WEER OP SCHOOL
Voorjaarscollectie van de Nederlandse schoenindustrie
Madame Tabouis maakte
ONZE NAMEN
Onze vaderen waren
erg verzot op
vergulden
i Speelgoedbank voor kinderen
CIPSKRUID
ZATERDAG 29 MAART 1958
Erbij
PAGINA TWEE
Herbergen
Verfkwast
G. de Boer van der Ley
HET IS warm en stil op de kade. Het
hek van de lagere school staat open. Ik
loop de speelplaats op. Net als vroeger
probeer ik niet op de lijnen van de tegels
te trappen. Eén misstap en er zou iets
ergs gebeuren. Het lukt me nog. Alleen
hoor ik nu het klikken van mijn hak
ken. Het is vijf voor twaalf. Ik ben hier
om een meisje te halen. Ze zit in de
tweede klas, het lokaal links boven. De
ramen staan wijd open. Ze zijn aan het
zingen. Ik ken het lied. Altijd, iedere
morgen aan het eind van de les moes
ten we het zingen. Ik kijk omhoog en
neurie mee en tik met mijn linker voet
een beetje aarzelend de maat. Met mijn
ogen volg ik de kinderen in de klas.
Ik ken er geen één. Het meisje kan ik
net niet zien. Zij moet in de tweede rij
zitten. De tweede rijdaar heb ik
ook een jaar gezeten. Ik was jaloers op
mijn vriendinnetje, dat voor het raam
zat en wel kon zien hoe om half twaalf
die leuke melkboer met dat gekke
hondje langs kwam. Ja, nu weet ik het
precies. Op de derde bank was het, de
bank met die grote inktvlek rechts
boven. En opeens zit ik er weer. Het is
warm. Ik verveel me en trek aan de
lange blonde vlecht van Erica, mijn
zusje, die voor me zit. Haar vlechten
zijn veel mooier dan die van mij. Lang
zaam draai ik de krul om mijn wijsvin
ger. Mijn vlechten hebben geen krul
van onderen. Ze pieken altijd. We moe
ten rekenen. Breuken maken. Tweemaal
probeerde ik het, maar de getallen wer
den veel te groot. Nu wacht ik maar op
Erica, als zij ze heeft geef ik haar een
duwtje. Ze schuift dan opzij, zodat ik in
haar schrift kan kijken. Dan begin ik de
sommen over te schrijven. Langzaam,
goed oplettend, dat de juffrouw niets
ziet. Ik haat dat mens. Het liefst zou ik
haar met een speld prikken, ineens, heel
hard. Ze doet poeslief tegen mij, maar
ik weet dat zij ook mij haat. Zij draagt
een bril. Als de zon daar op schijnt,
flikkert het glas. Ze schuift dan ietwat
geïrriteerd opzij. Onder haar dikke
lichaam kraakt de stoel. Ik glimlach stil
letjes, maar terwijl ik schrijf houd ik
haar goed in de gaten.
Waarom rekenen ze toch allemaal?
Zelfs Liesje, die anders ook altijd op
een ander wacht, is hard bezig. Ze heeft
een grote inktvlek op haar wang. Piet,
die naast haar zit heeft zijn tong uit
zijn mond.
Hoe laat zou het zijn? Straks moeten
we dat rot lied weer zingen. Het enige
leuke is, dat ik altijd andere woorden
zing, dan ik moet zingen, hele gekke
woorden. Ik heb vandaag mijn lieve
lingsjurk aan. Rose met witte hondjes.
Erica ook. We noemen haar onze „hond-
jes"-jurk. Zo hebben we ook een „ap-
peltjes"-jurk, omdat er allemaal appels
op staan. Hoeveel hondjes zitten er
eigenlijk op? Ik tel. Verder dan zeven
kom ik niet. De juffrouw zegt plotseling
dat we de sommen morgen af kunnen
maken, omdat het bijna tijd is. Ik weet
nu precies wat er gebeuren zal. Ze staat
een beetje moeizaam op, neemt haar
lineaal, geeft twee korte, krachtige tik
ken op haar lessenaar. Het moet dan
meteen stil zijn, maar dat is het nooit.
