KD JAAR LANG
VOOR GIELUK VAN DE GOUDKUST P
LETTERLIJK ..IN IDE BRANDING"
De strijd tegen de verveling
HONGARIJE
Enkele nieuwe
boeken over
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1958
Esfbij
PAGINA DRIE
in Engeland
Speurtocht naar het oudste
verleden van Deventer
S. M.
O
ONGEVEER vijfhonderd
jaar geleden kregen de
VVestafrikanen aan de
Goudkust - thans Ghana -
het eerste schip uit Europa
in zicht. De opvarenden
waren Portugezen op avon
tuur en op zoek naar mid
delen om hun rijkdommen
te vergroten. Met hen is de
handel begonnen, die de
Goudkust welvaart heeft
gebracht. Gedurende vijf
eeuwen heeft die handel
kunnen bloeien, vooral
dank zij de Westafri-
kaanse roeiers, die bereid
waren zich steeds als een
schip uit Europa goederen
van Europa kwam brengen
en produkten voor Europa
kwam halen met hun
smalle boten in de bran
ding te wagen. Zij hebben
van het begin af die onmis
bare schakel tussen „schip
en ka" gevormd, want er
was nergens langs de kust
een plaats waar een zee
schip kon binnenlopen. Die
roeiers kwamen en komen
nog uit Cape Coast: voor
generaties van hen is de
„brandingvaart" een dage
lijkse bezigheid geworden,
vijfhonderd jaar lang. Maar
nu de kustplaats Takoradi
een geschikte kunstmatige
haven heeft en sinds kort
ook in Tema een haven is
aangelegd, waarlangs Gha
na het voornaamste deel
van de handel kan ver
werken, zijn de roeiboten
in de branding minder no
dig geworden. Zij zullen
langzaam aan verdwijnen,
op enkele na, die met klei
ne ladingen tussen de kust
plaatsen heen en weer blij
ven varen, maar een be
langrijke schakel tussen de
snelle ontwikkeling van het
land en de zeehandel vor
men zij van nu af niet
meer. Zij zullen terug
keren naar de visvangst,
dat het dagelijks werk was
van hun voorouders voor
dat de Goudkust door Eu
ropa werd ontdekt.
VOOR REIZIGERS wa
ren zij ook meer dan pitto
resk alleen. Zij vergeten
niet het moment, dat zij de
boten voor het eerst op het
water rond de vrachtsche
pen op de rede van Accra
zagen krioelen, deinend op
het groene water,, terwijl
de mannen aan boord
wachtten tot de lading
naar beneden kwam. Wie
wel eens bij Accra aan
land is gegaan, kent de
vreemde ervaring in zo'n
roeiboot te zijn neergela
ten, als een kostbaar stukje
van de lading. Hij herin
nert zich ook de blauwe
kielen en de rooie petten,
die zij ter ere van de pas
sagiers droegen en de
mooie witte boten, die zij
speciaal voor de gasten be
voeren. De mooiste her
innering is evenwel die
aan de roeiers met hun
boten in volle actie, zwoe
gend in de branding. In
iedere boot staan tien roei
ers, vijf aan elke zijde. Op
de achterpunt staat een
stuurman, die over hun
hoofden de bewegingen
van de golven in de gaten
houdt en aanwijzingen
geeft. De boot drijft aan
vankelijk op de stroom
naar het strand en de roei
ers houden hun peddels
„in de aanslag" tot zij van
de stuurman in de vorm
van een schreeuw een com-
allen tegelijk wordt uitge-
mando krijgen, dat door
voerd. Met grote kracht
slaan zij de riemen in het
water en tornen uit alle
macht door de kolkende
waterslag door tot de stuur. Evenmin zijn er
boot op het strand staat, zitplaatsen. De tien pedde-
Hun merkwaardig ge- laars zitten op de rand.
vormde vaartuigen met Iedere roeier heeft één
hoogopgesneden stevens grote teen door een leren
herinneren aan de klas- lus op de bodem gestoken.
