Een koninklijke „afvallige" in calvinistisch Holland Harald Lander Tollens kende zijn landgenoten slecht DINSDAG 24 DECEMBER 1957 Erbij P A G I NA TWEE Een verhaal door Pratend met over de balletkunst van het verleden BBC koopt 100 films Vreemd bloed Een troost De geruchtmakende kloostervlucht van Prinses Louise Hollandine DAT KIND, zei vader, is overgevoelig. Het was waar. Eén blik op dat spichtige meisje met haar gevoelige gezichtje en je had het gezien. Ja, nu was ze natuur lijk allang de kamer uit. Moeder, die haar boven had gebracht, kwam daar zelfs al weer naar beneden. Ze glimlachte veront schuldigend en zei op haar beurt: Het is ook te druk voor zo'n kind, eerst die kerstboom en dan nog eens met allemaal grote mensen aan tafel. Iedereen knikte begrijpend. Veel te overgevoelig. Ik vraag me af of we daar niet veel strenger tegen in moeten gaan. Dat was vader dus weer. En toen hij dat zei keek hij heel de tafel rond, begerig te weten of zijn gasten het daarmee eens waren. Iedereen knikte toen niet alleen begrijpend, maar ook met in stemming. Alleen moeder zag er toen een beetje beteuterd uit. Het leek wel critiek op haar manier van opvoeden. En wat kon zij eraan doen dat het kind zo teerhartig was en bovendien zo teer van gestel? En fin, zei de vader, ik hoop dat dit incident jullie eetlust niet bedorven heeft. Weineen, weineen! En om dat te bewijzen richtten aller ogen zich weer op de borden en be gon iedereen weer druk te manoeuvreren met mes en vork, hoewel je een stuk bout ook in de handen mag nemen. Er zei er een: Het is heerlijk mals. Een ander zei: Je haalt het vlees zó van het bot, het is gaar en toch weer niet té gaar, jij kunt het, Marie, m'n complimentDat was dus de naam van de gastvrouw, de moe der van dat overgevoelige kind. Dank je, zei ze en ze glimlachte oneerlijk. Ze keek schichtig naar vader, die op zijn beurt ook weer gewoon verder was gegaan met het afkluiven van de kop. En waarom ook niet! Maar het kind had het niet moeten merken. Ze had er eerst helemaal geen erg in gehad, wat er op tafel kwam. Ze was ook nog veel te vervuld van de kerst boom, die daarstraks in de aangrenzende kamer was ingewijd met alle kaarsjes aan. Maar toen had hij gezegd, dat was verkeerd natuurlijk: Geef mij de kop maar. Ze zag hem de kop tussen duim en mid delvinger nemen en naar de mond bren gen en ze zag hem de lippen naar voren stulpen. Als gëbiol'ogeerd bleef ze ernaar kijken en ernaar luisteren hoe hij het vlees eraf at en eraf zoog. Dat duurde niet lang. Moeder vloog plotseling overeind, trok haar van haar stoel, drukte haar een servet tegen de mond en maakte dat ze met haar de kamer uitkwam. Gelukkig, ze waren de eetkamer al uit. In de eet kamer gebeurde er niks. Gezichtje, hand jes wassen, een beetje water drinken en nu maar weer naar beneden, liefje? Nee! Er was geen goed garen meer met haar te spinnen. Naar bedje dan? Ze hoefde haar niet eens te helpen met uitkleden, dat deed ze zelf, afwijzend, koppig. Toen kroop ze onder de dekens met een drift alsof ze onder water dook om nooit meer boven te komen. En zo bleef ze liggen met het gezicht naar de muur. Maar liefje toch, zei de moeder hulpeloos, maar m'n liefje toch! Maar het liefje wilde niks meer van haar weten, van haar niet, van vader niet, van al die grote mensen niet. Moet ik dan straks nog eens komen? Geen antwoord. Of oom Hendrik, als die er weer is? Oom Hendrik, zei ze. Samen met oom Hendrik had ze vanochtend de kerstboom mogen versieren. Oom Hendrik, ik weet wat bout is, dat is een konijntje. Maar misschien had hij het niet gehoord, want hij maakte toen juist die doos open waar die prachtige slingers in zaten. Weet je wat dat is? Engelenhaar, haar van en geltjes. Ze was enig kind en dat merkte je weieens aan