OP DE MUZIKALE AGENDA
STAAN KLASSIEKEN ZOALS
BEETHOVEN EN HANDEL
NAAST MODERNE MEESTERS
Tlieuive
ONZE NAMEN
Rozenburg
Met twee rechterhanden
in vreemde landen
UITGAVEN
1 Vele Zeeuwse namen
zijn van vreemde
oorsprong
ZATERDAG 7 DECEMBER 1957
Erbij
Nu Sinterklaas en Zwarte Piet wederom de
terugreis naar Spanje ondernomen hebben en het
leven van de Nederlandse gemeenschap weer
normaal is. kan ook het concertbedrijf
opnieuw op volle toeren gaan draaien. In de
Haarlemse Concertzaal is het eerste evenement
een boeiend recital. En daar blijft het niet bij.
Vervorming
Niet zo duur
BEETHOVEN'S vioolsonates worden zo
als men weet door Herman Krebbers
en Robert Weisz vertolkt. Welk een heer
lijk samenspel deze Hollandse violist en
deze Hongaarse pianist weten te bereiken,
hebben wij in geestdriftige bewoordingen
trachten duidelijk te maken, toen zij een
maand geleden hun cyclus inzetten met
drie van de tien sonaten en het publiek
bovendien een heerlijk voorproefje gaven
van wat zij deze tweede avond zouden
brengen, door namelijk als toegift het slot
deel van de „Frühlingssonate" te laten
horen, welk werk maandag op het pro
gramma staat. Om zijn fris pastoraal ka
rakter is dit steeds een zeer aantrekkelijk
stuk gebleken. Wie er zich voor openstelt
haalt de illusie naar zich toe en dat
kunnen wij hebben in het hartje van de
winter.
EN DAN VOLGT dinsdagavond in de Con
certzaal weer een gemeentelijk orgelcon
cert, een van de manifestaties van de
Haarlemse orgelcultuur, die de Spaarne-
stad een speciale reputatie gegeven heb
ben, die ver over onze landsgrenzen reikt.
Stadsorganist Albert de Klerk, die ditkeer
het programma verzorgt, heeft zich bij
zijn keuze voornamelijk op de karakteris
tieke mogelijkheden van het orgel van
Cavaillé Coll ingesteld. Voor wat betreft
Choral III van César Franck en Prélude,
Adagio en Koraalvariaties op het „Veni
Creator" van Maurice Duruflé is dit
zonder meer duidelijk. Doch ook voor
Preludium, Fuga en Ciacona van Johann
Pachelbel een componist die de schakel
vormt tussen de italianiserende Zuidduitse
orgelkunst en de Noordduitse, die van
Sweelinck uitging is er iets, dat pleit
voor de grondwaarden van het klank
idioom van het Franse concertorgel, mits
deze met smaak gekozen worden. Hetzelfde
geldt voor de Sonate no. 1 van Carl Ph.
Em. Bach, waarvan het concertante ka
rakter naar het rococo neigt. Dit is dan
het interessante programma, dat traditie
getrouw gratis aangeboden wordt. Het
is dit keer iets korter dan gewoonlijk, maar
nof afloop van het concert volgt nog
voor de lede- van de plaatselijke afdeling
der Koninklijke Nederlandse Toonkunste
naarsvereniging een demonstratie van het
orgel, waar wellicht menige bezoeker van
het concert (al is hij dan geen lid van de
K.N.T.V.) mede zal willen profiteren.
Terloops zij hier vermeld dat dergelijke
demonstraties de laatste tijd herhaaldelijk
met veel succes van de rijpere schooljeugd
plaats vonden. Waarom dan ook niet voor
volwassenen?
OP HET eerstvolgend concert van het
Noordhollands Philharmonisch Orkest,
vrijdag aanstaande, introduceert dirigent
Henri Arends, als eerste uitvoering in
Nederland, een Capricio voor orkest van
de na zijn Salzburger operasuccessen veel
besproken Oostenrijkse componist Gott
fried von Einem.
