yf De Min in het Lazarushuis VRIJDAG 3 JANUARI 1958 0/5 de Van dag tot dag j Operaseizoen in Italië met tumult begonnen cPraatótoel Folies Bergère" sluit de deur van zondag af 3 N Maria Callas verstoort een gala-première DE NEGEN MUZEN Nieuwjaarstoespraak van directeur van P.W.N. NEDERLANDS BLIJSPEL UIT DE GOUDEN EEUW Oude man omgekomen bij boerderijbrand Drie doden in het verkeer Volgens een Parijs' ochtendblad NIEUWE UITGAVEN De verlamming van het openbare leven, die omstreeks half december intreedt en aanhoudt tot na de feestdagen, eindigt meestal met de knallen van het vuurwerk op oudejaarsavond, want na 1 januari breekt de ingehouden activiteit zich baan en dan wordt het, journalistiek gesproken, een interessante tijd. De parlementariërs gaan weer vol briljante ideeën naar de vergaderzalen, de gemeenteraden bereiden moties voor en stellen vragen, de gemeen tebesturen komen met initiatieven, de or ganisaties en verenigingen zetten de moto ren weer in werking en het bedrijfsleven dat eerst nog even overtollige voorraden moet spuien begint met volle moed aan de nieuwe produktieschema's. Die activiteit, geïnspireerd door het be sef van voortgang en ontwikkeling, moet ook prof. dr. mr. F. de Vries, voorzitter van de Sociaal Economische Raad, hebben bewogen vlak na nieuwjaar te komen met een beschouwing, die niet alleen een scher pe analyse van de wisselwerking tussen staat en bedrijfsleven inhield, doch zich gedeeltelijk uitstrekte over een schier on toegankelijk, niet in exploratie genomen- terrein van de economisch-politieke ont wikkelingsmogelijkheden, waardoor de leden van de S.E.R. een uitermate zwaar brok maatschappelijke filosofie te verwer ken kregen. Hij stelde, dat de vraag naar een organi sche, corporatieve of functionele volksver tegenwoordiging telkens weer oprijst. Hij noemde de mogelijkheid, dat de S.E.R. een „Derde Kamer" van de volksvertegenwoor diging zou worden, of dat de Staten- Generaal als geheel volgens functionele procedure zouden worden samengesteld. Prof. De Vries had tegen beide mogelijk heden gegronde bezwaren, doch er zullen weinig mensen zijn die deze bezwaren niét hebben. Het stellen van deze moge lijkheden opende voor de voorzitter van de S.E.R. de gelegenheid, breedvoerig de na delen ervan uit te meten, waarbij hij uit ging van de overweging dat de kritiek op het partijwezen de koestering van derge lijke „corporatieve" denkbeelden in de hand werkt. Het komt ons voor, dat dit een wel zeer professorale wijze van betogen is. De kri tiek op het partijwezen valt moeilijk te ontkennen, doch of deze zich voedt met de wensen in de richting van een soort cor poratieve staat, waarin dus het bedrijfs leven en de beroepen overwegende be slissingskracht hebben over aangelegen heden van algemeen beleid, is tenminste twijfelachtig. Integendeel, deze kritiek komt in de eerste plaats voort uit de vrees dat het partijwezen zich de algemene be langen toe-eigent en ze inpast in partij programma's, die als uiteindelijke strek king toch altijd de belangen van het partij wezen moeten dienen, waarbij uit het oog wordt verloren dat er belangen van grond vestende algemeenheid zijn, die in een volksvertegenwoordiging de partijgrenzen zouden moeten kunnen bedekken. Een bedrijfs-economisch georiënteerde volksvertegenwoordiging zou, en dat zeide prof. De Vries dan ook, dezelfde vrees wekken en waarschijnlijk waarmaken. Dat de enig aanvaardbare oplossing gelegen is in een versterking van de deskundigheid van het parlement door adviescolleges uit de verschillende maatschappelijke groe pen, ligt voor de hand. Een individueel ge kozen parlement kan zichzelf tot een des kundig college maken, wanneer het aan dacht schenkt aan en profijt trekt van deskundigen op alle terrein. Wanneer men deze deskundigen tot parlementsleden zou maken, zou hun deskundigheid worden overwoekert en verstikt door hun poli tieke functie. En hetzelfde geldt voor de regeringsleden. De strekking