De tik, die dan volgt, is harder en gaat
gepaard met een driftige knik met haar
hoofd. Het wordt dan echt stil. Zij opent
haar brede mond en heft het lied aan.
Iedereen gaat meezingen, eigenlijk mee
schreeuwen. Vooral de jongens zijn te
hard. Maar het zingen is dan ook alleen
maar om te laten blijken hoe fijn we
het allemaal wel vinden, dat de ochtend
om is.
Het duurt twee minuten, niet langer.
Dan stormen we het lokaal uit de lange
gang in en de trap met de hel-blauwe
leuning af. Ik laat er altijd mijn hand
over glijden, omdat zij zo fijn koel is.
Iedereen probeert nu zo vlug mogelijk
buiten te zijn. Mij kan het nu eigenlijk
nog maar weinig schelen. Ik laat de
meesten langs me heen rennen en loop
langzaam de school uit. Het spelletje
met de lijnen doe ik altijd, ook al heb
ik haast, dan spring ik telkens midden
op de tegels. Het liefste ga ik alleen
naar huis. Erica wacht trouwens haast
nooit. Bijna altijd maak ik een kleine
omweg, dan kan ik nog naar de speel
tuin, of er tenminste even naar kijken.
Van verre kan ik de glijbanen zien. Die
blinken in de zon, en zijn net als koper.
Een paar jongens spelen in de klimkooi.
Achterlijke Mia zit op de schommel. Ze
wiegt zachtjes heen en weer en zingt
een liedje.
Ik loop naar binnen, door het grote,
ijzeren hek. Voor ik naar de schommels
ga, spring ik op de draaimolen en zet
me met mijn rechtervoet af. Niet lang,
DE MEEST gefotografeerde huizen
van Haarlem zijn stellig de panden
Korte Spaarne 23 en 25 met hun gelijk
vormige trapgevels, die zo fraai achter
de wipbrug omhoog rijzen. Het hoek
huis bezit nog een speciale bezienswaar
digheid: de oudste gevelsteen van de
stad. Wie goed kijkt, ontwaart in de
Wijdesteeg een steentje met een plomp
gedierte er op. De slurf doet vermoeden
dat de oude steenhouwer een olifant
bedoeld heeft. Dat klopt, in dit huis was
vanouds de brouwerij „De Olyphant"
gevestigd, waar in iö46 mr. Willem
Ruychaver woonde. Iets jonger is de
steen met een gulden beker en het op
schrift „Dit is de goutsmits kamer" op
het Goudsmitspleintje.
DAT DE oude goudsmeden hun gilde-
huis met een gouden beker versierden,
mag geen verwondering wekken. Merk
waardig is echter dat ook hun mede
burgers zo graag de emblemen op hun
uithangborden en gevelstenen een gou
den schijn gaven. Er stonden in de
Smedestraat huizen, die De Vergulden
Thoorn, De Vergulde Tafel, De Vergulde
Lijst en De Vergulde Bastaertpijp heet
ten. Vergulde duiven, lelies eri hamers
vónd mén op de Oude Gracht, elders in
de stad verguldde men molens, balken,
kandelaars, bootshaken, weefgetouwen,
spinnewielen, windhonden, kalveren,
spinnen, valken, pelikanen, zalmen en
wat dies meer zij. In de Kleine Hout
straat werd zelfs een huis vermeld
„daert Vergulde Wapen van Vlaende
ren uijsteeckt". Als men nu weet dat
de zwarte Vlaamse leeuw reeds op een
gouden schild prijkt, vraagt men zich
af wat onze vaderen daar nu nog aan
vergulden konden. De verguldwoede
ging overigens niet ongemerkt aan de
familienamen voorbij. Het duidelijkst
spreekt wel de naam Guldenarm. Want
een vergulde houten arm met het een
of andere voorwerp in de hand was een
zeer bekend uithangteken.
