OP DE MUZIKALE AGENDA STAAN KLASSIEKEN ZOALS BEETHOVEN EN HANDEL NAAST MODERNE MEESTERS Tlieuive ONZE NAMEN Rozenburg Met twee rechterhanden in vreemde landen UITGAVEN 1 Vele Zeeuwse namen zijn van vreemde oorsprong ZATERDAG 7 DECEMBER 1957 Erbij Nu Sinterklaas en Zwarte Piet wederom de terugreis naar Spanje ondernomen hebben en het leven van de Nederlandse gemeenschap weer normaal is. kan ook het concertbedrijf opnieuw op volle toeren gaan draaien. In de Haarlemse Concertzaal is het eerste evenement een boeiend recital. En daar blijft het niet bij. Vervorming Niet zo duur BEETHOVEN'S vioolsonates worden zo als men weet door Herman Krebbers en Robert Weisz vertolkt. Welk een heer lijk samenspel deze Hollandse violist en deze Hongaarse pianist weten te bereiken, hebben wij in geestdriftige bewoordingen trachten duidelijk te maken, toen zij een maand geleden hun cyclus inzetten met drie van de tien sonaten en het publiek bovendien een heerlijk voorproefje gaven van wat zij deze tweede avond zouden brengen, door namelijk als toegift het slot deel van de „Frühlingssonate" te laten horen, welk werk maandag op het pro gramma staat. Om zijn fris pastoraal ka rakter is dit steeds een zeer aantrekkelijk stuk gebleken. Wie er zich voor openstelt haalt de illusie naar zich toe en dat kunnen wij hebben in het hartje van de winter. EN DAN VOLGT dinsdagavond in de Con certzaal weer een gemeentelijk orgelcon cert, een van de manifestaties van de Haarlemse orgelcultuur, die de Spaarne- stad een speciale reputatie gegeven heb ben, die ver over onze landsgrenzen reikt. Stadsorganist Albert de Klerk, die ditkeer het programma verzorgt, heeft zich bij zijn keuze voornamelijk op de karakteris tieke mogelijkheden van het orgel van Cavaillé Coll ingesteld. Voor wat betreft Choral III van César Franck en Prélude, Adagio en Koraalvariaties op het „Veni Creator" van Maurice Duruflé is dit zonder meer duidelijk. Doch ook voor Preludium, Fuga en Ciacona van Johann Pachelbel een componist die de schakel vormt tussen de italianiserende Zuidduitse orgelkunst en de Noordduitse, die van Sweelinck uitging is er iets, dat pleit voor de grondwaarden van het klank idioom van het Franse concertorgel, mits deze met smaak gekozen worden. Hetzelfde geldt voor de Sonate no. 1 van Carl Ph. Em. Bach, waarvan het concertante ka rakter naar het rococo neigt. Dit is dan het interessante programma, dat traditie getrouw gratis aangeboden wordt. Het is dit keer iets korter dan gewoonlijk, maar nof afloop van het concert volgt nog voor de lede- van de plaatselijke afdeling der Koninklijke Nederlandse Toonkunste naarsvereniging een demonstratie van het orgel, waar wellicht menige bezoeker van het concert (al is hij dan geen lid van de K.N.T.V.) mede zal willen profiteren. Terloops zij hier vermeld dat dergelijke demonstraties de laatste tijd herhaaldelijk met veel succes van de rijpere schooljeugd plaats vonden. Waarom dan ook niet voor volwassenen? OP HET eerstvolgend concert van het Noordhollands Philharmonisch Orkest, vrijdag aanstaande, introduceert dirigent Henri Arends, als eerste uitvoering in Nederland, een Capricio voor orkest van de na zijn Salzburger operasuccessen veel besproken Oostenrijkse componist Gott fried von Einem. Het eerste, dat men zich tegenwoordig afvraagt bij de kennismaking met een mo derne componist, betreft allicht zijn ver houding tot het stelsel dat hij aanhangt, namelijk of hij schept uit vrije fantasie, gebaseerd op het historisch gegroeide toon stelsel, ofwel zijn werk opbouwt volgens het twaalftonenstelsel, dat de natuurlijke verhoudingen van de tonen tot elkaar ver werpt beknopter uitgedrukt: of hij tonaal of atonaal schrijft. Wat wij