij vele landgenoten nog onbekend. In schoonheid en als badplaats behoeft het niet voor de andere wadden eilanden onder te doen. Dat weten vooral de Groningers en Friezen, maar ook onze oosterburen, die in grote getale naar dit eiland komen. Nog onbekender is de geschiedenis van het eiland, die voor het belang rijkste deel bestaat uit een ongelijke strijd van de bevolking tegen de Heren en Vrouwen Stachouwer, die 157 jaar lang als eigenaren en be stuurders de absolute heersers van het eiland waren. Dezer dagen was het 250 jaar geleden, dat het conflict weer een hoogtepunt bereikte en de Vrouwe Henrica Helmhout, weduwe Stachouwer, de Staten van Friesland verzocht twaalf man uit de garde van de Friese stadhouder te zenden om haar leven te beschermen. DAT Schiermonnikoog op deze wijze be stuurd is heeft het te danken gehad aan een besluit van de Staten van Friesland anno 27 juni 1638, waarbij het verkocht werd aan „den gestrengen Heer Stackhou- wer, Heer van Rijsbergen, Isselietes, St. Anna etc. de Heerlijckheit van het Eylandt Schiermunckoogh met de landen, seerecht, impositien, civile en criminele justitie". Be houden werd het zogenaamde recht van souvereiniteit, terwijl de koper de eed van trouw aan Friesland en daarmede aan de Unie van Utrecht moest zweren. In feite was Schiermonnikoog een onafhankelijk staatje geworden, waarvan slechts buiten landse zaken en defenciën onder het gezag van Friesland bleven. Het staat wel vast dat de verkoop heeft plaatsgehad uit geld gebrek en de staten destijds niet hebben voorzien welk een bron van ellende deze verkoop voor de ongeveer duizend eiland bewoners zou worden. REEDS in 1655 kwam het tot een conflict tussen de „Heer" enerzijds en de bewoners met de Staten van Friesland anderzijds. De Heer Stachouwer stelde zelf belastingen vast welke ondragelijk waren. De wijn smokkel werd door de Heer maar al te graag beoefend. Met invoerrechten wilde Stachouwer niet te maken hebben. Er werden toen vijfendertig musketiers naar het eiland gezonden om de Heer te halen en voor de Staten te leiden. Hij werd in strijd met de akte van verkoop afge zet en opgevolgd door zijn zoon Johan, die er geen andere opvattingen op na hield en zich evenmin iets van de wil der Staten aantrok. In 1706 kwam het weer tot uit barstingen op het eiland. Vrouwe Henrica Helmhout, weduwe van de Heer Johan Stachouwer, had maatregelen afgekondigd tegen de invoer en verkoop van brande wijn en andere „hete wateren" op het eiland. Dat deze maatregel niet uit het oog punt van geheelonthouding genomen was, blijkt uit het feit, dat haar neef, de Drost Quintes, bekend moest maken, dat het „hete water" alleen bij hem verkrijgbaar was en mocht worden verkocht. Ook de afkeer van tabak geschiedde niet om de bevolking te vrijwaren voor longkanker, want tabak mocht alleen maar door de schoolmeester Lubbert Arentz worden ver kocht! Quintes en Arentz verkochten deze genotmiddelen voor de Vrouwe, die de winst in eigen beurs stak, zoals ook haar man reeds had gedaan, door zijn ordenan- tie, dat alle goederen die op het strand gevonden werden, bij hem moesten wor den ingeleverd. De bevolking eiste de vrij heid van handel. Tamme Haykes en Rempt Jacobs, die het verbod overtraden, kregen vijfentwintig gulden boete en werden in het gerechtshuis opgesloten. Zij deden dan een beroep op het Hof van Friesland, maar het Hof verklaarde zich onbevoegd. Een beroep op de Staten volgde om „aen het quellen van de borgers" een einde te ma ken, maar de