„Bewaar de huishoudboekjes"
Huiselijke documenten voor latere
vorsers naar huidige geschiedenis
De kamer van onze bakvissen
Denk ook aan
uw sieraden
Vergenoegde
echtgenoten 99
Bollen in de huiskamer
ZATERDAG 28 DECEMBER 1957
's Ochtends vroeg de
hallen door
onsieiar
een
ONLANGS is er een her
druk verschenen van het
boek van Pierre Gaxotte
„L'histoire des Frangais" en
ofschoon het niet mijn ge
woonte is in deze rubriek op
alle uitgaven en heruitgaven
de aandacht te vestigen, wil
ik over dit werk toch wat
vertellen. Het boek van
Gaxotte, die lid van de Aca
démie Frangaise is en der
halve onsterfelijk bevat
namelijk een ruime hoeveel
heid raadgevingen voor de
Franse vrouw.
In de klassieke geschiede
nisboeken, zegt Pierre Gaxot
te, wordt de lezer altijd uit
genodigd zich in en op de
plaats te stellen van ko
ningen, ministers, generaals,
veldheren enzovoorts. De di
verse gebeurtenisjes waar
door het dagelijks leven toch
eigenlijk gevormd wordt,
worden de lezer in de edelste
vorm gepresenteerd.
Pierre Gaxotte nu, is er
van overtuigd dat het nage
slacht een heel andere kijk
op zijn voorouders zou krij
gen wanneer de gewone din
gen des levens en de kleine
dagelijkse gebeurtenissen on
middellijk door de geschied
schrijvers-tijdgenoten opge
tekend zouden worden. Men
zou eens na moeten gaan wat
het Franse volk thuis doet,
waar ze aan denken tijdens
hun werk, wat hun idealen
zijn, wat ze van hun maat
schappij denken, hoeveel
geld ze verdienen en hoe ze
het besteden.
Dat zo'n opzet in de ge
schiedenis nooit verwezen
lijkt werd, is wellicht te wij
ten aan het feit, dat juist
deze kleine onbenullig schij
nende dingen uiterst moeilijk
te vatten en nog moeilijker
weer te geven zijn. Wat jam
mer is, want juist dat, wat
ons in het leven van onze
voorouders zo hevig interes
seert, werd door de geschied
schrijvers te min geacht om
opgetekend te worden. Zodat
wij er nu maar naar moeten
raden. Daarentegen vinden
we bij het opslaan van een
geschiedenisboekje van een
kind uit de allerlaagste klas
al, wél uitvoerige beschrij
vingen van een belangrijke
of bloederige veldslag, aldus
Gaxotte.
Waarschijnlijk veronder
stelde men dat het Franse
volk van enige honderden ja
ren later, lering uit de over
winningen en nederlagen van
zijn voorouders zou kunnen
trekken. Maar hoe de sol-
datenpot in Napoleons tijd
werd toebereid, wordt ons
nergens meegedeeld. En toch,
vertelt Gaxotte, werden er
oorlogen verloren doordat de
voedselvoorziening verwaar
loosd was. Maar alweer: geen
woord. De officiële geschie
denis wil blijkbaar dat de
mensen niet als gewone sla
pende en etende wezens
worden voorgesteld. Zo komt
het dat onze voorouders ons
zo vaak doen denken aan de
legendarische figuren van
een toneelstuk die nooit aan
geldgebrek lijden en slechts
van haat en liefde leven.
Huishoudende documenten
Pierre Gaxotte raadt nu de
Franse vrouwen aan om van
nu af aan hun huishoudboek
jes nooit meer weg te gooien
en er al hun uitgaven en de
prijzen van levensmiddelen
pijnlijk nauwkeurig in te no
teren.
Wanneer door het over
lijden van een huismoeder
een gezin uiteen valt, dan
dienen volgens hem die huis
houdboekjes en agenda's aan
de staat te komen, waar ge
leerden en geschiedschrijvers
er de nodige conclusies uit
kunnen trekken ter samen
stelling van een geschiedenis
boek. Over een paar eeuwen
zouden er dan bijzonder in
teressante en veel juistere
gegevens in der kinderen
hersentjes gepompt kunnen
worden over het leven van
het Franse volk tijdens de
Vierde Republiek. Het ver
schil in de levensmiddelen-
prijzen zou dan misschien de
grote historische verschijn
selen en revoluties kunnen
verklaren.
