FEEST
LEVENDE
SIEILMA
IHIET
IIN
KERSTMIS en de SPOETNIK
Huiselijk
Erbij
In 1958 is fa
et honderd jas
ar gei
eden dat de se
farijfster van
„Gösta Be
rling" en „Cl
iristn
slegenden" we
rd geboren
NIEUWE UITGAVEN
DINSDAG 24 DECEMBER 1957
P A G I NA VIJF
Portret van Selma Lagerlöf (1858-1940)
Haar woning Marbacka in Varmland
HET WERK van Selma Lagerlöf wordt
nog evenveel gelezen als enige jaren na
het ontstaan ervan. Sedert het jaar 1908
is êr onnoemelijk veel veranderd, ook in
de opvatting van de letterkunde en in het
bijzonder van de door Selma Lagerlöf ge
bezigde stijl in de romar kunst. De eigen
gedachten en ideeën als „terzijden" tussen
het eigenlijke verhaal door, die in elk van
haar romans komen opdager, zouden wij
van een hedendaagse schrijver nauwe
lijks meer accepteren. Maar zelfs deze
zijn bij Selma Lagerlöf nu nog charmant.
En wel omdat zij een geniale vrouw was
met grote inspiratie. Groots in haar
scheppingsdrang, mytisch in haar bele
ven, verbonden aan land en volk, ver
loren in het natuurgebeuren. Wild, oer
sterk van geest, verbeeldde zij met een
bruisend elan de primitieve driften, die
zich in het Zweedse volk tussen meren en
bergen, tussen de wouden en de bulderen
de zee afspeelden. Alle figuren in haar
boeken het meest die in „Gösta Ber
ling" getugen daarvan. Met alle zin
tuigen bespeurt men het verleden, dat zo
sterk doorwerkt in het leven in dit land
uit de beschrijvingen van gebeurtenissen
in boerderijen en verafgelegen huizen
met omringend grondgebied. Niet alleen
in „Gösta Berling" of „Niels Holgerssons
wonderbare reis" of „Marbacka" is dat
het geval, Zelfs in „Jeruzalem" in de
Christuslegenden" zijn de gedeelten, die
deze sfeer ademen en die het sprookjes
achtige of het legendarische, dat hieruit
voortvloeit, in zich dragen, het meest su
perieur.
SELMA LAGERöF werd geboren in
het jaar 1858 uit een geslacht van domi
nees. Zij was niet alleen gelovig, maar
ook zeer mystiek. Zij zag als het ware de
geest van het afgestorvene om zich heen
en men zou dit het best kunnen vergelij
ken met de instelling van Swedenborg,
waaraan William Blake zo verwant was.
Doch veel minder dan het oeuvre van
deze laatste heeft haar werk zich in zijn
sublimatie getransformeerd. Het is een
voudiger, afgestemd op bestaande figu
ren en een directe weerklank van haar
eigen heftig levende ziel, die vele schok
kende en innerlijke teleurstellingen moet
hebben ondervonden. Levensbeschrijvin
gen van een kleine halve eeuw geleden
getuigen daar overigens niet van. Het
zou trouwens bij het werk van Selma La
gerlöf volkomen overbodig zijn meer te
weten dan zij zelf uit haar innerlijke ex
plosies meedeelt. Grote genegenheid,
barmhartigheid, moederliefde, duldzaam-
heid, al deze deugden vindt men zonder
zoetsappigheid in haar werk terug. Even
als de ondeugden, die zij bijna zonder dit
Zelf te weten meer analyseert dan mora
liseert. Zij is een pedagoge van nature en
nergens komt dit en hetzelfde geldt
voor haar andere, genoemde kwalitei
ten zo sterk naar voren als in „Niels
Holgerssons wonderbare reis". Dit boek
is op verzoek van de Zweedse regering
geschreven voor de jeugd. Het kan door
de ouderen evenzeer als de sprookjes van
Hans Christian Andersen worden geno
ten. Een van de meest opvallende trek
ken van „Niels Holgersson" in het bij
zonder en van het werk van Selma Lager
löf in het algemeen is ook de fascinerende
en directe inzet van ieder hoofdstuk. Bo
vendien bespaart de schrijfster ons de
wreedheid in de natuur niet. Dit verhoogt
eerder de machtige schoonheid ervan,
dan dat het er afbreuk aan doet. Eveneens
is in dit boek meer dan één voorbeeld te
vinden van de echt Slema-Lagerlöf-
schrijf trant, waartoe het tevoren ge
noemde inlassen van gedachten behoort,
stad was en niets dan Araten en huis
muren om zich heen had, dat ze niet aan
het schrijven kon komen. Als ze naar bui
ten ging, waar ze bossen en akkers kon
zien, zou het misschien beter gaan. Ze
was uit Wermeland en het was duidelijk,
dat ze het boek beginnen moest met die
landstreek."