Staten ondernamen niets en bovendien ontkende de Vrouwe willekeur te betrachten of zelf handel in „hete wa teren" en „zuijgtoeback" te drijven. Daar de Vrouwe slechts Quintes en Arentz op het eiland had die achter haar stonden en de bevolking begon te demon streren, dreigende haar van het leven te zullen beroven, deed zij op 29 oktober 1707 het verzoek aan de Staten direct twaalf man van de stadhouderlijke garde te zen den om de rust te herstellen. Dit gebeurde. Luitenant Smits ging met elf man naar Schiermonnikoog om de burgerij in toom te houden, die merendeels bestond uit vrouwen en kinderen, want de mannen waren meest op zee voor de visvangst. DE SOLDATEN behoefden geen kruit te verschieten en de bevolking waagde het niet meer zich tegen het regiem, nu steu nende op de bajonetten, te verzetten. De soldaten kregen vrij kost, ligging en warm te, maar geen zakgeld. Dit beviel de man nen niet en de handelaarster in sterke drank werd meer of minder gedwongen om de mannen van „vrij drinken" te voor zien. Aan de eis om een goud-gulden zak geld per week werd niet voldaan. De Sta ten kwamen tussen beide en vroegen de Vrouwe tien stuivers per week te betalen, maar ook dit gebeurde niet. Er werd be loofd, dat de mannen bij het verlaten van het eiland geld zouden krijgen. De lijf wacht kwam de Vrouwe wat te duur en op 6 maart 1708 verzocht zij de Staten vier man terug te roepen. Op 26 juli 1708 ver trokken ook de overige manschappen. De eis om zakgeld werd door de Vrouwe bij het vertrek niet ingewilligd. Zij beriep zich er op, dat in 1689, toen er ook soldaten op het eiland waren, geen zakgeld werd be taald. Ook in 1696, toen het eiland een be zetting van 24 man telde, betaalde zij niets. De Staten en de militairen waren het niet met haar opmerkingen eens, want in 1689 waren de soldaten op last van de admira liteit op het eiland en in 1696 werd het eiland uit vrees voor kapers bewaakt. bleek, dat de echtgenoot zich voortdurend matelozer, hebzuchtiger en boosaardiger gedroeg. Toen werd open lijk bekend, dat de „graaf" in Hildesheim al een vrouw had voor haar had hij zich als luitenant-kolonel in het leger van Frederick de Grote uitgegeven en dat hij als Burkle, Studerat en Rosenkranz in Hamburg, Den Haag, Breslau en Amsterdam bekend stond. De naam De Horn had hij overgenomen van de heer, bij wie hij het laatst in dienst was geweest, met wie hij door Europa was getrokken. Ten slotte schudde Ange lica hem met driehonderd pond sterling van zich af en was zevenentwintig jaar oud gescheiden. Zij werd nu wat men in haar tijd „een schone ziel" placht te noemen rijp voor dat sentimentele, overgevoelige klas- sicisme, waarmee men haar nu gemeenlijk vereenzel- De reeks van „zielsvrienden" uit de Duitse litteraire kringen begon met Salomon Gessner en Klopstock, maar ook groeide in haar weer het verlangen naar Italië nadat Engeland, hoewel zij was opgenomen in de Royal Academy, haar zo grondig was gaan tegenstaan. De tegenstrijdige gevoelens in haar maken begrijpelijk, dat zij in 1781 gevolg gaf aan een aandrang van haar vader en met de vermaarde, welgestelde Venetiaan Zucchi trouwde. Zij was toen negenendertig, hij vijf envijftig. Zucchi had overigens een heel andere aard dan Angelica's vader. Hij was meer kunststoffeerder en vervaardiger van landschappen, meer zakenman dan kunstenaar. Een dag na de bruiloft zijn zij over Oostende, over Schwartzenberg naar Venetië en Napels gereisd. Alle genegenheid en bescherming van koningin Maria