Het eerste, dat men zich tegenwoordig
afvraagt bij de kennismaking met een mo
derne componist, betreft allicht zijn ver
houding tot het stelsel dat hij aanhangt,
namelijk of hij schept uit vrije fantasie,
gebaseerd op het historisch gegroeide toon
stelsel, ofwel zijn werk opbouwt volgens
het twaalftonenstelsel, dat de natuurlijke
verhoudingen van de tonen tot elkaar ver
werpt beknopter uitgedrukt: of hij
tonaal of atonaal schrijft. Wat wij over
de stijl von Einems opera's „Dantons
Tod" en „Der Prozess" vernamen, luidde
dat zijn muziek in wezen melodisch is en
harmonisch van de natuurlijke spanningen
uitgaat. En de partituur openslaande van
het in 1943 gecomponeerde „Capricio" is
het ons op het eerste gezicht al duidelijk,
dat deze muziek op de tonale basis steunt
en als het ware wil demonstreren, dat er
door midddel van ritmische verschuivingen
nog oneindige variaties met het normale
toonstelsel te bereiken zijn. Het lijkt ons
zelfs, dat Von Einem aan het slot van
het stuk met een dalende toonladder van
C, waartegen hij de trombones met de
noten van de chromatische scala laat op
tornen, daarvan de bevestiging wil
geven, als een „quod erat demonstrandum"
(wat bewezen diende te worden). Het
caprice is een stuk, waarin men de vorm
van het rondo kan herkennen en dus een
refreinthema de hoofdrol speelt. Het ont
wikkelt zich in speelse geest uit een
motief van vier trappen. Dit gegeven laat
in de loop van het stuk zijn groeikracht
duchtig gelden. Een ander element dat
uitgebuit wordt, bestaat uit twee begin
noten, een krasse inzet: tonica dominant.
Het ritme vormt een sterk stuwende kracht
in het werk.
OP HET D-CONCERT van 17 dezer komt
de vermaarde Hongaars-Belgische violist
André Gertler het Haarlemse publiek ver
gasten op het vioolconcert van de moderne
Italiaanse componist Mario Peragallo, welk
werk in de afgelopen zomer te Stockholm
op het muziekfeest van de internationale
vereniging voor hedendaagse muziek groot
opzien gebaard heeft. Peragallo, die nu
zevenenvijftig jaar is, verwierf bekendheid
met een paar opera's in veristische stijl.
In de laatste tien jaar geldt hij als een ge
matigd aanhanger van het twaaltonen-
systeem. Deze omzwaai heeft echter de
oude Adam in hem niet gedood. Dit was al
direct onze indruk toen wij in de gelegen
heid gesteld werden de omvangrijke par
tituur van zijn Vioolconcert (dat van 1954
dateert) in te kijken. En het moet ook de
indruk van de verslaggever van „Mens en
Melodie" zijn geweest, die aangaande de
vertolking in Stockholm rapporteerde: „De
Italiaanse Mario Peragallo richtte na zijn
„oeuvres dodécaphoniques" in zijn Viool
concert een vriendelijk knipoogje naar
Puccini".
„Het Concert heeft de gebruikelijke drie
ledige vorm en krijgt het karakter van
een virtuozenstuk door etn ruim te pas
brengen van solocadensen. De themavor-
ming is over het algemeen zeer duidelijk
van tekening en een geraffineerde orkes
tratie waarborgt op zijn minst een door
zichtig lijnenspel. Een blik op het hoofd
thema van het eerste Allegrodeel:
De componist Béla Bartök en de violist
André Gertler
De wereld is nog altijd rond is een nieuw
reisverhaal van de journalist Wim Dussel,
die ons ditmaal met zijn bekende verve
zijn lotgevallen op een scootertocht,
dwars door Europa, Azië en Amerika schil
dert. Een vlotte en levendige reportage
met het zo geliefde exotische tintje, maar
zonder veel diepte. Dussels smeuige be
schrijvingen van vreemde belevenissen,
afwijkende zeden en romantische ontmoe
tingen in „verre" landen zijn pretentielo
ze, prettige lectuur voor de winteravon
den. Zijn foto's sluiten zich daar goed bij
aan. De uitgave is van C. de Boer jr. in
Amsterdam.
DE VORIGE keer kwamen namen ter
sprake, die karakteristiek voor Zeeland
zijn. Ongewoon groo£ is ook in deze pro
vincie het aantal namen van Franse
herkomst. Dit kan moeilijk anders. In
de loop der eeuwen zijn steeds opnieuw
Frans sprekenden naar Zeeland getrok
ken. Vooral in de zestiende eeuw ves
tigden zich boeren uit Frankrijk en het
Walenland op Walcheren. Na 1613
richtte de stroom zich meer op het dun
bevolkte Zeeuws Vaanderen. De herroe
ping van het Edict van Nantes in 1685
deed vele Hugenoten naar het noorden
trekken.
zou niet doen vermoeden, dat Peragallo
het oude pad der compositietechniek vaar
wel gezegd heeft. Voortdurend beweegt hij
zich op een grensgebied, ook waar hij
dë ébloviool „ben cantando" het neven
thema laat aanheffen.