Meer houvast heeft hij niet,
al gaat het met de golf
slag nu nog zo hard toe.
De peddels zijn ook naar
traditionele Vormen ver
vaardigd. Zij hebben brede
bladen, die aan het uit
einde in een geplette drie
tand uitlopen. De boten
worden op de stranden bij
Accra gebouwd door in
heemsen. Wie de Westafri-
kaanse botenbouwers wel
eens aan het werk heeft
gezien kent hun ijver en
vaardigheid. Zij gebruiken
hout van eigeri bodem. De
United Africa Company of
Ghana, één van de twee
bedrijven die de bouw van
de „brandingvaartuigen"
exploiteert, heeft ongeveer
veertig houtsnijders en
zeven smeden in vaste
dienst. Soms zijn er echter
om en nabij de tachtig
mannen op de „werf" be
zig. Zij maken ongeveer
honderd boten per jaar.
Over één boot doen zij
normaal vijfendertig da
gen. Iedere groep arbei
ders, die er korter over
doet, krijgt een premie. De
bedragen honderdvijftig
bedragen honderdvijftig
pond sterling. Als ze in
Engeland zouden worden
gebouwd en later naar
Ghana zouden worden ver
scheept zou er tweehon-
derdvijftig pond sterling
per stuk mee gemoeid zijn.
DE MANNEN die de bo
ten bevaren zijn vrijwel
allen afkomstig uit Cape
Coast, een gebied, dat se
dert eeuwen bekend staat
om zijn bekwame en on
verschrokken zeevissers.
Zij zijn bij wijze van spre
ken op het water groot ge
worden. Zij zwemmen, dui
ken en peddelen met het
zelfde gemak. Ze weten
waar de gevaarlijke stro
mingen zitten en kennen de
eigenaardigheden van het
tij en de golfslag. Ze weten
waar de zandbanken zitten
en wanneer de wind gaat
liggen of een storm op
steekt, voordat een „leek"
enige verandering in het
weer heeft opgemerkt. Zij
zijn stevig en sterk ge
bouwd, vlug ter been en zien
sneller dan wie ook in moei
lijke situaties op zee hoe zij
moeten handelen. Met ken
nelijk gemak en niet af
latende zekerheid leiden zij
hun zware boten door de
branding, maar hun spie
ren staan gezwollen en hun
lichamen glimmen van in
spanning.
Hoewel er een grote
rivaliteit bestaat tussen de
bemanningen van de boten
onderling, zullen zij elkaar
stuk voor stuk helpen als
de nood dat vraagt. Verder
zijn ze zeer opgewekt en
geestrijk. Als zij in de pau
zen tussen het werk door
een beetje spelevaren kan
men hen meestal horen
zingen. En soms, als ze
wachten tot de vrachtsche
pen op hün beurt lading
hebben overgenomen, im
proviseren ze gauw even
een kleine voorstelling met
wat muziek en dans ten
behoeve van de passagiers
aan dek en om een extra
fooi te krijgen. Om een boot
goed in de vaart te hou
den zijn dertien mannen
nodig. Op de kant staat de
opdrachtgever. Zijn titel is
bootsman en hij regelt het
laden en lossen. Dan is er
de stuurman, die tien roei
ers onder zich heeft. De
dertiende is de kok. Hij
staat ook op de kant en
zorgt ervoor, dat alle man
nen, van wie hij smaakjes
en voorkeuren als van zijn
eigen familieleden kent,
precies het voedsel krijgen
dat ze verlangen.
