yf
De Min in het Lazarushuis
VRIJDAG 3 JANUARI 1958
0/5 de
Van dag tot
dag j
Operaseizoen in Italië
met tumult begonnen
cPraatótoel
Folies Bergère" sluit de
deur van zondag af
3
N
Maria Callas verstoort
een gala-première
DE NEGEN MUZEN
Nieuwjaarstoespraak van
directeur van P.W.N.
NEDERLANDS BLIJSPEL UIT
DE GOUDEN EEUW
Oude man omgekomen
bij boerderijbrand
Drie doden in het verkeer
Volgens een Parijs' ochtendblad
NIEUWE UITGAVEN
De verlamming van het openbare leven,
die omstreeks half december intreedt en
aanhoudt tot na de feestdagen, eindigt
meestal met de knallen van het vuurwerk
op oudejaarsavond, want na 1 januari
breekt de ingehouden activiteit zich baan
en dan wordt het, journalistiek gesproken,
een interessante tijd. De parlementariërs
gaan weer vol briljante ideeën naar de
vergaderzalen, de gemeenteraden bereiden
moties voor en stellen vragen, de gemeen
tebesturen komen met initiatieven, de or
ganisaties en verenigingen zetten de moto
ren weer in werking en het bedrijfsleven
dat eerst nog even overtollige voorraden
moet spuien begint met volle moed aan
de nieuwe produktieschema's.
Die activiteit, geïnspireerd door het be
sef van voortgang en ontwikkeling, moet
ook prof. dr. mr. F. de Vries, voorzitter
van de Sociaal Economische Raad, hebben
bewogen vlak na nieuwjaar te komen met
een beschouwing, die niet alleen een scher
pe analyse van de wisselwerking tussen
staat en bedrijfsleven inhield, doch zich
gedeeltelijk uitstrekte over een schier on
toegankelijk, niet in exploratie genomen-
terrein van de economisch-politieke ont
wikkelingsmogelijkheden, waardoor de
leden van de S.E.R. een uitermate zwaar
brok maatschappelijke filosofie te verwer
ken kregen.
Hij stelde, dat de vraag naar een organi
sche, corporatieve of functionele volksver
tegenwoordiging telkens weer oprijst. Hij
noemde de mogelijkheid, dat de S.E.R. een
„Derde Kamer" van de volksvertegenwoor
diging zou worden, of dat de Staten-
Generaal als geheel volgens functionele
procedure zouden worden samengesteld.
Prof. De Vries had tegen beide mogelijk
heden gegronde bezwaren, doch er zullen
weinig mensen zijn die deze bezwaren
niét hebben. Het stellen van deze moge
lijkheden opende voor de voorzitter van de
S.E.R. de gelegenheid, breedvoerig de na
delen ervan uit te meten, waarbij hij uit
ging van de overweging dat de kritiek op
het partijwezen de koestering van derge
lijke „corporatieve" denkbeelden in de
hand werkt.
Het komt ons voor, dat dit een wel zeer
professorale wijze van betogen is. De kri
tiek op het partijwezen valt moeilijk te
ontkennen, doch of deze zich voedt met de
wensen in de richting van een soort cor
poratieve staat, waarin dus het bedrijfs
leven en de beroepen overwegende be
slissingskracht hebben over aangelegen
heden van algemeen beleid, is tenminste
twijfelachtig. Integendeel, deze kritiek
komt in de eerste plaats voort uit de vrees
dat het partijwezen zich de algemene be
langen toe-eigent en ze inpast in partij
programma's, die als uiteindelijke strek
king toch altijd de belangen van het partij
wezen moeten dienen, waarbij uit het oog
wordt verloren dat er belangen van grond
vestende algemeenheid zijn, die in een
volksvertegenwoordiging de partijgrenzen
zouden moeten kunnen bedekken.
