WEER OP SCHOOL Voorjaarscollectie van de Nederlandse schoenindustrie Madame Tabouis maakte ONZE NAMEN Onze vaderen waren erg verzot op vergulden i Speelgoedbank voor kinderen CIPSKRUID ZATERDAG 29 MAART 1958 Erbij PAGINA TWEE Herbergen Verfkwast G. de Boer van der Ley HET IS warm en stil op de kade. Het hek van de lagere school staat open. Ik loop de speelplaats op. Net als vroeger probeer ik niet op de lijnen van de tegels te trappen. Eén misstap en er zou iets ergs gebeuren. Het lukt me nog. Alleen hoor ik nu het klikken van mijn hak ken. Het is vijf voor twaalf. Ik ben hier om een meisje te halen. Ze zit in de tweede klas, het lokaal links boven. De ramen staan wijd open. Ze zijn aan het zingen. Ik ken het lied. Altijd, iedere morgen aan het eind van de les moes ten we het zingen. Ik kijk omhoog en neurie mee en tik met mijn linker voet een beetje aarzelend de maat. Met mijn ogen volg ik de kinderen in de klas. Ik ken er geen één. Het meisje kan ik net niet zien. Zij moet in de tweede rij zitten. De tweede rijdaar heb ik ook een jaar gezeten. Ik was jaloers op mijn vriendinnetje, dat voor het raam zat en wel kon zien hoe om half twaalf die leuke melkboer met dat gekke hondje langs kwam. Ja, nu weet ik het precies. Op de derde bank was het, de bank met die grote inktvlek rechts boven. En opeens zit ik er weer. Het is warm. Ik verveel me en trek aan de lange blonde vlecht van Erica, mijn zusje, die voor me zit. Haar vlechten zijn veel mooier dan die van mij. Lang zaam draai ik de krul om mijn wijsvin ger. Mijn vlechten hebben geen krul van onderen. Ze pieken altijd. We moe ten rekenen. Breuken maken. Tweemaal probeerde ik het, maar de getallen wer den veel te groot. Nu wacht ik maar op Erica, als zij ze heeft geef ik haar een duwtje. Ze schuift dan opzij, zodat ik in haar schrift kan kijken. Dan begin ik de sommen over te schrijven. Langzaam, goed oplettend, dat de juffrouw niets ziet. Ik haat dat mens. Het liefst zou ik haar met een speld prikken, ineens, heel hard. Ze doet poeslief tegen mij, maar ik weet dat zij ook mij haat. Zij draagt een bril. Als de zon daar op schijnt, flikkert het glas. Ze schuift dan ietwat geïrriteerd opzij. Onder haar dikke lichaam kraakt de stoel. Ik glimlach stil letjes, maar terwijl ik schrijf houd ik haar goed in de gaten. Waarom rekenen ze toch allemaal? Zelfs Liesje, die anders ook altijd op een ander wacht, is hard bezig. Ze heeft een grote inktvlek op haar wang. Piet, die naast haar zit heeft zijn tong uit zijn mond. Hoe laat zou het zijn? Straks moeten we dat rot lied weer zingen. Het enige leuke is, dat ik altijd andere woorden zing, dan ik moet zingen, hele gekke woorden. Ik heb vandaag mijn lieve lingsjurk aan. Rose met witte hondjes. Erica ook. We noemen haar onze „hond- jes"-jurk. Zo hebben we ook een „ap- peltjes"-jurk, omdat er allemaal appels op staan. Hoeveel hondjes zitten er eigenlijk op? Ik tel. Verder dan zeven kom ik niet. De juffrouw zegt plotseling dat we de sommen morgen af kunnen maken, omdat het bijna tijd is. Ik weet nu precies wat er gebeuren zal. Ze staat een beetje moeizaam op, neemt haar lineaal, geeft twee korte, krachtige tik ken op haar lessenaar. Het moet dan meteen stil zijn, maar dat is het nooit. De tik, die dan volgt, is harder en gaat gepaard met een driftige knik met haar hoofd. Het wordt dan echt stil. Zij opent haar brede mond en heft het lied aan. Iedereen gaat meezingen, eigenlijk mee schreeuwen. Vooral de jongens zijn te hard. Maar het zingen is dan ook alleen maar om te laten blijken hoe fijn we het allemaal wel vinden, dat de ochtend om