ZOALS OPGEMERKT
werd zijn er twee onder
nemingen, die dit werk ex
ploiteren. De ene heet
United Africa Company of
Ghana en heeft zestig bo
ten in dienst bij het strand
van Accra, de andere, El-
der Dempster Agencies,
werkt met ongeveer tach
tig boten. Dit betekent, dat
voor beide ondernemingen
samen meer dan achttien
honderd mensen voortdu
rend in de weer zijn. De
recrutering van werkkrach
ten verloopt op eên onge
wone en interessante ma
nier. De United Arica Com
pany heeft in Cape Coast
een mannetje zitten, die de
roeiers aanbeveelt. In Ac
cra heeft dit bedrijf nog
een man, die met de aan-
bevolenen onderhandelt en
sieke vorm der Portugese
vissersboten, maar ook aan
de volgens oeroude vormen
uitgeholde boomstammen,
die nog overal langs de
goudkust worden gebruikt.
De boten, die nu in Ghana
in de „brandingvaart"
dienst doen, zijn evenwel
geen uitgeholde boomstam
men meer. Men ziet een
standaardtype, gebouwd
volgens de karveelcon
structie. Zo'n vaartuig is
ongeveer zesentwintig voet
lang, zeven voet breed en
drie voet diep. Voorsteven
en achtersteven zijn aan
elkaar gelijk. Derhalve
hoeft de boot nooit te
worden gekeerd, als de
roeiers van het strand af
weer zee kiezen. Aan de
onderzijde is de boot zo
danig gesneden, dat hij als
het ware op de golven
„rijdt". Maar de vorm
voorkomt tevens, dat hij
door de golven op het
strand wordt geworpen.
Een roer is er niet, een
grote spaan dient als
indien mogelijk een con
tract sluit. Voor de beteke
ning en goedkeuring van
dat contract heeft de on
derneming een derde man
in dienst. Volgens zo'n con
tract wórdt pef bootbe-
manning een bedrag van
driehonderd pond sterling
betaald. De onderneming
eist daarvoor driehonderd-
vijftien tochten tussen
„schip en ka". Iedere trip
wordt dan met negentien
shilling betaald. Hoe de
bemanning het resterende
vijftien-negentiende deel
van het totale loon per
tocht onderling verdeelt is
een van de geheimen van
Afrika, maar een feit is, dat
alle partijen de indruk ma
ken tevreden te zijn. De
U.A.C. zal één van de wei
nige bedrijven op aarde
zijn, die hun werknemers
vooruit betalen. Maar ge
durende alle jaren, dat dit
systeem wordt toegepast, is
het vrijwel niet voorgeko
men, dat een werknemer er
misbruik van maakte, bij
voorbeeld door lijn te trek
ken of na betaling te ver
dwijnen. De roeiers van
Cape Coast hebben een
groot eergevoel en ze zijn
trouwens trots op hun
werk. Overigens zouden zij
er geen ogenblik aan den
ken meer tochten te maken
dan hun contract voor
schrijft. Als zij dat con
tract zijn nagekomen wil
len ze meteen naar huis en
slapen.
ELKE GROEP vervoert
per dag gemiddeld zes a
zeven bootladingen. Als het
weer gunstig is worden er
wel acht of negen tochten
gemaakt. Om die driehon
derd pond sterling te kun
nen verdienen, werkt iedere
groep ongeveer veertig
dagen. Elke werknemer
verdient dan ongeveer tien
of elf shilling per dag en
krijgt daarbij nog twee
shilling als vergoeding voor
de omstandigheid, dat hij
niet bij zijn familie is. Bo
vendien heeft hij alles vrij.
Het bedrijf betaalt zijn reis
van Cape Coast naar Accra
en terug en zorgt voor zijn
levensonderhoud. Wat de
onderneming niet verstrekt
zijn de peddels. De roeiers
nemen die zelf mee van
huis. Zij roeien nu een
maal het liefst met de rie
men die ze zelf hebben. Als
er een ongeluk zou gebeu
ren op zee weet elke roeier
wat hem te doen staat.
Mocht de boot kapseizen,
dan weet ieder zijn taak.
