„Bewaar de huishoudboekjes" Huiselijke documenten voor latere vorsers naar huidige geschiedenis De kamer van onze bakvissen Denk ook aan uw sieraden Vergenoegde echtgenoten 99 Bollen in de huiskamer ZATERDAG 28 DECEMBER 1957 's Ochtends vroeg de hallen door onsieiar een ONLANGS is er een her druk verschenen van het boek van Pierre Gaxotte „L'histoire des Frangais" en ofschoon het niet mijn ge woonte is in deze rubriek op alle uitgaven en heruitgaven de aandacht te vestigen, wil ik over dit werk toch wat vertellen. Het boek van Gaxotte, die lid van de Aca démie Frangaise is en der halve onsterfelijk bevat namelijk een ruime hoeveel heid raadgevingen voor de Franse vrouw. In de klassieke geschiede nisboeken, zegt Pierre Gaxot te, wordt de lezer altijd uit genodigd zich in en op de plaats te stellen van ko ningen, ministers, generaals, veldheren enzovoorts. De di verse gebeurtenisjes waar door het dagelijks leven toch eigenlijk gevormd wordt, worden de lezer in de edelste vorm gepresenteerd. Pierre Gaxotte nu, is er van overtuigd dat het nage slacht een heel andere kijk op zijn voorouders zou krij gen wanneer de gewone din gen des levens en de kleine dagelijkse gebeurtenissen on middellijk door de geschied schrijvers-tijdgenoten opge tekend zouden worden. Men zou eens na moeten gaan wat het Franse volk thuis doet, waar ze aan denken tijdens hun werk, wat hun idealen zijn, wat ze van hun maat schappij denken, hoeveel geld ze verdienen en hoe ze het besteden. Dat zo'n opzet in de ge schiedenis nooit verwezen lijkt werd, is wellicht te wij ten aan het feit, dat juist deze kleine onbenullig schij nende dingen uiterst moeilijk te vatten en nog moeilijker weer te geven zijn. Wat jam mer is, want juist dat, wat ons in het leven van onze voorouders zo hevig interes seert, werd door de geschied schrijvers te min geacht om opgetekend te worden. Zodat wij er nu maar naar moeten raden. Daarentegen vinden we bij het opslaan van een geschiedenisboekje van een kind uit de allerlaagste klas al, wél uitvoerige beschrij vingen van een belangrijke of bloederige veldslag, aldus Gaxotte. Waarschijnlijk veronder stelde men dat het Franse volk van enige honderden ja ren later, lering uit de over winningen en nederlagen van zijn voorouders zou kunnen trekken. Maar hoe de sol- datenpot in Napoleons tijd werd toebereid, wordt ons nergens meegedeeld. En toch, vertelt Gaxotte, werden er oorlogen verloren doordat de voedselvoorziening verwaar loosd was. Maar alweer: geen woord. De officiële geschie denis wil blijkbaar dat de mensen niet als gewone sla pende en etende wezens worden voorgesteld. Zo komt het dat onze voorouders ons zo vaak doen denken aan de legendarische figuren van een toneelstuk die nooit aan geldgebrek lijden en slechts van haat en liefde leven. Huishoudende documenten Pierre Gaxotte raadt nu de Franse vrouwen aan om van nu af aan hun huishoudboek jes nooit meer weg te gooien en er al hun uitgaven en de prijzen van levensmiddelen pijnlijk nauwkeurig in te no teren. Wanneer door het over lijden van een huismoeder een gezin uiteen valt, dan dienen volgens hem die huis houdboekjes en agenda's aan de staat te komen, waar ge leerden en geschiedschrijvers er de nodige conclusies uit kunnen trekken ter samen stelling van een geschiedenis boek. Over een paar eeuwen zouden er dan bijzonder in teressante en veel juistere gegevens in der kinderen hersentjes gepompt kunnen worden over het leven van het Franse volk tijdens de Vierde Republiek. Het ver schil in de levensmiddelen- prijzen zou dan misschien de grote historische verschijn selen en revoluties kunnen verklaren. Een geleerde die heel veel gedaan heeft ter bestudering van de geschiedenis van de vijftiende