van het professorale betoog deed dit uitmonden in een pleidooi voor publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en een ordelijke medezeggenschap door mid del van regeringsoverleg met het bedrijfs leven op het landsbeleid in de sectoren, waar dit beleid het bedrijfsleven raakt. In een parlementaire democratie mag en kan men niet méér wensen en er is alle reden om aan te nemen dat ons Nederlands bestel gestaag in die richting voortgang maakt. Het Italiaanse operaseizoen van het nieuwe jaar is donderdagavond in Rome begonnen met veel tumult. De gala-pre mière van Bellini's „Norma", bijgewoond door de Italiaanse president en een uitge lezen publiek, werd afgebroken, doordat de sopraan Maria Meneghini Callas na haar aria in de eerste akte, die hier en daar in de zaal kritische geluiden uitge lokt had, weigerde verder op te treden, naar zij zei omdat zij hees was. De president verliet hierop snel de zaal en onder het publiek brak een tumult los tussen de voor- en tegenstanders van Ma ria Callas,. De politie moest een „aanval" afslaan van persfotografen en honderden toeschouwers liepen te hoop voor een luid ruchtige protestdemonstratie voor het ho tel van de zangeres. De rest van de opera verviel en er werden, naar in operakrin gen gezegd wordt, reeds voorbereidingen getroffen om in de voorstellingen van za terdagavond de sopraanpartij te laten zin gen door de Napolitaanse zangeres Anita Cerquetti. Van de zijde der opera in Rome werd bevestid, dat de keel van Maria Cal las de laatste dagen niet in orde was ge weest, maar enkelen van hen gaven als hun oordeel, dat de kritische opmerkingen uit de zaal de werkelijke oorzaak geweest zijn. Duidelijk hoorbaar had iemand na de aria gezegd: „En zoiets kost ons nu een miljoen" (dit bedrag wordt genoemd als het honorarium van de beroemde sopraan). Onder het publiek bevonden zich zeer vele vporaanstaande figuren. Behalve de president waren er vier ministers en ande re hoge functionarissen en prominenten, zoals de filmsterren Gina Lollobrigida, An na Magnani en Silvana Pampanini. De kas sa-opbrengst van de avond bedroeg zeven miljoen lire. De president had de zaal verlaten, voordat de directie het publiek meedeelde, dat de voorstelling afgebro ken zou worden. Alle kranten van Rome hadden vandaag scherpe critiek op de weigering van de sopraan om na een niet geheel geslaagde aria verder te zingen „vanwege heesheid". „Het ergste schandaal in de geschiedenis van de Italiaanse opera" wordt het inci dent genoemd. Afscheid. Nadat op oudejaarsdag het personeel van de n.v. uitgeversmaatschap pij E. Kluwer en de n.v. drukkerij Salland zijn directeur, de heer E. Kluwer, die we gens gevorderde leeftijd zijn functie neer legt, had gehuldigd, is donderdag in de Deventer schouwburg een receptie gehou den, die zeer druk bezocht was. De heer Kluwer was drieënveertig jaar aan de be drijven verbonden en heeft de uitgeverij tot een dér belangrijkste bedrijven van het land gemaakt. Expositie. De vereniging Haagsche Kunstkring opent op zaterdagmiddag 4 januari in haar gebouw aan de Denneweg 64 een tentoonstelling van werken van le den der afdeling beeldende kunstenaars. De tentoonstelling duurt tot 24 januari. ADVERTENTIE J! mm 40% h,r,nq Beginnen „Ik weet niet meer wanneer ik Klaas voor het eerst zag". Herkent u die zin? Veel schrijvers beginnen op die manier hun boeken. Ze schrijven: „Ik kan me niet meer herinneren hoe ik op die mistige namiddag in oktober in Gorkum terecht kwam" of „Waarom Jaap Wim werd ge noemd heb ik nooit begrepen". Dergelijke bekentenissen van 's schrijvers onwetend heid hebben doorgaans tweeërlei bedoeling: 1. De schrijver heeft zijn boek kunnen beginnen met een zin, die hem weinig moeite heeft gekost, want om op te schrij ven dat je iets niet weet, daar hoeft weinig geestelijke arbeid voor verricht te worden. 