is. Het duurt twee minuten, niet langer. Dan stormen we het lokaal uit de lange gang in en de trap met de hel-blauwe leuning af. Ik laat er altijd mijn hand over glijden, omdat zij zo fijn koel is. Iedereen probeert nu zo vlug mogelijk buiten te zijn. Mij kan het nu eigenlijk nog maar weinig schelen. Ik laat de meesten langs me heen rennen en loop langzaam de school uit. Het spelletje met de lijnen doe ik altijd, ook al heb ik haast, dan spring ik telkens midden op de tegels. Het liefste ga ik alleen naar huis. Erica wacht trouwens haast nooit. Bijna altijd maak ik een kleine omweg, dan kan ik nog naar de speel tuin, of er tenminste even naar kijken. Van verre kan ik de glijbanen zien. Die blinken in de zon, en zijn net als koper. Een paar jongens spelen in de klimkooi. Achterlijke Mia zit op de schommel. Ze wiegt zachtjes heen en weer en zingt een liedje. Ik loop naar binnen, door het grote, ijzeren hek. Voor ik naar de schommels ga, spring ik op de draaimolen en zet me met mijn rechtervoet af. Niet lang, DE MEEST gefotografeerde huizen van Haarlem zijn stellig de panden Korte Spaarne 23 en 25 met hun gelijk vormige trapgevels, die zo fraai achter de wipbrug omhoog rijzen. Het hoek huis bezit nog een speciale bezienswaar digheid: de oudste gevelsteen van de stad. Wie goed kijkt, ontwaart in de Wijdesteeg een steentje met een plomp gedierte er op. De slurf doet vermoeden dat de oude steenhouwer een olifant bedoeld heeft. Dat klopt, in dit huis was vanouds de brouwerij „De Olyphant" gevestigd, waar in iö46 mr. Willem Ruychaver woonde. Iets jonger is de steen met een gulden beker en het op schrift „Dit is de goutsmits kamer" op het Goudsmitspleintje. DAT DE oude goudsmeden hun gilde- huis met een gouden beker versierden, mag geen verwondering wekken. Merk waardig is echter dat ook hun mede burgers zo graag de emblemen op hun uithangborden en gevelstenen een gou den schijn gaven. Er stonden in de Smedestraat huizen, die De Vergulden Thoorn, De Vergulde Tafel, De Vergulde Lijst en De Vergulde Bastaertpijp heet ten. Vergulde duiven, lelies eri hamers vónd mén op de Oude Gracht, elders in de stad verguldde men molens, balken, kandelaars, bootshaken, weefgetouwen, spinnewielen, windhonden, kalveren, spinnen, valken, pelikanen, zalmen en wat dies meer zij. In de Kleine Hout straat werd zelfs een huis vermeld „daert Vergulde Wapen van Vlaende ren uijsteeckt". Als men nu weet dat de zwarte Vlaamse leeuw reeds op een gouden schild prijkt, vraagt men zich af wat onze vaderen daar nu nog aan vergulden konden. De verguldwoede ging overigens niet ongemerkt aan de familienamen voorbij. Het duidelijkst spreekt wel de naam Guldenarm. Want een vergulde houten arm met het een of andere voorwerp in de hand was een zeer bekend uithangteken. IN OUDE AKTEN stuit men wel op huizen, die „De Vergulde Bergh" heet ten, daar zal de naam Guldenberg het ontstaan aan danken. „Het Gouden Hoofd" was eveneens een geliefde huisnaam, de gevel vertoonde dan een manskop in de trant van de bekende gaper der drogisten. De geslachtsnaam Goudenhoofd herinnert daar aan. De namen Goudeketting, Goudappel, Goud- berg en Goublomme kunnen ook al tot huisnamen teruggaan. Het blijft echter twijfelachtig of de naam Goudzwaard iets met een gouden zwaard te maken heeft, deze kan ook een herkomst uit het dorp Goudswaard aangeven. Goud schaal zal weer tot een huisnaam te herleiden zijn, dit geldt ook voor Goe* dewaagen, welke naam oudtijds Goude- waagen geschreven werd. „De Gouden Wagen" stond vaak op het uithang bord van herbergen en uitspanningen. Dergelijke gelegenheden, waar