eeuw heeft inder tijd eens zo'n dergelijk soort huiselijk document in handen gekregen, dat hem een an dere kijk gaf op zijn voor ouders uit die tijden. Hij vond namelijk een kookboek dat toebehoord had aan een prior in de jaren 1438-1439. Deze prior had ongeveer 30.000 personen onder zijn gezag. Hij was zeer rijk, en zoals de menu's wel bewijzen leidde hij een luxueus le ventje. Voor een diner van 36 personen bestelde hij bij voorbeeld 36 pasteitjes, 36 kuikentjes, 36 jonge duiven, een paar flinke stukken osse- en lamsvlees, 36 kapoentjes, 8 geiten, 36 taartjes en 50 ap pelen. Dit was in 1439, zeven jaren na de dood van Jeanne d'Arc dus. En na dit over dadig menu, ziehier een maaltijd die de prior uit de jaren 1539 liet toebereiden. Gerookte haring, prei, snij- biet, knollen, erwten en bo nen vormen nu de hoofdscho tel en we moeten bijna aan de hongerwinter denken. Wanneer de prior in de stad dineerde dan nam hij zelfs zijn brood en wijn mee. Dit document verklaart dan ook wel waarom het Franse volk met zoveel geestdrift de vre de tegemoet ging en waarom Karei de Zevende met zo'n onstuimigheid ontvangen werd. Het huishoudboekje van de abt vormt een handig sleuteltje voor het begrip van allerhande gebeurtenissen en toestanden die we ons uit ons jaartallenboekje indertijd hebben ingepompt. En om onze nazaten bossen van die sleutels na te kunnen laten heeft monsieur Pierre Gaxotte de Franse dames nu dan nogmaals verzocht hun slagersrekeningen, huishoud boekjes en andere soortge lijke documenten voor de toe komstige geschiedschrijvers te bewaren. (Van onze Parijse correspondente) FRANKRIJK is een land dat van nature rijk is aan allerlei grondstoffen en vooral aan voedingsmiddelen. Maar ondanks al die rijkdom worden er jaarlijks voor mil joenen aan groenten, granen, vruchten, vlees enzovoorts ingevoerd. Het is een vast staand feit dat men zonder organisatietalent niet veel bereiken kan. Wij denken er eigenlijk nooit over na, dat een huismoeder als ze er 's morgens met haar bood schappentas op uittrekt, helemaal op haar eigen kompas moet varen. Een hoge functionaris van het ministerie van Economische Zaken heeft zich nu bereid ver klaard de Franse huisvrouwen iedere dag over de radio voor te lichten over de inkopen, zodat zij hun gezin het beste en het goedkoopste kunnen voorzetten. Deze functionaris, monsieur André Ro- mieu, is door de Fransen al gauw Mon sieur Menu gedoopt. Hoe zijn voorlichting tot stand komt heeft hij ons in zijn bureau op het departement haarfijn uit de doeken gedaan. „De enorme prijsverschillen tussen een krop sla of een bloemkool die op het veld of in de stad wordt verkocht kan ik na tuurlijk niet met een paar voorlichtende woorden opheffen. Daar zit veel meer ach ter" begint hij. „Het hele distributieappa raat met al zijn tussenhandelaren draagt een heel zware verantwoordelijkheid dat die groente via al die handen vaak ver tienvoudigt in prijs. Maar het is waar dat het publiek zelf veel meer zou kunnen doen om al die grote prijsverschillen wat te beperken. De huisvrouwen weten echter vaak niet welke koopjes er op een bepaal de dag te halen zijn. We kunnen moeilijk van hen vergen dat zij 's morgens net als de detail-handelaren eerst alle hallen inspecteren. Daarom heb ik op me genomen in plaats van de huis vrouwen iedere ochtend de ronde in de Parijse hallen te doen. Ik noteer dan bij voorbeeld dat er die dag een grote hoeveel heid schelvis is aangekomen. Dat de bloem kool tien francs goedkoper is geworden. Dat de druiven omdat het seizoen verloopt daarentegen belangrijk in prijs gestegen zijn. Dat er veel zuidvruchten aangevoerd werden en dat die in de komende dagen dus goedkoper zullen zijn". „En wat doet u