Een geleerde die heel veel
gedaan heeft ter bestudering
van de geschiedenis van de
vijftiende eeuw heeft inder
tijd eens zo'n dergelijk soort
huiselijk document in handen
gekregen, dat hem een an
dere kijk gaf op zijn voor
ouders uit die tijden. Hij
vond namelijk een kookboek
dat toebehoord had aan een
prior in de jaren 1438-1439.
Deze prior had ongeveer
30.000 personen onder zijn
gezag. Hij was zeer rijk, en
zoals de menu's wel bewijzen
leidde hij een luxueus le
ventje. Voor een diner van
36 personen bestelde hij bij
voorbeeld 36 pasteitjes, 36
kuikentjes, 36 jonge duiven,
een paar flinke stukken osse-
en lamsvlees, 36 kapoentjes,
8 geiten, 36 taartjes en 50 ap
pelen. Dit was in 1439, zeven
jaren na de dood van Jeanne
d'Arc dus. En na dit over
dadig menu, ziehier een
maaltijd die de prior uit de
jaren 1539 liet toebereiden.
Gerookte haring, prei, snij-
biet, knollen, erwten en bo
nen vormen nu de hoofdscho
tel en we moeten bijna aan
de hongerwinter denken.
Wanneer de prior in de stad
dineerde dan nam hij zelfs
zijn brood en wijn mee. Dit
document verklaart dan ook
wel waarom het Franse volk
met zoveel geestdrift de vre
de tegemoet ging en waarom
Karei de Zevende met zo'n
onstuimigheid ontvangen
werd. Het huishoudboekje
van de abt vormt een handig
sleuteltje voor het begrip van
allerhande gebeurtenissen en
toestanden die we ons uit ons
jaartallenboekje indertijd
hebben ingepompt.
En om onze nazaten bossen
van die sleutels na te kunnen
laten heeft monsieur Pierre
Gaxotte de Franse dames nu
dan nogmaals verzocht hun
slagersrekeningen, huishoud
boekjes en andere soortge
lijke documenten voor de toe
komstige geschiedschrijvers
te bewaren.
(Van onze Parijse correspondente)
FRANKRIJK is een land dat van nature rijk is aan allerlei grondstoffen en vooral
aan voedingsmiddelen. Maar ondanks al die rijkdom worden er jaarlijks voor mil
joenen aan groenten, granen, vruchten, vlees enzovoorts ingevoerd. Het is een vast
staand feit dat men zonder organisatietalent niet veel bereiken kan. Wij denken er
eigenlijk nooit over na, dat een huismoeder als ze er 's morgens met haar bood
schappentas op uittrekt, helemaal op haar eigen kompas moet varen. Een hoge
functionaris van het ministerie van Economische Zaken heeft zich nu bereid ver
klaard de Franse huisvrouwen iedere dag over de radio voor te lichten over de
inkopen, zodat zij hun gezin het beste en het goedkoopste kunnen voorzetten.
Deze functionaris, monsieur André Ro-
mieu, is door de Fransen al gauw Mon
sieur Menu gedoopt. Hoe zijn voorlichting
tot stand komt heeft hij ons in zijn bureau
op het departement haarfijn uit de doeken
gedaan.
„De enorme prijsverschillen tussen een
krop sla of een bloemkool die op het veld
of in de stad wordt verkocht kan ik na
tuurlijk niet met een paar voorlichtende
woorden opheffen. Daar zit veel meer ach
ter" begint hij. „Het hele distributieappa
raat met al zijn tussenhandelaren draagt
een heel zware verantwoordelijkheid dat
die groente via al die handen vaak ver
tienvoudigt in prijs. Maar het is waar dat
het publiek zelf veel meer zou kunnen
doen om al die grote prijsverschillen wat
te beperken. De huisvrouwen weten echter
vaak niet welke koopjes er op een bepaal
de dag te halen zijn.
We kunnen moeilijk van hen vergen dat
zij 's morgens net als de detail-handelaren
eerst alle hallen inspecteren. Daarom heb
ik op me genomen in plaats van de huis
vrouwen iedere ochtend de ronde in de
Parijse hallen te doen. Ik noteer dan bij
voorbeeld dat er die dag een grote hoeveel
heid schelvis is aangekomen. Dat de bloem
kool tien francs goedkoper is geworden.
Dat de druiven omdat het seizoen verloopt
daarentegen belangrijk in prijs gestegen
zijn. Dat er veel zuidvruchten aangevoerd
werden en dat die in de komende dagen
dus goedkoper zullen zijn".
„En wat doet u met al die inlichtingen?",
vragen wij.
