Van lappenpoppen tot robots ÏÏlo-de^iit&eri Speelgoed -in de Fashion week- Een oude kookpot Erbij Jeanne van Schaik-Willing SATERDAG 23 NOVEMBER 1957 P A G i i>i A 'jl Jo* ij IN de achttiende eeuw „speelden" de volwassenen in hun vrije avonduren met een wonder van de voortschrijdende wetenschap uit die tijd: door een micros coop bekeken ze vol ontzag een druppel tje bloed, een mug of de fraai gevormde nerf van een blad. Hun kinderen hielden zich intussen onledig met het speelgoed van die dagen, dat niet, zoals thans, op constructief werken was ingesteld. Het gaf meer een eenvoudige voorbereiding op het latere leven: de koopman in spe deed zaken in zijn miniatuurwinkel, het meisje was verloren in haar poppenhuis, samen speelden ze vadertje en moedertje of dronken thee. Thans verdiepen de kin deren zich ijverig in de wonderen van de techniek. Sinds de interplanetaire raketten onze gemoederen in beroering hebben gebracht is het technische speelgoed nog meer in het middelpunt van de belangstelling ko- men te staan. Speelgoedfabrieken zijn dan ook duchtig in de weer om raketten en kunstmanen voor de jeugd te fabriceren en zo tegen de zomer zullen ze wel in de winkels te vinden zijn. De robot, die al enige jaren in de handel is, heeft plotse ling aan populariteit gewonnen. Deze zwaar stappende metalen constructie, die vervaarlijk flikkerende lichtjes achter zijn ogen heeft, staat op menig verlanglijstje. Maar voordat we ons tezeer verdiepen in het moderne speelgoed, willen we u met ons een blik gunnen op het speeltuig van vroeger. We vonden kostelijke voorbeeldn hiervan in het Museum Simon van Gijn te Dordrecht. Deze verwoede verzame laar, die in 1922 is overleden, heeft be langwekkende voorbeelden van kinder speelgoed uit de achttiende en negentien de eeuw in enkele vertrekken van zijn ge heel als museum ingericht vroeger woon huis bijeengebracht. MEN VINDT ER prachtige poppenhui zen met bewoners en al, een ervan een natuurgetrouwe kopie van een herenhuis, dat nog in Dordrecht staat. Het telt drie etages en bevat zestien kamers. Poppen van vroeger hadden alle oude- vrouwtjesgezichten, droegen kleren als grote mensen of dienstboden. Ze waren ook wel eens gestoken in de kleding van weeskinderen, enigszins luguber aandoen de, lomp gesneden ouwelijk kleding van een onverslij tbare en bepaald ongemakke lijke stof. Het wapen van het weeshuis stond op de mouw. Meer kinderlijke pop pen kwamen pas omstreeks 1880 in de mo de en de echte babypoppen bestaan eerst enkele tientallen jaren. Ook de koetsjes en rijtuigjes, waarmee de kinderen van vroeger speelden, waren gecopieerd uit de werkelijkheid. Er staat bijvoorbeeld een juweeltje van een defti ge koets uit de achttiende eeuw met pal frenier en koetsier. Eveneens een sleep- koets uit het einde van dezelfde eeuw, een soort slee, die over de keien werd ge trokken en waar iemand met een smeer lap (vandaar dit lelijke woord) bijliep om de ijzers van de slee te smeren, als het lawaai niet uit te houden was. Er zijn vroeger heel wat brandjes ont staan door de toverlantaarn, die verlicht werd door middel van een kaars. Als men die op tafel zette werd de hele zaak op den duur gloeiend heet, het tafelkleed schroeide en zo verder. Stoomtreintjes liepen op spiritus, met een enorme vaart, maar zeker niet ongevaarlijk. Al lerleukst zijn de smeedijzeren fornuisjes met prachtige krullen versierd, waarin je een echt vuurtje van stukjes hout, turf en bruinkool kon stoken. Kinderen van rijke ouders hadden zoms zeventig- delige serviesjes van het fijnste aarde werk, compleet met bestek. Op een mini- atuurmangel konden zij echt de poppen- was behandelen. WIST U, dat het tegenwoordige badmin ton nagenoeg hetzelfde is als het raketten uit het einde van de achttiende eeuw? Het schone vers van Van Alphen, waarin Cor- nelis