ZO VAAK komt in haar werk en in haar
herinneringen, die men in haar boek
„Marbacka" vindt, dit landgoed voor, dat
men de beschrijving van het rustpunt
van Selma Lagerlöfs gedachten niet kan
missen.
„Van de weg af liep een mooie berken
laan naar de hoeve. Hij ging daar dadelijk
op af. De jongen kwam eerst op een ach
terplaats, groot als een stadsmarkt en
met lange rode gebouwen omringd. Toen
hij die overgelopen was, zag hij een an
dere plaats, waar het woonhuis lag met
een zandpad en groot plein ervoor, een
omgeving. We zien de ganzerik als een
wat statige trouwhartige vogel drijven
achter de leidstergans Akkavan Kebne-
kaise, een naam met een magisch geluid,
die vele keren wordt uitgesproken. We
horen de wilde ganzen roepen: „De witte
zinkt naar de grond, de witte zinkt naar
de grond!" Bezwerende zinnen fascineren
ons als: „Toen wees de leidstergans met
de snavel naar de jongen.."
Een der hoofdpersonen (of beter ge
zegd dieren) in „Niels Holgersson"'is ook
Smirre de vos, ongelofelijk listig als in
de fabels, doch met de originele visie van
Selma Lagerlöf weergegeven. In dit ge
deelte wordt de schoonheid beschreven
van de bossen met beuken en zonnestra
len, die de kleur van deze bomen één
maken met de rode gloed van vossepels
en eekhoornvel en de rode nek van zwar
te spechten. Prachtig en stralend is het
verhaal van de enorme vlinder, die in de
Oostzee valLen strandt op de klippen aan
de kust van Smaland, waar het lijf ver
die slechts zijdelings met het verhaal te
maken '■•ebben. Soms 's dit zo sterk dat
het de vorm van een dagboek aanneemt,
zoals de regels:
„Maar nu moet ik vertellen hoe wonder
lijk. het trof, dat er juist in dat jaar, toen
Niels Holgersson rondvloog met de wil
de ganzen, een mens was, die erover liep
te denken een boek over Zweden te schrij
ven, dat geschikt zou wezen voor kinde
ren om op school te lezen. Ze had er al
over gedacht van Kerstmis tot de herfst
toe. Maar ze had nog geen regel geschre
ven. En eindelijk was ze van al dat den
ken zo moe geworden, dat ze tegen zich
zelf zei: ,Dat kun je niet! Ga zitten en
schrijf sagen en verhalen, zoals je altijd
doet. Laat een ander dat boek schrijven,
dat zo leerzaam en ernstig moetf zijn, dat
er geen onwaar woord in mag voorko
men. Het was zo goed als uitgemaakt,
dat ze het plan zou opgeven, maar ze vond
toch, dat het prettig zou zijn iets moois
over Zweden te schrijven en ze had moei
te dat werk aan anderen over te laten.
Eindelijk kwam ze Op de gedachte, dat
het misschien kwam, doordat ze. in een
vleugel aan biede zijden uitgebouwd, met
een lommerrijke tuin erachter. Het hoofd
gebouw was klein en onaanzienlijk, maar
het plein was omgeven met een rij hemel
hoge sorbebomen, die zo dicht opeen ston
den, dat ze een hele muur vormden. De
jongen vond, dat het was, alsof hij in een
prachtige hooggewelfde kamer kwam.