de eigenwijze manier waarop ze kon antwoorden. Nu zei ze bij voorbeeld: Niet, engeltjes bestaan niet. Maar hij moest er alleen maar om lachen en zei: O nee, dacht je van niet? Jij bent zelf soms een engeltje. Nu niet, helemaal niet! Maar ik zal je wel zeggen wanneer. En ondertussen versierde hij de kerst boom. Geef maar aan, dat engelenhaar, kijk, hoe vind je dat? En hij slingerde het over de takken en hij hing overal kleurige bollen en glinsterende sterren tussen en hij stak op alle takken witte kaarsjes. Hoe vind je dat? Het werd prachtig, een boom uit een sprookje. Ze keek er haar ogen op uit en toen klapte ze in haar hand jes en juichte: Mooi! O, wat mooi! Kijk, zei hij toen, nu ben je zelf een engeltje. Weet je waarom? Omdat je lief bent en blij. Lief en blij, dat moet samengaan, anders ben je 't niet. Ze zou nooit geweten hebben, dat het een konijn was. Een konijn heeft een bontvel, maar wat daar in de keuken lag was naakt en rood. Wat is dat? Een konijn. Waar is z'n velletje dan? Ja, kindje, dat gaat eraf als de mensen het willen eten. Ze liep de keuken uit en ging voor het raam staan en begon zo hard ze kon te zingen, zo maar, in het wilde weg. Ze wou alleen maar denken aan de kerstboom, die ze sa men met oom Hen drik zou gaan versie ren en aan oom Hen drik zelf die nu elk ogenblik kon komen. En daar kwam hij dan ook, hij liep met beide armen tegelijk naar haar te wuiven toen hij haar voor het raam zag staan. Een eenzaam klein meisje, hard zingend voor het raam. Het heerlijke was, dat hij eigenlijk al leen voor haar kwam, niet voor de grote mensen, o dat wist ze zeker. Van de zo mer was het zelfs gebeurd dat hij ge woon midden in een gesprek was opge staan en naar haar toegekomen was in het voortuintje. Oom Hendrik, hou je niet zoveel van de grote mensen? Hij lachte wel, maar greep toch haar hand en zei vertrouwelijk: Ik hou wel van ze, maar ik begrijp ze niet altijd. Jij? Neen, zij evenmin. En toen had hij haar meege trokken naar z'n auto die tegen de stoep rand stond te glimmen in de zon. Ga je mee? En hij zette haar erin en daar ging het straat in straat uit en de stad uit en een lange smalle weg af door weilanden. En toen was hij gestopt en hadden ze sa men bloemen geplukt voor in het auto vaasje. Vind je het leuk in het gras te lo- pen? Nou, zei ze en ze ging plotseling hup pelen en springen. Het was een dansje en ze riep: Kijk eens wat ik doe! Daarna waren ze samen weer teruggereden en weer binnen gekomen, in dezelfde kamer waar nu de kerstboom stond. Het was er geel schemerig van de spanjoletten, er dre ven zware wolken van tabaksrook en dan ook nog vleugen van eau-de-colognegeur. Het was daar echt een zondagmiddag van grote mensen. Nadat de kerstboom versierd was, moest oom Hendrik weg. Dat was wel verdrie tig, ook voor de kerstboom. Daar stond hij nu. Niemand keek naar hem om. Moe der had het te druk in de keuken, vader moest praten met de mensen die op visite waren gekomen voor twee dagen lang. Maar tegen de avond, zo tegen vijf uur, stak vader de .aarsjes aan en dat was wel zó prachtig, dat zelfs een boom uit een sprookje daar niet bij halen kon. Vader vroeg: Vind je 't mooi? Nou, zei ze en ze was al bijna net zo blij als toen ze een dansje uitvoerde op het gras. Maar toen hoorde ze vader zeggen: Zo'n kerstboom, dat doen we voor de kleine meid, dat vindt ze geweldig. Dus net alsof de grote men sen het helemaal niet geweldig vonden en zij alleen wel. Daarom nam ze de mooie boom in bescherming en riep: 't Is niet, oom Hendrik vindt het geweldig! En waarom moesten ze toen alle maal lachen? Het leek wel alsof ze oom Hen drik uitlachten. En van dat ogenblik af was het dan ook geen echt feest meer. En toen aan tafel. Toe meisje, pak je vork en eet. Moeder sneed wat