wordt bezongen, die een ruit „voor aan de straat" had gebroken, heeft tietrek king op een bal met een pluimpje. We hebben met innig genoegen aan een ouderwetse speeldoos „In het lustige bees tenspel," gedraaid, waar een vriendelijk wijsje uitkomt, terwijl een poes vlijtig op het spinet manipuleert, een violist in de hoek met zijn bol knikt en hondjes, ko nijntjes en een vos, in mensenkleren ge stoken ,een dansje maken. En we denken dat de hedendaagse jeugd best nog eens met zo'n ouderwetse winkel wil spelen, Moodewaren geheten. Je vindt er een he leboel lapjes stof en pietepeuterig kleine kleertjes in rekken. In een manufacturen winkel zelfs scharen, kammetjes, band en een baaltje stof, alsmede allerliefste hand- gebreide vingerhoedkleine kleertjes. Een slagerij heeft buiten houten varkens han gen en het aantal potten en bussen en stop flessen in de winkel waarboven Tabak - Wieg en popje, waar de kinderen in de tweede helft van de negentiende eeuw mee speelden. De andere afbeelding toont een „Winkel met Modewaren". snuif - koffij - thee staat, is werkelijk on telbaar. Wilt u uw kinderen eens een fij ne middag bezorgen, laat ze dan in Dor drecht eens zien hoe hun overgrootouders speelden. EN NU NOG wat over modern speel goed? U kent zeker wel die nieuwe on breekbare poppen van polyvinyl, die zo lekker zacht aanvoelen als een echt huid je en een haardos hebben, die in de hoofd huid geweven is, zodat deze er niet uit getrokken kan worden? De haren kunnen gewassen en gekruld worden met een tang of krulspelden. Alles wat de kapper met hun eigen haar doet, kunnen de kin deren op deze poppen nadoen, afgezien natuurlijk van het knippen, want het groeit niet aan, wanneer de schaar erin is gezet! Misschien vindt de techniek daar ook nog wel wat op. Die poppen zijn er thans in een heel wat goedkopere prijs klasse dan voorheen. Enorm is het assor timent poppenkleren van baby-dolls tot houtje-touwtje jassen. Nieuw voor uw kind in de box is een beertje op een stokje, dat tussen de spij len van de box kan worden vastgezet. Het beertje springt na een tik op zijn kop op en neer. Eveneens voor de kleintjes is de blokkenslof met vijf verschillende vormen in de deksel, waarin losse vormpjes pas sen. Er is trouwens een grote sortering in fraai, verantwoord en constructief hou ten speelgoed. Plastic heeft ook op het gebied van speelgoedwereld nieuwe perspectieven ge opend: bouwen met plastic plaatjes, waar van de nopjes in elkaar passen (van vier jaar af) en voor de meisjes bijvoorbeeld onbreekbare plastic serviesjes. Voor de jongens is het militaire vervoerwezen fascinerender dan het spelen met sol daatjes uit hun vaders tijd. Over elektri sche treinen met entourage hoeven wè na tuurlijk niets te zeggen. - In vogelvlucht nog enkele voorbeelden, want het is natuurlijk niet mogelijk., gRes op te noemen: schommels, die birineh- en buitenshuis kunnen worden opgezet, .rub berfiguurtjes, waarin de kinderen gips- vormen kunnen gieten of een poppenkast met poppen. Er is veel verschil tussen vroeger en nu. Toch ook een overeenkomst: kinderen spelen graag met kopieën uit het werke lijke leven, dat blijkt uit alles. Tineke Raat ER STAAN NU GEEN STOELTJES meer op het terras van het Amsterdam se Lido. De bomen voor het huis van me vrouw Van Schaik-Willing, die op de Leidsekade woont, zijn kaal. Het Leidse- bosje is grijs, bijna net zo grijs, als de tram, die nu piepend de bocht omrijdt. De lantarens branden en toch is het pas half vier. De bloemenkoopman op de hoek schreeuwt tevergeefs zijn prijzen. En als je heel goed luistert, hoor je de vioolklan ken van het oude mannetje, dat een ietsje verderop de hele dag hetzelfde melodietje speelt. Je weet meer dan je hoort, dat het vals klinkt, het is te ver iveg. Alles is een beetje nat en koud, maar boven in de zit kamer