men met paard en wagen ariveerde, heetten ook wel „De Roskam" en „De Hopsack". Zo kon het gebeuren dat Roskam, Ros- camm en Hopzak familienamen werden, ook Haverzak komt voor. BLIJKBAAR waren niet alle koppen, die de gevels sierden, verguld of be schilderd. Althans, we lezen van huizen, die „Het Houten Hoofdt" heetten. In het midden van de zestiende eeuw luisterde een Amsterdamse burger naar de zon derlinge benaming Lourens 't Houten Aengesicht, die echter geen familie naam is geworden. Wel kennen we Houthoofd en Toutenhoofd, een samen trekking van: 't houten hoofd. In Zee land, waar het uitspreken van de h al tijd op moeilijkheden stuit, kon de naam Outhooft ontstaan. Overigens was het ook in de oude tijd niet alles goud wat er blonk. De schilders der uithang borden gebruikten eveneens zilver. Daar leggen de geslachtsnamen Silvercruys en Zilverberg nog altijd getuigenis van af. De gele verfkwast hanteerde men, toen op de Amsterdamse Ververssrracht het uithangteken van „De Ghele Hant" geschilderd werd. In het adresboek ko men we nog steeds de namen Geelhand en Geelhant tegen. Geelhoed zal ook wel tot een huisnaam teruggaan, dit geldt eveneens voor Zwarthoed, Zwart kruis, Blauwblomme en Roodhart, welk hart dan wel weer een hert zal zijn. maar twee rondjes, anders wordt ik duizelig. Het zingen van Mia wordt dui-' delijker als ik dichterbij kom. Het zijn geen woorden, zomaar een paar klan ken. Ik groet niet, maar ga op de schommel naast haar zitten. De ijzeren ketting rinkelt. Mia kijkt op, maar zegt niets. Ze kijkt trouwens altijd of ze niets ziet. Haar onderlip steekt ver vooruit en is altijd nat van het spuug. Ze kwijlt. Mij maakt dat een beetje mis selijk, maar ik blijf toch naar haar kij ken, kan er zelfs niet genoeg van krij gen. Als ze zich opzet met haar plompe lichaam, doe ik mee. We blijven op één hoogte. Ik volg haar mond. Ze praat wartaal. Dan ga ik langzaam vragen. Over alles. Waarom ze op de schommel zit en hoelang ze hier al zit. Soms geeft ze wel antwoord, maar dat slaat dan nooit op mijn vraag. Toch ga ik door, Wreefbandjes, donkere neus en hakjes zijn ie meest in het oog lopende kenmerken voor de schoenen van dit seizoen. (Van onze Parijse correspondent) H Cadeautjes geven en vooral uitzoeken, |j blijft altijd een riskante onderneming. Het is nu eenmaal aardig iemand een verras- sing te bereiden, maar dan loop je weer S hot risico dat aan de intiemste verlangens H nu juist niet beantwoord wordt. Een vol- wassene weet de komedie van de blijd- B schap meestal wel met enig talent te spe- B len, maar een kind speelt geen komedie. Een blokkendoos krijgen wanneer je je zinnen op een spoortrein hebt gezet, is nu eenmaal een teleurstelling, die je zo maar niet verbergt. De milde gever ervaart dan B al heel gauw dat hij niet in de roos heeft geschoten. H Van dit soort wVede ervaringen is de Pa B risienne Oliven uitgegaan toen ze onlangs de eerste Franse speelgoedbank opende Een paar jaar eerder was ze al met een ge- specialiseerde zaak in „pedagogisch ver- antwoord speelgoed" begonnen, maar het bezwaar dat we hierboven hebben aange- B duid, kleefde in verhoogde mate nog aan j= die eerste onderneming, omdat zulk speel- goed nu eenmaal extra kostbaar is. En zo kwam zij dan tot haar nieuwe opzet. Je koopt bij haar geen speelgoed, maar je huurt het. Zoals je een abonnemenl neemt op een leesbibliotheek, zo schrijf je B je kind in bij de speelgoedbank. Per jaar S kost zo'n abonnement ongeveer dertig gul- li den. Iedere week heb je dan recht op een B ruil. Drie soorten speelgoed zijn slechts buiten deze ruiltransacties