Een deel van de beman
ning zorgt voor de beveili
ging van de passagiers, een
ander deel neemt de red
ding der peddels voor zijn
rekening en de overigen
proberen de boot weer
overeind te krijgen of als
dat niet lukt zoveel moge
lijk te redden van de la
ding. Overigens behoren
ongevallen tot de hoge uit
zondering. De weinig keren,
dat een roeier bij zijn werk
het leven heeft gelaten,
werd door alle bemannin
gen van alle boten voor de
rest van de dag het werk
neergelegd. Een kwestie
van piëteit. Een opgewek
ter voorbeeld van dezelfde
verbondenheid krijgt men
te zien, wanneer een be
paalde groep de driehon
derdvijftiende vaart heeft
volbracht en het contract
dus is afgelopen. Dan wordt
er een peddel met een ge
kleurde doek in het zand
gestoken en helpt iedereen
mee om te zorgen, dat de
desbetreffende mannen zo
vlug mogelijk naar Cape
Coast, naar huis kunnen
gaan.
EN DAN ZIJN ER ook
nog de jaarlijkse bootraces.
Deze worden centraal ge
organiseerd en vormen een
waar festijn. De deelnemers
worden streng geselecteerd.
Voorschrift is, dat de
roeiers die aan de race
meedoen nooit met elkaar
in één vaartuig mogen heb
ben gewerkt. Zoals één der
bijgaande foto's (evenais
het artikel ontleend aan het
maandblad „Progress" van
Unilever in Londen) duide
lijk laat zien, worden de
boten vóór de start met de
zijkant naar zee op het
strand gelegd. Als het start
sein klinkt rollen de deel
nemers hun vaartuigen het
water in en klimmen aan
boord. Dan is de strijd be
gonnen, die zowel bij deel
nemers als toeschouwers
een enthousiasme ont
ketent, dat zich met geen
pen laat beschrijven. Reden
waarom het stuk hier ten
einde loopt. Slechts zij nog
vermeld, dat de winnende
ploeg een verkleind, in zil
ver uitgevoerd, exemplaar
van zo'n roeiboot als prijs
in bezit krijgt en naar huis
gaat in de overtuiging, dat
er nergens ter wereld een
beter roeiteam bestaat
wat waarschijnlijk nog
waar is ook.
ZEVEN JONGE SCHRIJVERS en een
schrijfster hebben aan een boek getiteld
Declaration hun opvattingen over de En
gelse litteratuur en maatschappij bijge
dragen, in de vorm van een reeks beginsel
verklaringen. Het stuk van Doris Lessing,
de schrijfster, staat er als eerste in, een
gelukkige keuze omdat de lezer dan niet
dadelijk op de gedachte komt het boek als
alleen maar werk van de Angry Young
Men" af te doen. De term „A.Y.M." in
gebruik sinds kort na de première van John
Osborne's toneelstuk „Look Back in An
ger" in Nederland vertoond als „Omzien
in wrok" kan alleen in afkeurende zin
gebruikt worden, zowel door de critici van
rechts die van oordeel zijn dat de jongelui
beter een goede betrekking konden zoeken,
als door de critici van links, die de sociale
reorganisatie niet gediend achten met de
eigenaardigheden van onrijpe auteurs. Als
de auteurs, die „boos" worden geacht, een
groep vormden, zou die de scheldnaam als
erenaam kunnen aannemen, in navolging
van de Geuzen en de Impressionisten en
andere historische kringen. Maar op het
ogenblik is er weinig samenhang en voor
zichzelf voelen allen dat zij meer waard
zijn dan zo'n dwaze titel. Er is in hun
„Declaration" dan ook weinig samenhang.
Tom Maschler, de inleider, bericht dat ver-
scheidenen van hen hun onwil hebben moe
ten overwinnen om met sommigen van de
anderen in één boek te staan. Kingsley
Amis, misschien het beroemdste mikpunt
voor de titel, hoewel hij lang niet zo boos
is als bijvoorbeeld John Osborne, heeft
onverbiddelijk geweigerd, omdat hij niet
houdt van het gekwebbel over „de toe
stand der beschaving" en „de rol van de
schrijver in de maatschappij."