van mevrouw Van Schaik niet. Daar is het warm en gezellig. Als ik een maal boven ben en weer naar het Leidse- bosje kijk, is het veranderd. De lantarens zijn geen koude lichten meer, maar een soort kerstbomen geworden. „Ik ben eigenlijk een beetje bang voor u", zeg ik, want op weg naar mevrouw Van Schaik, de bekende romancière en critica, had ik me opeens weer een school meisje gevoeld. „Bang?" vraagt ze - ,„ik ben ook heel vaak onzeker, dat is heel gewoon. Steek maar gerust met je vragen van wal." „Wanneer bent u eigenlijk met schrij ven begonnen"? „Zolang ik me kan herinneren, heb ik het gevoel gehad mij in mijn leven met dingen van de verbeelding te moeten be zighouden. Kunst is zo'n groot woord. Aanvankelijk wist ik niet wat ik zou gaan doen. Ik tekende, schilderde en leerde pianospelen. Mijn moeder was violiste en wilde van mij een soort „wonderkind" maken. Urenlang moest ik achter de pia no zitten, maar ondanks al dat studeren, kwam er niets van terecht. Mijn handen waren te klein, mijn pink ivas te kort om een octaaf te halen en ik had geen steek talent." Mevrouw Van Schaik is nóg klein. Soms maar het is maar heel even doet ze me denken aan een meisje, aan een vriendinnetje. Misschien, doordat haar grijze haar net zo geknipt is als het mijne: kort met een paar piekjes. Ze heeft een Hebt u op zolder nog een oude kookpot liggen die toch nergens meer voor gebruikt wordt? Die kan goede diensten in uw tuin bewijzen. U hebt er alleen maar een paar niet te dikke boomtakken voor nodig. Als u ze krijgen kunt zijn berketakken wel het mooist, maar ook knoestige eiken kunnen dienst doen. Zet dat gevelletje nu eens op het gazon en dan niet te ver van het venster af; u zult eens zien hoe aardig dat staat. De pot moet u met goede bloe- mistengrond vullen. In de zomermaanden kunnen er allerlei zomerbloemen in ge poot worden. De rechtop groeiende gera niums en hang-geraniums zullen het er uitstekend in doen. Ik denk ook aan afri- kaantjes en niet te vergeten petunia's. U kunt in de komende maanden al plezier van uw pot hebben: Vul hem met violen, grootbloemige soorten en dan liefst in ver schillende kleuren. Geel en blauw doen het samen ook uitstekend. G. Kromdijk Waar kunnen we een betere algemene indruk krijgen van de nieuwe mode voor het komende seizoen, dan op de show van de Fashion-week, die deze week in Amsterdam gehouden werd. Het „neusje van de zalm" is hier door de Nederlandse fabrikanten bijeen gebracht om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Wanneer we deze mode-manifestatie met die van het vorig jaar vergelijken is er een grote vooruitgang te constateren. Het is een mode, die een eigen leven leidt, en niet onderhevig is aan dwaze buiten landse grillen en uitspattingen. Uit mooie materialen van binnen- en buitenland werd een smaakvolle keuze gemaakt en de cloqué imprimé uit Lyon, de beige witte carré's van Boussac, de herringbone Shetland en de Italiaanse ka toenen satijn deden niet voor elkaar on der. Evenmin de verwerking tot vaak zeer originele modellen, die in soepele lijnen om het lichaam golfden. We ontdekten slechts twee hemdjurken en dan nog in zeer gematigde vorm toege past. Mantels van natté weefsel met een laag ceintuurtje op de heupen door lussen ge haald, een zwart-wit blokje met afstaande kraag, en een olijfgroene mantel met hoog aangebracht rugpasje en uitspringende plooitjes oogstten veel bijval. Een mantel van een warme tint rood en een marine blauw, met witte kraag en manchetten afgezet waren een lust voor het oog. en de verzorging van de kleine details zoals een enkele grote knoop als sluiting, een afstaande kraag met een klein onderkraagje of kleine borstzakjes, drukten er een persoonlijk stempel op. Een belangrijke plaats werd ingenomen door de ruime sortering suède complets: een kort of jasje op