Bundeswehr vormt geen ijzervreters,
maar „burgers onder de wapenen"
-IENSEN
De dood
Opruimings-aanbieding
Van dag tot dag
Duidelijk beeld
Nieuwe weermacht poogt zich ook
te wapenen tegen gewetens
conflicten, ondanks kordaat kader
Europees
denken
Heeresoffizierschule
in Hannover
CQraatótoel
3
De werkloosheid in de
bouwvakken
Den Haag beraadt zich over
nieuwe maatregelen
De Russen
RONDBLIK IN WEST-
DUITSLAND .V
Principe-kwestie
0p de
Raketprogramma versneld
Eisenhower krijgt meer
dan hij het Huis vroeg
Veertig miljoen dollar
voor brandstof-onderzoek
Nieuwe premiers in twee
Russische republieken
DONDERDAG 23 JANUARI 1958
De brief van de gouverneur der Indone
sische staatsbank, Sjafruddin Prawirane-
gara, die in een Palembangs blad is gepu
bliceerd, bevat zinsneden die overal in de
wereld indruk zullen maken door hun be
zonnenheid en ernst, doch zeker door hun
duidelijke kenschetsing van de situatie,
waarin het land zich tengevolge van de
jongste ontwikkelingen bevindt. Hij dringt
aan op de vorming van een krachtige na
tionale regering langs constitutionele weg
omdat democratische en beschaafde lan
den alleen bereid zullen zijn hulp te ver
lenen aan beschaafde landen". Met andere
woorden: de gang van zaken te Djakarta
stempelt Indonesië tot een onbeschaafd
land, althans tot een land dat geleid wordt
volgens onbeschaafde methoden. Dat zal
wellicht op sommige plaatsen in het bui-
lenland hard klinken, omdat men daar niet
zo nauw geconfronteerd is geworden met
de gevolgen van dat onbeschaafde beleid
als wij hier in Nederland. Wie de aan
komst der emigrantenschepen van nabij
heeft aanschouwd en een blik heeft ge
worpen in de scheepsladingen menselijk
leed, die door Djakarta geëxporteerd zijn,
zal de woorden van Sjafruddin nog gere
der onderschrijven.
De financiële kopstukken van het nieu
we Indonesië, die na de uitschakeling van
Sjafruddin zullen achterblijven, zijn figu
ren die niet in zijn schaduw kunnen staan.
Deze talentvolle deskundige heeft de con
clusie getrokken, dat zijn leven gevaar liep
in Djakarta en hij steekt dat niet onder
stoelen of banken, waarmee hij de regering
en de politieke intriganten een brevet van
kwaadwillige, destructieve bedoelingen
geeft. Hij zegt het nóg duidelijker: „wilde
dieren in mensegedaante" „geen vrije
meningsuiting" „anarchie". Wanneer
grote figuren als deze Sjafruddin, die in
het nieuwe Indonesië onder ander om
standigheden een schitterend opbouwwerk
zouden hebben kunnen doen, moeten er
kennen dat er in Djakarta voor „democra
tische elementen niets te verrichten valt",
kan ook het beschaafde buitenland weinig
hoop koesteren op een verbetering, zolang
het heft in handen blijft van de lieden die
Sjafruddin zo vernietigend definieert. Men
zal immers het ingetreden afbraakproces
moeten afwachten, dat blijkbaar in Dja
karta ijverige slopers heeft verenigd in
een wild gevecht om eigen belangen, ter
wijl in de buitengewesten misschien nieu
we kernen van opbouw ontkiemen.
Voor het ogenblik is van de gehele In
donesische situatie moeilijk een minder
troosteloos beeld te schilderen dat heeft
Sjafruddin, wiens onverdachte vader
landsliefde bleek toe hij gedurende de re
volutie premier van de Indonesische nood-
regering was, onmiskenbaar duidelijk on
der woorden gebracht.