vlees in stukjes, het was bout. Ze gluurde wantrouwend op naar de grote mensen en naar vader. Dat was het ergste. De bout werd weer een konijn, een onthoofd ko nijn, maar nu kon ze niet weglopen en hard gaan zingen. Ze werd van tafel gesleurd, net op tijd. Het kon haar niks schelen, dat het feest nu helemaal voorbij was. Wel wilde ze eerst nog een beetje gaan liggen huilen, omdat ze zo alleen was, maar dat kon ze straks beter doen als oom Hendrik naar boven kwam. Nu ging ze liever dromen van een heel ande re vader en moeder, feërieke wezens, we zens als engelen. De droomvader vond de kerstboom nog mooier dan zij en de droommoeder nam er een ster uit en stak die in het lange blonde feëenhaar... Toen hoorde ze de bel. En ze hoorde de buitendeur opengaan en dichtslaan. Het was oom Hendrik, na een poosje hoorde ze hem ook de trap op komen naar haar kamertje. Ze ging rechtop zitten en keek gespannen naar de deur, ze vergat te hui len. En daar stond hij dan, lachend, op getogen, alsof er niks gebeurd was. Dag engeltje! Hij kwam haastig op de rand van haar bed zitten en gaf haar een kus op haar wang. Hij bracht de zuivere kou van buitenlucht mee en zijn ogen glinster den vrolijk en zijn mond was warm en droog. Ga je mee kerstfeest vieren? Toen begon tóch nog haar onderlipje te trillen, het feest was toch al helemaal bedorven! Hoe dan? vroeg ze. En haar stemmetje was heel klein. Hij zei: Liedjes zingen na tuurlijk bij de kerstboom, dat hadden we toch afgesproken! Maar nu ze echt moest huilen, wilde ze het niet meer. Ze kneep de ogen stijf dicht en zei: Neen, wel sa men. Hij streelde haar over het haar. Hè, toe nou, de anderen willen dat toch ook! Niet, zei ze, dat is niet! Jawel, maar de échte grote mensen laten dat niet zo mer ken, begrijp je wel? Toen legde ze ver trouwelijk haar voorhoofd tegen zijn jas en zei zachtjes: Maar ik vind ze tóch niet lief. Hij wist heel goed wat ze bedoelde, dat had hij beneden wel gehoord. Maar hij ging er niet op in, hij legde alleen maar een arm om haar heen en zei even zacht jes als zij, maar heel ernstig: Ja, maar op Kerstmis mag je op niemand boos zijn, dat weet je toch wel! En meteen tilde hij haar uit bed: Hoepla, kom maar gauw mee! HIJ DROEG HAAR de trap af, het klei ne meisje in pyjama, hij droeg haar zo hoog op z'n arm, dat vader en moeder en alle gasten tegen haar op moesten zien. EIGENLIJK is de balletkunst een kunst zonder verleden, want wat het beperkte menselijke geheugen niet vasthoudt, gaat onherroepelijk verloren door het ontbre ken van een volledig dansschrift. Slechts bij een sedert eeuwen gevestigde ballet groep, uiteraard dus een ballet verbon den aan een vorstelijk hof, bestaat de mogelijkheid om door mondelinge en prak tisch beoefende overlevering oude ballet- werken te behouden. Het Koninklijk Deens Ballet is eigenlijk het enige insti tuut in Europa, dat door zijn isolement een repertoire kon bewaren, waarvan het oudste werk dateert uit 1786, namelijk „De Grillen van Cupido en de Ballet- meester" van Vincenzo Galeotti op mu ziek van Jens Lolle. Het in opbouw zijnde repertoire van het Nederlands Ballet moet volgens de leiding een overzicht geven van de ballet cultuur, niet alleen voor het publiek, maar ook voor de jonge kunstenaars. Daartoe heeft men dus ook dit merk waardige pre-romantische ballet, enig in zijn soort, in de afgelopen zomer laten instuderen door de grootste deskundige, Harald Lander, gewezen balletmeester van het Deens ballet en thans aan de Parijse Opera verbonden. Zij bevatten slechts schoonheid door de dans. Geen virtuositeit, geen heftig ge speeld drama, maar dans met uitdruk king. Daarin lag voor Lander de aan trekkelijkheid van het oude repertoire. Hij heeft uit oude notities van Bournonville 1850) en met