over de stijl von Einems opera's „Dantons Tod" en „Der Prozess" vernamen, luidde dat zijn muziek in wezen melodisch is en harmonisch van de natuurlijke spanningen uitgaat. En de partituur openslaande van het in 1943 gecomponeerde „Capricio" is het ons op het eerste gezicht al duidelijk, dat deze muziek op de tonale basis steunt en als het ware wil demonstreren, dat er door midddel van ritmische verschuivingen nog oneindige variaties met het normale toonstelsel te bereiken zijn. Het lijkt ons zelfs, dat Von Einem aan het slot van het stuk met een dalende toonladder van C, waartegen hij de trombones met de noten van de chromatische scala laat op tornen, daarvan de bevestiging wil geven, als een „quod erat demonstrandum" (wat bewezen diende te worden). Het caprice is een stuk, waarin men de vorm van het rondo kan herkennen en dus een refreinthema de hoofdrol speelt. Het ont wikkelt zich in speelse geest uit een motief van vier trappen. Dit gegeven laat in de loop van het stuk zijn groeikracht duchtig gelden. Een ander element dat uitgebuit wordt, bestaat uit twee begin noten, een krasse inzet: tonica dominant. Het ritme vormt een sterk stuwende kracht in het werk. OP HET D-CONCERT van 17 dezer komt de vermaarde Hongaars-Belgische violist André Gertler het Haarlemse publiek ver gasten op het vioolconcert van de moderne Italiaanse componist Mario Peragallo, welk werk in de afgelopen zomer te Stockholm op het muziekfeest van de internationale vereniging voor hedendaagse muziek groot opzien gebaard heeft. Peragallo, die nu zevenenvijftig jaar is, verwierf bekendheid met een paar opera's in veristische stijl. In de laatste tien jaar geldt hij als een ge matigd aanhanger van het twaaltonen- systeem. Deze omzwaai heeft echter de oude Adam in hem niet gedood. Dit was al direct onze indruk toen wij in de gelegen heid gesteld werden de omvangrijke par tituur van zijn Vioolconcert (dat van 1954 dateert) in te kijken. En het moet ook de indruk van de verslaggever van „Mens en Melodie" zijn geweest, die aangaande de vertolking in Stockholm rapporteerde: „De Italiaanse Mario Peragallo richtte na zijn „oeuvres dodécaphoniques" in zijn Viool concert een vriendelijk knipoogje naar Puccini". „Het Concert heeft de gebruikelijke drie ledige vorm en krijgt het karakter van een virtuozenstuk door etn ruim te pas brengen van solocadensen. De themavor- ming is over het algemeen zeer duidelijk van tekening en een geraffineerde orkes tratie waarborgt op zijn minst een door zichtig lijnenspel. Een blik op het hoofd thema van het eerste Allegrodeel: De componist Béla Bartök en de violist André Gertler De wereld is nog altijd rond is een nieuw reisverhaal van de journalist Wim Dussel, die ons ditmaal met zijn bekende verve zijn lotgevallen op een scootertocht, dwars door Europa, Azië en Amerika schil dert. Een vlotte en levendige reportage met het zo geliefde exotische tintje, maar zonder veel diepte. Dussels smeuige be schrijvingen van vreemde belevenissen, afwijkende zeden en romantische ontmoe tingen in „verre" landen zijn pretentielo ze, prettige lectuur voor de winteravon den. Zijn foto's sluiten zich daar goed bij aan. De uitgave is van C. de Boer jr. in Amsterdam. DE VORIGE keer kwamen namen ter sprake, die karakteristiek voor Zeeland zijn. Ongewoon groo£ is ook in deze pro vincie het aantal namen van Franse herkomst. Dit kan moeilijk anders. In de loop der eeuwen zijn steeds opnieuw Frans sprekenden naar Zeeland getrok ken. Vooral in de zestiende eeuw ves tigden zich boeren uit Frankrijk en het Walenland op Walcheren. Na 1613 richtte de stroom zich meer op het dun bevolkte Zeeuws Vaanderen. De herroe ping van het Edict van Nantes in 1685 deed