IN OUDE AKTEN stuit men wel op
huizen, die „De Vergulde Bergh" heet
ten, daar zal de naam Guldenberg het
ontstaan aan danken. „Het Gouden
Hoofd" was eveneens een geliefde
huisnaam, de gevel vertoonde dan een
manskop in de trant van de bekende
gaper der drogisten. De geslachtsnaam
Goudenhoofd herinnert daar aan. De
namen Goudeketting, Goudappel, Goud-
berg en Goublomme kunnen ook al tot
huisnamen teruggaan. Het blijft echter
twijfelachtig of de naam Goudzwaard
iets met een gouden zwaard te maken
heeft, deze kan ook een herkomst uit
het dorp Goudswaard aangeven. Goud
schaal zal weer tot een huisnaam te
herleiden zijn, dit geldt ook voor Goe*
dewaagen, welke naam oudtijds Goude-
waagen geschreven werd. „De Gouden
Wagen" stond vaak op het uithang
bord van herbergen en uitspanningen.
Dergelijke gelegenheden, waar men met
paard en wagen ariveerde, heetten ook
wel „De Roskam" en „De Hopsack".
Zo kon het gebeuren dat Roskam, Ros-
camm en Hopzak familienamen werden,
ook Haverzak komt voor.
BLIJKBAAR waren niet alle koppen,
die de gevels sierden, verguld of be
schilderd. Althans, we lezen van huizen,
die „Het Houten Hoofdt" heetten. In het
midden van de zestiende eeuw luisterde
een Amsterdamse burger naar de zon
derlinge benaming Lourens 't Houten
Aengesicht, die echter geen familie
naam is geworden. Wel kennen we
Houthoofd en Toutenhoofd, een samen
trekking van: 't houten hoofd. In Zee
land, waar het uitspreken van de h al
tijd op moeilijkheden stuit, kon de
naam Outhooft ontstaan. Overigens was
het ook in de oude tijd niet alles goud
wat er blonk. De schilders der uithang
borden gebruikten eveneens zilver. Daar
leggen de geslachtsnamen Silvercruys
en Zilverberg nog altijd getuigenis van
af. De gele verfkwast hanteerde men,
toen op de Amsterdamse Ververssrracht
het uithangteken van „De Ghele Hant"
geschilderd werd. In het adresboek ko
men we nog steeds de namen Geelhand
en Geelhant tegen. Geelhoed zal ook
wel tot een huisnaam teruggaan, dit
geldt eveneens voor Zwarthoed, Zwart
kruis, Blauwblomme en Roodhart, welk
hart dan wel weer een hert zal zijn.
maar twee rondjes, anders wordt ik
duizelig. Het zingen van Mia wordt dui-'
delijker als ik dichterbij kom. Het zijn
geen woorden, zomaar een paar klan
ken. Ik groet niet, maar ga op de
schommel naast haar zitten. De ijzeren
ketting rinkelt. Mia kijkt op, maar zegt
niets. Ze kijkt trouwens altijd of ze
niets ziet. Haar onderlip steekt ver
vooruit en is altijd nat van het spuug.
Ze kwijlt. Mij maakt dat een beetje mis
selijk, maar ik blijf toch naar haar kij
ken, kan er zelfs niet genoeg van krij
gen. Als ze zich opzet met haar plompe
lichaam, doe ik mee. We blijven op één
hoogte. Ik volg haar mond. Ze praat
wartaal. Dan ga ik langzaam vragen.
Over alles. Waarom ze op de schommel
zit en hoelang ze hier al zit. Soms geeft
ze wel antwoord, maar dat slaat dan
nooit op mijn vraag. Toch ga ik door,
Wreefbandjes, donkere neus en hakjes zijn
ie meest in het oog lopende kenmerken
voor de schoenen van dit seizoen.