behulp van de herinne ringen van oude dansers een dertigtal balletten, waaronder „La Sylphide" uit 1836, kunnen vastleggen en voor de toe komst bewaren. Temeer was dit noor- zakelijk, omdat de opheffing van het isole ment de groep langzaam maar zeker brengt tot de moderne stijl van dansen. HARALD LANDER is een traditionalist, die geen afwijkingen of nieuwe vormen tracht te vinden. Hij past zijn werk niet aan bij een theorie, maar tracht de hem bekende bewegingen te ordenen tot het „lekker" loopt. Ballet is voor hem een harmonische danscompositie, waarbij het verhaal ten hoogste een niet essentieel onderdeel vormt. Hij verdiept zich niet in historisch-filosofische beschouwingen of indelingen. Zelfs de jaartallen van de cre- atie van de balletten interesseren hem weinig. Zo noemde hij rustig „Giselle" (1841) en „De Grillen van Cupido" uit de zelfde periode afkomstig! Gewend te wandelen temidden van de intriguesfeer van traditionele balletgroe pen, toonde hij zich een meesterlijk diplo maat. Oordelen over tijdgenoten geeft hij niet. Alleen als hij prijzen kon, liet hij in het gesprek dat wij met hem hadden wel eens een oordeel horen. Georges Balan- chine kreeg hoge lof. Vrije dans had zijn belangstelling maar zeer oppervlakkig. „Ach, het komt en verdwijnt met de per soon, die de nieuwe stijl schept. Als Mar tha Graham een nieuw danssysteem heeft, zal de tijd wel uitmaken of het houdbaar is voor andere generaties" zegt hij lako- niek. Hij hoopte „La Sylphide" in dit seizoen nog bij het Nederlands Ballet te kunnen instuderen. Dit oudste romantische ballet heeft in de Deense versie uit 1836 een mannelijke hoofdrol, gelijkwaardig aan Ze zaten ook niet meer aan tafel, die was al afgeruimd, ze zaten in de kamer van de kerstboom. De ballen, de sterren en de lichtjes twinkelden nog net zo mooi als daarstraks. Hier zijn we, riep oom Hen drik en ging er vlak vóór zitten. Hij liet haar niet los, hij hield haar op schoot. En zet nu maar die plaat op die ik heb mee gebracht! Vader deed het, zonder te lachen, net alsof hij het werkelijk wel wou. En toen klonk ineens heel prachtig het eerste kerstlied: Stille nacht, Heilige nacht! Oom Hendrik zong mee en toen ging zij ook meezingen, dat hadden ze óók afgesproken. Ze zongen enkel maar de eerste woorden, want verder kenden ze het niet, heel het lied door: Stille nacht, Heilige nacht. En terwijl ze samen zongen, stond de kerstboom met z'n trillende kaarsvlammetjes daar maar in al zijn pracht te glanzen en te twinkelen. Stille nacht, Heilige nacht! Ze zongen het samen, oom Hendrik met z'n zware stem en zij met haar kleine naakte kinder stem. En al de grote mensen die achter hen zaten, er was er niet één meer die lachte, al de grote mensen zongen ook mee, niet met woorden, maar zacht neu riënd. Het klonk mooi, het was ineens weer helemaal feest. iZe keek stralend op naar oom Hendrik en daarna keek ze stra lend, vergevensgezind, achterom naar haar vader en haar moeder en naar al de anderen. die van de vrouw. Zij danst op de pointes, een nieuwe vinding in die dagen, het corps de ballet op de halve voet. Maar ook modern werk van eigen hand ontstond. „Etudes" heeft men hier leren kennen van het Festival Ballet, waarin zijn vrouw Tony Lander en zijn leerling Flemming Flindt de hoofdrollen dansten. Thans werkt hij aan „La Valse" bij de Parijse Opera, op muziek van Ravel. De première bij het Nederlands Ballet die dinsdag plaats had kon hij niet bijwonen, maar wel komt hij eind januari een voorstelling bijwonen om te zien hoe „zijn wettig kind" in Holland het maakt! Om de stijlzuiverheid van zo'n oud werk te bewaren achtte hij verfilming de enige voldoening gevende mogelijkheid. Voor lopig blijft hij zelf controle uitoefenen. Zijn vrouw Tony Lander is thans