Criminele recherche honderd jaar gele
den danken wij aan de ontdekking van
een oud manuscript, die de memoires be
helzen van de befaamde „Bow Street Run
ners" en de eerste particuliere detective,
die een eeuw geleden de grondslag voor
het befaamde politie-instituut van Scot
land Yard legde. Goddard en zijn „run
ners" waren allerminst populair in het
Londen van die tijd. Zij moesten voort
durend tegen onbegrip, haat, afgunst, ach
terklap en intriges van zelfs de hoogstge-
plaatsten in den lande oproeien. Toch deed
deze moedige pionier onversaagd wat hij
zijn plicht achtte met verrassend suc
ces. Hij spoorde dieven en moordenaars
op, schaduwde verdachte buitenlandse
vorsten en diplomaten en achtervolgde
zijn prooi zelfs tot in andere werelddelen.
Uit zijn gedenkschriften, die bij toetsing
aan de officiële gegevens volkomen be
trouwbaar gebleken zijn, rijst hij voor ons
op als een schilderachtige, intelligente,
volkomen onomkoopbare figuur,, wiens
vakkennis, intuïtie' en integriteit hèm ook
nu nog als een voorbeeldig politieman zou
den kenschetsen. H. D. Tjeenk Willink en
Zoon n.v. te Haarlem verzorgde de uit
stekende Nederlandse uitgave.
De verwerking van het materiaal, waar
onder zeer karakteristiek geritmeerde be
geleidingsfiguren, verraadt de hand van
een meester. Het middendeel verloopt in
een serene sfeer en de finale heeft een
schertsend karakter.
Een meer uitvoerige analyse van dit
werk (trouwens ook van het „Capriccio"
van Von Einem) zou hier niet op zijn
plaats zijn. Maar uit hetgeen hierboven
gezegd is, kan men geredelijk afleiden, dat
de Nederlandse creatie van dit vioolconcert
door het Noordhollands Philharmonisch
Orkest een daad van vérstrekkende be
tekenis is. Bovendien verdient het eerste
optreden te Haarlem van André Gertler,
die een vriend en medewerker van Bartök
was, speciaal ook de aandacht. Gertler, die
in 1907 te Boedapest geboren werd en daar
studeerde aan de Academia Franz Liszt, is
sinds jaren als leraar verbonden aan het
Koninklijk Conservatorium te Brussel en
heeft de Belgische nationaliteit. Hij is be
roemd als vertolker van moderne werken
en toonde zich als primarius van een strijk
kwartet, dat zijn naam draagt, een onver
droten propagandist voor het oeuvre van
Bartök.
AAN HET SLOT van onze veertiendaagse
agenda vinden wij op donderdagmiddag
een pauzeconcert op het orgel van Cavaillé
Coll, waarmede de Kerststemming ingeluid
wordt met onder meer Franse Noëls van
Daquin en Balbatre.
Op de avond van dezelfde dag zal de
christelijke oratoriumvereniging „Door
Zang Vriendschap" onder leiding van
Simon C. Jansen een uitvoering van
Handels beroemdste oratorium De Messias
geven. Uiteraard wijst dit ook naar het
komende feest van Christus' geboorte, zo
dat in de donkere dagen vóór Kerstmis
het licht van Bethlehem ook daar zijn
stralen reeds vooruit zal werpen.
En alles daartussen. Bi; de Uitgeverij
J. Heijnis Tzn. in Zaandijk is thans een
album met foto's van Cor van Weel ver
schenen, waarin wij vele platen terugvin
den die deze fotograaf dit jaar ook op zijn
eenmansshow in de Haarlemse Vishal ex
poseerde. Aan ons oordeel over die ten
toonstelling hoeft weinig meer toegevoegd
te worden. Van Weele bevestigt in dit
fraai uitgevoerde plaatwerk zijn reputatie
als een lichtbeeldkunstenaar met een vir
tuoze techniek en met een zeer persoon
lijke visie. Hij heeft geen voorkeur voor
bepaalde genres of onderwerpen, maar is
integendeel van alle fotografische mark
ten thuis: een zeldzaamheid in deze tijd
van verregaande specialisatie, die maar
al te vaak en in het bijzonder in de
fotografie niets anders is dan camou
flage voor een hopeloze eenzijdigheid. Het
is daarom dat Van Weele onverschillig
waar hij zijn lenzen op richt, altijd werk
levert, dat verrassend fris is en ver bo
ven de middelmaat. Dit album is daar
van een bewijs temeer.