(Van onze Parijse correspondent)
H Cadeautjes geven en vooral uitzoeken,
|j blijft altijd een riskante onderneming. Het
is nu eenmaal aardig iemand een verras-
sing te bereiden, maar dan loop je weer
S hot risico dat aan de intiemste verlangens
H nu juist niet beantwoord wordt. Een vol-
wassene weet de komedie van de blijd-
B schap meestal wel met enig talent te spe-
B len, maar een kind speelt geen komedie.
Een blokkendoos krijgen wanneer je je
zinnen op een spoortrein hebt gezet, is nu
eenmaal een teleurstelling, die je zo maar
niet verbergt. De milde gever ervaart dan
B al heel gauw dat hij niet in de roos heeft
geschoten.
H Van dit soort wVede ervaringen is de Pa
B risienne Oliven uitgegaan toen ze onlangs
de eerste Franse speelgoedbank opende
Een paar jaar eerder was ze al met een ge-
specialiseerde zaak in „pedagogisch ver-
antwoord speelgoed" begonnen, maar het
bezwaar dat we hierboven hebben aange-
B duid, kleefde in verhoogde mate nog aan
j= die eerste onderneming, omdat zulk speel-
goed nu eenmaal extra kostbaar is. En zo
kwam zij dan tot haar nieuwe opzet.
Je koopt bij haar geen speelgoed, maar
je huurt het. Zoals je een abonnemenl
neemt op een leesbibliotheek, zo schrijf je
B je kind in bij de speelgoedbank. Per jaar
S kost zo'n abonnement ongeveer dertig gul-
li den. Iedere week heb je dan recht op een
B ruil. Drie soorten speelgoed zijn slechts
buiten deze ruiltransacties gesloten, na-
melijk te zware voorwerpen als een hob-
§j belpaard of een kinderauto'tje, gevaarlijk
speelgoed, waardoor oorlogszuchtige in-
stincten kunnen worden opgewekt en ten-
s slotte poppen. Een klein meisje een pop
j= weer afnemen is even harteloos als een
moeder te scheiden van haar kind.
j§ De bankdirectrice is over het algemeen
heel best te spreken over de medewerking
van de kinderen en hun zorgen om alles
B weer in goede staat terug te brengen. Om
B hun gevoel van verantwoordelijkheid te
stimuleren, heeft ze een zegelsysteem in-
gevoerd. Op de abonnementskaart wordt
een rood zegel geplakt voor de kinderen,
S die hun vorig speelgoed netjes hebben in-
geleverd. Tien van die zegeltjes geven dan
p recht op de kostbaarste bezittingen van' de
B bank. Ieder artikel wordt steeds eerst zorg-
vuldig gecontroleerd alvorens weer in cir-
culatie te worden gebracht, want iedere
abonné heeft recht op de beste spullen.
Eén dezer dagen heeft de Nederlandse
schoenindustrie ons in de gelegenheid ge
steld kennis te meken met een keur van
modellen uit de nieuwe voorjaarscollec
tie, hèt neusje van de zalm van wat er
op schoenen-gebied in ons land te vinden
is. Steeds meer kunnen we constateren,
dat ook schoeisel aan mode onderhevig is
en dat er ieder jaar weer nieuwe varia
ties worden uitgedacht, die de vorm van
neus en de hoogte van de hak verande
ren.
De slanke Italiaanse leest, die enige tijd
geleden wat aarzelend begroet werd, kan
zich nu beroemen op een algemene erken
ning. Dit seizoen vinden we de neus van
voren afgeplat (carnot leest) of in dc
carrée leest nog sterker geprononceerd
door ook nog afgeplatte zijkanten, wat een
eniszins vierkant effect geeft. De slanke
voetlijn blijft echter behouden, zelfs bij
de loafers en ballerina's
De afgeplatte neus :n de z.g. carnot leest
is een geheel nieuwe lijn voor het komen
de seizoen.