prima ballerina in de balletgroep van Francoise Sagan, die in januari in Parijs haar de buut zal maken. Veel optreden voor dan sers achtte hij geen bezwaar, op voor waarde dat het repertoire varieert: „Men sen zijn geen machines". Wat de Neder landers betreft: „Zij hebben bijzonder veel gevoel voor stijl en expressie". De B.B.C. heeft honderd hoofdfilms uit Hollywood gekocht voor vertoning per televisie. Er werd 2.150.000.000 gulden voor neergeteld, hetgeen het hoogste bedrag is dat de Britse televisie aan een dergelijke aankoop besteedde. De transactie betreft films die in Hollywood gemaakt zijn door RKO Pictures. Tot de films behoort een aantal, dat slechts twee jaar oud is. De Britse tv-kijkers krijgen daardoor voor het eerst betrekkelijk nieuwe rolprenten te zien. Een woordvoerder zei, dat de B.B.C. getracht heeft Britse films te krij gen, maar zulk een aankoop stuitte af op de weigering van Britse filmmaatschap pijen films te verhuren voor vertoning op tv, die minder dan tien jaar oud zijn. AL WON H. TOLLENS Czn (1780 1856) er dan de eerste prijs mee, zijn „Wien Neerlands bloed" blijft toch maar een raar lied. Tijdgenoten zwaai den de dichter de lof toe, dat zijn rijm stuk als „het volkomen uitdruksel van den geest en der gevoelens der natie" gelden mocht. Wij bekijken zijn volks lied met een ietwat meer kritische zin. TOLLENS had bepaald een ongeluk kige dag toen hij de aandacht vroeg voor dat speciale bloed, dat vooral niet door buitenlandse bijmenging besmet mocht zijn. Ook bewees hij zijn land genoten dat waren er in 1815 iets meer dan twee miljoen al bijzonder slecht te kennen. Want daar waren er vele honderdduizenden bjj, die al weer volgens Tollens dat nieuwe volkslied stellig niet onbekommerd zingen mochten. Zij hadden het ware bloed niet! Dit kon ook moeilijk: eeuwenlang kwamen vele immigranten naar de lage landen. Daar waren er bij, die door de welvaart aangetrokken werden, doch ook lieden, die hier ge loofsvrijheid zochten of als militair in onze dienst traden. Al die vreemdelin gen vermengden zich met de inheemse bevolking en bezorgden ons daarmee een bloed, dat allerminst van vreemde „smetten" vrij genoemd kan worden. Onze geslachtsnamen leggen daarvan slechts ten dele getuigenis af omdat de uitheemse klanken vaak gewijzigd werden. Soms werden ze zelfs ver taald. De stamvaders van de families De Moor en Van Heyde arriveerden hier onder de namen Lenoir en De Bruyère. ANDERE namen werden slechts een weinig aangepast. De Duitse naam Clup- pelholt werd hier al spoedig Kneppel- hcrut geschreven en de Engelsman Condice ging Koudjjs heten. De uit Zwitserland meegebrachte namen Trüb, Trachslin, Cham en Freytag luiden thans Treub, Tresling, Kam en Vrijdag. Andere families dragen nog steeds de oorspronkelijke naam (d'Ailly, Bien- fait, Hugenholtz, Morpurgo, Viruly). Het kan dus gebeuren dat de bevel hebber van de Nederlandse landstrijd krachten Le Fèvre de Montigny heet. Ook in het verleden droegen onze offi cieren vaak uitheemse namen. Zo ko men we aan de Nederlandse geslachts namen Schregardus, Bantzinger (uit Zwitserland), Tindal en Mackay (uit Schotland). Zelfs onze vloot was niet zo'n nationale aangelegenheid als de oude schoolliedjes ons wilden doen ge loven. Toen admiraal Cornelis Tromp in 1673 op de „Gouden Leeuw" uitvoer om de Britten te bevechten, dienden op dit schip dozijnen buitenlanders. DIT MERKTEN vele goede vader landers, die in de jaren 19401945 met Ijver de genealogie beoefenden en in de archiefstukken vonden dat hun stam vaders landgenoten van de bezetters waren. Als een late troost moge die nen dat zij in goed gezelschap zijn: zeer veel bekende Nederlandse namen zijn van Duitse origine. We zagen dat het bloed van admiraal Van Kins- bergen, die de