Een bedrijfs-economisch georiënteerde
volksvertegenwoordiging zou, en dat zeide
prof. De Vries dan ook, dezelfde vrees
wekken en waarschijnlijk waarmaken. Dat
de enig aanvaardbare oplossing gelegen is
in een versterking van de deskundigheid
van het parlement door adviescolleges uit
de verschillende maatschappelijke groe
pen, ligt voor de hand. Een individueel ge
kozen parlement kan zichzelf tot een des
kundig college maken, wanneer het aan
dacht schenkt aan en profijt trekt van
deskundigen op alle terrein. Wanneer men
deze deskundigen tot parlementsleden zou
maken, zou hun deskundigheid worden
overwoekert en verstikt door hun poli
tieke functie. En hetzelfde geldt voor de
regeringsleden.
De strekking van het professorale betoog
deed dit uitmonden in een pleidooi voor
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en
een ordelijke medezeggenschap door mid
del van regeringsoverleg met het bedrijfs
leven op het landsbeleid in de sectoren,
waar dit beleid het bedrijfsleven raakt. In
een parlementaire democratie mag en kan
men niet méér wensen en er is alle
reden om aan te nemen dat ons Nederlands
bestel gestaag in die richting voortgang
maakt.
Het Italiaanse operaseizoen van het
nieuwe jaar is donderdagavond in Rome
begonnen met veel tumult. De gala-pre
mière van Bellini's „Norma", bijgewoond
door de Italiaanse president en een uitge
lezen publiek, werd afgebroken, doordat
de sopraan Maria Meneghini Callas na
haar aria in de eerste akte, die hier en
daar in de zaal kritische geluiden uitge
lokt had, weigerde verder op te treden,
naar zij zei omdat zij hees was.
De president verliet hierop snel de zaal
en onder het publiek brak een tumult los
tussen de voor- en tegenstanders van Ma
ria Callas,. De politie moest een „aanval"
afslaan van persfotografen en honderden
toeschouwers liepen te hoop voor een luid
ruchtige protestdemonstratie voor het ho
tel van de zangeres. De rest van de opera
verviel en er werden, naar in operakrin
gen gezegd wordt, reeds voorbereidingen
getroffen om in de voorstellingen van za
terdagavond de sopraanpartij te laten zin
gen door de Napolitaanse zangeres Anita
Cerquetti. Van de zijde der opera in Rome
werd bevestid, dat de keel van Maria Cal
las de laatste dagen niet in orde was ge
weest, maar enkelen van hen gaven als
hun oordeel, dat de kritische opmerkingen
uit de zaal de werkelijke oorzaak geweest
zijn. Duidelijk hoorbaar had iemand na
de aria gezegd: „En zoiets kost ons nu een
miljoen" (dit bedrag wordt genoemd als
het honorarium van de beroemde sopraan).
Onder het publiek bevonden zich zeer
vele vporaanstaande figuren. Behalve de
president waren er vier ministers en ande
re hoge functionarissen en prominenten,
zoals de filmsterren Gina Lollobrigida, An
na Magnani en Silvana Pampanini. De kas
sa-opbrengst van de avond bedroeg zeven
miljoen lire. De president had de zaal
verlaten, voordat de directie het publiek
meedeelde, dat de voorstelling afgebro
ken zou worden.
Alle kranten van Rome hadden vandaag
scherpe critiek op de weigering van de
sopraan om na een niet geheel geslaagde
aria verder te zingen „vanwege heesheid".
„Het ergste schandaal in de geschiedenis
van de Italiaanse opera" wordt het inci
dent genoemd.
Afscheid. Nadat op oudejaarsdag het
personeel van de n.v. uitgeversmaatschap
pij E. Kluwer en de n.v. drukkerij Salland
zijn directeur, de heer E. Kluwer, die we
gens gevorderde leeftijd zijn functie neer
legt, had gehuldigd, is donderdag in de
Deventer schouwburg een receptie gehou
den, die zeer druk bezocht was. De heer
Kluwer was drieënveertig jaar aan de be
drijven verbonden en heeft de uitgeverij
tot een dér belangrijkste bedrijven van het
land gemaakt.