2. De lezer is geboeid (denkt de schrij ver). Het lijkt mij dat schrijvers, die niet we ten wanneer ze Klaas voor het eerst zagen, dat maar voor zich moeten houden. Met enig nadenken zou die schrijver er best achter kunnen komen wanneer hij Klaas voor het eerst zag of wat hem naar Gor kum voerde. En anders verzin je maar wat. Klaas zag je bijvoorbeeld voor het eerst (door een verrekijker) in 1923 op de Cau- bcrg. En Gorkum bereikte je per autoped. Wij, lezers, kunnen de waarheid van zo'n mededeling toch niet controleren Er zijn zelfs boeken waarvan de eerste regel luidt: „Ik weet niet meer hoe het begon". Boeken die zo beginnen (of liever gezegd, niet beginnen) klap ik altijd on middellijk dicht. Op zo'n regel kun je on mogelijk een goed boek bouwen, zomin als ie een huis op een wolk kunt funderen. Bovendien is het een pretentieuze regel, iie er van uit gaat dat de lezer zal den- Jen: Het moet wel iets heel belangrijks zijn geweest als de schrijver X niet meer weet hoe het begon". Denk het niet, lezer. Schrijvers, die hun boeken op die manier beginnen, mikken misschien hoog, maar ze vallen bijzonder laag. Aan het einde van dergelijke boeken blijkt meestal, dat de schrijver nog steeds niet weet waarom Jaap Wim werd ge noemd. Een enkele keer is hij het in de loop van 200 pagina's aan de weet geko men, maar de meeste lezers hebben het dan al lang af laten weten. Behalve misschien Jaap, die zelf ook nooit heeft geweten waarom hij Wim werd genoemd. Remco Campert 11 99 99 Voor het personeel van het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noordholland heeft de directeur van dit bedrijf, ir. S. Kramer, donderdagmorgen in het hoofd gebouw aan de Essenlaan te Bloemendaal zijn traditionele nieuwjaarsrede gehouden, waarbij ook afgevaardigden van de dis trictskantoren aanwezig waren. De direc teur herdacht in zijn toespraak eerst de personeelsleden, die in 1957 heengingen. Hij releveerde de in dat jaar totstand gekomen nieuwe werken een stipte de uitbreidings plannen en nieuwe werken voor 1958 aan. Als zeer belangrijk noemde ir. Kramer de totstandkoming van de n.v. W.R.K. (Water- transportmaatschappij RijnKennemer- land). Ook noemde hij enkele cijfers van de behaalde resultaten in 1957, zoals het aan tal gemaakte aansluitingen, het aantal kilometers aangelegde hoofdleiding en het aantal kubieke meters opgepompt water. Hij sprak zijn waardering uit voor het vele belangrijke werk door het gezamenlijk përsoneel in 1957 verzet. Namens alle aan wezigen bracht de heer J. G. de Vries, één der personeelsleden van het P.W.N. de directeur dank voor zijn woorden en bood hem namens het gehele personeel de beste wensen voor 1958 aan. Het Rotterdams Toneel heeft voor een nieuwjaarsverrassing gezorgd, die mis schien niet zo opzienbarend is uitgevallen als men heeft verwacht, maar die toch stellig heel wat meer dan interessant mag heten. Men waagde zich namelijk aan de wederopvoering van een stuk, dat bij on ze verre voorouders bijzonder populair is geweest, doch in de negentiende eeuw van het repertoire verdween. Het betreft hier „De Min in 't Lazarushuis" van Willem Godschalk van Focquenbroch, een dich ter uit de zogenaamde gouden eeuw, wiens bekendheid eigenlijk meer op zijn mis- kendheid dan op zijn werk berust. Her haaldelijk zijn er pogingen tot eerherstel ondernomen, door Lode Baekelmans en W. F. Hermans vooral, maar zonder veel succes. Mogelijk zal de Rotterdamse op voering van zijn kluchtig' blijspel tot nieu we en nu doeltreffende belangstelling in spireren. De eerste vrucht van de her opende nasporingen is er al: in het typo grafisch wederom zeer fraai verzorgde gelegenheidsprogramma kon door Rob Nieuwenhuijs zijn tot dusver onterug- vindbaar, in het vergeetboek geraakte ge boortedatum worden meegedeeld: 26 april 1640. „Meester Fok" zoals hij zichzelf in zijn brieven en berijmde geschriften noemde keerde na zijn promotie in de medicijnen op een proefschrift over vene rische ziekten te Utrecht naar zijn geboor teplaats Amsterdam terug, waar hij meer tijd besteedde aan het