(Van onze reisredacteur)
HANNOVER. In de vochtige winteravond rook de
straat naar natte uniformen. Er viel lantaarnlicht op glim
mende helmen en geweerlopen, er klonk zware, koperen
muziek en marcherende laarzen gaven korte, eentonige
roffels op het plaveisel. Toen viel het commando: „Ein
Liedzweidreivier" en tegen de sombere
kazernemuren schalden de stemmen van jonge, Duitse sol
daten. Een compaguie erewacht van de Bundeswehr mar
cheerde uit en iedereen keek er gefascineerd naar. Een
secretaresse van het ministerie van Defensie giechelde zenuw
achtig: „Net als vroeger". Was dat zo? Tot mijn opluchting
zag ik - dat die nieuwe Duitse soldaten net zo slordig
marcheerden als de Nederlandse. Er waren een paar vrien
delijke kromme schouders bij, er was een piot die telkens
moest verstappen om in de maat te blijven, een paar anderen
zongen toegewijd vals, en bijna allen keken met half-
komische ernst voor zich uit. Zo van: „We zien er toch niet
al te gek uit, wanneer we zo flink moeten doen?" De West-
duitse bondsregering, die heeft gewild dat de Duitse sol
daten „staatsburgers onder de wapens" zouden zijn, leek in
haar wens aardig geslaagd. En de achterdochtige buiten
lander haalde er de paradoxale troost uit dat zo de West-
duitse herbewapening al nodig was, de Bundeswehr bepaald
nog niet de indruk wekt van een verzameling efficiënte
ijzervreters.
(Vervolg van pag. 1)
verenigbaar is met. zijn nieuwe functie van
lid der Europese Commissie voor de Econo
mische Gemeenschap. De technische be
zwaren, die de heer Rey thans (tijdelijk)
verhinderen, zijn ministersambt neer te
leggen, hadden hem als hij waarlijk
Europees had gedacht ook moeten ver
hinderen, in diezelfde periode zijn nieuwe
functie te aanvaarden. En zelfs de voor
zitter van die uiterst belangrijke Europese
Commissie, de Duitse prof. Hallstein,
schijnt zich nog niet geheel van de ambte
lijke banden met zijn vaderland te hebben
losgemaakt.
Gelukkig maar dat wij ons kunnen troos
ten met de gedachte, dat dit alles waar
schijnlijk slechts de kinderziekten van de
Europese eenwording zullen blijken te zijn.
Simon Koster
Het huidige werkloosheidsniveau in de
bouwvakken geeft, ook vergeleken bij an
dere jaren dan het topjaar 1956, aanleiding
tot bezorgdheid, zo zeggen de ministers
Suurhoff en Witte in antwoord op schrifte
lijke vragen van het KVP-Tweede Kamer
lid A'ndriessen. Beide ministers zijn van
oordeel dat de snelle stijging van de werk
loosheid in bepaalde streken van ons land
nog bedenkelijker is dan het aantal werk
loze bouwvakarbeiders en dat vooral deze
snelle toename aanleiding is om bepaalde
maatregelen te overwegen die vooralsnog
meer een gericht, dan een algemeen ka
rakter zullen moeten hebben. De aard en
omvang van die maatregelen zullen mede
afhankelijk zijn van de financiële situatie.
De bewindslieden plegen regelmatig over
leg om zo nodig in de gebieden met ex
cessieve werkloosheid alsnog rijksgoed
keuring te verlenen voor het uitvoeren
van aangehouden werken. In feite, zo zeg
gen zij, heeft dit geleid tot een aanzien
lijke verruiming van het goedkeuringsbe-
leid in deze gebieden, waarbij kleinere
werken, die spoedig begonnen kunnen wor
den, de voorkeur hebben. Over de vraag
of er nog andere maatregelen genomen
kunnen of moeten worden, is men nog in
beraad, aldus de bewindslieden. Het totale
aantal werklozen in de bouwvakken be
droeg eind 1957 25617 tegen 7552 per ulti
mo 1956, 11.658 in 1955, 17.700 in 1954 en
33.682 in 1951.
Op de „Heeres Offizierschule", de offi-
ciersopleidingsschonl, in Hannover, ging
het daarentegen wel wat strammer toe.