Expositie. De vereniging Haagsche
Kunstkring opent op zaterdagmiddag 4
januari in haar gebouw aan de Denneweg
64 een tentoonstelling van werken van le
den der afdeling beeldende kunstenaars.
De tentoonstelling duurt tot 24 januari.
ADVERTENTIE
J!
mm 40% h,r,nq
Beginnen
„Ik weet niet meer wanneer ik Klaas
voor het eerst zag". Herkent u die zin?
Veel schrijvers beginnen op die manier
hun boeken. Ze schrijven: „Ik kan me
niet meer herinneren hoe ik op die mistige
namiddag in oktober in Gorkum terecht
kwam" of „Waarom Jaap Wim werd ge
noemd heb ik nooit begrepen". Dergelijke
bekentenissen van 's schrijvers onwetend
heid hebben doorgaans tweeërlei bedoeling:
1. De schrijver heeft zijn boek kunnen
beginnen met een zin, die hem weinig
moeite heeft gekost, want om op te schrij
ven dat je iets niet weet, daar hoeft weinig
geestelijke arbeid voor verricht te worden.
2. De lezer is geboeid (denkt de schrij
ver).
Het lijkt mij dat schrijvers, die niet we
ten wanneer ze Klaas voor het eerst zagen,
dat maar voor zich moeten houden. Met
enig nadenken zou die schrijver er best
achter kunnen komen wanneer hij Klaas
voor het eerst zag of wat hem naar Gor
kum voerde. En anders verzin je maar wat.
Klaas zag je bijvoorbeeld voor het eerst
(door een verrekijker) in 1923 op de Cau-
bcrg. En Gorkum bereikte je per autoped.
Wij, lezers, kunnen de waarheid van zo'n
mededeling toch niet controleren
Er zijn zelfs boeken waarvan de eerste
regel luidt: „Ik weet niet meer hoe het
begon". Boeken die zo beginnen (of liever
gezegd, niet beginnen) klap ik altijd on
middellijk dicht. Op zo'n regel kun je on
mogelijk een goed boek bouwen, zomin als
ie een huis op een wolk kunt funderen.
Bovendien is het een pretentieuze regel,
iie er van uit gaat dat de lezer zal den-
Jen: Het moet wel iets heel belangrijks
zijn geweest als de schrijver X niet meer
weet hoe het begon". Denk het niet, lezer.
Schrijvers, die hun boeken op die manier
beginnen, mikken misschien hoog, maar
ze vallen bijzonder laag.
Aan het einde van dergelijke boeken
blijkt meestal, dat de schrijver nog steeds
niet weet waarom Jaap Wim werd ge
noemd. Een enkele keer is hij het in de
loop van 200 pagina's aan de weet geko
men, maar de meeste lezers hebben het dan
al lang af laten weten. Behalve misschien
Jaap, die zelf ook nooit heeft geweten
waarom hij Wim werd genoemd.
Remco Campert
11
99
99
Voor het personeel van het Provinciaal
Waterleidingbedrijf van Noordholland
heeft de directeur van dit bedrijf, ir. S.
Kramer, donderdagmorgen in het hoofd
gebouw aan de Essenlaan te Bloemendaal
zijn traditionele nieuwjaarsrede gehouden,
waarbij ook afgevaardigden van de dis
trictskantoren aanwezig waren. De direc
teur herdacht in zijn toespraak eerst de
personeelsleden, die in 1957 heengingen. Hij
releveerde de in dat jaar totstand gekomen
nieuwe werken een stipte de uitbreidings
plannen en nieuwe werken voor 1958 aan.
Als zeer belangrijk noemde ir. Kramer de
totstandkoming van de n.v. W.R.K. (Water-
transportmaatschappij RijnKennemer-
land). Ook noemde hij enkele cijfers van de
behaalde resultaten in 1957, zoals het aan
tal gemaakte aansluitingen, het aantal
kilometers aangelegde hoofdleiding en het
aantal kubieke meters opgepompt water.