MEN KAN de overeenstemming tussen
de acht medewerkers dan tenslotte ook
beter zoeken in hun verveling dan in hun
boosheid. John Osborn is boos, en Lindsay
Anderson is nog tamelijk boos. Als men de
anderen erbij wil betrekken, kan men
inderdaad alleen zeggen dat zij zich allen
vervelen in Engeland zoals het zich aan
hun voordoet en dat zij dus zouden willen,
dat er een ander soort leven geleid werd.
Het valt vervolgens in hun teksten op,
dat zij allen positieve en constructieve be
doelingen hebben met de maatschappij en
de gemeenschap, maar dat onderscheidt
hen niet van hun lezers of van andere
groepen, want negatieve, sceptische, indi
vidualistische opvattingen staan in onze
tijd in gering intellectueel aanzien. John
Wain, romancier en litterair criticus, is de
meest sceptische van de acht auteurs en
presenteert als voornaamste gedachte, dat
de dingen in de laatste vijftig jaar veel
minder veranderd zijn dan wij graag be-
ER ZIJN in de laatste maanden drie
boeken over Hongarije verschenen. Onte
genzeggelijk is daarvan de levensroman
van Alexander Petöfi, de dichter en vrij
heidsheld, het beste geschreven. Deze bio
grafie „Berg niet in de bruidskist je
sluier" door Arnold Kriegel* is uit het
Duits vertaald door C. J. Kelk en bij de
uitgeverij Kosmos te Amsterdam en Ant
werpen verschenen. „Sein Leben war Lie-
be" heette dit werk oorspronkelijk. De Ne
derlandse, merkwaardig klinkende titel is
de vertaling van een regel uit een van Pe-
töfi's bekendste gedichten. Al is het altijd
de vraag in hoeverre de historische figuur
van een volksheld tot haar recht komt in
een geromantiseerde biografie, als de le
gende een eeuw de tijd heeft gehad om de
ware toedracht te verhullen, in dit geval
zijn er enige waarborgen. In de eerste
plaats die van nationaliteit: de auteur is
geen Hongaar. Ten tweede die van zelf-
critiek: Krieger herschreef zijn werk, dat
tijdens het Hitlerregime tot stand kwam,
na de oorlog. Tenslotte die van de verge
lijkende studie: de schrijver heeft de na
gelaten biografische aantekeningen van
Petöfi's vrouw zeer critisch onderzocht.
Ondanks al die voorzorgen is een levens
echte roman ontstaan, die met vaart en
verve is geschreven en die dichterlijk is
afgestemd op de onstuimige levensloop
van de jonge poëet, die sneuvelde in de
korte Hongaarse vrijheidsstrijd van 1848
tegen de Oostenrijkse hegemonie, waar
van hij de bezieler is geweest.
Het tweede boek, waarvan de titel duidt
op een verbinding aan de Hongaars-Oosten
rijkse grens, waarover twintigduizend Hon
garen vluchtten, namelijk „De brug bij
Andau" door J. A. Michener, is gebaseerd
op getuigenissen van vluchtelingen, die de
auteur in Oostenrijk heeft ondervraagd.
Het berust op gecontroleerde en aan de
hand van het UNO-rapport controleerba
re feiten, waarbij het zijn verklaarde be
doeling is de praktijken van het Russische
communisme voor het voetlicht te bren
gen. Hij geeft een aantal korte schetsen
over het leven in Hongarije, die eindigen
met de revolutie en de vlucht. Het draagt
alle kenmerken van een gelegenheidswerk
waarin aan de reeds bekende verschrikkin
gen enige nieuwe worden toegevoegd. Het
is uit het Engels vertaald door J. F. Klip
huis voor de uitgeverij Scheltens en Gil-
tay te Amsterdam.