gesloten, na- melijk te zware voorwerpen als een hob- §j belpaard of een kinderauto'tje, gevaarlijk speelgoed, waardoor oorlogszuchtige in- stincten kunnen worden opgewekt en ten- s slotte poppen. Een klein meisje een pop j= weer afnemen is even harteloos als een moeder te scheiden van haar kind. j§ De bankdirectrice is over het algemeen heel best te spreken over de medewerking van de kinderen en hun zorgen om alles B weer in goede staat terug te brengen. Om B hun gevoel van verantwoordelijkheid te stimuleren, heeft ze een zegelsysteem in- gevoerd. Op de abonnementskaart wordt een rood zegel geplakt voor de kinderen, S die hun vorig speelgoed netjes hebben in- geleverd. Tien van die zegeltjes geven dan p recht op de kostbaarste bezittingen van' de B bank. Ieder artikel wordt steeds eerst zorg- vuldig gecontroleerd alvorens weer in cir- culatie te worden gebracht, want iedere abonné heeft recht op de beste spullen. Eén dezer dagen heeft de Nederlandse schoenindustrie ons in de gelegenheid ge steld kennis te meken met een keur van modellen uit de nieuwe voorjaarscollec tie, hèt neusje van de zalm van wat er op schoenen-gebied in ons land te vinden is. Steeds meer kunnen we constateren, dat ook schoeisel aan mode onderhevig is en dat er ieder jaar weer nieuwe varia ties worden uitgedacht, die de vorm van neus en de hoogte van de hak verande ren. De slanke Italiaanse leest, die enige tijd geleden wat aarzelend begroet werd, kan zich nu beroemen op een algemene erken ning. Dit seizoen vinden we de neus van voren afgeplat (carnot leest) of in dc carrée leest nog sterker geprononceerd door ook nog afgeplatte zijkanten, wat een eniszins vierkant effect geeft. De slanke voetlijn blijft echter behouden, zelfs bij de loafers en ballerina's De afgeplatte neus :n de z.g. carnot leest is een geheel nieuwe lijn voor het komen de seizoen. De bandschoenen zijn zeer sterk verte genwoordigd en worden in allerlei varia ties toegepast: in een smal bandje, dat over de voet loopt en dan naar onderen en T vormt, in een dubbel bandje soms op elastiek geregen, hoog en laag op de wreef en in allerlei breedtes. Dit bandje kan de schoonheid van de ranke hoge mo dellen vaak verhogen, maar de lage mo dellen zagen we toch liever met een vlot tere garnering. DE GARNERING is over het algemeen uiterst bescheiden: een ottoman strikje, fijn vlechtwerk, kleine gaatjes, naaldper foratie en bandjes in allerlei breedtes. Door toepassing van twee contrasterende kleuren een zeer opvallende neiging voor dit seizoen werden mooie effecten bereikt. Cognac, zwart of marine-blauw lieten zich prachtig combineren met wit. Door een nylonschoentje van zeer eenvou dig vlechtwerk was een bandje van leer in tegengestelde kleur gehaald, het bracht evenals een geel pigskin schoentje met zwart lak doorvlochten een fleurige en zon nige noot in het doorgaans eentonige kleu- 'Joorgevlochten schoentjes zien we in al- crlei tinten en vaak in contrasterende kleuren. renpalet van de schoenenmode. Zo zien we dat naast de diverse zachte tinten, die variëren van roomwit en ivoor, naar zil vergrijs en grège (een beige, dat naar de grijze kant uitgaat) ook geraniumrood en blauw toonaangevend zijn. De gladde leersoorten met een matte glans winnen sterk terrein evenals het ru we schrijfsuède. Iets nieuws is een leer met een kurkeffect, dat verkregen wordt door het afschuren van de nerf en in com binatie met leer of suède pracht resulta ten oplevert. De hoge hak, tot ca. 6 cm. wordt met steeds meer enthousiasme begroet omdat men er op heeft leren lopen en men er aan gewend is geraakt het