Karolina, een dochtèr van keizerin Maria Theresia, konden Angelica er niet toe brengen in Napels te blij- Om een eind te maken aan het geleide lijk aan verdwijnen van kleine Engelse theaters, vooral in de provincie, waarvan er al, volgens een overzicht van de Liga voor Dramatische Kunst in Engeland, meer dan honderd zijn opgeheven, heb ben twee Amerikanen de handen ineen ge slagen. Sam Wanamaker heeft zijn orga nisatorisch en artistiek kunnen gekoppeld aan het geld van mej iffrouw Anna Dee re Wiman en samen hebben zij van een zeventig jaar oud theater met cupidoot jeskandelaars en hoefvormige balkons uit het Victoriaanse tijdperk in Liverpool een nieuw amusementscentrum gemaakt - het Nieuw Shakespeare-theater. Rond dit centrum is een kring opgebouwd n acht duizend leden, die een jaarlijkse contri butie betalen van vijf shilling - ongeveer een rijksdaalder - waarvóór zij toneelstuk ken kunnen gaan zien „in besloten kring", waarvan geen publieke voorstellingen ge geven worden. Tevens zal het theater gebruikt worden voor allerlei publieke voorstellingen, to neel, show, film, televisie, mzz en klas sieke concerten, kinderfilms en derge lijke. Het begin is al veelbelovend ge weest: een uitstekende opvoering van Ar thur Miller's „Van de brug af gezien", waarin de organisator Wanamaker mee speelde. De opvoering wordt beschouwd als veel beter dan die van de „Waterga te Theatre Club" in Londen. MIDDEN IN DE glooiende hoogten vóór in het Bregen- zer Woud ligt op zevenhon derd meter Schwartzen berg, een dorpje, dat door vermoeide stedelingen in zomer en winter graag wordt bezocht. Buiten het toeristenseizoen brengt al leen de veemarkt, die vroe ger de grootste was van de provincie Vorarlberg, wat Van deze schets door Angelica Kauffmann voor een zelfportret bevindt het origineel zich in de Northwick- collectie in Belvoir-Castle. De andere afbeeldingen zijn studies voor een schilderij van een gedrapeerde figuur. REEDS de eerste decennia van het leven van Ange lica Kauffmann waren voldoende bewogen om het be staan van een vouw in die dagen volledig te vullen. In haar kinderjaren en jeugd stond zij onder leiding van een tirannieke vader. Johann Joseph Kauffmann, van beroep dorpsschilder in Schwartzenberg, kende zijn vak, wist zaken te doen en besefte wat hij aan zijn doch ter had. Hij werd in Chur in Zwitserland geboren. Toen Angelica elf maanden oud was had hij haar op de schou ders naar het Veltlindal gedragen. Tien jaar bleef de familie daar wonen in Morbegno, lang genoeg voor de vader om van zijn dochter een wonderkind te maken. Toen Angelica elf jaar was kwam zij in Como en werd wellicht toen reeds voorgoed door het zuiden geboeid. Het was al op die leeftijd duidelijk, dat zij een gave had voor het portretschilderen en dat zij „hoge en hoogste persoonlijkheden" kon bekoren. Het kind mocht onder anderen de bisschop van Como portretteren. In Milaan nam de hertog van Modena haar aan zijn hof en al gauw behoorde het daar tot de goede gewoonte, dat men zich door Angelica in tere pastelkleuren liet schil deren. Maar toen haar moeder overleed, keerde zij naar Schwartzenberg terug. Zij woonde met haar vader bij haar oom Michael. Ze werkte door maar ontdekte ook dat de boeren in haar woud niets gemeen hadden met de herders van Arcadië. Ze schilderde braaf het plafond en de muren van de dorpskerk. Dat had het einde van haar carrière kunnen zijn, maar het bleek nog slechts het begin, zoals alles tot dan slechts een voorspel was geweest. Korte