najagen van kunst zinnige en amoureuze genoegens dan aan zijn praktijk: zijn poëtische produktiviteit viel nota bene samen met de hoofdstede lijke pestepidemie. Omdat hem de mid delen tot handhaving van een „geestig en galant" leven ontbraken en waarschijn lijk uit daarmee samenhangende wrok te gen de baatzuchtige samenleving liet hij zich benoemen tot fiskaal van de Westin- dische Compagnie over de Goudkust van Guinee, in welk „barbaarse en melancho lieke" land hij niet de verwachte buidel gouds maar een dodelijke ziekte opliep. Deze eerste Nederlandse, naar tempera ment aan Slauerhoff verwante „poète maudit" stierf in de tweede helft van 1670. In Afrika schreef hij ook zijn toneelstuk ken, waarvan „De Min" zijn reputatie postuum gedurende bijna anderhalve eeuw versterkte. Litteratuurhistorici, met Worp te begin nen, hebben aangetoond, dat deze klucht zo al geen vertaling dan toch een regel rechte navolging van „De dwazen van Va lencia" van Lope de Vega is. „Nae 's lants geleghenheid verdietst" heette dat. Hij veranderde het voorbeeld van drie in vijf bedrijven en voegde er 'n proloog aan toe, voor het overige met geringe veranderin gen van de namen vrijwel alle scènes in tact latend. Toch kan men, geloof ik, van een grotendeels oorspronkelijke schep ping spreken, want in de vertaling maakt de toon een geheel andere muziek dan in het Spaanse model. De keuze van juist dit uit de ontelbare werken van Lope de Vega wijst al op een persoonlijke in stemming, een herkenning van de moge lijkheid tot projectie van eigen ervarin gen. En dat gebeurde met een authentiek geluid zoals hij het zelf eens uitdruk te: „met de pijpz- k van mijn lang, dwars door een halfverroeste gorgel". Zo klinkt een gewone bewerking niet. Ook bij de typeringen hij maakte van de Iberische dames en heren figuren uit Hollandse ste den liet hij zich inspireren door de werkelijkheid, met inbegrip van zeden en gewoonten. Met Rob Nieuwenhuijs ben ik ervan overtuigd, dat hier een duidelijke vereenzelviging plaats had met de opvat ting van de liefde als een spel der ver blinding, dat van de mensen dwazen maakt. Zo is „De Min in 't Lazarushuis" de uit bundige, bittere spot van een ontgoocheld en verbitterd mens, een slachtoffer van de verterende onzinnigheid der hartstocht, een cynicus met geschonden illusies. In zekere zin werd de voortvarende minnaar uit rancune een vrouwenhater, gezien de wijze waarop hij het gekkenhuis tot plaats van handeling maakt van een door Cupido geregeld spel en jongedames als onge remde hysterica's laat zwichten voor iede re adonis, zelfs wanneer deze de zotskap draagt... Maar in één opzicht moet men bet betreuren dat deze menselijke zwak heid tot een zo eigenaardige interpretatie dwong van een elders gevonden stof, na melijk in zoverre als hierdoor de ontwik keling van de intrige werd overwoekerd. Men heeft thans voor de gebeurtenissen noch voor de personages ook maar de ge ringste belangstelling en wie de dichter horen wil kan dan ook beter naar het land des dichters gaan, dat wil in dit geval zeg gen; de verzen van „Thalia of de Geurige Zanggodin". Dit neemt niet weg, dat er veel plezier is-* te beleven dank zij de royale spelmo- gelijkheden van deze rappe, spitse klucht. Er zijn talrijke passages met romantische stemmingsovergangen van veroverende lyriek naar vernederend hekeldicht, die bijna modern klinken. Telkens opnieuw, als het ingespannen luisteren vermoeiend dreigt te worden, breekt de koorts van hu mor uit. Focquenbroch moet een even ge voelig als geestig man zijn geweest, in wiens werken de levensechtheid die van Breeroo zelfs overtreft (zonder diens schilderachtig realisme van het genre stuk te benaderen) door de afwezigheid van pedant maniërisme, dat bij inciden teel voorkomen onmiddellijk door harts grondige zelfironie onschadelijk is ge maakt. Dezé zwierige losheid bij scher pe, ook zichzelf niet ontziende intelligentie onderscheidt „meester Fok" van zijn saaie, maar