een rok van een zachte, wasbare en waterdichte kwaliteit, die in prachtige tinten geverfd waren: van zwart, rood en blauw tot een zachte pasteltint „sweetheart blue" toe. De deux-pièces en ensembles waren over het algemeen uitstekend. Ze waren eenvoudig en gedistingeerd en vertoon den geen overdadige garnering. Bij de jersey wevenite pakjes was een con trasterend biesje langs de revers de enige versiering. De collectie voor het jonge meisje: „miss 18", en voor de kleine vrouw: „de Lassie modellen", was uitstekend verzorgd en zo samengesteld, dat er vaak een verrassend effect werd bereikt. De buitenlandse inkopers zullen zeker een goede indruk krijgen van hetgeen Moderne mantel in natté weefsel met grote paarlemoeren knopen en laag aan gebracht ceintuurtje door lussen geregen. onze confectie-industrie op de wereld markt zal brengen. Katy scherp, maar heel sympathiek gezicht, vooral als ze lacht, niet hard, maar eer der een vaag glimlachje. Er zijn dan rim pels naast haar ogen. „Als ik me goed herinner", gaat ze ver der, „moet ik ongeveer een jaar of tien geweest zijn, toen mijn eerste litteraire probeersels ontstonden, misschien wel onder invloed van wekelijkse feuilletons van Couperus, die toen in „Het Vader land" werden af gedrukt en die ik ver slond. Ik vond ze prachtig en probeerde ook zulke sierlijke zinnen te schrijven. Ik geloof, dat het heel hoogdravende en ge- exalteerde geschiedenissen waren, maar mijn oom Bernard Canter, aan wie mijn moeder mijn „pennevruchten" had ge zonden, zag er wel iets in. Later, gedu rende mijn gymnasiumtijd, ben ik echt van de litteratuur gaan houden. Ik herin ner me nog het opstel, dat ik voor mijn eindexamen schreef, over het onderwerp: „Is een boeiend boek een goed boek"? Ik geloof, dat het een slecht opstel was, ik heb het trouwens niet eens binnen de voorgeschrevèn tijd afgekregen. De vraag was ook bijzonder moeilijk. Ik weet er nog altijd niet het juiste antwoord op." Ik onderbreek haar dan en zeg: „Ik heb één dezer dagen een opstel van u over uw eigen werk gelezen en daar zegt u zo ongeveer, dat uw boeken u min of meer gedicteerd werden. Hoet moet ik dat be grijpen en geldt dat ook voor uw critisch werk? Als ik klaar ben met mijn vraag, lacht mevrouw Van Schaik een beetje, net alsof ze die vraag allang verwacht had, en ze antwoordt dan ook meteen: „U moet dat dicteren niet te letterlijk opvatten, het is zo'n beetje hetzelfde als dichters overkomt. Ze raken in een be paalde spanning of nervositeit, ze horen een regel en dat is dan het begin. Op die manier zijn hele stukken van mijn romatis ontstaan, daarom zijn ze meestal nogal slecht van compositie. Ook mijn toneel stuk: „Odysseus weent" is op die manier gekomen. Wat nu mijn critisch werk be tref, ja, critiek vereist natuurlijk een an dere instelling, maar het overkomt me toch wel, dat ik zó door een stuk of voor stelling word meegesleept dat later de critiek vanzelf onder mijn pen vandaan vloeit, dus toch min of meer geïnspireerd. „En uw kinderboeken dan?" Mevrouw Van Schaik antwoordt niet di rect. Het is of ze ergens naar luistert. Ze kijkt op de klok. Het is bijna half vij kennelijk het uur,- waarop ze haar klein kinderen verwacht. „Die boeken", zegt ze, „schreef ik voor mijn vier kleinkinderen. Op een dag be gon ik ze een verhaaltje te vertellen. Toen ik ophield was het nog lang niet uit. Ik wilde, dat ze er zelf een slot aan maakten, maar toen dat niet zo gauw lukte, heb ik het maar gedaan. Zo ontstonden mijn boe ken: „Feesten van Josien" en „De ver rassingen van mijnheer Bol". „Is uw werkwijze nog altijd dezelfde? Ik bedoel: Is u, als ik het zo mag zeggen, nog altijd afhankelijk van een innerlijke stem?" „Over het algemeen is mijn schrijven bewuster geworden. Sedert ik me meer ben gaan bemoeien met de dingen, die er op de wereld gebeuren, is het alsof een dikke muur van wetenswaardigheden de doorbraak van de inspiratie belemmert. De stemmen zwijgen of klinken meer gedempt. Ik vrees, dat ik dit moet be treuren", E. H. „Wel ja... wel ja", zei juffrouw Zuurman met een zucht, „wel ja... 