Jos: de Klerk
het geschetste recreatiegebied tot ontwik
keling is gekomen. En dan nog: van die
ontspanningsruimte maakte „De Beer"
een wezenlijk bestanddeel uit, dat daarom
zo essentieel was, omdat het het dichtst
bij de grote steden was gelegen. „De
Beer" heeft daar dezelfde belangrijke
functie als de Kennemerduinen voor Haar
lem, Amsterdam en IJmond. Men herin
nert zich welk een felle, maar ook doel
treffende actie in deze omgeving is ge
voerd om de vestiging van een tweede ba
sisindustrie in de duinen ten zuiden van
IJmuiden te voorkomen. Men kan zich dus
maar al te goed de zorgen voorstellen wel
ke allen zich maken die de natuurbescher
ming ter harte gaat.
Alleen is hun strijd vrij hopeloos. Het
nut van recreatie ruimte is veel minder
concreet uit te drukken dan het nut en
de noodzaak van een petroleumhaven en
een staalfabriek, vooral wanneer er geen
alternatieven zijn aan te wijzen. Daarom
heeft Rotterdam de eerste ronde al ge
wonnen. Wie de roep der pluvieren reeds
verloren waant door het geratel der lie
ren, beseft dat er geen winst zonder ver
lies mogelijk is.
m
DEZE HUGENOTEN vestigden zich
bij voorkeur in Zeeuws Vlaanderen. Dit
was het eerste protestantse gebied, dat
zij op hun reis ontmoetten. Hier ook
konden de vluchtelingen er op rekenen,
dat zij door voormalige landgenoten
opgenomen werden. Binnen het jaar
werden te Kadzand, Oostburg en Aar
denburg Waalse gemeenten gesticht, te
Groede was er sinds 1622 reeds een.
Ook in de achttiende eeuw hield de
stroom u ft'Vlaanderen en Frankrijk nog
aan. eerst in het jaar 1770 kwam deze
immigratie nagenoeg tot stilstand. De
sporen ervan kan men in alle Zeeuwse
adresboeken nog aantreffen. Want we
weten dat tot ver in de zeventiende
eeuw in onze gewesten het voeren van
vaste namen vrij ongebruikelijk bleef.
Anders was het in de dicht bevolkte
gebieden over onze zuidgrens, waar fa
milienamen reeds vroeg algemeen in
gebruik waren. Ook de eerst immigran
ten arriveerden dus met vaste namen en
hun nageslacht voert die nog steeds.
Gelijk dat vaak met uitheemse namen
geschiedde, bleef de oorspronkelijke
spelling niet bewaard. Zo werd de fa
milienaam Du Jardin in Zeeland tot
Dusardijn vervormd en de familie, die
naar het plaatsje Fleurbafx heette,
schrijft deze naam thans Fleurbaay.
Neptuniana. Bij de uitgeverij C. de Boer
jr. in Amsterdam is dezer dagen een werk
uitgekomen, dat wellicht niet iedereen di
rect de boekwinkels zal doen bestormen,
maar dat over enige jaren tot de meest
gewaardeerde maritieme naslagwerken
kan behoren: „Neptuniana" is namelijk
een door de Rotterdamse journalist F. den
Houter vergaard en vakkundig bewerkt
vademecum-der-curiosa. De zeven zeeën
waren zijn dankbaar reservoir der rari
teiten en in ruim vijfentwintig hoofdstuk
ken heeft hij deze soms anekdotische,
soms historische curiosa vergaard tot een
geheel, dat wellicht wat al te vermoeiend
wordt om het in één ruk te lezen, maar
dat bij porties toegediend de lezer zal we
ten te boeien door de stof zelf en door de
manier, waarop zij wordt behandeld.
„Neptuniana" heeft aan waarde gewon
nen door een keur van foto's en oude repro-
dukties, waardoor de krasse en de ware
verhalen, de herinneringen aan de zeil
vaart en zovele andere onderwerpen uit
stekend werden verlucht. Wie de zee en
haar bewoners, haar luimen en haar
schoonheden mint, zal in dit forse boek een
aantrekkelijk en bepaald niet éénmaal
gelezen-en-dan-weggezet werk bezitten.