En de officieren, die brandden van ver
langen mij te laten zien hoe voortreffe
lijk hun school uitgerust was en welk een
bekwame militaire vaklieden zij zou voort
brengen, waren, geloof ik, dan ook wel
verbaasd, dat ik af en tot in het verleden
wilde gluren. Nu is het misschien onlo
gisch te verwachten, dat een Duitse cadet
zijn commandant zou begroeten met „Ha,
die overste", maar ik schro'k toch wel
erg, toen wij een klaslokaal binnentraden
en de „Fahnenjunker" allemaal tegelijk
in de houding sprongen en als één man
het verplichte „Goedendag, mijnheer de
kolonel" gelijk een salvo de frisse mor
genlucht inschoten. Misschien kwam de
schrik ook wel een beetje door de unifor
men, want het plan om de Bundeswehr in
Amerikaanse kostuums te steken, heeft
men laten varen, d petten streven weer
erg omhoog en de korte tunieken spannen
opnieuw om solide zitvlakken. Wat de
tunieklengte bet-eft, men verzekerde mij
elders ernstig, dat deze op persoonlijke
aanwijzing van bondskanselier Adenauer
tot stand was gekomen. Hij vond de Ame
rikaanse te kort om de nieren van zijn
Bundeswehr-soldatcn warm te houden.
Het onderricht op de officiersschool was
ook aan de kordate kant. De instructeur
in de tactiek, een majoor die geheel en
al van vuurvast materiaal vervaardigd
scheen, knalde zijn vragen als pistool
schoten het leslokaal in en wee het ge
beente van de „Fahnenjunker", die zijn
antwoorden niet even hard terugschoot.
„Zo kunt u straks uw soldaten niet toe
spreken", riep de majoor met bliksemen
de ogen en de cadet moest het nog eens
zeggen, maar nu heel hard en heel flink.
De lelijkste beurt maakte een leerling,
die te kennen gaf dat de troep zo gele
gerd moest worden, dat zij binnen tien mi
nuten gereed voor het gevecht moest zijn.
„De troep", zei de majoor met een stem
die de mussen buiten verschrikt uit de tak
ken deed tuimelen „is altijd „einsatz-
beieit". Als ik u straks in uw slaap toe
roep: „Los Joachim. Hoch. De Russen
zijn er", dan roept u: „Waar?" en pakt
uw pistool".
De Russen zijn het het onderricht
wond er geen doekjes om waar het om
gaat. De instructeurs, allen vroegere
Wehrmacht-officieren die nu hun littekens
en binnenkort ook weer hun „Lametta",
hun onderscheidingen (zij het minus ha
kenkruis) als herinnering aan Hitiers veld
tochten zullen dragen, illustreerden hun
onderricht met praktische voorbeelden uit
die campagnes. De tacticus: „Toen wij
dat bos uitkamden, joegen wij er zestien
duizend Polen uit". De logisticus: „Duits
land heeft bittere ervaringen met mate
riaalgebrek in twee wereldoorlogen. Daar
tegen was alle „offermoed" tevergeefs".
Toen mij verzocht werd ook enige vragen
aan de cadetten te stellen, knoopte ik dus
maar bij die herinnering aan: „Wat doet
u, wanneer er in een dorp in een vijan
delijk land door civiele partisanen op uw
manschappen wordt geschoten?" Een pa
rachutisten-cadet zei: „Proberen die par
tisanen te arresteren". Ik zei: „Akkoord.
Maar als dat niet lukt?" De cadet dacht
lang na, maar wist het antwoord niet. Ik
suggereerde: „Represailles tegen de bur
gerbevolking?" De jongen was oprecht
verontwaardigd. „Hoe ik daar nu bij
kwam"? „De bevolking is niet verant
woordelijk". „Collectieve straffen zijn
immoreel". Hetgeen ik erg aardig van
hem vond.
Mijn vriendelijke „Herr Oberst" kwam
hier later nog eens op terug. Natuurlijk
waren er door de voormalige Wehrmacht
onfrisse, hoogst onfrisse dingen gedaan.