prijsvraag voor het nieuwe volkslied uitschreef, allerminst van vreemde „smetten" vrij was. Ook het voorgeslacht van Breitner, Marius Bauer, Dirk Schafer, Alplions Diepen- brock, Mengelberg, Sir Henry Deter- ding, de bouwmeester Berlage en gene raal Van Heutz kwam over onze oost grens. Dat deed eveneens de overgroot vader van Willem KIoos, een dragon der, die in 1757 te Oberwiddersheim bij Darmstadt geboren werd. De familie naam was toen nog Closz. De voor ouders van Karei Alberdingk Thjjm woonden in het Weserbergland te Deissel. Vandaar zjjn pseudoniem Lode- wjjk van Deyssel. U ziet het, Tollens had de regel over dat smettenvrjje Nederlandse bloed beter in zjjn ganze- veder kunnen houden. J. G. de Boer van der Ley „Vrouw Loodwjjk is Papist „Een van ons schoonste schapen „De Duyvel hael de Papen „Die uit de ware Kerk „Tot Mis en guychelwerk „En ongezonde weyen „Gods Lammeren verleyen!" MET DIT van leedvermaak druipende spotvers tekende de katholieke dichter Jacob Westerbaen, heer van Brandwijk, de ontsteltenis in protestants Den Haag toen daar driehonderd jaar geleden, op 20 december 1657, het ongelooflijke bericht ontvangen werd dat Prinses Louise, Hol landine van Bohemen, achterkleindochter van Willem de Zwijger, in een klooster gevlucht was en tot de roomskatholieke moederkerk wilde terugkeren. Ontstelte nis is eigenlijk een te zwak woord om de heilloze verwarring te kenschetsen die deze „koninklijke afval" veroorzaakte. Vooral ,de streng calvinistische predikan ten toornden en jammerden hartverscheu rend om het verlies van dit „uitverkoren schaap". Maar ook de Edel Mogende He ren Staten van Holland, van wie er enke len vijfentwintig jaar tevoren geassis teerd hadden bij de doop van de prinses in de Haagse hofkerk, werden door Louise's vlucht in grote verlegenheid ge bracht. Een verwoede pennestrijd ontspon zich tussen de „Paepschen" en de calvi nisten, maar ook tussen de gommaristen en de arminianen, welke laatsten elkaar, over het hoofd van het „verdweenen Ko- nings kind" heen, met de felste polemie ken en de meest-ongezouten hekeldichten de schuld voor het gebeurde in de schoe nen probeerden te schuiven. HET WAS DAN OOK weinig minder dan een ramp in de ogen van de toenmalige protestanten, dat juist Louise Hollandi ne, het zesde kind van de dertien uit het huwelijk van de „Winterkoning", Frede- rik V van Bohemen en keurvorst van de Palts, zich op zo'n sensationele wijze van „de leer" had afgekeerd. Frederik had zich na het verlies van zijn kroon in 1621 met zijn vrouw Elisabeth Stuart, de enige dochter van koning Jacob I van Enge land, en zijn kinderen in Den Haag ge vestigd en voerde er een grote staat. Louise's grootmoeder van vaderszijde was Louise Juliana, de oudste dochter van Willem de Zwijger en diens derde echtge note, Charlotte de Bourbon. In Den Haag gold het hof van de ver dreven Winterkoning dan ook als een bol werk van het grimmigste calvinisme, hoe wel er in de salons van zijn paleis aan de Kneuterdijk (thans het ministerie van Financiën) toch ook vele verdraagzamen en zelfs vrijdenkers verkeerden. Descar tes, de beide Huygens, de geestige Fran se arts en wijsgeer Sorbière, Henricus Al- ting en vele andere kunstenaars en ge leerden behoorden tot de vaste bezoekers, met wie de vorsten van Bohemen vaak lange gesprekken hadden over kunst en litteratuur. Prinses Louise Hollandine nam echter slechts weinig aan dit gezel lige verkeer ten hove deel. Meestal bracht zij haar tijd door in Huize Honselaarsdijk of in Rhenen, waar ze veel las en studeer de. De negentiende-eeuwse historicus H. J. Allard zegt, dat zij bedreven was in vele kunsten en wetenschappen en zes ta len: Latijn, Frans, Italiaans, Spaans, Duits en Hollands, sprak. Vooral echter muntte zij uit in de