vele Hugenoten naar het noorden trekken. zou niet doen vermoeden, dat Peragallo het oude pad der compositietechniek vaar wel gezegd heeft. Voortdurend beweegt hij zich op een grensgebied, ook waar hij dë ébloviool „ben cantando" het neven thema laat aanheffen. Criminele recherche honderd jaar gele den danken wij aan de ontdekking van een oud manuscript, die de memoires be helzen van de befaamde „Bow Street Run ners" en de eerste particuliere detective, die een eeuw geleden de grondslag voor het befaamde politie-instituut van Scot land Yard legde. Goddard en zijn „run ners" waren allerminst populair in het Londen van die tijd. Zij moesten voort durend tegen onbegrip, haat, afgunst, ach terklap en intriges van zelfs de hoogstge- plaatsten in den lande oproeien. Toch deed deze moedige pionier onversaagd wat hij zijn plicht achtte met verrassend suc ces. Hij spoorde dieven en moordenaars op, schaduwde verdachte buitenlandse vorsten en diplomaten en achtervolgde zijn prooi zelfs tot in andere werelddelen. Uit zijn gedenkschriften, die bij toetsing aan de officiële gegevens volkomen be trouwbaar gebleken zijn, rijst hij voor ons op als een schilderachtige, intelligente, volkomen onomkoopbare figuur,, wiens vakkennis, intuïtie' en integriteit hèm ook nu nog als een voorbeeldig politieman zou den kenschetsen. H. D. Tjeenk Willink en Zoon n.v. te Haarlem verzorgde de uit stekende Nederlandse uitgave. De verwerking van het materiaal, waar onder zeer karakteristiek geritmeerde be geleidingsfiguren, verraadt de hand van een meester. Het middendeel verloopt in een serene sfeer en de finale heeft een schertsend karakter. Een meer uitvoerige analyse van dit werk (trouwens ook van het „Capriccio" van Von Einem) zou hier niet op zijn plaats zijn. Maar uit hetgeen hierboven gezegd is, kan men geredelijk afleiden, dat de Nederlandse creatie van dit vioolconcert door het Noordhollands Philharmonisch Orkest een daad van vérstrekkende be tekenis is. Bovendien verdient het eerste optreden te Haarlem van André Gertler, die een vriend en medewerker van Bartök was, speciaal ook de aandacht. Gertler, die in 1907 te Boedapest geboren werd en daar studeerde aan de Academia Franz Liszt, is sinds jaren als leraar verbonden aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel en heeft de Belgische nationaliteit. Hij is be roemd als vertolker van moderne werken en toonde zich als primarius van een strijk kwartet, dat zijn naam draagt, een onver droten propagandist voor het oeuvre van Bartök. AAN HET SLOT van onze veertiendaagse agenda vinden wij op donderdagmiddag een pauzeconcert op het orgel van Cavaillé Coll, waarmede de Kerststemming ingeluid wordt met onder meer Franse Noëls van Daquin en Balbatre. Op de avond van dezelfde dag zal de christelijke oratoriumvereniging „Door Zang Vriendschap" onder leiding van Simon C. Jansen een uitvoering van Handels beroemdste oratorium De Messias geven. Uiteraard wijst dit ook naar het komende feest van Christus' geboorte, zo dat in de donkere dagen vóór Kerstmis het licht van Bethlehem ook daar zijn stralen reeds vooruit zal werpen. En alles daartussen. Bi; de Uitgeverij J. Heijnis Tzn. in Zaandijk is thans een album met foto's van Cor van Weel ver schenen, waarin wij vele platen terugvin den die deze fotograaf dit jaar ook op zijn eenmansshow in de Haarlemse Vishal ex poseerde. Aan ons oordeel over die ten toonstelling hoeft weinig meer toegevoegd te worden. Van Weele bevestigt in dit fraai uitgevoerde plaatwerk zijn reputatie als een lichtbeeldkunstenaar met een vir tuoze techniek en met een zeer persoon lijke visie. Hij heeft geen voorkeur voor bepaalde genres of onderwerpen, maar is integendeel van alle