De hemel rustte mooi, bleekblauw op de
boomtoppen, de sorbebomen waren geel
met grote rode trossen, de grasvelden
waren nog wel groen, maar het was die
avond lichte stralende maneschijn en die
viel met zoveel glans over het gras, dat
het wit scheen als zilver."
DEZE HÓEVE heet Marbacka, zegt zij
dan. Op hoogtijdagen, zoals Luciadag te
gen Kerstmis, liep de kamenier er rond
in het wit gekleed met kaarsen in de
hand. Zij nodigden alle mensen uit op de
koffie. Selma Lagerlöf beschrijft het
eigen gebrouwen kerstbier, de in het zuur
gezette vis, het overvloedige kerstgebak,
maar ook het gezang en de muziek,
waar zij zoveel van hield. Doch even sterk
als de beelden van haar huis zijn die van
haar dieren en het oproepen van hun
steent en met kalk doortrokken de
ondergrond voor dit eiland gaat vormen,
zodat men de indruk krijgt dat huizen,
kastelen, vissershutten, alsook paarden en
vogels, door de rug van deze vlinder wor
den gedragen, Imposant is 't stuk over Help-
mij de slang, die zich wreken wil op de
eland door het bos te laten vernietigen
door ontelbare larven. Ontroerend is het
verhaal van de eekhoorntjes bij de gevan
gen moeder in de kooi, subliem het ta
fereel van de kraanvogeldans. Onze Lie
ve Heer zegt Selma Lagerlöf en de
Heilige Petrus schiepen samen het land
van Skaane, ieder op hun eigen manier»
en dus zeer verschillend. Maar Selma
lagerlöf herschiep in dit verhaal de
schoonheid van deze schepping.
EN HET IS OOK in de „Christuslegen
den" haar sterkste zijde als de dieren
ten tonele verschijnen. Het duidelijkst
spreekt dit in het begin van Vogel Rood-
borst:
„Het was in de tijd, dat Onze Lieve
Heer de wereld schiep, toen hij niet al
leen hemel en aarde maakte, maar ook
De Spoetnik zal een belangrijke plaats innemen onder de
Oostduitse kerstboom dit jaar. De Oostduitse speelgoedindustrie
heeft op volle toeren gewerkt om er nog tijdig voor de verkoop
vijfentwintigduizend van te vervaardigen. Even hard werkt men
er aan de produktie van kerststalletjes en kerstmannetjes, maar
die zijn dan vooral voor het „onverbeterlijke" westen gedacht.
Het is nu eenmaal zo in de communistische gebieden, dat men
niet kan doen alsof Kerstmis niet bestaat. Dat is al eens eerder
in Duitsland, onder Hitier, geprobeerd en het bleek nutteloos
te zijn. Dus tracht men dan maar, evenzeer a la Hitier, om het
kerstfeest zoveel mogelijk te ontdoen van alle christelijke ge
dachten en symbolen. In zekere zin hebben de communisten
het daarbij moeilijker dan destijds de nationaalsocialisten. Want
de nazi's konden dan het Kerstkind wat op de achtergrond
schuiven en daarvoor in de plaats naar hartelust de Germaanse
heidense goden, de zonnewende en het midwinterblazen van stal
halen. De communisten hebben die uitweg maar gedeeltelijk:
zonnewende en midwinter gaan nog, maar de heidense goden
passen slecht in de verlichte denkbeelden van het historisch-
materialistisch-leninisme. Daarom maakt men van het kerst
feest maar een soort jaarmarkt met het accent op de jeugd.
Het is duidelijk aldus schrijft een correspondent van Uni
ted Press dat daarbij de Spoetnik een rol van betekenis heeft.