Maar dat waren losse voorvallen, die
men opeengesta >eld had om daarmee het
blazoen van de Wehrmacht te besmeuren,
die toch in het algemeen uit eerlijke en
fatsoenlijke soldaten had bestaan. Ik kon
mij niet onttrekken aan de indruk dat op
deze Hannoveraanse officiersschool de ca
detten in deze geest over de recente ge
schiedenis van het Duitse soldatendom
werden voorgelicht. En met alle waarde
ring voor de verschillen tussen Wehr
macht en Bundeswehr: aanmoediging tot
Eindelijk op weg, de nieuwe soldaten
van de defensieve Bundeswehr. i
nadenken, versobering van dienst-poeha
en groetplicht, kweken van belangstelling
voor maatschappelijke problemen, na
druk op het staatsburgerschap, vond ik
dat een spijtig verschijnsel. Vooral omdat
ik uit gesprekken met enkele „Fahnen
junker" de indruk kreeg, dat zelfs deze
jonge militairen deel hadden aan de op
wekkende eigenschappen van de Duitse
jeugd van vandaag: onbevangenheid, ge
matigdheid en gezonde achterdocht inste-
de van de opgeblazen geestdrift van wel
eer. Zij leken mij zeer wel in staat tot
redelijk begrip voor de dilemma's waar-
voor hun instructeurs zich als Wehr
macht-officieren tijdens de nazi-periode
gesteld hebben gezien.
Met het knellendste daarvan: de vraag
waar de gehoorzaamheid van de militair
jegens de staat ophoudt, in concreto of
de „twintigste juli", de aanslag op Hitier
door samenzwerende officieren al dan
niet gerechtvaardigd was, houdt ook de
Bundeswehr zich bezig. Haar huidige
standpunt lijkt officieus vastgelegd in een
geschrift van majoor Trentsch getiteld:
„De soldaat en de 20ste juli", een grondig
maar nogal willig werkstuk, waarin de
auteur zijn svmpathie voor de samen
zweerders laat doorschemeren en betoogt
dat de 20ste juli slechts een uitloper was
van het algemeen onbehagen dat van 1933
af in de Duitse generale staf had geheerst.
Aan het einde van zijn langdradige wan
deling door de doolhof van deze netelige
principe-kwestie laat hij doorschemeren
dat hieromtrent geen voorschriften kun
nen worden uitgevaardigd, maar dat ieder
in laatste instantie naar eigen geweten
moet beslissen. Hetgeen natuurlijk waar
is, al zou men wensen dat de Duitse ge
nerale staf het onbehagen dat er inder
daad heerste, wat eerder en efficiënter tot
gelding had gebracht, zich instede van
halfzachte bespiegelingen, Voltaire's aan
wijzing voor de geest had gehaald, dat
hij een goed soldaat is, die weet welke
orders hij niet moet opvolgen.
Als men ervan uitgaat dat een militair
aan een democratisch regime vrijwel on
voorwaardelijke gehoorzaamheid schuldig
is en aan een dictatuur in het geheel
niet (hetgeen zo'n slechte vereenvoudiging
nog niet is) dan hoeft men aan de boven
gestelde gewetensvraag in de bondsrepu
bliek geen actuele betekenis toe te ken
nen. Maar de Europese ontwikkeling heeft
de onaangename gewoonte gehad juist
Duitsland voor zulke conflicten te stellen.
Er is in de huidige situatie, vooral nu
de verdeling van Duitsland zelfs het la
tente gevaar van een broederkrijg in zich
bergt, weinig reden aan te nemen, dat zij
daar plotseling mee zal ophouden. Reden
volop daarentegen te hopen dat het wat
moeizaam op gang gebrachte onderzoek
naar deze en andere gewetensvragen
voortgezet zal worden, zodat de Bundes
wehr niet alleen materieel tegen kwade
eventualiteiten gewapend zal zijn.
Eindelijk terug, de oude soldaten van
de agressieve Wehrmacht, „Spatheim-
kehrer" uit Russische krijgs
gevangenschap.