fotografische mark ten thuis: een zeldzaamheid in deze tijd van verregaande specialisatie, die maar al te vaak en in het bijzonder in de fotografie niets anders is dan camou flage voor een hopeloze eenzijdigheid. Het is daarom dat Van Weele onverschillig waar hij zijn lenzen op richt, altijd werk levert, dat verrassend fris is en ver bo ven de middelmaat. Dit album is daar van een bewijs temeer. Jos: de Klerk het geschetste recreatiegebied tot ontwik keling is gekomen. En dan nog: van die ontspanningsruimte maakte „De Beer" een wezenlijk bestanddeel uit, dat daarom zo essentieel was, omdat het het dichtst bij de grote steden was gelegen. „De Beer" heeft daar dezelfde belangrijke functie als de Kennemerduinen voor Haar lem, Amsterdam en IJmond. Men herin nert zich welk een felle, maar ook doel treffende actie in deze omgeving is ge voerd om de vestiging van een tweede ba sisindustrie in de duinen ten zuiden van IJmuiden te voorkomen. Men kan zich dus maar al te goed de zorgen voorstellen wel ke allen zich maken die de natuurbescher ming ter harte gaat. Alleen is hun strijd vrij hopeloos. Het nut van recreatie ruimte is veel minder concreet uit te drukken dan het nut en de noodzaak van een petroleumhaven en een staalfabriek, vooral wanneer er geen alternatieven zijn aan te wijzen. Daarom heeft Rotterdam de eerste ronde al ge wonnen. Wie de roep der pluvieren reeds verloren waant door het geratel der lie ren, beseft dat er geen winst zonder ver lies mogelijk is. m DEZE HUGENOTEN vestigden zich bij voorkeur in Zeeuws Vlaanderen. Dit was het eerste protestantse gebied, dat zij op hun reis ontmoetten. Hier ook konden de vluchtelingen er op rekenen, dat zij door voormalige landgenoten opgenomen werden. Binnen het jaar werden te Kadzand, Oostburg en Aar denburg Waalse gemeenten gesticht, te Groede was er sinds 1622 reeds een. Ook in de achttiende eeuw hield de stroom u ft'Vlaanderen en Frankrijk nog aan. eerst in het jaar 1770 kwam deze immigratie nagenoeg tot stilstand. De sporen ervan kan men in alle Zeeuwse adresboeken nog aantreffen. Want we weten dat tot ver in de zeventiende eeuw in onze gewesten het voeren van vaste namen vrij ongebruikelijk bleef. Anders was het in de dicht bevolkte gebieden over onze zuidgrens, waar fa milienamen reeds vroeg algemeen in gebruik waren. Ook de eerst immigran ten arriveerden dus met vaste namen en hun nageslacht voert die nog steeds. Gelijk dat vaak met uitheemse namen geschiedde, bleef de oorspronkelijke spelling niet bewaard. Zo werd de fa milienaam Du Jardin in Zeeland tot Dusardijn vervormd en de familie, die naar het plaatsje Fleurbafx heette, schrijft deze naam thans Fleurbaay. Neptuniana. Bij de uitgeverij C. de Boer jr. in Amsterdam is dezer dagen een werk uitgekomen, dat wellicht niet iedereen di rect de boekwinkels zal doen bestormen, maar dat over enige jaren tot de meest gewaardeerde maritieme naslagwerken kan behoren: „Neptuniana" is namelijk een door de Rotterdamse journalist F. den Houter vergaard en vakkundig bewerkt vademecum-der-curiosa. De zeven zeeën waren zijn dankbaar reservoir der rari teiten en in ruim vijfentwintig hoofdstuk ken heeft hij deze soms anekdotische, soms historische curiosa vergaard tot een geheel, dat wellicht wat al te vermoeiend wordt om het in één ruk te lezen, maar dat bij porties toegediend de lezer zal we ten te boeien door de stof zelf en door de manier, waarop zij wordt behandeld. „Neptuniana" heeft aan waarde gewon nen door een keur van foto's en oude repro- dukties, waardoor de krasse en de ware verhalen, de herinneringen aan de zeil vaart en zovele andere onderwerpen uit stekend werden verlucht. Wie de zee en haar bewoners, haar luimen en