tijd later werd Angelica Kauffmann op het na burige kasteel van de graaf van Montfort ontboden. Zij verkeerde enige tijd in zijn kring, die werd gekenmerkt door een wat groter rococo, maar ging er weg en reisde naar Italië naar Parma, Bologna en Florence terug. Ze studeerde, copieerde. Waar zij ook kwam studeerde ze. Kortom, ze werkte als een bezetene om achter de ge heimen van de grote meesters te komen. Twaalf jaar heeft ze getwijfeld of ze Zich aan de schilderkunst dan wel aan de muziek zou geven want behalve een groot talent voor tekenen bezat ze ook een prachtige stem. Haar vader besliste echter, dat zij schilderes zou zijn en blijven. Angelica had inmiddels een uitnodiging gekregen om een zelfportret ter beschikking van een verzameling van portretten van beroemde kunstenaars in Florence te stellen. Tezelfdertijd werd zij onweerstaanbaar door Rome gelokt. Toen zij tweeëntwintig was, raakte ze geestelijk onder invloed van de archeoloog Winckel- mann en artistiek voelde zij zich aangetrokken tot de kring van de schilder Meng, die evenals zijzelf een won derkind was en een gunsteling van de hoven. Winckel- mann en Meng brachten Angelica tot de koude marme ren wereld, zoals men zich in die tijd de klassieke oud heid voorstelde. Met veel gratie legde zij het gewaad van Vesta om haar schouders het voortreffelijke zelfportret in Dresden toont dit aan. Zij trok het om zo te zeggen aan over haar herderinnenkostuum van het speelse rococo, dat in wezen toch meer bij haar bleek te passen. Zij kreeg opdrachten en bewonderaars in overvloed. Vooral de Engelsen die naar Italië kwamen raakten voor haar enthousiast. De vaak zoetige maar niet losbandige of maar enigszins de zedelijkheid aan- HET IS in de vorige eeuw gebeurd, dat een zekere Jan Naaktgeboren zich allerminst content met de hem door het voorgeslacht overgeleverde familienaam toonde. Onder zijn brieven zette hij al- thans de signatuur J. N. Geboren. An- g ders deed het een Augurkiesman, die de door zijn vader gekozen geslachts- naam doormidden knipte, zodat schijn- baar de dubbele naam Augur Kiesman ontstond. De juiste weg bewandelde een andere Amsterdammer, Guillaume Suy- J ckerbuyk. Deze diende in 1883 bij g koning Willem III het verzoek in zijn naam in De Suyck te mogen wijzigen, j g AL WAS het nageslacht er niet te- vreden mee, de voorvaderen hadden de j namen Naaktgeboren en Augurkiesman j toch heus zelf gekozen. Wat Suycker- i buyk betreft, dat is de oude bijnaam van iemand, die op zoetigheid gesteld i was, de naam Soetekauw drukt hetzelf- g j de uit. Dit waren vrjj onschuldige spot- g namen: onze vaderen konden nog heel anders voor de dag komen! In die goede g oude tjjd was men kennelijk niet gauw g op de tenen getrapt, vaak wende het slachtoffer dusdanig aan zo'n door de g buurtgenoten bedachte bijnaam, dat deze op den duur de vaste aanduiding werd en ook op de kinderen overging. g Zo kan het gebeuren dat u nog heden g ten dage namen als Niemantsverdriet, Treurniet, Alderliefste, Waterdrinker, j Geldtelder, Zonderkop, Zeldenthuis en g Paardebek in het adresboek ziet staan. Deze geslachtsnamen ontstonden in de J zeventiende en achttiende eeuw. In die g jaren gaf men vondelingen wel namen als Onbekend, Niemands en Vindevogel. Rond 1850 achtte men voor deze kinde- g ren de namen Wastobbe, Stoomboot en g Ligtgas niet ongeschikt. 