Hij sprak zijn waardering uit voor het vele
belangrijke werk door het gezamenlijk
përsoneel in 1957 verzet. Namens alle aan
wezigen bracht de heer J. G. de Vries, één
der personeelsleden van het P.W.N. de
directeur dank voor zijn woorden en bood
hem namens het gehele personeel de beste
wensen voor 1958 aan.
Het Rotterdams Toneel heeft voor een
nieuwjaarsverrassing gezorgd, die mis
schien niet zo opzienbarend is uitgevallen
als men heeft verwacht, maar die toch
stellig heel wat meer dan interessant mag
heten. Men waagde zich namelijk aan de
wederopvoering van een stuk, dat bij on
ze verre voorouders bijzonder populair is
geweest, doch in de negentiende eeuw van
het repertoire verdween. Het betreft hier
„De Min in 't Lazarushuis" van Willem
Godschalk van Focquenbroch, een dich
ter uit de zogenaamde gouden eeuw, wiens
bekendheid eigenlijk meer op zijn mis-
kendheid dan op zijn werk berust. Her
haaldelijk zijn er pogingen tot eerherstel
ondernomen, door Lode Baekelmans en
W. F. Hermans vooral, maar zonder veel
succes. Mogelijk zal de Rotterdamse op
voering van zijn kluchtig' blijspel tot nieu
we en nu doeltreffende belangstelling in
spireren. De eerste vrucht van de her
opende nasporingen is er al: in het typo
grafisch wederom zeer fraai verzorgde
gelegenheidsprogramma kon door Rob
Nieuwenhuijs zijn tot dusver onterug-
vindbaar, in het vergeetboek geraakte ge
boortedatum worden meegedeeld: 26 april
1640.
„Meester Fok" zoals hij zichzelf in
zijn brieven en berijmde geschriften
noemde keerde na zijn promotie in de
medicijnen op een proefschrift over vene
rische ziekten te Utrecht naar zijn geboor
teplaats Amsterdam terug, waar hij meer
tijd besteedde aan het najagen van kunst
zinnige en amoureuze genoegens dan aan
zijn praktijk: zijn poëtische produktiviteit
viel nota bene samen met de hoofdstede
lijke pestepidemie. Omdat hem de mid
delen tot handhaving van een „geestig en
galant" leven ontbraken en waarschijn
lijk uit daarmee samenhangende wrok te
gen de baatzuchtige samenleving liet hij
zich benoemen tot fiskaal van de Westin-
dische Compagnie over de Goudkust van
Guinee, in welk „barbaarse en melancho
lieke" land hij niet de verwachte buidel
gouds maar een dodelijke ziekte opliep.
Deze eerste Nederlandse, naar tempera
ment aan Slauerhoff verwante „poète
maudit" stierf in de tweede helft van 1670.
In Afrika schreef hij ook zijn toneelstuk
ken, waarvan „De Min" zijn reputatie
postuum gedurende bijna anderhalve eeuw
versterkte.
Litteratuurhistorici, met Worp te begin
nen, hebben aangetoond, dat deze klucht
zo al geen vertaling dan toch een regel
rechte navolging van „De dwazen van Va
lencia" van Lope de Vega is. „Nae 's lants
geleghenheid verdietst" heette dat. Hij
veranderde het voorbeeld van drie in vijf
bedrijven en voegde er 'n proloog aan toe,
voor het overige met geringe veranderin
gen van de namen vrijwel alle scènes in
tact latend. Toch kan men, geloof ik, van
een grotendeels oorspronkelijke schep
ping spreken, want in de vertaling maakt
de toon een geheel andere muziek dan in
het Spaanse model. De keuze van juist
dit uit de ontelbare werken van Lope de
Vega wijst al op een persoonlijke in
stemming, een herkenning van de moge
lijkheid tot projectie van eigen ervarin
gen. En dat gebeurde met een authentiek
geluid zoals hij het zelf eens uitdruk
te: „met de pijpz- k van mijn lang, dwars
door een halfverroeste gorgel". Zo klinkt
een gewone bewerking niet. Ook bij de
typeringen hij maakte van de Iberische
dames en heren figuren uit Hollandse ste
den liet hij zich inspireren door de
werkelijkheid, met inbegrip van zeden en
gewoonten. Met Rob Nieuwenhuijs ben ik
ervan overtuigd, dat hier een duidelijke
vereenzelviging plaats had met de opvat
ting van de liefde als een spel der ver
blinding, dat van de mensen dwazen
maakt.