Het derde boek „Het drama Honga
rije" door Tibor Kovacs is geschreven
door een Hongaar, die op weg naar Cana
da daarmee de wachttijd heeft gekort in
een Nederlands doorgangskamp. Deze be
schouwing over oorzaken en achtergrond
van de gebeurtenissen vormt in meer dan
één opzicht een belangwekkend boek. Ten
eerste omdat het geschreven is door een
filosoof, die als rector van een gymnasium
werd afgezet, vijf jaar metaaldraaier was
en bij het uitbreken van de revolutie de
trouw aan zijn arbeidskameraden beloond
zag. Zij kozen hem eerst tot voorzitter van
hun revolutionaire arbeidersraad en hiel
pen hem later ontvluchten. Ten tweede
omdat deze arbeider-intellectueel het pro
bleem aansnijdt in welke richting het Eu
ropese sociaal-economische bestel zich
moet ontwikkelen als Oost-en West Euro
pa in de toekomst weer zullen samengaan
Tenslotte omdat de rooms-katholieke
schrijver een voortreffelijke sociaal-psy
chologische analyse geeft van de wijze,
waarop een volk en zijn vertegenwoordi
gers zich schikken onder een opgelegd
communistisch regime. Hij spaart daarbij
geen der vroegere leiders, ook de geeste
lijkheid niet. Achtereenvolgens beschrijft
hij: de klassen in de klassenstrijd. De
intellectueel en het regime. Kerk en staat.
De jeugd en de leugen. Arbeiders en uit
buiters. De geestelijke weerstand van de
boer. De devaluatie der morele waarden.
En tenslotte: wezen en resultaat der revo
lutie.
Het boeiendst is het hoofdstuk over de
boer, die het communisme niet klein heeft
gekregen, of hij moest dood zijn. Het
meest interessant is het slothoofdstuk,
waarin hij de Hpngaarse revolutie schetst
als een fase in de doorlopende gisting naar
een nieuwe sociale vorm waarin de wereld
verkeert. Hij verklaart de revolutie uit
sluitend uit de innerlijke tegenstrijdighe
den van het marxisme zelf, dat geen men
selijk socialisme, maar een staatskapita-
lisme heeft gebracht, erger dan het
kwaadaardigste kapitalisme van de zelf
standige ondernemer ooit is geweest. De
revolutie tegen de dictatuur, zo betoogt hij,
is het werk geweest van de communisten
zelf. Het communistisch regime werd ver
nietigd door de trouwe volgelingen van
dat regime. Marxistische ideologen, voort
gekomen uit het proletariaat, bereidden
de revolte voor met de studerende zo
nen van het proletariaat. En samen met
andere proletariërs vernietigden ze de dic
tatuur van het proletariaat.
Zijn beschrijving het werk is in een
vertaling uit het Italiaans door drs. J. Ne
lemans als „Prisma"-boek bij Het Spec
trum te Utrecht verschenenvan de revo
lutie is niet louter descriptief. Ze is een re
cept voor elke revolutie tegen Russische
overheersing: het stichten van een neutra
le, nationale volksdemocratie, naar het
Joegoslavische voorbeeld. Hij zegt dat de
geknechte volken bij hun eventuele ver
lossing geen genoegen zullen nemen met
de sublieme ethische principes, waartoe
de sociale leer van het christendom zich
tot dusver heeft beperkt. Deze waarschu
wing slaat wel op de kerk van Rome, die
in Hongarije haar sociale taak in de voor-
communistische tijd schromelijk heeft
verwaarloosd, maar zij houdt ook een ern
stig vermaan in voor alle kerken van West
Europa, die er goed aan zouden doen zich
onverwijld los te maken uit hun zelfge
noegzaamheid en zich te bezinnen op een
veranderende wereld, waarin op sociale
vragen nieuwe antwoorden gevonden moe
ten worden.
Ab Boerma
De gemeente-archivaris en bibliotheca
ris van Deventer, dr. A. C. F. Koch, heeft
de laatste tijd onderzoekingen ingesteld
naar het oudste verleden van deze stad.