Een groot collega in het vak,
die in een grote krant grote
faam verworven heeft met
kleine stukjes op humoristi
sche grondslag, heeft onlangs
een bloemlezing gegeven van
stijlbloempjes uit brieven, die
hem uit zijn lachende lezers
kring plegen te bereiken. Het
was een kostelijke verzame
ling, die méér verwekte dan
een glimlach alleen. Zij deed
namelijk opnieuw de treffende
gedachte rijzen, dat de humor
in het leven een rol van ver
stoppertje spelend spook ver
vult, opduikend in onverwach
te. vormen en wegvluchtend uit
de vingers van hen, die menen
er de handen vol van te heb
ben. Nóg treffender gedachten
verwekte zij, namelijk onder
meer deze, dat de humor vaak
in de vermomming van een
grapje reist en da' het grapje
bij aankomst vaak een lege
schil blijkt te zijn.
De bloemlezing bevatte een
dergelijk leeg schilletje. „Wij
moeten nu sparen voor Ali
haar grafsteen. Wij hebben
hem besteld voor juli. Dat is
haar verjaardag."
Dit is een grapje. Het grap
pige steekt namelijk in het
kostelijke misverstand, dat
iemand die dood is nog verja
rende geacht wordt. Tenmin
ste, dat lijkt de reden te zijn
waarom deze zin gelicht is uit
een brief, waarvan de verdere
inhoud niets ter zake (van het
grapje) doet.
Wat mij gebracht heeft tot
het citeren van dit citaat is de
overweging, dat onze moderne
zin voor humor nu en dan af
schrikwekkende neigingen
vertoont om te waden door
de diepe dalen der gevoelloos
heid en hartverstening; een af
dwaling van de weg door het
hooggebergte der briljante
geestigheid, waar het vluchti
ge, ontroerende schaduwspel
der tegenstellingen op het
scherm van een ontvankelijk
geestelijk netvlies zich ontrolt.
Dat is zeer poëtisch gezegd,
met uw welnemen, doch de
humor van het hooggebergte
is poëzie, grijpt het gemoed
aan, prikt in het hart en ver
heft de waarnemer boven het
aardse dal. Humor is een licht,
een glans.
„Wij moeten nu sparen voor
Ali haar grafsteen."
Het moet een ontroerepde
brief geweest zijn. Een achter
gebleven kringetje van lief
hebbende, rouwende getrou
wen, in wier midden Ali
levend is gebleven en op haar
tijd verjaardag viert. Een
groepje mensen, verbonden in
een plicht van gedenken, cent
voor cent bijeenleggende voor
het geringe monument, waar
van niet de steen doch de lief
derijke gedachte het verjaars
geschenk van Ali zal worden.
Hun onbeholpen manier van
formuleren verzinkt in het
niet bij de grootheid van hun
menselijke ernst. Het grapje
smeert helaas een kwalijkevlek
op hun ongerept blazoen van
liefde, wier kracht over het
graf heen de arme, gestorven
Ali omsloten houdt in de
levende gemeenschap.
Waarom zou Ali op deze
wijze niet een verjaardag kun
nen vieren? Waarom zou zij
niet blijven deel hebben aan
dit gemeenschappelijke leven
van alledag en daardoor echt,
waarachtig blijven leven?
Natuurlijk bedoel ik niet iets
wreveligs te zeggen aan het
adres van de grote collega van
het grote blad. Ik benijd hem
slechts, dat hij die brief gekre
gen heeft. En ik kan begrijpen
hoe moeilijk het is, dag aan
dag de humor te moeten
spuien met scheepsladingen
vol, zonder daarbij niet onop
zettelijk wat lege schillen te
lossen.
De keiharde, cynische hu
mor van deze tijd in woord
en beeld is 'n jammerlijker
teken van verval dan welk
ander tijdsteken ook. De mil
de geest in de humor is afge
brokkeld, de verkalking heeft
hier en daar zijn plaats inge
nomen. Kalkdroog en leven
loos, zoals gebluste kalk kan
zijn.
Meent niet, dat de humor en
de dood twee elkander niet
verdragende grootheden zijn.
Integendeel, zij zijn verbonden
in een rijk scepticisme ten
aanzien van al wat tot de
materie behoort. Er bestaat
kostelijke humor over de dood.