Het is om het zo maar eens te noemen de troefkaart En zo
staan er dus in Oost-Duitsland vijfentwintigduizend Spoetniks
op stapel. Niet veel, op circa achttien miljoen inwoners, maar.
in dat opzicht steekt Oost-Duitsland niet ongunstig af bij andere
landen achter 't „ijzeren gordijn". Het nog altijd ietwat bureau
cratische bestel in die landen maakt snelle wijzigingen in de
industriële produktie niet wel mogelijk.
De correspondent van United Press in Moskou hoorde in een
winkel een gesprek tussen een moeder en haar achtjarige zoon
over de vraag, waarom zoonlief geen Spoetnik kon krijgen. De
moeder verduidelijkte dit aldus: „Voordat onze fabrieken ze als
speel coed maken, zulfen er nog heel wat Spoetniks in de lucht
zijn". In Tsjechoslowakije worden in het geheel geen Spoetniks
voor de jeugd gemrakt. Daar wordt de speelgoedproduktie
streng volgens plan geregeld en wel een jaar van tevoren. Met
een gebeurtenis die in oktober plaats heeft, kan men geen reke
ning houden, zelfs als het de verovering van de ruimte is. In
Tsjechoslowakije moet trouwens alle speelgoed worden goed
gekeurd door een commissie van het ministerie van Onderwijs,
voor het naar de winkels mag gaan. De produktie is niet rijk
gesorteerd, maar technisch zeker niet achterlijk: een auto die
op een batterij loopt, een draadloze telefoon, een graafmachine
met afstandbediening. Maar geen Spoetnik, dit jaar
De Poolse kinderen zullen al evenmin een Spoetnik krijgen.
Daar zijn het voornamelijk teddyberen en poppen, die gemaakt
worden. Mechanisch speelgoed is in trek, maar schaars. Joego
slavië weerspiegelt zijn defensieve paraatheid in het speelgoed.
Het militarisme viert ook in Oost-Duitsland hoogtij, waar men
na de oorlog aanvankelijk zeer tegen „militaristisch" speelgoed
was Doch sedert de oprichting van 't „volksleger" wordt de „op
voedkundige" waarde van allerlei offensief en defensief speel
goed aangeprezen. Tamelijk belangrijk is de plaats, die in de
staatsspeelgoedproduktie in Oost-Duitsland, Roemenie en Bul
garije het kinderboek inneemt. Doch de sprookjes hebben wel
iets meegekregen van de partij doctrine. Zo wordt in de Oost
duitse versie van „Doornroosje" de schone slaapster in het bos
gewekt door een knappe jonge activist.Of ze toch niet liever
een prins had
SflNPHAMP^ Oe in Parijs gevestigde fotograaf John Lefèbre maakte deze stemmige opname
rtunurmmro ;n de veelbesproken kerk Notre Dame du Haut van Le Corbusier in Ronchamps.
alle dieren en gewassen en ze tegelijk een
naam gaf. Er zijn veel verhalen uit die
tijd. Als men ze kende, zou men ook alles
in de wereld, ivat men nu niet begrijpen
kan, kunnen verklaren. Nu gebeurde het,
dat op een dag Onze Lieve Heer in het
Paradijs de vogels zat te schilderen en
dat de verf in de verfpotten opraakte, zo
dat de distelvink zona r kleuren geble
ven zou zijn, als Onze Lieve Heer niet
alle penselen op zijn veren had afge
veegd."
INDIEN MEN na jaren een jeugdliefde
weer ontmoet, heeft deze liefde door
gaans de luister verloren, die deze eens
bezat. Doch „Gösta Berling" is nog altijd
(en ongetwijfeld voor zeer velen) een
jeugdliefde, die de luister heeft behou
den. Het boek moge dan naar de smaak
van de laatste jaren wat te romantisch of
te pathetisch geworden zijn, het is nog
altijd even geweldig, even meeslepend.
En wanneer kan men dat van een jeugd
liefde zeggen? Gösta Berling is een ver
leider, een dichter, de deugdzame en de
gepersonifieerde ondeugd tegelijkertijd.