„Ik stel mijn prijzen-communiqué op, dat
's morgens door de radio wordt uitgezon
den. De huisvrouwen kunnen dan die dag
van mijn aanwijzingen profijt trekken."
„U beperkt zich dus uitsluitend tot het
opgeven van de prijzen van dié levensmid
delen, waarbij de huisvrouwen een koopje
kunnen halen? Geeft u nooit nadere aan
wijzingen voor een menu?"
„O neen, dat nooit!" roept de heer Ro-
mieu uit. „Die bjjnaam „Monsieur Menu"
hebben sommige tegenstanders die er be
lang by hebben dat de Franse huismoeders
in onwetendheid biy ven, me gegeven."
„Wie zijn die tegenstanders?"
„Over politiek kan ik me niet uitlaten.
En het is ook helemaal niet mijn bedoeling
om de huisvrouwen tegen de winkeliers op
te zetten. Beide partijen moeten leren in
zien dat het algemeen belang wordt ge
diend wanneer die te grote prijsverschillen
opgeheven worden. Het experiment duurt
nog fiiet zo lang, maar nu al ontvang ik
dagelijks tientallen brieven, zowel van
huismoeders als van produkten en hande
laars, die me aanmoedigen door te gaan
op deze weg".
„Ik heb trouwens al een overwinning
geboekt", vertelt Monsieur Menu niet zon
der gerechtvaardige fierheid. Verleden jaar
zomer werd Parijs opeens overrompeld
door bloemkolen. Het publiek was er niet
op voorbereid-en een groot deel van de
groente moest aan verrotting worden prijs
gegeven. Toen dit jaar eenzelfde offensief
zich aankondigde, heb ik de huisvrouwen
enige dagen te voren over de radio ge
waarschuwd dat er bloemkool op komst
was. Ze zijn nu allemaal van de hand ge
gaan.
Met het oog op de overvloedige pruimen-
oogst heb ik onze huismoeders aangeraden
Hoewel de „doe het
zelf'-stroming van
Amerika naar Neder
land al aardig begint
over te waaien, zijn
de Amerikanen veel
sterker in het be
denken van talloze
mogelijkheden.
Men streeft voort
durend naar „iets
anders dan anders".
De tips die door een
Amerikaanse verf- en
lakfabrikant in een
klein boekje bijeen
zijn gebracht, willen
wij graag met de
aantekeningen er om
heen doorgeven aan
de Nederlandse bak
vissen, voor wie ze
zeker bruikbaar zijn.
Om te beginnen
geeft het boekje de
goede raad: Werk niet
zonder plan! Zoek
eerst uit wat voor
type je bent. Ben je
bijvoorbeeld artistiek, %/^i 1_\ a
romantisch, sportief
of iets anders? In
Amerika weten de
meeste meisjes direct in welke groep ze
zichzelf moeten onderbrengen. Het is ons
opgevallen dat zij veel meer met zichzelf
en met hun uiterlijk bezig zijn dan hun
leeftijdgenootjes in Nederland
Wanneer je zelf geen geld hebt om je
plannen uit te voeren, gaat het boekje
verder, knap dan eerst een karweitje voor
je moeder op en vraag of zij je in ruil
hiervoor de verf wil geven.
Daarna gaat de schrijver van het boek
dieper in op de aanleg en de hobby's van
het meisje, dat zelf haar kamer onder
handen wil nemen. Ben je artistiek?,
wordt er gevraagd. Je kunt hier „ja" op
antwoorden, als.En dan volgen er een
aantal feiten en vragen, die wanneer ze
bevestigend beantwoord worden, bewijzen
dat het meisje in kwestie inderdaad artis
tiek is.
Ben je muzikaal? Zie dan een viool
standaard te krijgen en een klein tafeltje
of stoel en leg daarop het instrument dat
je bespeelt. Als dat kan tenminste. Lak
standaard en stoel in dezelfde kleur.
Ben je romantisch? Zet in je kamer een
ouderwetse hoedenkapstok, natuurlijk van
een fris kleurtje voorzien. Hang daarop je
mutsen, sjaals en een leuke tas. Voor foto's
en dergelijke maak je een hart. Knip hier
voor twee harten van gelijke grootte van
vilt of ribfluweel. Leg tussen de twee lap
pen een laagje watten of schuimrubber.