met al die inlichtingen?", vragen wij. „Ik stel mijn prijzen-communiqué op, dat 's morgens door de radio wordt uitgezon den. De huisvrouwen kunnen dan die dag van mijn aanwijzingen profijt trekken." „U beperkt zich dus uitsluitend tot het opgeven van de prijzen van dié levensmid delen, waarbij de huisvrouwen een koopje kunnen halen? Geeft u nooit nadere aan wijzingen voor een menu?" „O neen, dat nooit!" roept de heer Ro- mieu uit. „Die bjjnaam „Monsieur Menu" hebben sommige tegenstanders die er be lang by hebben dat de Franse huismoeders in onwetendheid biy ven, me gegeven." „Wie zijn die tegenstanders?" „Over politiek kan ik me niet uitlaten. En het is ook helemaal niet mijn bedoeling om de huisvrouwen tegen de winkeliers op te zetten. Beide partijen moeten leren in zien dat het algemeen belang wordt ge diend wanneer die te grote prijsverschillen opgeheven worden. Het experiment duurt nog fiiet zo lang, maar nu al ontvang ik dagelijks tientallen brieven, zowel van huismoeders als van produkten en hande laars, die me aanmoedigen door te gaan op deze weg". „Ik heb trouwens al een overwinning geboekt", vertelt Monsieur Menu niet zon der gerechtvaardige fierheid. Verleden jaar zomer werd Parijs opeens overrompeld door bloemkolen. Het publiek was er niet op voorbereid-en een groot deel van de groente moest aan verrotting worden prijs gegeven. Toen dit jaar eenzelfde offensief zich aankondigde, heb ik de huisvrouwen enige dagen te voren over de radio ge waarschuwd dat er bloemkool op komst was. Ze zijn nu allemaal van de hand ge gaan. Met het oog op de overvloedige pruimen- oogst heb ik onze huismoeders aangeraden Hoewel de „doe het zelf'-stroming van Amerika naar Neder land al aardig begint over te waaien, zijn de Amerikanen veel sterker in het be denken van talloze mogelijkheden. Men streeft voort durend naar „iets anders dan anders". De tips die door een Amerikaanse verf- en lakfabrikant in een klein boekje bijeen zijn gebracht, willen wij graag met de aantekeningen er om heen doorgeven aan de Nederlandse bak vissen, voor wie ze zeker bruikbaar zijn. Om te beginnen geeft het boekje de goede raad: Werk niet zonder plan! Zoek eerst uit wat voor type je bent. Ben je bijvoorbeeld artistiek, %/^i 1_\ a romantisch, sportief of iets anders? In Amerika weten de meeste meisjes direct in welke groep ze zichzelf moeten onderbrengen. Het is ons opgevallen dat zij veel meer met zichzelf en met hun uiterlijk bezig zijn dan hun leeftijdgenootjes in Nederland Wanneer je zelf geen geld hebt om je plannen uit te voeren, gaat het boekje verder, knap dan eerst een karweitje voor je moeder op en vraag of zij je in ruil hiervoor de verf wil geven. Daarna gaat de schrijver van het boek dieper in op de aanleg en de hobby's van het meisje, dat zelf haar kamer onder handen wil nemen. Ben je artistiek?, wordt er gevraagd. Je kunt hier „ja" op antwoorden, als.En dan volgen er een aantal feiten en vragen, die wanneer ze bevestigend beantwoord worden, bewijzen dat het meisje in kwestie inderdaad artis tiek is. Ben je muzikaal? Zie dan een viool standaard te krijgen en een klein tafeltje of stoel en leg daarop het instrument dat je bespeelt. Als dat kan tenminste. Lak standaard en stoel in dezelfde kleur. Ben je romantisch? Zet in je kamer een ouderwetse hoedenkapstok, natuurlijk van een fris kleurtje voorzien. Hang daarop je mutsen, sjaals en een leuke tas. Voor foto's en dergelijke maak je een hart. Knip hier voor twee harten van gelijke grootte van vilt of ribfluweel. Leg tussen de twee lap pen een laagje watten of schuimrubber. Naai de stof hier omheen en hang dit hart boven je bed, met of zonder de dierbare foto's en andere documenten erop. tijdig weckflessen