haar schoonheden mint, zal in dit forse boek een aantrekkelijk en bepaald niet éénmaal gelezen-en-dan-weggezet werk bezitten. Maar achter ons staat God: een nieuw boek met de zo geliefde confidenties-uit- de-operatiekamer, ditmaal van de Duit se chirurg Hans Killian. Liefhebbers van het genre en dat zijn er ongetelde dui zenden zullen hun hart kunnen ophalen aan zijn levendige en kleurrijke beschrij ving van allerlei moeilijke en bijzondere „gevallen". Want Killian hanteert de pen even vaardig als het mes. Vooral het laat ste verhaal, waarin hij beschrijft hoe het hem na veel moeite gelukte een geraffi neerde simulant te ontmaskeren, die een verzekeringsmaatschappij wilde oplichten is zeer de moeite waard. Enkele andere verhalen zijn hier en daar niet van een lichte speculatie op de dokters-idolatrie van de massa vrij te pleiten. (Uitgegeven Hollandia n.v. te Baarn). VAAK BLIJKT de uitheemse her- komst van een Zeeuwse familie eerst uit een genealogisch onderzoek. Dan onthullen de oude registers dat de naam Hannekijn aanvankelijk Hennequin luidde en dat de stamvader van de fa- j milie Battist naar de naam Baptisie luisterde. Door immigranten meege- hrachte beroepsnamen zijn Le Clercq. Cuvelier (vervormd uit cuvellier kuiper), Passenier en Poisonier (beide oorspronkelijk poissonnier visver- koper), Tellier (oud-Frans voor pan- nenbakker), Lefeber en Lefèvre (smid) j en wellicht ook Lucieer, waar de Fran- se aanduiding I'huissier (de deurwaar- der) in kan schuilen. Maar lang niet al- tijd zijn in Zeeland de uitheems aan- doende namen inderdaad uit den vreem- de afkomstig! Want de komst dezer I nieuwe namen verleidde vele Zeeuwen hun namen een Frans tintje te geven. Zo maakte zij Mallekoote tot Malcoté en Drabbe tot Drabbé. De Frans aan- doende naam Proyé luidde eerst Van j Proije en achter Lonqué schuilt de oud- j Zeeuwse naam Loncke. OM OP een ongewone manier te ein- j digen, vandaag een late Sinterklaas- surprise van enkele lezers, die hun voornaam willen wijzigen. In deze tijd van bestedingsbeperking vinden zij het betalen van de vijfhonderd gulden zegel- recht, die dit zou vergen, ietwat begro- telijk. Zij zien de zaken te zwart in. Dit zegelrecht is slechts verschuldigd voor een afschrift van het Koninklijk Be sluit, dat een geslachtsnaam wii- l zigt. Zonder dit -document gebeurt er namelijk niets: de ambtenaar van de Burgerlijke Stand kan de verandering slechts in zijn lopende registers inschrij- ven en aantekening in de marge van de geboorte-acte doen als hem dit af- schrift overhandigd wordt. Deze gang van zaken blijkt uit de artikelen 6366 van ons Burgerlijk Wetboek. Voor de j voornamen moet men de artikelen 68 en 69 raadplegen. Men leert dan dat het veranderen van een voornaam of het toevoegen van een nieuwe met toe stemming van de arrondissementsrecht bank in de plaats van inwoning ge schiedt. Een Koninklijk Besluit en ze gelrecht komen er dus niet aan te pas. Derhalve zijn de kosten aanzienlijk lager. J. G. de Boer van der Ley (Vervolg van pagina 4) wijze ontwikkeld. Is het verdwijnen van De Beer uit natuurwetenschappelijk oog punt reeds zeer te betreuren, uit een oog punt van recreatiemogelijkheid voor een bevolking van zeker anderhalf miljoen zie len in de nabijgelegen steden is dit ver lies weinig minder dan een ramp. HET IS een door de planologen uitge maakte zaak, dat per stadsbewoner onge veer dertig hectaren ontspanningsruimte nodig is. De helft daarvan moet in de vorm van strand, duin en bos beschikbaar zijn. Geen enkele Zuidhollandse stad zelfs Den Haag niet komt daaraan toe. Nu is het waar, dat de provinciale planologi sche dienst van Zuid-Holland in zijn boek „Randstad en Delta" als toekomstmoge lijkheid