Hij is, zoals ook reeds tevoren gezegd,
de mythe van het onherbergzame Zweed
se land, dat woester is en minder koel
dan dat van Kai en Gerda op weg naar
de Ijskoningin in het misschien beroemd
ste sprookje, dat Andersen schreef. Hij is
onmenselijk, maar .ok een roerend mens
in de bloeiende zomer. De figuren als die
van de majoorsvrouw van Ekeby en de
cavaliers staan stoer en recht overeind
voor onze ogen. Ieder hoofdstuk is een
nieuwe inspiratie. En men zou niet zeg
gen, dat Selma Lagerlöf, zoais van veel
van haar werk gezegd wordt, herhaalde
lijk een ontwerp maakte en dat weer ter
zijde legde tot zij vond, dat zij althans
voor het ogenblik het juiste had geschre
ven. En misschien is het toch wel hieraan
te danken, dat na ruim een halve eeuw,
ondanks andere anachronismen, de inzet
Van de hoofdstuk'en verrassend en zelfs
modern genoemd kan worden op vele
plaatsen. Daar is dan de predikant direct
al ten voeten uit:
„Eindelijk stond de predikant op de
preekstoel. De mensen in de kerk hieven
het hoofd op. Dus was hij er toch. Dus
deze keer werd de dienst niet afgeluid,
zoals de vorige zondag en zoveel andere
zondagen. De predikant was jong, lang, 3
slank en stralend van schoonheid." 3
DAN VOLGT een wat uitgebreidere be- 3
schrijving, van enige regels, die dient om 3
de andere aanwezigen en de houding van 3
de predikant in te leiden, hetgeen ook zeer 3
markant wordt gezegd: „De mensen in 3
de kerk werden wonderlijk te moede, 3
toen ze hem zo zagen. Ze waren meer 3
gewend hem ietwat slingerend uit de 3
herberg te zien komen, met zijn vrolijke 3
kameraden, zoals Beerencreutz, de over-
ste, met de dikke, witte snor, of de sterke 3
kapitein Bergh." 3
Dit nu is meer dan voldoende om onze 3
aandacht te veroveren voor een zo men-
selijk man van „vallen en opstaan" als |j
deze predikant. Groots, verenigd met het 3
groteske, is dan de beschrijving in de 3
kerstnacht in een der volgende hoofdstuk- 3
ken: „Hoera! Hoera! Het is kerstnacht 3
op Ekeby! Achter de zijden gordijnen van 3
het grote ledikant slapen dc majoor en de 3
majoorske. Zij slapen, zij geloven, dat ook 3
in de cavaliersvleugel alles slaapt. De 3
knechts en de meiden kunnen slapen op 3
al die rijstebrij en het sterke kerstbier; 3
maar de heren in de cavalierskamer niet. 3
Hoe kan iemand zich verbeelden dat de 3
cavaliers slapen?" 3
Na dit bijna woeste stuk van deze kerst-
nacht volgt het kerstfeest op Ekeby, des 3
te stralender en verrassender door het 3
verschil in sfeer en toon met het andere |j
stuk: „De cavaliers zijn als getemde veu- 3
lens, als matte roofdieren. Maar één uur 3
nachtrust hebben ze gehad, toen reden ze
naar de vroegpreek b.';' fakkel- en sterren- 3
licht". Ergens anders, zegt Selma Lager- 3
löf even later, dan op Ekeby kunnen zij 3
niet leven. En deze woorden tekenen niet 3
alleen het boek en de figuren, maaj- ook 3
de schrijfster zelf. 3
Helma Wolf-Catz
Boven de geluidsgrens. Dit is het ver
haal van de carrière van testpiloot Charles
Jeager, de eerste vlieger ter wereld die de
geluidsbarrière doorbrak en houder van
diverse luchtvaartrecords. Hij vertelt van
de roem en de successen van zijn beroep,
maar ook van de schaduwzijden en de ge
varen, de noodzaak tot voortdurende uiter
ste concentratie, waaraan de piloot denkt
als hij een nieuw toestel naar eenzame
hoogten stuurt, waarop hij allemaal moet
letten, hoe hij de spanningen van lichaam
en geest bedwingt en afreageert en hoe
zijn gezin tegenover zijn werk staat. W. R.