Zo is „De Min in 't Lazarushuis" de uit
bundige, bittere spot van een ontgoocheld
en verbitterd mens, een slachtoffer van
de verterende onzinnigheid der hartstocht,
een cynicus met geschonden illusies. In
zekere zin werd de voortvarende minnaar
uit rancune een vrouwenhater, gezien de
wijze waarop hij het gekkenhuis tot plaats
van handeling maakt van een door Cupido
geregeld spel en jongedames als onge
remde hysterica's laat zwichten voor iede
re adonis, zelfs wanneer deze de zotskap
draagt... Maar in één opzicht moet men
bet betreuren dat deze menselijke zwak
heid tot een zo eigenaardige interpretatie
dwong van een elders gevonden stof, na
melijk in zoverre als hierdoor de ontwik
keling van de intrige werd overwoekerd.
Men heeft thans voor de gebeurtenissen
noch voor de personages ook maar de ge
ringste belangstelling en wie de dichter
horen wil kan dan ook beter naar het land
des dichters gaan, dat wil in dit geval zeg
gen; de verzen van „Thalia of de Geurige
Zanggodin".
Dit neemt niet weg, dat er veel plezier
is-* te beleven dank zij de royale spelmo-
gelijkheden van deze rappe, spitse klucht.
Er zijn talrijke passages met romantische
stemmingsovergangen van veroverende
lyriek naar vernederend hekeldicht, die
bijna modern klinken. Telkens opnieuw,
als het ingespannen luisteren vermoeiend
dreigt te worden, breekt de koorts van hu
mor uit. Focquenbroch moet een even ge
voelig als geestig man zijn geweest, in
wiens werken de levensechtheid die van
Breeroo zelfs overtreft (zonder diens
schilderachtig realisme van het genre
stuk te benaderen) door de afwezigheid
van pedant maniërisme, dat bij inciden
teel voorkomen onmiddellijk door harts
grondige zelfironie onschadelijk is ge
maakt. Dezé zwierige losheid bij scher
pe, ook zichzelf niet ontziende intelligentie
onderscheidt „meester Fok" van zijn
saaie, maar ook van zijn boerige tijdge
noten. Alleen al daarom dient men het
Rotterdams Toneel dankbaar te zijn voor
deze met gratie en goede smaak gepre
senteerde herontdekking en in het bijzon
der Ton Lutz voor zijn luimige en verhel
derende regie, bij welke lofprijzing direct
ook Nicolaas Wijnberg betrokken moet
worden, die lichtelijk karikaturale kos
tuums en in één woord schitterende de
cors ontwierp, waarin op fantastische wij
ze ruimtewerking en lokale kleur verenigd
zijn.
Ton Lutz vertolkte ook de mannelijke
hoofdrol, die van de normale edelman Fer
dinand, die wegens een vermeende moord
zijn toevlucht zoekt in het gekkenhuis,
waar hij ten prooi vit aan de bevlieging
van een volgens de geldende normen
evenmin krankzinnige Gelderse joffer,
die hier als gevolg van een zonderling
avontuur is verzeild geraakt. Met wonder
baarlijk fijnzinnige nuances volvoerde hij
zijn delicate opdracht als geveinsde gek
te beminnen zonder zichzelf te verraden,
EERSTE BALLET VAN FRANgOISE
SAGAN IN PREMIèRE
Vandaag, vrijdag, wordt in Monte Carlo
de première gegeven van het eerste ballet
van de romancière Frangoise Sagan. Het
ballet heet „Le rendez-vous manqué" Het
is een samenvoeging van klassiek ballet
en moderne dans op een bekend thema
van Frangoise Sagan: teleurgestelde liefde.