't is weer mooi, hoor. Kijk eens even, wat een vuile moddervoeten." Mopperend begon ze de grote stenen gang van de school te dweilen, waar op wel duizend vieze voeten te zien waren. Haar emmers rinkelden, het water plensde en plaste en de dweilen kletsten en klatsten, verder was er niet één geluidje in die grote stille school, waar juffrouw Zuurman avond aan avond moest schoonmaken. Ziezo, de gang was tenminste weer klaar, juffrouw Zuurman kwam met een zucht overeind en met twee emmers zeepsop ging ze nu naar de eerste klas, die hard aan een schoonmaakbeurt toe was. Ze zette haar emmers op de drem pel neer en knipte het licht aan in de eerste klas Maar ze pakte haar em mers niet opnieuw op, o, nee. Ze bleef met open mond staan staren naar de lege bankjes. Had ze het goed gezien? Zo iets kon je je toch niet verbeelden? Op het ogenblik dat ze het lich t aan knipte had ze iemand onder het ach terste bankje zien wegduiken. Mis schien een jongetje dat had moeten schoolblijven en door de juffrouw ver geten was? „Wie is daar?" zei ze met haar har de stem. Er kwam geen antwoord. „Nou", zei juffrouw Zuurman, „dan heb ik me toch zeker vergist." Ze nam haar boender, gooide een plens zeepsop over de vloer en begon te schrobben, maar toen ze zich bukte zag ze het. Daar... onder de achterste banken stonden een paar glimmend ge poetste schoenen met zilveren gespen. „Wel alle mensen...", bromde juf frouw Zuurman en ze liep er tussen de bankjes door naar toe. Pas toen ze he lemaal achterban Was zag ze dat er twee benen in witte kousen en nog veel meer bij die schoenen hoorde. Hele maal in elkaar gedoken zat daar een zwarte knecht van Sinterklaas. Hij lachte verlegen toe hij juffrouw Zuur man zag en kwam overeind. „Wat zullen we nou hebben? Wat, doet u in de school", vroeg juffrouw Zuur man vinnig. De Pieterbaas lachte vriendelijk en zei: „het was een verrassing voor de kinderen. Ze krijgen allemaal iets in hun kastje. En ik dacht dat er een kind binnenkwam, ziet u, daarom dook ik weg." „Er komen hier 's avonds geen kin deren", zei juffrouw Zuurman bars, „alleen ik". De Pieterbaas knikte. „De kinderen zullen wel veel van u hou den", zei hij, „omdat u hun school en hun klas zo mooi schoon houdt." „Poeh...", zei juffrouw Zuurman, „daar heb ik nog nooit iets van ge merkt. Ze doen allemaal erg hun best om de school weer zo gauw mogelijk vuil te maken." „Nee..." zei de Pieterbaas, „dat ge loof ik niet. Daar zijn kinderen veel te aardig voor." „Aardig?" zei juffrouw Zuurman, „hoe komt u erbii? Ik vind ze hele maal niet aardig." De Pieterbaas kreeg er een kleur van. „O", zei hij, „hoe kunt u nou zo iets zeggen? U moet eens horen hoe mooi ze zingen en hoe leuk ze spelen in al die gezellige kamers." „Gezellig?" zei juffrot w Zuurman ..man, ik weet niet wat dat is. En ga nou weg, want ik moet hier schoon maken." De Pieterbaas was er helemaal stil van. „Weet u niet wat gezelligheid is?" vroeg hij, ..maar wat doet u dan als u thuis bent?" „Ik slaap en ik eet en dan ga ik hier werken en als ik klaar ben ga ik weer slapen." Pieterbaas schudde zijn hoofd, ..maar eten is óók gezellig", zei hij, „en bij de kachel zitten ook." „Niks voor mij", zei juffrouw Zuur man, „en schiet nou op." Ze duwde Pieterbaas mo+ haar b"zem rle k'as uit. Even later sloeg de deur van de school dicht. „Poeh...", z.ei juffrouw Zuurman terwijl ze schrobde, „gezelligheid..,, poeh." De volgende avond toen ze weer in de school was, had ze de ontmoeting al helemaal vergeten, maar toen ze het licht in de tweede klas aanknipte dacht ze er weer aan, want