Lundgren, die al die ervaringen van Char
les Yeager optekende, vertelt tevens de
voorgeschiedenis van deze avontuurlijke
loopbaan: het leven van een piloot in oor
logstijd, een leven dat voortdurend aan
een zijden draad hangt en dat door de
geringste fout in een fractie van een se-
konde kan worden afgesneden. Neo
romantiek met een fikse scheut onver
valste vliegershumor: voor de luchtvaart
enthousiasten een boek om in één adem
uit te lezen De Nederlandse vertaling,
met elf foto's, is verschenen bij Uitgeverij
C. de Boer Jr. in Amsterdam.
Zo loop ik dan het wonder weer
mis, het profane wonder. Vroeger 3
namelijk zat ik ook altijd in de schoot
van mijn familie met Kerstmis, ik at
kleverig gebak en zong: Weet gij
hoeveel starren kleven? Maar intus-
sen dacht ik aan de tijd, dat ik ein-
delijk zelfstandig zou zijn en op een j|
interessant kale huurkamer vol dich-
terlijke ontbering zou hokken. Dat 3
immers leek mij in die tijd de aardig- |j
ste toekomst. Op het normale tijd-
stip, zo dacht ik, komt dan de Kerst- 3
nacht, maar in die Kerstnacht gebeurt
het wonder. Volgens mij was het vol-
strekt onmogelijk, dat iemand ooit 3
een wonder zou kunnen meemaken, |j
tenzij hij mank ging aan honger, el- 3
lende en de akeligste eenzaamheid. |j
Met wantrouwen benaderde ik dan .3
ook de geurige kerstboom, het knap- 3
pende kerstbrood en het draagbare |j
harmonium, dat wij voor deze fees-
ten van onze huisnaaister leenden,
die het zelf kwam bedienen.
„Zing jij ook eens mee, grote lum-
mei!" riep mijn moeder af en toe, 3
want ze zette haar eigen longen met |j
veel overgave op het spel. Mijn laks- 3
heid was haar een doorn in het oog. 3
Traag en somber mummelde ik dan 3
wat, als bracht ik een berijmde rouw- 5
annonce ten gehore. De naaister was 3
overigens een beminde figuur in ons 5
huis. Na de maaltijd deden we met 3
haar handjeklap of mens-erger-je-
niet. Haar spel was meestal even 3
vals als haar harmonium. Ondertus- 3
sen las mijn vader het kerstverhaal 3
uit de provinciale krant voor aan mijn 3
mijn zuster, die weliswaar zelf kon 3
lezen, maar wat lui was.
Al dit gezellige gepruts had al 3
heel weinig te maken met wonde- 3
ren. Ik fantaseerde dus rustig over de 5
toekomstige eenzaamheid, sneeuw, 3
klokkengebeier en dan opeens, vol |j
ontzaglijk geschitter: het mirakel. j§
Het lag niet zozeer op religieus ter- 3
rein, maar kon verder van alles we- 3
zen: een revolutionaire ontmoeting, 3
een redding, een vreemde vondst. 3
Ik had eens een verhaal gelezen 3
over een man met een harmonika 3
Hij stond in de sneeuw te musiceren 3
naast een etablissement waar het 3
smakeloos toeging, doordat een 3
groot aantal rijke mensen elkaar met 3
wodkaglazen en serpentines om de 3
oren sloegen. Op een gegeven mo- 3
ment rende een slanke vrouw in bi- 3
sambuiken wild schreiend de straat 3
op. Ze ging voor de voeten van 3
de harmonikaspeler liggen, in de 3
sneeuw, omdat ze hem zo aardig
vónd, in tegenstelling tot haar min- 3
naar, die haar een krab over de blo- 3
te hals had gegeven. De harmonika- 3
speler vervoerde haar in een taxi 3
naar zijn krot, tot onder de hanebal- 3
ken, waar hij haar het verhaal van j§
haar leven liet vertellen. Na vervol- 3