Deze hoofdrollen worden vervuld door
Toni Lander voor de klassieke dansen in
de eerste en derde akte, en Noelle Adams
in het „jazzachtige" tweede bèdrijf.
waarbij voortdurend een prikkelende
charme door zijn groteske maskerade
straalde. Een fascinerende creatie van
spirituele dwaasheid. Hij maakt het zo
doende voor de anderen wel heel moeilijk
hem partij te geven, hetgeen Ann Hase-
kamp met innemend beheerste excentri
citeit aardig gelukte. Henny Orri en Ina
van Faassen zorgden voor de vrouwelijke
concurrentie en de daarmee gepaard
gaande hilariteit. Van de mannelijke ko
medianten moet in de eerste plaats de van
een als zonderling klankbord dienst doend
extra gebit voorziene Ton van Duinhoven
worden genoemd, die een zeldzaam malle
raisonneur ten tonele liet verschijnen.
De waardering dient zich ook uit te
strekken tot de andere medewerkenden:
Steye van Brandenberg, Wim van den
Brink, Pieter Lutz, Onno Molenkamp, John
Lanting, Adolf Rijkens, Wim Grelinger,
Rob van der Linden en niet te vergeten
Thera Verheugen als de welbespraakte,
speelse aanstichtster van alle zotternij. Of
„De Min in 't Lazarushuis" werkelijk op
nieuw zal inslaan bij het publiek? Men
zal er wellicht niet zo enthousiast over
worden als de acteurs tijdens de voorbe
reiding kennelijk waren. Men moet af
wachten. Het is een open vraag.
David Koning
Regisseur-hoofdrolspeler Ton Lutz met
Ann Hasekamp in „De Min in 't Laza
rushuis" van Focquenbroch.
Een felle brand heeft hedenmorgen een
boerderij te Berkum (gemeente Zwollcr-
kersspel) in de as gelegd. De 89-jarige heer
A. van het Hul is in de vlammen omge
komen. De gezinnen van J. Seinen en J.
Jans werden dakloos.
Deze gezinnen waren gehuisvest in het
achterste gedeelte van de boerderij. De
heer Van het Hul bewoonde een kamer
aan de voorzijde. Om halfacht vanmorgen
hoorde de heer Seinen hulpgeroep. Toen
hij ging kijken ontdekte hij dat de voor
kant van de boerderij in lichter laaie
stond. Het was hem niet meer mogelijk,
bij dc voorkamer te komen. Na de andere
bewoners gewaarschuwd te hebben, pro
beerde hij van buitenaf bij de oude man
te komen .maar ook deze poging moest
hij opgeven.
De plaatselijke brandweer, later ge
assisteerd door die van Zwolle, is ruim
een uur bezig geweest met het blussings-
werk. De boerderij was toen vrijwel tot
do grond toe afgebrand.
Men vermoedt, dat de heer Van het Hul
de kachel in zijn kamer heeft opgepookt
en dat daarbij gloeiende kolen op de vloer
zijn gevallen, waardoor de brand is ont
staan. De oude man, die zeer slecht ter
been was, heeft de kamer niet tijdig
kunnen verlaten.
Vannacht omstreeks twaalf uur is een
personenauto, waarin drie personen waren
gezeten, in de haven van Burghsluis te
Haamstede gereden. Twee der inzit
tenden, mevrouw Landegent-Hogenboom
uit Haamstede en haar broer, de heer P.
Hogenboom uit Noordwelle, zijn daarbij
verdronken.
Op de rijksweg 's-Hertogenbosch-Nij-
megen, onder de gemeente Rosmalen
is het tienjarig zoontje van de familie Val-
lenga bij het per rijwiel oversteken door
een auto aangereden. De jongen was op
slag dood.