schilderkunst. Haar leerpieester was niemand minder dan de beroemde Gerard Honthorst, die overi gens alle zusters en broers van de prin ses alsook de koningin zelf, onder zijn leerlingen telde. Louise Hollandine was echter zijn begaafdste pupil. Verschillen de bijbelse taferelen, door haar geschil derd, zijn omstreeks het midden van de vorige eeuw nog in Engelse en Franse kerken en kunstkabinetten teruggevon den. GEEN WONDER DUS dat het een énor me opschudding baarde, toen deze emi nente jonge vrouw, die als het ware het symbool was van alle protestantse deug den, in de nacht van 20 december 1657 heimelijk het moederlijk huis aan de Kneuterdijk (haar vader, Frederik V, was al vele jaren voordien overleden) ontvluchtte, „zonder enige kostbaarheden noch kleederen, noch bedienden mede te nemen". In haar kamer had zij een brief achtergelaten voor de koningin, waarin ze schreef, dat zij „door Gods genade be wogen geworden was, van Religie te ver anderen en zich om zulks te doen elders had begeven, onderdanig smekend, dat Vrouw Moeder dit zo plotselinge vertrek moderlijk vergeven zou willen". De koningin-moeder echter zo ver haalt een tijdgenoot, Lieuwe van Aitzema, in zijn kroniek van het Boheemse hof- in-ballingschap „heeft grote droefheid getoond en de heer De Merode, president van de Staten van Holland, laten verzoe ken, dat „ordre tot wederbrengingh van haer dochter mocht worden gestelt. Haer Hoog Mogenden hebben daerover 's ach- termiddaghs een extraordinaris vergade- ringh gehouden ende niet willen weygeren, spoedige aenschrijvens aan de Gouver neurs tot Sluys, Bergen, Breda ende Bosch te doen om op de hooch-gemelde Princesse te letten ende, aldaer passee- rende, met alle behoorlijcke respect op te houden ende wederom herwaerts aan de Coninginne haer Moeder te senden". Alle grensposten werden gealarmeerd en een leger van politiemannen patrouil leerde op alle wegen. Louise's vlucht was echter goed voorbereid door de „Papis ten" en al spoedig hoorde men, dat de Prinses in goede welstand in Antwerpen was aangekomen en haar intrek genomen had in het Engelse Theresianenklooster, aldaar, waar zij reeds op 25 januari 1658 de katholieke geloofsbelijdenis uitsprak. In Holland waren de calvinisten in middels ijverig aan het zoeken gegaan naar de schuldigen, die de Prinses omge praat zouden hebben. Als medeplichtigen werden eerst de gezanten van Spanje en Frankrijk genoemd, van wie vooral de eerste er geen geheim van maakte, dat hij, in samenwerking met zijn jezuïetische huispater, ijverig zielen probeerde te wer ven onder de leden van diverse hoogge plaatste Hollandse families. Later bleek, dat Elisabeth, prinses van Hohenzollern, de katholieke markiezin van Bergen op Zoom, geruime tijd heimelijk met Louise had gecorrespondeerd en omgegaan. De bekendmaking van deze correspondentie leidde tot een groot schandaal, dat voor de predikanten aanleiding was, een om vangrijke hetze op touw te zetten tegen de „gruwelijcke papisterij in 't Mar- quisaet", waarbij vooral de monniken van de St. Bernhardsabdij het als „schaam teloze zielen jagers ontgelden moesten: ,,'t Was heen wederom eene allergeschikt ste gelegenheid om nieuwe en strengere plakkaeten van 's lands regering tegen de Paepschen af te dwingen", schreven de katholieke chroniqeurs van die dagen. De Heren Staten van Holland namen de zaak dan ook zeer hoog op, of hielden zich althans zo, om de predikanten te paaien. De Vrouwe van Bergen op Zoom werd het bestuur van haar markiezaat ontnomen als straf voor haar medewer king aan Louise's afval, maar slechts voor korte tijd. Begin januari 1659 werd de markiezin in al haar rechten hersteld wel een bewijs dat de verbolgenheid van de Staten niet zo heel erg diep zat! Een erg fraaie rol had deze Prinses