voor de dag te halen. En zo kon die massale toevoer regelmatig wor den verwerkt. Mijn adviezen worden voor al gevolgd door jonge mensen die pas een huishouding hebben opgezet en die iedere franc moeten omkeren. Toch heeft Monsieur Menu tot dusver meer sarcasme en ironie te slikken gekre gen dan hij met zijn goede bedoelingen eigenlijk verdient. Maar aangezien het leven in Frankrijk nog steeds duurder wordt zullen de Frangaises wellicht spoe dig begrijpen, dat de politiek van Monsieur Romieu zo gek niet is, als de „humoristen" doen voorkomen! Vele van uw bloembollen zullen nu wel zo ver zijn, dat ze in de normaal ver warmde kamer geplaatst kunnen worden, indien u ze vroeg genoeg in de potten met aarde of op de glazen met water heeft gezet. U moet er echter wel rekening mee houden dat dit advies alleen nog maar geldt voor de vroeg bloeiende soorten. De glashyacinten moeten in ieder geval een neuslengte van ongeveer zeven centi meter bereikt hebben. Het glas dient vol met dikke, witte wortels te zitten. In het schaaltje met hyacinten op de foto heeft men het kennelijk verkeerd gedaan; er zijn verschillende soorten in één schaal tje gepoot. Dat gaat over het algemeen niet best; de bloeitijden lopen te ver uit een. Vroege, zeer vroege trosnarcissen kun nen nu ook wel warm gezet worden, maar ze moeten lang genoeg zijn. De tulpen en dat geldt ook alleen nog maar voor de zeer vroegbloeiende soorten kunnen eveneens naar de warme vensterbank ver huizen. Zorg ervoor dat ze ook een neus lengte van zeven centimeter hebben. De aarde in de potten moet goed vochtig ge houden worden anders komt er weinig van terecht. Met langstelige tulpen kan men beter nog even geduld hebben; kijk niet naar de bloemisten; ze zijn veel vroeger met hun bollen, maar begonnen er ook veel vroeger mee. Zij hebben alle om standigheden mee en u hebt ze tegen. Merkwaardig genoeg hangen de jurk, het bloesje, de kousen en het hoedje ont- vlekt en gereinigd op tijd voor de feest dagen in de kast. Maar de sieraden, de kettingen, armbanden en oorhangers wor den nogal eens vergeten. Imitatie-sieraden maakt u schoon met een zachte tandenborstel, gedoopt in lauw vlokkenzeepsop. Naspoelen in schoon wa ter en afdrogen met een zachte wollen doek. Namaak-gouden voorwerpen die niet echt verguld zijn, kunnen geen zeepsop verdragen. Die borstelt u schoon met warm water en wrijft ze glanzend met een zeem leren lapje. Gouden en zilveren sieraden die soms een beetje afgeven op de huid, kunt u be strijken met kleurloze nagellak. Barnstenen kettingen en armbanden maakt u schoon met een paar druppels slaolie op een wollen doekje. Met cameeën moet u dubbel voorzichtig zijn. Deze prachtige stukjes handwerk kunt u opfrissen door ze een badje te ge ven in sterk verdunde ammonia-oplossing. Als ze erg vuil zijn, is het beste ze naar de juwelier te brengen. Vijfenveertig huisvaders in de Rhonda- vallei in Wales hebben de „oude orde van vergenoegde echtgenoten" opgericht, wel ke gewijd zal zijn aan handhaving van de superioriteit van de man in de echtelijke woning. Boete of royement bedreigt de leden die vertellen wat zij verdienen, die hout hak ken, kolen scheppen, de vaat wassen, de gewone was doen of vloeren schrobben. Ook dienen de leden eenmaal per dag te verschijnen in het clublokaal, het plaatse lijke café. „Laat de jongens hun pretje hebben. Welke geloften zij ook afleggen, er is altijd wel een manier om onze zin door te drij ven", was het commentaar van de echtge note van één der leden. G. Kromdijk ERGENS in een stil stadje stond et», hoge toren. Die toren was eigenlijk te hoog voor zo'n oud stadje, maar ja, hij stond er nu eenmaal. In de toren hing een geweldige klok, die een veel te zware stem