Volgens het Parijse ochtendblad „Com
bat" zal 's werelds beroemdste cabaret
„Folies Bergère" zondag voor onbepaal
de tijd worden gesloten wegens een loon-
geschil. De directeur van de Folies, Paul
Derval, was niet beschikbaar voor com
mentaar op dit bericht. Even voor Kerst
mis had hij verklaard, dat een geschil over
de lonen met de toneelknechten was ge
regeld. „Combat" wist echter te melden,
dat Derval een loonsverhoging aan de
toneelknechten had aangeboden, welke
was verworpen. Volgens het blad nam
Derval toen het besluit de Folies van
zondag 5 januari af te sluiten en alle to
neelknechten te ontslaan. „De Folies Ber
gère zal zeker worden heropend, maar
wanneer?" vraagt „Combat" zich af. Dit
blad was overigens het enige blad in Pa
rijs, dat met het bericht kwam.
Dokter van Stalingrad door Heinz G.
Konsalik, uitgegeven door de Nederlandse
Keurboekerij N.V. te Amsterdam, is een
roman, die het leven in één der Russische
krijgsgevangenkampen beschrijft, waar
lang na afloop van de tweede oorlog nog
Duitse krijgsgevangenen verblijven. De
schrijver is erin geslaagd op een litterair
verantwoorde wijze een beeld te geven
van het leven in het kamp, van de ver
wachtingen van de gevangenen, van de
houding van de Russische cipiers en van
de triestheid van de lange Russische win
ters. Al de kleine en grote gebeurtenissen
in een kamp, waarvan de bewoners lang
zamerhand alle hoop om nog eens naar
het vaderland terug te keren hebben op
gegeven, worden weergegeven op een
boeiende en sobere wijze. Maurits Mok
heeft voor een uitstekende vertaling ge
zorgd. Maar. de schrijver wilde meer:
hij had de bedoeling het leven te schetsèn
van een dokter, die zichzelf wilde uitscha
kelen om zijn hoge medische roeping te
kunnen vervullen. Een beeld van opoffe
ringsgezindheid, dat nauwelijks verwacht
kan worden in de chaotische tijd van na
de oorlog. Konsalik heeft dit beeld dan
ook niet overtuigend weten te maken. De
meeste andere figuren in zijn boek komen
levensecht en geloofwaardig te voorschijn:
de Duitse artsen Schultheiss en Von Sell-
nov, maar vooral de Russische doktoren
Kresin en Kassalinsskaja, de commandant
Worotilov en de professor en Stalinprijs-
winnaar Taj Pavlovitsj. Slechts ten aan
zien van zijn hoofdfiguur is Konsalik niet
geslaagd en zo bleef dr. Fritz Böhler een
bloedeloze halve heilige in wiens bestaan,
als door de schrijver geschetst, men nau
welijks kan geloven. Deze omstandigheid
maakt, dat „Dokter van Stalingrad" ons
slechts het beeld van de gevangenkam
pen op voortreffelijke wijze wist te teke
nen, maar ten aanzien van de dokter
slechts een schim wist op te roepen. Het
geen nauwelijks de bedoeling van de
schrijver heeft kunnen zijn.
De pelsjagers en de grote weg door Vi-
talis Pantenburg (bij Ploegsma te Am
sterdam en De Vries-Brouwers te Antwer
pen verschenen). Twee pelsjagers, pio
niers van de beste soort, bereiken met
groot doorzettingsvermogen en nog grote
re moed dat de weg naar Alaska binnen
de ervoor vastgestelde tijd klaar komt.
Ondanks alle enorme technische moge
lijkheden zijn het twee mensen, wier
deskundigheid als ervaren woudlopers, de
doorslag geeft aan het grote karwei. Een
stoer kinderboek, goed vertaald door Rob
Limburg en trefzeker geïllustreerd door
Friso Henstra.
Jhr. P. H. Verspyck. Na reeds enige
tijd ziek te zijn geweest is in de leeftijd
van ruim 55 jaar in het gemeentezieken
huis aan de Zuidwal te Den Haag overle
den jhr. P. H. Verspyck, geneesheer-di
recteur van de gemeente-ziekenhuizen in
Den Haag.