Naai de stof hier omheen en hang dit hart
boven je bed, met of zonder de dierbare
foto's en andere documenten erop.
tijdig weckflessen voor de dag te halen. En
zo kon die massale toevoer regelmatig wor
den verwerkt. Mijn adviezen worden voor
al gevolgd door jonge mensen die pas een
huishouding hebben opgezet en die iedere
franc moeten omkeren.
Toch heeft Monsieur Menu tot dusver
meer sarcasme en ironie te slikken gekre
gen dan hij met zijn goede bedoelingen
eigenlijk verdient. Maar aangezien het
leven in Frankrijk nog steeds duurder
wordt zullen de Frangaises wellicht spoe
dig begrijpen, dat de politiek van Monsieur
Romieu zo gek niet is, als de „humoristen"
doen voorkomen!
Vele van uw bloembollen zullen nu wel
zo ver zijn, dat ze in de normaal ver
warmde kamer geplaatst kunnen worden,
indien u ze vroeg genoeg in de potten met
aarde of op de glazen met water heeft
gezet. U moet er echter wel rekening mee
houden dat dit advies alleen nog maar
geldt voor de vroeg bloeiende soorten.
De glashyacinten moeten in ieder geval
een neuslengte van ongeveer zeven centi
meter bereikt hebben. Het glas dient vol
met dikke, witte wortels te zitten. In het
schaaltje met hyacinten op de foto heeft
men het kennelijk verkeerd gedaan; er
zijn verschillende soorten in één schaal
tje gepoot. Dat gaat over het algemeen
niet best; de bloeitijden lopen te ver uit
een. Vroege, zeer vroege trosnarcissen kun
nen nu ook wel warm gezet worden, maar
ze moeten lang genoeg zijn. De tulpen
en dat geldt ook alleen nog maar voor de
zeer vroegbloeiende soorten kunnen
eveneens naar de warme vensterbank ver
huizen. Zorg ervoor dat ze ook een neus
lengte van zeven centimeter hebben. De
aarde in de potten moet goed vochtig ge
houden worden anders komt er weinig van
terecht. Met langstelige tulpen kan men
beter nog even geduld hebben; kijk niet
naar de bloemisten; ze zijn veel vroeger
met hun bollen, maar begonnen er ook
veel vroeger mee. Zij hebben alle om
standigheden mee en u hebt ze tegen.
Merkwaardig genoeg hangen de jurk,
het bloesje, de kousen en het hoedje ont-
vlekt en gereinigd op tijd voor de feest
dagen in de kast. Maar de sieraden, de
kettingen, armbanden en oorhangers wor
den nogal eens vergeten.
Imitatie-sieraden maakt u schoon met
een zachte tandenborstel, gedoopt in lauw
vlokkenzeepsop. Naspoelen in schoon wa
ter en afdrogen met een zachte wollen
doek. Namaak-gouden voorwerpen die niet
echt verguld zijn, kunnen geen zeepsop
verdragen. Die borstelt u schoon met warm
water en wrijft ze glanzend met een zeem
leren lapje.
Gouden en zilveren sieraden die soms
een beetje afgeven op de huid, kunt u be
strijken met kleurloze nagellak.
Barnstenen kettingen en armbanden
maakt u schoon met een paar druppels
slaolie op een wollen doekje.
Met cameeën moet u dubbel voorzichtig
zijn. Deze prachtige stukjes handwerk
kunt u opfrissen door ze een badje te ge
ven in sterk verdunde ammonia-oplossing.
Als ze erg vuil zijn, is het beste ze naar
de juwelier te brengen.
Vijfenveertig huisvaders in de Rhonda-
vallei in Wales hebben de „oude orde van
vergenoegde echtgenoten" opgericht, wel
ke gewijd zal zijn aan handhaving van de
superioriteit van de man in de echtelijke
woning.
Boete of royement bedreigt de leden die
vertellen wat zij verdienen, die hout hak
ken, kolen scheppen, de vaat wassen, de
gewone was doen of vloeren schrobben.
Ook dienen de leden eenmaal per dag te
verschijnen in het clublokaal, het plaatse
lijke café.
„Laat de jongens hun pretje hebben.
Welke geloften zij ook afleggen, er is altijd
wel een manier om onze zin door te drij
ven", was het commentaar van de echtge
note van één der leden.
G. Kromdijk
ERGENS in een stil stadje stond et»,
hoge toren. Die toren was eigenlijk te
hoog voor zo'n oud stadje, maar ja, hij
stond er nu eenmaal. In de toren hing
een geweldige klok, die een veel te
zware stem had voor zo'n klein stadje
met zo weinig mensen. Maar die zware
stem van de grote klok hadden de men
sen al in geen jaren meer gehoord.