had voor zo'n klein stadje met zo weinig mensen. Maar die zware stem van de grote klok hadden de men sen al in geen jaren meer gehoord. Waarom niet? Dat zal ik je vertellen en we komen nu meteen op het oude klokkeluidertje dat ónder die toren woonde. Hij was werkelijk stokoud, zo oud als zijn zoon en zijn kleinzoons bij elkaar waren en veel te krom van al zijn jaren om de zware klok te luiden. Dat deed hij dan ook nog maar één keer in het jaar, maar omdat hij te oud was kreeg hij de klepel niet in be weging en je hoorde dus alleen maar een zacht gebrom. En toch moest het die ene keer per jaar gebeuren, want hóe moesten de mensen in dat stadje anders weten dat het Nieuwe Jaar begon? „Laten wij toch luiden," zeiden de zoon en de kleinzoons van het klokke luidertje, maar behalve héél oud was het klokkeluidertje ook heel eigenwijs en hij schudde zijn gerimpeld hoofdje heen en weer. „Nee.... nee," zei hij, „het gaat toch goed zo? Als de mensen heel stil zijn horen ze dat dong heus wel." „Maar daar hebben we geen grote klok voor", bromden de zoon en de kleinzoons, „die klok is gemaakt om te luiden en niet om dong te fluisteren." Ook dit jaar, nu het klokkeluidertje nog weer een jaartje ouder, nog een beetje meer gerimpeld en nog meer ge bogen was, waren ze erover begonnen. Maar nee. „Leg het ganzenbord maar op tafel, we gaan spelen tot het zo ver is." Dat zei het klokkeluidertje en verder wou hij van niets weten. Nou, de zoon en de kleinzoons hadden ook geen zin meer erover te zeuren en ze begonnen te spelen. „Hihi....", lachte het klokkeluider tje, want hij had altijd een reuze ple zier met het ganzenbord, nog net zo veel als toen hij klein was en er nog geen auto's, vliegtuigen en elektrische klokken bestonden. „Hihilachte hij, toen hij in de put terecht kwam. „Wachten tot u ver lost wordt," riepen de zoon en de klein zoons tegen het oude vadertje. Hij wachtte. Hij begon een beetje te knik kebollen met zijn oude rimpelhoofd vlak boven het ganzenbord. Hij was niet meer gewend om zo lang op te blijven. Het leek net of hij de stemmen van zijn zoon en kleinzoons steeds ver der weg hoorde praten. De dobbelste nen tikkelden langs zijn ellebogen waarop zijn rimpelhoofdje nu al hele maal rustte. Hij soesde een beetje over die goeie ouwe tijd, toen alles nog zo an ders en zo stil was. Hij dacht aan zijn moeder, zijn broers en zusjes en aan zijn vader, die héél héél lang geleden ook klokkeluider was geweest. Hij zag opeens zijn vader voor zich staan, een grote man met snorren en bakke baarden, die met een hoge hoed op de klok ging luiden. Hij zelf was nog maar een heel klein kereltje al met een hoedje op een stijf boordje om, want dat hoorde zo in die ouwe tijd. „Toe vader", zei hij ja, dat was zijn eigen stem van heel lang geleden „toe vader, laat mij toch ook de klok eens luiden. Ik ben sterk genoeg!" En zijn vader, die grote man met de hoge hoed, knikte en hij zei: „Hier jongen, luid jij de klok maar voor mij. Ieder een moet zijn beurt hebben in het le ven." En ja hoor, toen had hij, dat kleine ventje met zijn hoedje op, voor het eerst de klok geluid. De klok geluid? De klok geluid? Het oude klokkeluidertje kwam met een schok overeind. Daar zat hij warempel te slapen, terwijl het hele stadje zat te wachten op het dong van de grote klok! Maar wat was dat? Hij kón niet overeind komen, hij zat in een diepe put. Boven zich hoorde hij de stemmen van mensen en kinderen, maar hém konden ze niet horen en zien. „Wat moet ik doen? Wat moet ik doen?" beefde het klokkeluidertje. Ik hoor de mensen al naar buiten komen. Straks zullen ze hun adem inhouden en wachten op de grote klok. Maar ik kan niet. Ik kom er niet uit. O0....00, hoe ben ik nou toch in die