2 5 OOK IN onze tijd moet af en toe nog g een naam voor een vondeling verzonnen j worden. De vinder is nameljjk verplicht g aangifte van zijn vondst te doen en de J opgemaakte akte dient de namen te ver- melden, die bij deze gelegenheid aan het g kind gegeven zijn. Een Koninklijk Be- j sluit moet deze keus bekrachtigen, ex- cessen zijn dus uitgesloten. Een dergelijk g Besluit heeft tevens ieder nodig, die j zijn geslachtsnaam wijzigen wil. Van g die mogelijkheid wordt wel gebruik ge- g maakt door vaderlanders, wier namen g j permanent de spotlust van hun mede- burgers schijnen te prikkelen. De ver- zoekers behoeven zich niet te laten af- g schrikken door de vijfhonderd gulden g Zegelrecht, die na een naamsverande- i ring voor een afschrift van het Konink- g i lijk Besluit verschuldigd zijn. Want de g Zegelwet biedt hun een aantrekkelijke mogelijkheid. Wie onvermogend is, kan J ontheffing van het Zegelrecht krijgen i en in vele gemeenten is het een goed g gebruik dat in deze gevallen een bewijs van onvermogen nogal grif afgegeven wordt. ELK JAAR verdwijnen zo enkele „rare" namen. Toch zijn er nog genoeg g J over, de lezer kent daar stellig voor- beelden van. Het merkwaardige is, dat het gros dezer familienamen geheel vrij- g willig door de eerste dragers aangeno- i g men werd. Dit toen Napoleon in 1811 decreteerde dat alle Nederlanders zon- g der vaste geslachtsnamen onverwijld g een keus moesten doen. Van Amster- dam wordt getuigd dat de bewoners g vanouds de humor beminnen. Dus ver- i schenen daar de naamlozen voor het i loket en gaven te kennen, dat zij als J Onnozel, Stom, Troetel, Totebel, Strijk- g ijzer, Druyloor, Wegloper. Agsteribbe, g Poffertje, Caffé, Drie Duyten, Vlooy, Cacauboon en Evaaslust geregistreerd g j wilden worden. Uiteraard schuilen hier S de nodige bijnamen onder, niemand kon echter deze lieden dwingen dergelijke g benamingen officieel te laten inschrij- g ven. Dat zii dit toch eisten, bewijst dat zij dat namengedoe als een grapje op- g vatten. Hun afstammelingen zullen deze g humor stellig niet altijd gewaardeerd J hebben. Naamsverandering beeft in enkele gevallen uitkomst gebracht. J. G. de Boer van der Let f feld hadden de Schiermonnikogers gaarne een andere Grietman gezien. Johan heeft het dan ook niet gemakkelijk gehad in deze functie. Van medewerking was geen sprake bij de steeds kleiner wordende bevolking. Na zijn overlijden in 1844 was het met de Stachouwers voorgoed gedaan. De heer A. A. Land volgde Johan op als burge meester van het eiland. In 1858 verkoch ten de erven Stachouwer het eiland aan mr. John Eric Bank in Den Haag voor achtennegentigduizend gulden. In 1902 ver kocht Bank het eiland aan Graaf Bernstorff. Een zoon van deze Duitse graaf zag in 1945 het eiland als vijandelijk vermogen ver beurd verklaard en zo werd toen, nadat in 1795 het bestuur van de Vrije Heerlijk heid Schiermonnikoog reeds was overge dragen aan de Bataafse Republiek, waaruit in 1813 de Staat der Nederlanden voort kwam, in 1945 deze laatste ook bezitter van het eiland. Vleer leven in de dorpse stilte. Twee dingen herinneren er echter aan, dat de beroemd geworden schilderes Ange lica Kauffmann in de acht tiende eeuw van dit dorp uit de sprong in de grote wereld maakte. Het zijn de Angelicahoogte met een schitterend uitzicht op het landschap en de aanzien lijke kerk. In een zijbeuk daarvan staat een borst beeld van haar en men ziet er ook de Apostelen, die zij op twintigjarige leeftijd schilderde. Boven het hoog altaar prijkt een werk, dat zij op veertigjarige leeftijd maakte - de kroning van Maria - en in 1801 aan haar geboorteplaats schonk. Zij