De bandschoenen zijn zeer sterk verte
genwoordigd en worden in allerlei varia
ties toegepast: in een smal bandje, dat
over de voet loopt en dan naar onderen
en T vormt, in een dubbel bandje soms
op elastiek geregen, hoog en laag op de
wreef en in allerlei breedtes. Dit bandje
kan de schoonheid van de ranke hoge mo
dellen vaak verhogen, maar de lage mo
dellen zagen we toch liever met een vlot
tere garnering.
DE GARNERING is over het algemeen
uiterst bescheiden: een ottoman strikje,
fijn vlechtwerk, kleine gaatjes, naaldper
foratie en bandjes in allerlei breedtes.
Door toepassing van twee contrasterende
kleuren een zeer opvallende neiging
voor dit seizoen werden mooie effecten
bereikt. Cognac, zwart of marine-blauw
lieten zich prachtig combineren met wit.
Door een nylonschoentje van zeer eenvou
dig vlechtwerk was een bandje van leer
in tegengestelde kleur gehaald, het bracht
evenals een geel pigskin schoentje met
zwart lak doorvlochten een fleurige en zon
nige noot in het doorgaans eentonige kleu-
'Joorgevlochten schoentjes zien we in al-
crlei tinten en vaak in contrasterende
kleuren.
renpalet van de schoenenmode. Zo zien
we dat naast de diverse zachte tinten, die
variëren van roomwit en ivoor, naar zil
vergrijs en grège (een beige, dat naar de
grijze kant uitgaat) ook geraniumrood en
blauw toonaangevend zijn.
De gladde leersoorten met een matte
glans winnen sterk terrein evenals het ru
we schrijfsuède. Iets nieuws is een leer
met een kurkeffect, dat verkregen wordt
door het afschuren van de nerf en in com
binatie met leer of suède pracht resulta
ten oplevert.
De hoge hak, tot ca. 6 cm. wordt met
steeds meer enthousiasme begroet omdat
men er op heeft leren lopen en men er
aan gewend is geraakt het lichaamsge
wicht naar de voorvoet te verplaatsen. De
minder elegante benen kunnen zich echter
het beste in onopvallende schoentjes ste
ken met een laag Louis XV of Pinay hak
je (van onderen afgevlakt) dat het lopen
gemakkelijk en zelfs elegant kan maken.
Katy
dat we voortdurend van het ene in het an
dere uiterste worden geklutst.
En verder omdat je op zo'n cocktail-par
ty waar zelfs een diplomaat wel eens los
lippig wil worden, de ware toedracht van
aas de geschiedenis van onze eigen tijd pas
scherp leert doorzien.
(Van onze Parijse medewerkster)
H Ze moge dan al in de Franse
hoofdstad wonen en daar voor-
nameljjk werkzaam zijn, toch is
ze zeker meer dan louter Parijse
B silhouet. Haar kleine gestalte die
B nog maar sinds kort door de
last van een zeventigtal jaren wat
gebogen wordt, het gebloemde en
gevoileerde kokette hoedje dat
H meestal tot bijna over de helder-
blauwe oogen is getrokken, dc
handtas met blocnote en schrjjf-
B gerei altijd aan haar arm: men
heeft haar zo nu al ongeveer een
halve eeuw lang periodiek op alle
grote internationale conferenties,
B ook ver buiten Parijs, kunnen
ontmoeten. Zij heet: Genevièvc
Tabouis, en behoort tot de vijf
of zes „diplomatieke waarnemers"
S met wier opinies óók in de kan-
selarijen, zegt men, wel degelijk
rekening gehouden wordt.
Madame Tabouis, zoals ieder-
een haar in deze kringen kent en
aanspreekt, moet een ontelbaar
B aantal artikelen op haar naam
hebben, maar nu heeft ze boven-
dien haar memoires gepubliceerd.