van Hohen zollern overigens niet gespeeld in deze zaak. Ter verantwoording geroepen door Den Haag over haar aandeel in de beke ring van Louise, ontzag zij zich niet al lerlei lasterlijke aantijgingen tegen de jonge prinses uit te spreken, om daar door haar eigen schuld in de ogen van de Staten te verminderen. Zo was volgens de markiezin de vlucht van Louise Hol landine niet uitsluitend het gevolg van een verlangen om katholiek te worden; de Prinses zou ook een minnaar gehad heb ben, een Sieur de la Roque, die verbon den was aan de Franse ambassade in Den Haag en die de Prinses herhaalde malen heimelijk ontmoet zou hebben in Bergen op Zoom en omgeving. De Spaan se gezant, Don Esteban de Gamarra van wie nota bene verteld werd, dat hij zelf de aanstichter van deze praatjes ge weest was sprong openlijk in de bres om de eer en de goede naam tegen deze „wansmakelijke laster" te verdedigen. LOUISE KREEG door dit alles ge noeg van „de ijdele laagheden des we- reldschen levens". Zij besloot de sluier aan te nemen. In het voorjaar van 1659 ontving zij in de abdij Maubuisson bij Pon- toise, thans bisdom Versailles, het witte ordenshabijt. In dit klooster leverde zij het bewijs, dat haar roeping ernstig ge meend was. Zij wenste geen makkelijk leven in pronk en praal, zoals toen ge bruikelijk was in vele kloosters, waar de overtollige dochters van de adel, zonder roeping en zonder vooruitzichten op een „goede partij" dagen in nietsdoen sleten. „Bij voorkeur deed zij de nederigste oefeningen en bezigheden". Dit schrijft de priester-historicus Allan „En in alles gaf zij een voorbeeld van versterving en van afkeer van weelde en gemakzucht". Na de dood van de abdis werd zij tot haar opvolgster aangewezen. „Zij vastte meer en strenger dan de regel voorschreef en woonde in een kale cel zonder vuur, waarin slechts een stoel met biezen mat en een matras, hard als een steen". Maar ook daar had Louise Marie, zoals haar kloosternaam luidde, geen rust voor haar achtervolgers. De Duitse schrijver Chr. von Rommel heeft haar in zijn boek „Lieb- nitz und Landgraf von Hessen-Rheinfels genoemd: „de liederlijke abdis van Mau buisson" haar daarbij per ongeluk (of met opzet?) verwarrende met een vroege re abdis van dit klooster, Angelique d'Es- trée, die vele jaren tevoren het bewind over het klooster gevoerd had en met haar in Mauboisson inwonende zuster Ga- brielle minnares van koning Hendrik IV het middelpunt geweest van een schokkend zedeschandaal. NOG HEERSTE er als gevolg van déze onverkwikkelijke historie weinig een dracht en rust in de abd:'j. Bovendien wa ren er vele schulden gemaakt en de mees te bezittingen verwaarloosd. Het vijfen veertigjarige bestuur van Louise werd een tijdperk van vredt en welvaart voor het klooster. Langzamerhand kon zij de schulden aflossen en de gebouwen herstel len. Zelf' maakte zij verschillende schil derijen voor de nieuwe abdijkerk, die on der haar leiding gebouwd werd. Zij over leed op elf februari 1709 op tachtigjarige leeftijd en werd op het kerkhof van de abdij begraven. De eenvoudige steen die haar graf dekte, werd tijdens de Franse Revolutie vernield, Maubuisson zelf ver kocht en afgebroken. Louise's schilders ezel, palet en penselen, bewaard door de kloosterlingen als een aandenken aan de geliefde abdis, werden zelfs publiek ge veild, evenals vele van haar schilderijen, waarvan er nog slechts enkele gespaard gebleven zijn. Een „Justitia" in de ver gaderzaal der Eerste Kamer in Parijs ging verloren bij de brandstichting in 1871. In de parochiekerk van St. Ouen-l'Aumóne bij Maubuisson hangt echter nog een doek „Verrijzenis" en in Breancon echter nog een „Hemelvaart" geschilderd door Loui se in 1695. H. Croesen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 14