de schepping van een groot recre atiegebied langs de kust van Rozenburg, Voorne-Putten, Goeree en Schouwen te zamen met het oeverland van Brielse Maas en Grevelingen heeft voorzien, maar het valt te verwachten dat „De Beer Rotterdam wil zijn haven in 1960 voltooid hebben eerder is geliquideerd dan dat De foto toont de maquette van de in aanbouw zijnde nieuwe scheepswerf van Verolme. EINDELI.IK heeft de Koninklijke Marine het masker afgeworpen. In de wer- vingsoproepen, die van tijd tot tijd in de dagbladen verschijnen, is er thans een opgedoken van twee mariniers in khaki-tenue, nageoogd door twee meisjes in een decor van palmen en witte gebouwen. De mannen stappen ferm door, zonder om te zien anders zou dit beeld van de aantrekkelijkheden van de marine wat te opzichtig worden. Maar met deze historische wervingsplaat zijn we dan ten aan zien van onze vloot toch op een punt aangeland, waarop we zeggen: hèhè, nu weten wij het eindelijk. Nu begrijpen we eindelijk ten volle waarom ons steeds met zovee' enthousiasme werd toegeroepen: „zorg, dat je er (óók) bijkomt!" Maandenlang, zelfs jarenlang hebben wij ons afgevraagd wat er toch achterzat bij die jongens, die ons uit de tekst van de oproepen aankeken met zo'n wondere glimlach. Zo'n glimlach kómt niet alleen doordat het zo heerlijk is om korporaal- geweermaker te zijn. Of radioradarmonteur. Of magazijnmeester. Dat kan niet alleen, omdat het zo heerlijk is om een grote kruiser af te mogen meren. En het is helemaal niet omdat je bij de marine twee rechterhanden krijgt (een merk waardig biologisch proces, dat onze tekenares in beeld heeft trachten te brengen). Och neen, dat hebben ze ons allemaal maar verteld om ons te laten zien dat er met de marine niet valt te spotten en dat men er zijn taak ernstig opvat. En toch hebben die oproepen steeds ons onbehagen opgewekt. Vooral de glim lachjes van die jongens, die in de oproepen poseerden. Wij voelden als het ware, dat zij iets voor ons trachtten te verbergen. De helft van de heerlijkheid om bij de vloot te dienen, werd ons niet aangezegd eenvoudig, omdat we het misschien zonde van de belastinggelden zouden vinden. Dit nu heeft ons altijd dwars ge zeten. Waarom geen open kaart gespeeld tegenover het Nederlandse volk? Het gaat toch ook om ónze dubbeltjes? Op een goede dag ontdekten wij de leus „vreemde landen en volken zien". Kijk, nu werd het al interessanter. Nu kwam er enige grond voor de lokroep „zorg dat je er óók bijkomt". Maar een gesprek met een marine-instantie hierover was heel ontgoochelend. „U moet het niet in de eerste plaats als een pretje beschouwen meneer, wanneer onze mannen vreemde landen bezoeken. Zij zijn daar, zodra zij aan wal gaan, ambassadeurs voor ons land. V begrijpt wel, dat we daar goed op toezien. Zij vertegenwoordigen bij zo'n bezoek onze natieOok daaruit was toen voor ons bewustzijn alle plezier weggevloden. En wij vonden het steeds onaangenamer ivorden om aan een dergelijke opeenvolging van corveetjes voor onze mannen mee te betalen. Maar nu is daar eindelijk de oplossing van velerlei vragen. Twee mariniers „in het zonnige zuiden". Diezelfde glimlach, waarachter méér steekt, dan seinen en torpedobuizen poetsen. En tenslotte twee exotische meisjes, die hen nakijken Beste heren van de wervingsbureaus, waarom hebt u daar zo'n tijd mee rond gelopen? Was het iets om u voor te schamen? Als u dat dadelijk gezegd had, dan hadden we de afgelopen jaren met heel wat meer genoegen In de kosten van de marine bijgedragen. Iedere dag met twee rechterhanden rondlopen voor staatssecretaris Moorman, daar mag heus wel eens iets tegenover staan. Ko B rugbier

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 16