woonde toen na veel om zwervingen in Rome. ven wonen. In 1782, het jaar waarin haar vader stierf, heeft zij zich voor goed in Rome gevestigd. Daar woon de zij op Trinita de Monti, het atelier van de schilde res «Ge toen in Rome zeer in trek was. Zij kon zich nu eens geven aan de rococostijl, dan weer aan datgene waaraan zij zich volgens Winckelmami behoorde te geven, het klassicisme. Er openbaarde' zich bij haar toen een sterke overgave aan de dichtkunst van de Duitse klassieke schrijvers. En zo loste de ene „ziels vriend" de andere af en allen kwamen zij van de an dere zijde der Alpen. Nergens in Rome voelde men zich zo beschermd en op zijn gemak als in het gastvrije huis van Angelica, deze geheel on-Romeinse schilderes, bij wie de dagen aan de schone kunsten en de avonden aan de muziek waren gewijd. Er kwam op een zekere koopman Möller uit Duitsland, die niemand minder dan Johann Wolfgang Goethe was. Al spoedig werd hij elke zondag te eten gevraagd, hij las voor en liet zich door haar overigens nogal matig portretteren en in alle mogelijke levens omstandigheden. raad geven. Angelica leefde bijvoor beeld trouw mee met het liefdesspel, dat Goethe met een meisje uit Rome en een meisje uit Milaan bedreef. Bij zijn afscheid kreeg zij zelfs het borstbeeld van Juno Ludovisi, die Goethe als „zijn eerste geliefde in Rome" heeft geprezen. Later verscheen Herder, haar zielsvriend par excellence, voor wie Rome niet al te veel, maar An gelica alles betekende. Aan zijn vrouw Karoline in Wei- mar weidde hij in zijn brieven uitvoerig en enthousiast over Angelica uit. Ook kwamen Matthisson en Stolberg bij haar. Angelica kon de overvloed van opdrachten niet meer aan. Iedereen wilde door haar worden geschilderd of tenminste een doek van haar bezitten. Zo heeft zij in haar atelier kardinalen en vorsten, hertogen en kroon prinsen uit heel Europa ontvangen. De Comte du Nord, de latere Tsaar Paul I van Rusland, de kroonprins Ludwig van Beieren behoorden bijvoorbeeld tot haar gasten, evenals Karei van Sardinië, Katharina II en Joseph II. Van haar schilderijen werden ongeveer zes honderd gravures gemaakt. Zij maakte zelf ongeveer vierendertig etsen. Angelica was beroemd, werd zeer vermogend. Haar verzameling bevatte werken van Leonardo en Titiaan, van Rembrandt en Van Dijk. In 1795 stierf Zucchi, het jaar daarop spoelde de vloedgolf van de Franse revolutie over Rome, maar An gelica bleef schilderen zoals zij voorheen had gedaan. De Fransen spaarden haar in elk opzicht, zodat zij niet beseffen kon hoezeer zij uit de mode raakte en tenslotte zelfs vergeten was. Desondanks was zij in haar laatste levensjaren zwaarmoedig geworden. Zij vluchtte in herinneringen. Voor de kerk van haar doro schilderde zij een madonna. Nog één keer bezocht zij Como. TOEN ANGELICA KAUFFMANN in november 1807 stierf was haar werk reeds zo goed als vergeten, haar roem echter nog niet verbleekt: Canova, de grote beeld houwer, trad op als lijkbidder, twee van haar schilde rijen werden aan weerszijden van de kist gedragen, daarachter in gips haar hand met penseel. Haar borst beeld werd in het Pantheon opgenomen. Van haar over vloedig werk is slechts weinig levendig gebleven. Door bloedeloosheid, virtuoos eclecticisme en andere modieu ze verschijnselen werd haar werk in het vergeethoekje geduwd. Desondanks blééf waar wat Goethe van haar zei: „Zij heeft een ongelooflijk en als vrouw waarlijk enorm talent". H. Stifter

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 17