En bij de tewaterlating van haar geestes-
kind, om dan maar 's een gedurfd stijl—
bloempje te riskeren, waren mét Daladier,
Boncour en nog verscheidene andere be-
B roemdheden uit het verleden, onlangs in
Parijs nóg heel wat politici, diplomaten
en staatslieden tegenwoordig, die óók in
B haar autobiografie sprekende worden in-
gevoerd.
Toch heeft mevrouw Tabouis haar groot-
|j ste dagen misschien al wel weer even ach-
ter de nu, dus enigszins gebogen rug.
In de tijd van de befaamde conferenties
B van Genève tot aan het begin van de laat-
s§ ste oorlog scheen er namelijk aan haar
beschouwingen meer waarde te worden
gehecht dan tegenwoordig. Toen was ze
H diplomatiek redactrice van het eertijds
machtige l'Oeuvre, en nu schrijft ze in
B een Parijse krant die maar op een beschei-
den lezerskring mag Dogen.
B Madame Tabouis was en is de grote spe-
cialiste van het nieuws achter de diploma-
tieke schermen. De diplomatieke potten-
kijkster die graag uit de school klapte.
B Ze bezat, en bezit nog altijd, vele uit-
stekende relaties ze is de nicht van de
vroegere Franse regeringsleider Jules
Cambon en omdat ze aan een half woord
H genoeg heeft om er de andere helft zélf
bij te fantaseren, wist ze haar lezers al-
ij tijd persoonlijke en originele verhalen
B voor te schotelen, waarin haar eigen zegs-
lieden evenwel soms moeilijk meer de
waarheid van de verdichting onderschei-
B den konden. Mevrouw Tabouis heeft bo-
vendien behalve achteruit, ook steeds
graag vooruit willen kijken, en daarom
werd 't haar tegenstanders, of jaloerse
collega's, vaak niet al te moeilijk ge-
maakt haar de profetieën die nu eens niet
B precies volgens de letter uitkwamen on-
der het kleine gepoeierde neusje te wrij-
ven. En er werd door kwade tongen zelfs
S wel beweerd, dat ze bij alle grote diplo-
matieke conferenties voor zichzelf een
persoonlijk plekje onder de groene tafel
B had laten reserveren
Madame Tabouis die in haar functie van
journalistieke getuige duizenden recepties
van staatslieden bij internationale ontmoe
tingen heeft bezocht karakteriseert het
leven als „een cocktail". Ten eerste om-
Zo vertelt ze ergens hoe ze eens op zo'n
receptie met de voormalige Russische mi
nister van buitenlandse zaken Litvinov
stond te babbelen, die ze onschuldig de
vraag stelde waarom zijn regering die
toen toch met Frankrijk door een vriend
schapsverdrag verbonden was, gelijktij
dig zulke verliefde blikken wierp op Hitier.
Waarop Litvinov met een allerbeminne
lijkste glimlach uiteenzette dat Frankrijk
en Engeland gedistingeerde oude dames
waren die zijn land nóóit kwaad zouden
durven doen. Duitsland daarentegen....
Zó bang zijn wij voor de Duitsers", ging
de Russische minister voort, „dat we er
misschien nog wel eens toe zullen komen
ons met dat land te verbinden alleen om
de Fransen en de Engelsen te verplichten
dat volk in een oorlog voor óns neer te
slaan". En Geneviève Tabouis tekent
daarbij dan aan dat op dat moment ieder
een hartelijk om die boutade lachen moest;
een boutade die naderhand een heel pro
gramma van politieke actie bleek te behel
zen
Van zulke anekdotes en ervaringen we
melen de memoires van Madame Tabouis
die in haar lange loopbaan als enige vrouw
temidden van honderden (belangrijke)
mannen haar mond misschien wel's voor
bij heeft gepraat. Maar dan nu, evenals
bereisde Roel, ook véél weet te verhalen.
Gypsophila kent
men beter onder de
benaming gipskruid.