ook van zijn boerige tijdge noten. Alleen al daarom dient men het Rotterdams Toneel dankbaar te zijn voor deze met gratie en goede smaak gepre senteerde herontdekking en in het bijzon der Ton Lutz voor zijn luimige en verhel derende regie, bij welke lofprijzing direct ook Nicolaas Wijnberg betrokken moet worden, die lichtelijk karikaturale kos tuums en in één woord schitterende de cors ontwierp, waarin op fantastische wij ze ruimtewerking en lokale kleur verenigd zijn. Ton Lutz vertolkte ook de mannelijke hoofdrol, die van de normale edelman Fer dinand, die wegens een vermeende moord zijn toevlucht zoekt in het gekkenhuis, waar hij ten prooi vit aan de bevlieging van een volgens de geldende normen evenmin krankzinnige Gelderse joffer, die hier als gevolg van een zonderling avontuur is verzeild geraakt. Met wonder baarlijk fijnzinnige nuances volvoerde hij zijn delicate opdracht als geveinsde gek te beminnen zonder zichzelf te verraden, EERSTE BALLET VAN FRANgOISE SAGAN IN PREMIèRE Vandaag, vrijdag, wordt in Monte Carlo de première gegeven van het eerste ballet van de romancière Frangoise Sagan. Het ballet heet „Le rendez-vous manqué" Het is een samenvoeging van klassiek ballet en moderne dans op een bekend thema van Frangoise Sagan: teleurgestelde liefde. Deze hoofdrollen worden vervuld door Toni Lander voor de klassieke dansen in de eerste en derde akte, en Noelle Adams in het „jazzachtige" tweede bèdrijf. waarbij voortdurend een prikkelende charme door zijn groteske maskerade straalde. Een fascinerende creatie van spirituele dwaasheid. Hij maakt het zo doende voor de anderen wel heel moeilijk hem partij te geven, hetgeen Ann Hase- kamp met innemend beheerste excentri citeit aardig gelukte. Henny Orri en Ina van Faassen zorgden voor de vrouwelijke concurrentie en de daarmee gepaard gaande hilariteit. Van de mannelijke ko medianten moet in de eerste plaats de van een als zonderling klankbord dienst doend extra gebit voorziene Ton van Duinhoven worden genoemd, die een zeldzaam malle raisonneur ten tonele liet verschijnen. De waardering dient zich ook uit te strekken tot de andere medewerkenden: Steye van Brandenberg, Wim van den Brink, Pieter Lutz, Onno Molenkamp, John Lanting, Adolf Rijkens, Wim Grelinger, Rob van der Linden en niet te vergeten Thera Verheugen als de welbespraakte, speelse aanstichtster van alle zotternij. Of „De Min in 't Lazarushuis" werkelijk op nieuw zal inslaan bij het publiek? Men zal er wellicht niet zo enthousiast over worden als de acteurs tijdens de voorbe reiding kennelijk waren. Men moet af wachten. Het is een open vraag. David Koning Regisseur-hoofdrolspeler Ton Lutz met Ann Hasekamp in „De Min in 't Laza rushuis" van Focquenbroch. Een felle brand heeft hedenmorgen een boerderij te Berkum (gemeente Zwollcr- kersspel) in de as gelegd. De 89-jarige heer A. van het Hul is in de vlammen omge komen. De gezinnen van J. Seinen en J. Jans werden dakloos. Deze gezinnen waren gehuisvest in het achterste gedeelte van de boerderij. De heer Van het Hul bewoonde een kamer aan de voorzijde. Om halfacht vanmorgen hoorde de heer Seinen hulpgeroep. Toen hij ging kijken ontdekte hij dat de voor kant van de boerderij in lichter laaie stond. Het was hem niet meer mogelijk, bij dc voorkamer te komen. Na de andere bewoners gewaarschuwd te hebben, pro beerde hij van buitenaf bij de oude man te komen .maar ook deze poging moest hij opgeven. De plaatselijke brandweer, later ge assisteerd door die van Zwolle, is ruim een uur bezig geweest met het blussings- werk. De boerderij was toen vrijwel tot do grond toe afgebrand. Men vermoedt, dat de heer Van het Hul de kachel in zijn kamer heeft opgepookt en dat daarbij gloeiende kolen op de vloer zijn gevallen, waardoor de brand is ont staan. De oude man, die zeer slecht ter been was, heeft de kamer niet tijdig kunnen verlaten. Vannacht omstreeks twaalf uur is een personenauto, waarin drie personen waren gezeten, in