Doch hier komt weer die ge
heimzinnige, ongrijpbare ge
staltevorming van de humor
zich aandienen in het spel
der tegenstellingen verbergen
dood en humor zich flirtend
voor elkander en vangen zij
soms elkaar in een vluchtige
vrijage. Dat subtiele moment
te zien en te verstaan is de
genade van hem, die de ware,
onverkalkte geestigheid bezit
van een scherpgepunt gemoed,
dat tegelijk de spot en de hu
maniteit, de verhevenheid des
harten en de puur-menselijke
weemoed van het leed bezit en
koesteren kan.
Waarom geen humor over
de dood? Er zijn honderdtallen
voorbeelden van, die waarlijk
niet alle uit het verleden
stammen doch ook in onze
dagen nog ontspruiten aan
geestig vernuft en helder be
grip. Nog zeer onlangs is het
kleine, schitterende verhaal
ontstaan van de moegesloofde
missionaris, die terug uit de
koppensnellersgebieden op
Nieuw-Guinea zijn grote vol
doening uitsprak over de vor
deringen zijner missie aldaar,
en als illustratie daarvan ver
genoegd te kennen gaf dat de
koppensnellers er eindelijk toe
gebracht waren op vrijdag
enkel nog vissers te eten.
Is daar de dood mee gemoeid
of niet?
En wie zal willen beweren
dat de dood niet het eigenlijke
hoofdbestanddeel vormt in de
geschiedenis van de spion, die
tijdens de oorlog de opdracht
kreeg boven vijandelijk ge
bied omlaag te springen en
zich vervolgens per rijwiel,
dat op het aangegeven punt
verborgen was, naar zijn sabo-
t.agedoe! te begeven? Hij
sprong, doch zijn parachute
was onbruikbaar. En terwijl
hij als een steen naar beneden
dook, dacht hij misnoegd: „Nu
zul je zien dat die fiets er ook
niet staat".
Welnu. Het zal genoegzaam
duidelijk wezen dat het noch
onze grote collega, noch wie
ook moreel verboden zou zijn,
zich en anderen te amuseren
met de dood. Doch de humor
van onze tijd verliest zo nu en
dan de gevoeligheid voor de
betrekkingen tussen dood en
leven, en begeeft zich op de
troosteloze paden van de deca
dente, platte burgerlijkheid.
Ons zal nog eens verzocht
worden te lachen om een moe
der, die na de dood van haar
kind radeloos het huis door
zoekt, in een onbegrijpelijke
en hopeloze illusie van „het
kan niet waar zijn".
Als dat gebeurt, hangt het
van óns af of wij zullen lachen
of niet met andere woorden,
of wij, ondanks alles, mensen
met een ziel en een hart zullen
zijn gebleven.
Het humoristische van dit
alles tenslotte is het on
weersprekelijke feit, dat de
decadente verkalkingshumor,
die zo geredelijk spot met de
dood, bezig is aan de voltrek
king van iets dat hij zelf
schuwt:
De dood van de humor.
J.L.
Dingen
Ik geloof dat het erg gevaarlijk is om
veel dingen te bezitten. Indien zulk bezit
niet te vermijden is, moet men de dingen
altijd goed in de gaten houden opdat ze niet
de macht over het huis en uw gezin aan
zich gaan trekken. Met dingen bedoel ik
voorwerpen, voorwerpjes.tja, dingen;
ik weet er ook geen andere naam voor.
Er zijn mensen die er nooit toe kunnen
komen iets weg te gooien. Hun huizen heb
ben veel weg van overvolle pakhuizen. Ze
bewaren alles: de scherven van gebroken
kopjes, kromme spijkers, oude brieven, le
ge margarinedozen, versleten kleren, roes
tige kachelpijpen, kapotte stoelen, lege
bloempotjes, stapels oude jaargangen van
damesweekbladen en ga zo maar door.
Zulke mensen worden door de dingen gere
geerd. Hun kamers zijn met dingen dicht
gegroeid. Zij leven voor hun dingen: voor
de pan met het gat erin en de boeken die
ze nooit hebben gelezen en ook nooit zullen
lezen, maar die ze bewaren omdat.... ja,
waaromOmdat je nooit kunt weten, zeg
gen ze.