put terecht gekomen? Ik moet in mijn slaap naar buiten zijn gewandeld en in de put ach ter de toren zijn gevallen. O0....00, wat verschrikkelijk! Wat zullen de men sen wel zeggen?" En toentoen opeens boog zich iemand over de rand van de put. Een klein blond kereltje was het. „Help me.help me toch!" riep het klokke luidertje nog harder, maar het blonde kereltje schudde van nee. „Jij moet mij helpen", riep hij. „Ik sta op je te wachten. Waar blijf je? Zonder jóu kan ik niet op pad gaan, klokkeluidertje!" „Wie ben je dan?" riep het oude mannetje en hij bibberde, want hij voelde dat er iets ergs aan het gebeu ren was. „Ik ben het Nieuwe Jaar", lachte het ventje. „Ik sta te springen, man. Buiten zien de mensen rood en blauw, want ze hebben al een hele poos hun adem ingehouden, maar ze horen niets." „Maar zie je dan niet dat ik in de put zit?" riep het klokkeluidertje. „Help me er dan toch uit." „Dat kan ik niet. Dat is tegen de regels van het spel", zei het Nieuwe Jaar. „Je moet wachten tot je verlost wordt." „Maar wat dan? Wat moeten we dan?" vroeg het klokkeluidertje. „Ik doe het zelf.ik doe het ge woon zelf!" riep het Nieuwe Jaar en verdween. Huilend zat het oude manne tje op de bodem van zijn put. Het was doodstil om hem heen. Buiten hielden de mensen nog steeds de adem in en ook zijn zoon en kleinzoons moesten zijn weggegaan, want hij hoorde niets of niemand meer. En toen.... bim.. bam.... Bim bam, schalde het over hem heen. De grote klok, de klok met zijn prachtige stem gaf eindelijk weer echt geluid! Buiten juichten de men sen om die feestelijke stem boven hun hoofd. Bim.... bam.... bim.... bam. De klok wist van geen ophouden. De muren trilden ervan en de stenen rond de put van het oude klokkeluidertje brokkelden af. Boem.... ze vielen om. Hij kon zó maar uit de put stappen. Hij keek op. Hij stond in zijn lege ka mertje, met het ganzebord nog op ta fel. Boven hem beierde de klok nog steeds door. Het leek wel of hij een lied zong. Het oude mannetje sjokte op zijn kromme benen naar de toren en bijna dacht hij dat hij wéér droom de, want aan het klokketouw zwaaide een blond kereltje heen en weer. Het Nieuwe Jaar? Nee, de jongste klein zoon van de klokkeluider, die zoveel op zijn grootvader leek. Eindelijk had hij kans gezien om de klok te luiden. Hij zwaaide aan het zware touw op en neer, hij schreeuwde van vrolijkheid en hij had wel de hele nacht willen blijven doorzwaaien. Toen hij zijn groot vader zag aankomen, schrok hij. Oei, wat zou die boos zijn! Maar nee, het stokoude klokkeluidertje knikte goed keurend met zijn rimpelhoofd en zei: „Goed zo, Nieuw Jaar.... ga je gang maar. Iedereen moet zijn beurt heb ben in het leven!" Waarom zijn grootvader hem nu op eens Nieuw Jaar noemde, begreep het jongetje niet, maar wél dat hij een goeie klokkeluider was, even goed als zijn grootvader en zijn overgrootvader dat waren. Bim bam bom, het jaar is bijna om. Wat heb ik, bim bam, veel gezien, veel meer dan iedereen misschien: hel eerste sneeuwklokje, bim bam, het eerste nest, het eerste lam. Het eerste speenkruid in het gras, de eerste kindren zonder jas. Het eerste jongetje, bim bom, dat dapper in de Noordzee zwom. De heetste dag in wel een eeuw en midden in de zomer sneeuw. Het eerste gele blad, bim bam, dat aan de groene bomen kwam, het eerste appeltje, een peer, de eerste wollen das al weer, de eerste schoen, die werd gezet, de eerste schaats alweer uit 't vet. de eerste kerstboom, bim bam bom - en zo is 't jaar al haast weer om. Bim bam, het Oude Jaar moet gaan, maar ik begin van voor af aan: een sneeuwklokje, een klein wit lam. Ik zie ze alvan bim bom bam. Mies Bouhuys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1957 | | pagina 12