Het wordt in de
tuintjes veel ge
kweekt. Speciaal de
overjarige soorten
zijn bekend; de fijne
witte bloempje;
worden veel tussen
andere bloemen
verwerkt en ze
doen het er goed
tussen. Deze over
jarige soorten kun
nen nu nog gepoot
worden. Stel het
niet te lang meer
uit. Ze verlangen
een zonnig plekje er
moeten vooral eer
voedzame grond
soort hebben.
Naast de over
blijvende soorten
zijn het vooral de
éénjarige die 'waard
zijn om gekweekt
te worden. Dat kan
van zaad uit eigen
tuin. Ook kan men
zaad bestellen en de
volgende maand in
de volle grond van
de tuin zaaien. Stop
het vooral niet te
diep in de grond;
het is al voldoende
als het juist onder
de oppervlakte zit.
Het gipskruid
bloeit jammer ge
noeg niet de gehele zomer, doch als begin I
juni nog eens gezaaid wordt, behoeft men
niet zonder die aardige witte bloemen te
zitten. G. Kromdyk
alsmaar door, het lijkt wel een soort
pesten, hoewel ik dat beslist niet wil.
Ik wil alleen maar weten, wat zij denkt
en voelt. Ineens springt ze van de
schommel. Ik kijk hoe ze wegloopt.
Haar rug is gebogen, haar geperma
nente haar staat wijduit. Als ik „Dag
Mia" roep, antwoordt zij niet. Zij blijft
staan en kijkt me aan. Het is net of ze
zeggen wil: jij bent gek. Eerst ben ik dan
treurig en zit stil op de schommel. Maar
dat is maar heel even, want dan ga ik
staan en zet me heel hoog op, eigenlijk
te hoog. Ik lach hardop, als mijn vlech
ten van voren naar achteren zwiepen.
Dan laat ik me langzaam uitschomme-
len en spring er af. Een beetje besluite
loos blijf ik staan. Daar heb je de klim
kooi, de Engelse wip en de twee glij
banen. Eerst glijden, van de grote.
Languit op mijn buik. In het midden
wip ik een klein stukje op, er zit een
bobbel in. Het gaat zalig. Ik doe het
vier keer. De laatste keer samën met
een jongen, zittend echter elkaar. We
vinden het allebei een beetje eng en ik
knijp hem even in zijn schouder voor
we naar beneden glijden.
De klimkooi vind ik altijd griezelig,
maar toch prettig. Het is er donker, stil
en koel. En als je langs de gladde paal
naar beneden glijdt kom je op het zand
terecht. Het geeft een doffe bons. Het
zand stuift niet. Met mijn hand om het
gladde hout staar ik naar beneden. Het
lijkt of de afstand steeds groter wordt,
alsmaar groter. Wanneer ik nu niet
direct glijd, durf ik niet meer. Ik doe
mijn ogen dicht. Even later de bons.
Op de Engelse wip zitten een paar
kinderen. Twee jongens gaan net opzet
ten. Ik loop erheen. Eén van de jongens
in een blauw trainingspak en met
zwarte gympjes vraagt: „Wil je er ook
op?" Als ik ja knik laat hij stoppen en
als ik ga zitten trekt hij aan één van
mijn vlechten. Ik vind dat hij leuke
ogen heeft en blijf naar hem kijken als
hij de wip opzet, steeds maar hoger. Het
is of ik op een groot schip zit en hij de
kapitein is. Zolang mogelijk blijf ik
varen.
Maar dan ineens wil ik naar huis. Bij
het hek merk ik, dat ik mijn strik kwijt
ben. Ik draai me om en wil hem gaan
zoeken. Het hoeft niet. Achter me staat
de jongen met de gympjes. „Is die van
jou?" vraagt hij. Ik zeg niets, pak de
strik uit zijn hand en loop weg, zo hard
als ik kan.
Het lied is uit. De kinderen komen
naar buiten hollen. Daar is het meisje.
Daar ben ik.