Wie de dingen een vinger geeft, is niet
alleen zijn hand en zijn arm, maar zijn
hele lichaam kwijt. Hij is een gevangene
in zijn eigen huis. Verbogen en onbruik
baar geworden paperclips houden hem
geketend, oude nutteloze lapjes vor
men een prop in zijn mond. De dingen zijn
wrede, sadistische heersers. Als ze pullen
zijn werpen ze zich van hoge kasten op
het hoofd van hun slachtoffer. Zijn het
lege blikjes dan snijden ze hem de vingers
open. Zijn het oude tot op het ijzerdraad
verteerde stofzuigerslangen dan zien zij
kans om hem een beentje te lichten. Het
slachtoffer zegt niets, staat glimlachend
op, klopt zijn kleren af en neemt het ding
teder ter hand. „Leg mij onmiddellijk weer
op mijn plaats" snauw het ding. „Wee je
gebeente als je mij in het vuilnisvat durft
te werpen!" Bij deze gedachte alleen al
schieten de onderworpene de tranen in de
ogen. Nederig en slaafs brengt hij het ding
naar zijn plek terug.
Soms zijn de dingen zo bezeten van
machtswellust, dat zij hun slachtoffer be
letten het huis te verlaten. Kapstokken
werpen zich voor zijn voeten, sloten sluiten
zich hermetisch. Als een spin een vlieg
kapselen zij hun prooi in. Jammerlijk komt
deze om, temidden van zijn dingen.
Remco Campert
WASHINGTON (Reuter) De commis
sie voor de toewijzingen van het Ameri
kaanse Huis van Afgevaardigden heeft
dinsdag besloten een bedrag van 1,410
miljoen dollar beschikbaar te stellen voor
het spoedprogram ter ontwikkeling van
raketwapens en de vergroting van de
kracht van de luchtmacht. Het toegewezen
bedrag is veertig miljoen méér dan presi
dent Eisenhower twee weken geleden in
zijn jaarlijkse boodschap aan het Congres
had gevraagd. De veertig miljoen dollar
zal hoofdzakelijk worden gebruikt voor het
construeren van een raket van het type
„Redstone", die met behulp van vaste
brandstof wordt voortgestuwd. De be
staande „Redstones", die een reikwijdte
van 325 km hebben, gebruiken vloeibare
brandstof.
Men verwacht dat in het Huis krachtige
pogingen zullen worden gedaan om nog
meer geld beschikbaar te stellen.
(UP) De voorzitter van de commissie
voor toewijzingen uit het Huis, Clarence
Cannon, heeft de subcommissie voor mili
taire toewijzingen opgedragen de aanvra
gen van leger, vloot en luchtmacht niet
langer afzonderlijk, doch als een geheel
te behandelen.
ADVERTENTIE
Monty-Coats 10 tot 20 'la korting
Overhemden 20 'la korting
longens-Ruithemden 20korting
Windjacks „Hazewind"
50 'la korting
Wollen Pullovers en Vesten
20 'la korting
Meiten Meisjespantalons
50 'la korting
Onderkleding 10 tot 15 korting
Sterke Keper flanel
nu 1,39 per meter
PAARLAARSTEEG 1
HAARLEM
MOSKOU (AFP) Mirza Achmedov is
benoemd tot minister-president van de
Sovjet-republiek Oezbekistan als opvolger
van Kamalov, die eerste secretaris van het
centrale comité van de communistische
partij van Oezbekistan is geworden, al
dus meldt het Russische partijorgaan „De
Pravda".
(Reuter) Ook de Sovjet-republiek
Toerkmenië heeft een nieuwe premier ge
kregen: Dzhoema Doerda Karaev, die B.
Ofjesev opvolgt.,Dit werd gemeld in een
blad, dat te Asjchabad, de hoofdstad van
de republiek, verschijnt. Er werd geen re
den voor de vervanging van Ofjesef op
gegeven.
Behalve in Toerkmenië en Oezbekistan
zijn er de laatste tijd ook in Kazachstan
verscheidene leiders vervangen, zowel in
de regering als in de partij. Deze actie
begon een maand geleden door benoemin
gen in het secretariaat van het partijpre
sidium te Moskou.
i