Waarom niet? Dat zal ik je vertellen
en we komen nu meteen op het oude
klokkeluidertje dat ónder die toren
woonde. Hij was werkelijk stokoud, zo
oud als zijn zoon en zijn kleinzoons bij
elkaar waren en veel te krom van al
zijn jaren om de zware klok te luiden.
Dat deed hij dan ook nog maar één
keer in het jaar, maar omdat hij te
oud was kreeg hij de klepel niet in be
weging en je hoorde dus alleen maar
een zacht gebrom.
En toch moest het die ene keer per
jaar gebeuren, want hóe moesten de
mensen in dat stadje anders weten dat
het Nieuwe Jaar begon?
„Laten wij toch luiden," zeiden de
zoon en de kleinzoons van het klokke
luidertje, maar behalve héél oud was
het klokkeluidertje ook heel eigenwijs
en hij schudde zijn gerimpeld hoofdje
heen en weer. „Nee.... nee," zei hij,
„het gaat toch goed zo? Als de mensen
heel stil zijn horen ze dat dong heus
wel."
„Maar daar hebben we geen grote
klok voor", bromden de zoon en de
kleinzoons, „die klok is gemaakt om te
luiden en niet om dong te fluisteren."
Ook dit jaar, nu het klokkeluidertje
nog weer een jaartje ouder, nog een
beetje meer gerimpeld en nog meer ge
bogen was, waren ze erover begonnen.
Maar nee. „Leg het ganzenbord maar
op tafel, we gaan spelen tot het zo ver
is." Dat zei het klokkeluidertje en
verder wou hij van niets weten. Nou,
de zoon en de kleinzoons hadden ook
geen zin meer erover te zeuren en ze
begonnen te spelen.
„Hihi....", lachte het klokkeluider
tje, want hij had altijd een reuze ple
zier met het ganzenbord, nog net zo
veel als toen hij klein was en er nog
geen auto's, vliegtuigen en elektrische
klokken bestonden.
„Hihilachte hij, toen hij in de
put terecht kwam. „Wachten tot u ver
lost wordt," riepen de zoon en de klein
zoons tegen het oude vadertje. Hij
wachtte. Hij begon een beetje te knik
kebollen met zijn oude rimpelhoofd
vlak boven het ganzenbord. Hij was
niet meer gewend om zo lang op te
blijven. Het leek net of hij de stemmen
van zijn zoon en kleinzoons steeds ver
der weg hoorde praten. De dobbelste
nen tikkelden langs zijn ellebogen
waarop zijn rimpelhoofdje nu al hele
maal rustte. Hij soesde een beetje over
die goeie ouwe tijd, toen alles nog zo an
ders en zo stil was. Hij dacht aan zijn
moeder, zijn broers en zusjes en aan
zijn vader, die héél héél lang geleden
ook klokkeluider was geweest. Hij
zag opeens zijn vader voor zich staan,
een grote man met snorren en bakke
baarden, die met een hoge hoed op de
klok ging luiden. Hij zelf was nog maar
een heel klein kereltje
al met een hoedje op een stijf boordje
om, want dat hoorde zo in die ouwe
tijd.
„Toe vader", zei hij ja, dat was
zijn eigen stem van heel lang geleden
„toe vader, laat mij toch ook de klok
eens luiden. Ik ben sterk genoeg!" En
zijn vader, die grote man met de hoge
hoed, knikte en hij zei: „Hier jongen,
luid jij de klok maar voor mij. Ieder
een moet zijn beurt hebben in het le
ven."
En ja hoor, toen had hij, dat kleine
ventje met zijn hoedje op, voor het eerst
de klok geluid. De klok geluid? De klok
geluid? Het oude klokkeluidertje kwam
met een schok overeind. Daar zat hij
warempel te slapen, terwijl het hele
stadje zat te wachten op het dong van
de grote klok! Maar wat was dat? Hij
kón niet overeind komen, hij zat in een
diepe put. Boven zich hoorde hij de
stemmen van mensen en kinderen,
maar hém konden ze niet horen en
zien. „Wat moet ik doen? Wat moet ik
doen?" beefde het klokkeluidertje. Ik
hoor de mensen al naar buiten komen.
Straks zullen ze hun adem inhouden
en wachten op de grote klok. Maar ik
kan niet. Ik kom er niet uit. O0....00,
hoe ben ik nou toch in die put terecht
gekomen? Ik moet in mijn slaap naar
buiten zijn gewandeld en in de put ach
ter de toren zijn gevallen. O0....00,
wat verschrikkelijk! Wat zullen de men
sen wel zeggen?"