Maar achter ons staat God: een nieuw
boek met de zo geliefde confidenties-uit-
de-operatiekamer, ditmaal van de Duit
se chirurg Hans Killian. Liefhebbers van
het genre en dat zijn er ongetelde dui
zenden zullen hun hart kunnen ophalen
aan zijn levendige en kleurrijke beschrij
ving van allerlei moeilijke en bijzondere
„gevallen". Want Killian hanteert de pen
even vaardig als het mes. Vooral het laat
ste verhaal, waarin hij beschrijft hoe het
hem na veel moeite gelukte een geraffi
neerde simulant te ontmaskeren, die een
verzekeringsmaatschappij wilde oplichten
is zeer de moeite waard. Enkele andere
verhalen zijn hier en daar niet van een
lichte speculatie op de dokters-idolatrie
van de massa vrij te pleiten. (Uitgegeven
Hollandia n.v. te Baarn).
VAAK BLIJKT de uitheemse her-
komst van een Zeeuwse familie eerst
uit een genealogisch onderzoek. Dan
onthullen de oude registers dat de naam
Hannekijn aanvankelijk Hennequin
luidde en dat de stamvader van de fa-
j milie Battist naar de naam Baptisie
luisterde. Door immigranten meege-
hrachte beroepsnamen zijn Le Clercq.
Cuvelier (vervormd uit cuvellier
kuiper), Passenier en Poisonier (beide
oorspronkelijk poissonnier visver-
koper), Tellier (oud-Frans voor pan-
nenbakker), Lefeber en Lefèvre (smid) j
en wellicht ook Lucieer, waar de Fran-
se aanduiding I'huissier (de deurwaar-
der) in kan schuilen. Maar lang niet al-
tijd zijn in Zeeland de uitheems aan-
doende namen inderdaad uit den vreem-
de afkomstig! Want de komst dezer
I nieuwe namen verleidde vele Zeeuwen
hun namen een Frans tintje te geven.
Zo maakte zij Mallekoote tot Malcoté
en Drabbe tot Drabbé. De Frans aan-
doende naam Proyé luidde eerst Van j
Proije en achter Lonqué schuilt de oud- j
Zeeuwse naam Loncke.
OM OP een ongewone manier te ein- j
digen, vandaag een late Sinterklaas-
surprise van enkele lezers, die hun
voornaam willen wijzigen. In deze tijd
van bestedingsbeperking vinden zij het
betalen van de vijfhonderd gulden zegel-
recht, die dit zou vergen, ietwat begro-
telijk. Zij zien de zaken te zwart in. Dit
zegelrecht is slechts verschuldigd voor
een afschrift van het Koninklijk Be
sluit, dat een geslachtsnaam wii- l
zigt. Zonder dit -document gebeurt er
namelijk niets: de ambtenaar van de
Burgerlijke Stand kan de verandering
slechts in zijn lopende registers inschrij-
ven en aantekening in de marge van de
geboorte-acte doen als hem dit af-
schrift overhandigd wordt. Deze gang
van zaken blijkt uit de artikelen 6366
van ons Burgerlijk Wetboek. Voor de j
voornamen moet men de artikelen 68 en
69 raadplegen. Men leert dan dat het
veranderen van een voornaam of het
toevoegen van een nieuwe met toe
stemming van de arrondissementsrecht
bank in de plaats van inwoning ge
schiedt. Een Koninklijk Besluit en ze
gelrecht komen er dus niet aan te pas.
Derhalve zijn de kosten aanzienlijk
lager.
J. G. de Boer van der Ley
(Vervolg van pagina 4)
wijze ontwikkeld. Is het verdwijnen van
De Beer uit natuurwetenschappelijk oog
punt reeds zeer te betreuren, uit een oog
punt van recreatiemogelijkheid voor een
bevolking van zeker anderhalf miljoen zie
len in de nabijgelegen steden is dit ver
lies weinig minder dan een ramp.
HET IS een door de planologen uitge
maakte zaak, dat per stadsbewoner onge
veer dertig hectaren ontspanningsruimte
nodig is. De helft daarvan moet in de vorm
van strand, duin en bos beschikbaar zijn.