Daarbij kon allereerst de ligging worden
bepaald van de versterkte kern, de burcht,
die tot nu toe in het zuiden van de bin
nenstad op de Berg werd gezocht. Thans
is gebleken, dat deze versterking in het
huidige centrum van de stad heeft gelegen,
tussen Lange Bisschopstraat en Enge-
straat. Het was een Koningshof, die mede
blijkens de rechthoekige vorm, nog uit de
Karolingische tijd stamt. Zelfs zijn er aan
wijzingen dat met de aanleg tijdens de
eerste regeringsperiode van Karei de
Groote (768-814) werd begonnen. Het ge
noemde onderzoek heeft in zoverre ook
tastbaar resultaat opgeleverd, dat van deze
hof heden nog iets blijkt overeind te staan.
weren. „Aan de bovenkant is het leven
snel veranderd, maar de kern ervan was al
vernieuwd omstreeks 1912 en zal niet veel
veranderen tot de volgende grote stap
voorwaarts is gedaan, over een eeuw of
twee misschien pas, als het ooit gebeurt."
Wain klaagt over een nieuw type intellec
tuele lastpost, namelijk de kruisridder
van het modernisme, die bereid is om tien
treden in één sprong te nemen, zelfs als
hij er een kuil voor moet graven."
De verdere zeven medewerkers tonen
allen enige trekken van de kruisridder van
het modernisme. Drie van hen hebben hun
hoop gevestigd op een religieuze herleving,
niet bij voorkeur in een bestaand christe
lijk verband, maar in het algemeen, als een
intensivering van het leven en een uit
braak uit pragmatisme en wetenschappe
lijkheid. Dat kan vooral in een kort artikel
niet anders dan slordig en tamelijk voos
geformuleerd worden, door Colin Wilson
evenmin al is hij beroemd geworden
door zijn studie van de revolte in „The
Outsider" als door Bill Hopkins en
Stuart Holroyd: zij rechtvaardigen allen
hun religieuze behoefte met het argument,
dat de beschaving het niet buiten religie
kan stellen. Misschien hebben zij daar
gelijk in, maar de gedachte aan een boven
menselijke waarheid verliest er meer in
spirerende kracht door dan zij erbij wint,
temeer doordat wij ook niet helemaal ver
geten zijn dat er juist twee eeuwen lang
betoogd is dat de beschaving alleen zonder
religie vooruit kon komen.
In de andere bijdragen wordt de oplos
sing gezocht in de richting van het socia
lisme. De romancière Doris Lessing gaat
het verst in haar verwachtingen van een
bevrijde mensheid. John Osborne is vooral
boos over de onbenulligheid van het open
bare leven. Hij heeft meer een wereld
zonder onkruid voor ogen dan een duide
lijke vrije en ideale wereld. Lindsay An
derson, de cineast en filmcriticus, verlangt
van een socialistische maatschappij mense
lijker, mannelijker verhoudingen en op
vattingen (hij is zelf van nogal goeden
huize en versmaadt die afkomst). Kenneth
Tynan tenslotte, de toneelrecensent, is de
enige die op zo korte afstand zijn lezer
met zijn opvattingen kan verwarmen: hij
is vrolijker, grappiger, vinniger en interes
santer dan de anderen, met zijn verge
lijking van het oorspronkelijke protestan
tisme en het oorspronkelijke socialisme, die
beide een nieuwe hoop op plezier in het
leven brachten en het respect voor ver
veling en verdriet ondermijnden, waarmee
de voorafgaande levensleren hun positie
probeerden te handhaven.
DE LEZER wordt dus waarschijnlijk van
dit bij Mc Gibbons Kee te Londen ver
schenen boek niet veel wijzer over het
leven in het algemeen, maar wel in het
bijzonder* over de pogingen die de Engel
sen doen om van een verveling verlost te
raken, die in Nederland ook niet onbekend
is. Hun overwegingen zijn hier te lande
vaak toepasselijk. Als de conclusies het
maar zelden zijn, kan men zich daartegen
troosten met de gedachte dat werkelijke
conclusies in het oeuvre van de auteurs
gevonden zullen moeten worden.