En toentoen opeens boog zich
iemand over de rand van de put. Een
klein blond kereltje was het. „Help
me.help me toch!" riep het klokke
luidertje nog harder, maar het blonde
kereltje schudde van nee. „Jij moet
mij helpen", riep hij. „Ik sta op je te
wachten. Waar blijf je? Zonder jóu kan
ik niet op pad gaan, klokkeluidertje!"
„Wie ben je dan?" riep het oude
mannetje en hij bibberde, want hij
voelde dat er iets ergs aan het gebeu
ren was.
„Ik ben het Nieuwe Jaar", lachte het
ventje. „Ik sta te springen, man. Buiten
zien de mensen rood en blauw, want
ze hebben al een hele poos hun adem
ingehouden, maar ze horen niets."
„Maar zie je dan niet dat ik in de put
zit?" riep het klokkeluidertje. „Help
me er dan toch uit."
„Dat kan ik niet. Dat is tegen de
regels van het spel", zei het Nieuwe
Jaar. „Je moet wachten tot je verlost
wordt."
„Maar wat dan? Wat moeten we
dan?" vroeg het klokkeluidertje.
„Ik doe het zelf.ik doe het ge
woon zelf!" riep het Nieuwe Jaar en
verdween. Huilend zat het oude manne
tje op de bodem van zijn put. Het was
doodstil om hem heen. Buiten hielden
de mensen nog steeds de adem in en
ook zijn zoon en kleinzoons moesten
zijn weggegaan, want hij hoorde niets
of niemand meer. En toen.... bim..
bam.... Bim bam, schalde het over
hem heen. De grote klok, de klok met
zijn prachtige stem gaf eindelijk weer
echt geluid! Buiten juichten de men
sen om die feestelijke stem boven hun
hoofd. Bim.... bam.... bim.... bam.
De klok wist van geen ophouden. De
muren trilden ervan en de stenen rond
de put van het oude klokkeluidertje
brokkelden af. Boem.... ze vielen om.
Hij kon zó maar uit de put stappen.
Hij keek op. Hij stond in zijn lege ka
mertje, met het ganzebord nog op ta
fel. Boven hem beierde de klok nog
steeds door. Het leek wel of hij een
lied zong. Het oude mannetje sjokte
op zijn kromme benen naar de toren
en bijna dacht hij dat hij wéér droom
de, want aan het klokketouw zwaaide
een blond kereltje heen en weer. Het
Nieuwe Jaar? Nee, de jongste klein
zoon van de klokkeluider, die zoveel op
zijn grootvader leek. Eindelijk had hij
kans gezien om de klok te luiden. Hij
zwaaide aan het zware touw op en
neer, hij schreeuwde van vrolijkheid
en hij had wel de hele nacht willen
blijven doorzwaaien. Toen hij zijn groot
vader zag aankomen, schrok hij. Oei,
wat zou die boos zijn! Maar nee, het
stokoude klokkeluidertje knikte goed
keurend met zijn rimpelhoofd en zei:
„Goed zo, Nieuw Jaar.... ga je gang
maar. Iedereen moet zijn beurt heb
ben in het leven!"
Waarom zijn grootvader hem nu op
eens Nieuw Jaar noemde, begreep het
jongetje niet, maar wél dat hij een goeie
klokkeluider was, even goed als zijn
grootvader en zijn overgrootvader dat
waren.
Bim bam bom,
het jaar is bijna om.
Wat heb ik, bim bam, veel gezien,
veel meer dan iedereen misschien:
hel eerste sneeuwklokje, bim bam,
het eerste nest, het eerste lam.
Het eerste speenkruid in het gras,
de eerste kindren zonder jas.
Het eerste jongetje, bim bom,
dat dapper in de Noordzee zwom.
De heetste dag in wel een eeuw
en midden in de zomer sneeuw.
Het eerste gele blad, bim bam,
dat aan de groene bomen kwam,
het eerste appeltje, een peer,
de eerste wollen das al weer,
de eerste schoen, die werd gezet,
de eerste schaats alweer uit 't vet.
de eerste kerstboom, bim bam bom -
en zo is 't jaar al haast weer om.
Bim bam, het Oude Jaar moet gaan,
maar ik begin van voor af aan:
een sneeuwklokje, een klein wit lam.
Ik zie ze alvan bim bom bam.
Mies Bouhuys