gens zijn eigen biografie te hebben 3
opgedist, gaf hij haar een kopje 3
thee. De dame gaf hem een Bech- 3
stein-vleugel Die kon hij weliswaar 3
niet bespelen, maar een vleugel is 3
altijd een leuk bezit en zo deco- 3
ratief. 3
Zie, zq hoort het in een Kerstnacht 3
toe te gaan. Bij mij thuis ging het 3
dus heel anders toe en dat vergaf 3
ik mijn familieleden niet. Maar nu ik
een paar keer Kerstmis heb gevierd j§
buiten onze allereigenste sparre- 3
geur, weet ik dat het wonder al ach- 3
ter me ligt. Hier, in de grote stad,
hoef ik het niet te zoeken, geloof ik 3
nu. Het is tot nog toe tenminste weg- 3
gebleven. Dat wonder heb ik mee- 3
gemaakt in de dagen, dat ik met de 3
naaister mens-erger-je-niette. En het
zat in de naaister, die altijd vals 3
speelde. 3
Want eens op Kerstmis betrapte ik 3
haar erop, dat zij tersluiks haar dop- 3
je drie hokken te ver verzette. „Va- 3
der!" riep ik, „Sophie speelt vals!" 3
Mijn vader keek verstoord op uit 3
een of andere schriftverklaring en §j
vroeg: „Is dat waar, Sophie? Speel 5
jij vals?" 3
„la meneer!" zei Sophie - en ze 3
trok haar schort voor haar ogen. Ik 3
geloof dat ze huilde. Ik was ontzet 3
tend gegêneerd. Maar nu ik erover 3
nadenk, zie ik in dat het zo goed 3
geweest is. Het was een authentiek 3
Kerstgebeuren: schuld, inkeer, boe- 3
te ook, want later op de avond druk- 3
te zij me bibberend een half pond 3
pinda's in de handen. Een klein won- 3
der weliswaar - maar een écht won- 3
der. 3
Ik begrijp achteraf dan ook niet, 3
waarom er op dat ogenblik geen 3
schare engeltjes uit het plafond 3
stortte, met fijn bazuingeschal. In de 3
schoot van mijn familie zijn geen 3
wonderen te verwachten.
Guus Vleugel 3
Mensen uit het oude dorp door Wouter
van Elshout, uitgegeven door H. Meulen-
hoff in Amsterdam, speelt in het Vlaam
se land en behandelt de geschiedenis van
het boerengezin Van Mechelen, waarvan
da oudste zoon Jefke schilder wil worden.
Van Elshout heeft bij het vertellen van
deze verhalen gebruik gemaakt van een
Vlaamse stijl, die zeker past bij deze boe
renroman. Met typisch Vlaamse humor
worden, naast de hoofdpersonen, tal van
schilderachtige bijfiguren geschetst, die
het leven in het dorp kleur en fleur ver
lenen. De strijd van de jonge Jefke tegen
zijn vader, die een tegenstander is van de
roeping van zijn zoon, wordt door de
schrijver als excuus gebruikt om het le
ven in een klein Vlaams dorp te schilde
ren op een eenvoudige onopgesmukte ma
nier, die het boek levendig maakt.
Illllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillll
3 Het is ongeveer een halve eeuw geleden, dat de in 1940 gestor- 3
3 ven auteur Selma Lagerlöf haar „Niels Holgersson' publiceerde
3 en de Nobelprijs voor letterkunde kreeg, het is bijna honderd 3
3 jaar geleden dat zij geboren werd. Het behoeft geen betoog, dat
3 deze jubilea in haar land en ver daarbuiten werden en worden 5
3 gevierd. Maar om de belangstelling voor het werk van deze 3
Zweedse schrijfster levend te houden is dat niet nodig.
3
NlllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllÏÏ
OVER een paar uur neem ik de trein
die mij naar het zuiden mag brengen,
naar de schoot van mijn Zeeuwse fa
milie, waarin ik per se de Kerstda
gen wil doorbrengen.