de haven van Burghsluis te Haamstede gereden. Twee der inzit tenden, mevrouw Landegent-Hogenboom uit Haamstede en haar broer, de heer P. Hogenboom uit Noordwelle, zijn daarbij verdronken. Op de rijksweg 's-Hertogenbosch-Nij- megen, onder de gemeente Rosmalen is het tienjarig zoontje van de familie Val- lenga bij het per rijwiel oversteken door een auto aangereden. De jongen was op slag dood. Volgens het Parijse ochtendblad „Com bat" zal 's werelds beroemdste cabaret „Folies Bergère" zondag voor onbepaal de tijd worden gesloten wegens een loon- geschil. De directeur van de Folies, Paul Derval, was niet beschikbaar voor com mentaar op dit bericht. Even voor Kerst mis had hij verklaard, dat een geschil over de lonen met de toneelknechten was ge regeld. „Combat" wist echter te melden, dat Derval een loonsverhoging aan de toneelknechten had aangeboden, welke was verworpen. Volgens het blad nam Derval toen het besluit de Folies van zondag 5 januari af te sluiten en alle to neelknechten te ontslaan. „De Folies Ber gère zal zeker worden heropend, maar wanneer?" vraagt „Combat" zich af. Dit blad was overigens het enige blad in Pa rijs, dat met het bericht kwam. Dokter van Stalingrad door Heinz G. Konsalik, uitgegeven door de Nederlandse Keurboekerij N.V. te Amsterdam, is een roman, die het leven in één der Russische krijgsgevangenkampen beschrijft, waar lang na afloop van de tweede oorlog nog Duitse krijgsgevangenen verblijven. De schrijver is erin geslaagd op een litterair verantwoorde wijze een beeld te geven van het leven in het kamp, van de ver wachtingen van de gevangenen, van de houding van de Russische cipiers en van de triestheid van de lange Russische win ters. Al de kleine en grote gebeurtenissen in een kamp, waarvan de bewoners lang zamerhand alle hoop om nog eens naar het vaderland terug te keren hebben op gegeven, worden weergegeven op een boeiende en sobere wijze. Maurits Mok heeft voor een uitstekende vertaling ge zorgd. Maar. de schrijver wilde meer: hij had de bedoeling het leven te schetsèn van een dokter, die zichzelf wilde uitscha kelen om zijn hoge medische roeping te kunnen vervullen. Een beeld van opoffe ringsgezindheid, dat nauwelijks verwacht kan worden in de chaotische tijd van na de oorlog. Konsalik heeft dit beeld dan ook niet overtuigend weten te maken. De meeste andere figuren in zijn boek komen levensecht en geloofwaardig te voorschijn: de Duitse artsen Schultheiss en Von Sell- nov, maar vooral de Russische doktoren Kresin en Kassalinsskaja, de commandant Worotilov en de professor en Stalinprijs- winnaar Taj Pavlovitsj. Slechts ten aan zien van zijn hoofdfiguur is Konsalik niet geslaagd en zo bleef dr. Fritz Böhler een bloedeloze halve heilige in wiens bestaan, als door de schrijver geschetst, men nau welijks kan geloven. Deze omstandigheid maakt, dat „Dokter van Stalingrad" ons slechts het beeld van de gevangenkam pen op voortreffelijke wijze wist te teke nen, maar ten aanzien van de dokter slechts een schim wist op te roepen. Het geen nauwelijks de bedoeling van de schrijver heeft kunnen zijn. De pelsjagers en de grote weg door Vi- talis Pantenburg (bij Ploegsma te Am sterdam en De Vries-Brouwers te Antwer pen verschenen). Twee pelsjagers, pio niers van de beste soort, bereiken met groot doorzettingsvermogen en nog grote re moed dat de weg naar Alaska binnen de ervoor vastgestelde tijd klaar komt. Ondanks alle enorme technische moge lijkheden zijn het twee mensen, wier deskundigheid als ervaren woudlopers, de doorslag geeft aan het grote karwei. Een stoer kinderboek, goed vertaald door Rob Limburg en trefzeker geïllustreerd door Friso Henstra. Jhr. P. H. Verspyck. Na reeds enige tijd ziek te zijn geweest is in de leeftijd van ruim 55 jaar in het gemeentezieken huis aan de Zuidwal te Den Haag overle den jhr. P. H. Verspyck, geneesheer-di recteur van de gemeente-ziekenhuizen in Den Haag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 5