Geen enkele Zuidhollandse stad zelfs
Den Haag niet komt daaraan toe. Nu
is het waar, dat de provinciale planologi
sche dienst van Zuid-Holland in zijn boek
„Randstad en Delta" als toekomstmoge
lijkheid de schepping van een groot recre
atiegebied langs de kust van Rozenburg,
Voorne-Putten, Goeree en Schouwen te
zamen met het oeverland van Brielse
Maas en Grevelingen heeft voorzien, maar
het valt te verwachten dat „De Beer
Rotterdam wil zijn haven in 1960 voltooid
hebben eerder is geliquideerd dan dat
De foto toont de maquette van
de in aanbouw zijnde nieuwe
scheepswerf van Verolme.
EINDELI.IK heeft de Koninklijke Marine het masker afgeworpen. In de wer-
vingsoproepen, die van tijd tot tijd in de dagbladen verschijnen, is er thans een
opgedoken van twee mariniers in khaki-tenue, nageoogd door twee meisjes in een
decor van palmen en witte gebouwen. De mannen stappen ferm door, zonder om
te zien anders zou dit beeld van de aantrekkelijkheden van de marine wat te
opzichtig worden. Maar met deze historische wervingsplaat zijn we dan ten aan
zien van onze vloot toch op een punt aangeland, waarop we zeggen: hèhè, nu
weten wij het eindelijk. Nu begrijpen we eindelijk ten volle waarom ons steeds
met zovee' enthousiasme werd toegeroepen: „zorg, dat je er (óók) bijkomt!"
Maandenlang, zelfs jarenlang hebben wij ons afgevraagd wat er toch achterzat
bij die jongens, die ons uit de tekst van de oproepen aankeken met zo'n wondere
glimlach. Zo'n glimlach kómt niet alleen doordat het zo heerlijk is om korporaal-
geweermaker te zijn. Of radioradarmonteur. Of magazijnmeester. Dat kan niet
alleen, omdat het zo heerlijk is om een grote kruiser af te mogen meren. En het
is helemaal niet omdat je bij de marine twee rechterhanden krijgt (een merk
waardig biologisch proces, dat onze tekenares in beeld heeft trachten te brengen).
Och neen, dat hebben ze ons allemaal maar verteld om ons te laten zien dat er
met de marine niet valt te spotten en dat men er zijn taak ernstig opvat.
En toch hebben die oproepen steeds ons onbehagen opgewekt. Vooral de glim
lachjes van die jongens, die in de oproepen poseerden. Wij voelden als het ware,
dat zij iets voor ons trachtten te verbergen. De helft van de heerlijkheid om bij de
vloot te dienen, werd ons niet aangezegd eenvoudig, omdat we het misschien
zonde van de belastinggelden zouden vinden. Dit nu heeft ons altijd dwars ge
zeten. Waarom geen open kaart gespeeld tegenover het Nederlandse volk? Het
gaat toch ook om ónze dubbeltjes? Op een goede dag ontdekten wij de leus
„vreemde landen en volken zien". Kijk, nu werd het al interessanter. Nu kwam
er enige grond voor de lokroep „zorg dat je er óók bijkomt". Maar een gesprek
met een marine-instantie hierover was heel ontgoochelend. „U moet het niet
in de eerste plaats als een pretje beschouwen meneer, wanneer onze mannen
vreemde landen bezoeken. Zij zijn daar, zodra zij aan wal gaan, ambassadeurs
voor ons land. V begrijpt wel, dat we daar goed op toezien. Zij vertegenwoordigen
bij zo'n bezoek onze natieOok daaruit was toen voor ons bewustzijn alle
plezier weggevloden. En wij vonden het steeds onaangenamer ivorden om aan
een dergelijke opeenvolging van corveetjes voor onze mannen mee te betalen.
Maar nu is daar eindelijk de oplossing van velerlei vragen. Twee mariniers „in
het zonnige zuiden". Diezelfde glimlach, waarachter méér steekt, dan seinen en
torpedobuizen poetsen. En tenslotte twee exotische meisjes, die hen nakijken
Beste heren van de wervingsbureaus, waarom hebt u daar zo'n tijd mee rond
gelopen? Was het iets om u voor te schamen? Als u dat dadelijk gezegd had,
dan hadden we de afgelopen jaren met heel wat meer genoegen In de kosten
van de marine bijgedragen. Iedere dag met twee rechterhanden rondlopen voor
staatssecretaris Moorman, daar mag heus wel eens iets tegenover staan.
Ko B rugbier