in een flits zag ze iets wegduiken op de achterste bank. „Wel alle mensen, ben je daar nou toch weer?" riep ze en ze liep met haar bezem tussen de 'bankjes door. Maar er waren geen zwarte schoenen met gespen en geen witte kousen te zien. Alleen een heel klein zwart poesje dat in elkaar dook toen hij het boze gezicht van juffrouw Zuurman en haar bezem zag. Juffrouw Zuurman hief haar bezem op om hem weg te jagen, maar halverwege bleef ze steken, om dat het poesje haar zo vreselijk treurig en bang aankeek. „Wat moet je hier dan?" zei ze een heel klein beetje vriendelijker, „maak dat je weg komt naar je huis. Hier is niets voor je te halen." Maar het poesje ging niet weg, hij gaf kopjes tegen de ruwe handen van juffrouw Zuurman en als ze maar één stap bij hem vandaan deed deed hij ook gauw een stapje om maar dichtbij te blijven. Juffrouw Zuurman boende hoofd schuddend de vloer en de bankjes, ze snapte er niets van. Hoe kwam dat poesje in de school en waarom liep het niet voor haar weg? Ze was klaar. Ze stond met het knopje van het licht in haar hand en het poesje streek langs haar been. „Wat wil je dan?" vroeg juffrouw Zuurman. „Mauw. ..mauw", zei het poesje. „Heb je honger?" vroeg juffrouw Zuurman. „Mauw. ..mauw", zei het poesje en hij streek nog liever langs haar heen. Juffrouw Zuurman haalde haar schou ders weer op. Ze begreep niets van dat dier. Ze deed het licht uit, borg de emmers en boenders weg, trok haar jas aan en stond stil voor ze de school deur uitging. Wat moest ze doen? Het poesje hier achterlaten? Het zou zeker schrikken als de kinderen morgen in drommen binnenkwamen stormen. Misschien was het wel bang om hele maal alleen in die grote school te blij ven en wie weet had het honger! Ze nam het op en stopte het in de zak van haar jas. „Mauw. .mauw", zei het poesje tevreden, met het kopje net over de rand. En zo kwamen ze thuis. „Tja... wat nu?", zei juffrouw Zuurman. Ze deed iets wat ze anders nooit deed, ze knip te het licht in de kamer aan, pookte haar kacheltje nog een beetje op en schonk melk op een schoteltje voor het poesje. Nou, en omdat het zo raar was om toe te kijken maakte ze voor zich zelf maar een kopje chocola. Toen het poesje was uitgedronken sprong het op de schoot van juffrouw Zuurman en begon te spinnen, te spin nen als een orgeltje. „Hè... wat gezellig", zei juffrouw Zuurman en opeens werden haar ogen heel groot. Ze dacht weer aan het ge sprek met Zwarte Piet en ze begreep dat het niet zo maar toevallig was dat dat kleine poesje in de twee klas zat. Het was een cadeautje... een cadeau tje van Sinterklaas! Ze aaide het poes je over zijn kopje en zei: „ik noem je Pietje. Goed?" Het poesje knikte, net of hij het be greep en buiten, vlak voor het raam van juffrouw Zuurman's huisje, knik te nóg iemand. „Goed zo", zei die, „mijn plannetje is gelukt. Juffrouw Zuurman heeft gezelligheid gekregen. Goed zo!". En toen liep Pieterbaas weer door. Mies Bouhuys „Voor Anneke", zei Sinterklaas, hij nam een suikermuis en liet die in de schoorsteen neer. Zo kwam die muis in huis. „Ik wil niet", zei de suikermuis, „ik wil niet in een schoen, ik ga eens kijken in het huis wat echte muizen doen. Een gaatje", riep de suikermuis, ..daar in de kamerhoek. Zeg ooms, zag tantes, kom eruit, ik kom eens op bezoek". „Wat hoor ik toch?", zei vader Mui: „Wat ruik ik?", zei z'n vrouw De oudste muis liep naar het gat en zei: als je me nou! Een suikermuis! Een suikermuis! Voor ons van Sinterklaas! Kom jongens, eet je buik maar vol, hij smaakt zo fijn als kaas". „O, help me", riep de suikermuis, ..wat heb ik dom gedaan! Wie helpt een arme suikermuis?" En toen kwam Karei aan. Als Karei niet gekomen was, die grote zwarte kat, dan had die kleine Anneke geen suikermuis gehad. Mies Bouhuys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 18