lichaamsge wicht naar de voorvoet te verplaatsen. De minder elegante benen kunnen zich echter het beste in onopvallende schoentjes ste ken met een laag Louis XV of Pinay hak je (van onderen afgevlakt) dat het lopen gemakkelijk en zelfs elegant kan maken. Katy dat we voortdurend van het ene in het an dere uiterste worden geklutst. En verder omdat je op zo'n cocktail-par ty waar zelfs een diplomaat wel eens los lippig wil worden, de ware toedracht van aas de geschiedenis van onze eigen tijd pas scherp leert doorzien. (Van onze Parijse medewerkster) H Ze moge dan al in de Franse hoofdstad wonen en daar voor- nameljjk werkzaam zijn, toch is ze zeker meer dan louter Parijse B silhouet. Haar kleine gestalte die B nog maar sinds kort door de last van een zeventigtal jaren wat gebogen wordt, het gebloemde en gevoileerde kokette hoedje dat H meestal tot bijna over de helder- blauwe oogen is getrokken, dc handtas met blocnote en schrjjf- B gerei altijd aan haar arm: men heeft haar zo nu al ongeveer een halve eeuw lang periodiek op alle grote internationale conferenties, B ook ver buiten Parijs, kunnen ontmoeten. Zij heet: Genevièvc Tabouis, en behoort tot de vijf of zes „diplomatieke waarnemers" S met wier opinies óók in de kan- selarijen, zegt men, wel degelijk rekening gehouden wordt. Madame Tabouis, zoals ieder- een haar in deze kringen kent en aanspreekt, moet een ontelbaar B aantal artikelen op haar naam hebben, maar nu heeft ze boven- dien haar memoires gepubliceerd. En bij de tewaterlating van haar geestes- kind, om dan maar 's een gedurfd stijl— bloempje te riskeren, waren mét Daladier, Boncour en nog verscheidene andere be- B roemdheden uit het verleden, onlangs in Parijs nóg heel wat politici, diplomaten en staatslieden tegenwoordig, die óók in B haar autobiografie sprekende worden in- gevoerd. Toch heeft mevrouw Tabouis haar groot- |j ste dagen misschien al wel weer even ach- ter de nu, dus enigszins gebogen rug. In de tijd van de befaamde conferenties B van Genève tot aan het begin van de laat- s§ ste oorlog scheen er namelijk aan haar beschouwingen meer waarde te worden gehecht dan tegenwoordig. Toen was ze H diplomatiek redactrice van het eertijds machtige l'Oeuvre, en nu schrijft ze in B een Parijse krant die maar op een beschei- den lezerskring mag Dogen. B Madame Tabouis was en is de grote spe- cialiste van het nieuws achter de diploma- tieke schermen. De diplomatieke potten- kijkster die graag uit de school klapte. B Ze bezat, en bezit nog altijd, vele uit- stekende relaties ze is de nicht van de vroegere Franse regeringsleider Jules Cambon en omdat ze aan een half woord H genoeg heeft om er de andere helft zélf bij te fantaseren, wist ze haar lezers al- ij tijd persoonlijke en originele verhalen B voor te schotelen, waarin haar eigen zegs- lieden evenwel soms moeilijk meer de waarheid van de verdichting onderschei- B den konden. Mevrouw Tabouis heeft bo- vendien behalve achteruit, ook steeds graag vooruit willen kijken, en daarom werd 't haar tegenstanders, of jaloerse collega's, vaak niet al te moeilijk ge- maakt haar de profetieën die nu eens niet B precies volgens de letter uitkwamen on- der het kleine gepoeierde neusje te wrij- ven. En er werd door kwade tongen zelfs S wel beweerd, dat ze bij alle grote diplo- matieke conferenties voor zichzelf een persoonlijk plekje onder de groene tafel B had laten reserveren Madame Tabouis die in haar functie van journalistieke getuige duizenden recepties van staatslieden bij internationale ontmoe tingen heeft bezocht karakteriseert het leven als „een cocktail". Ten eerste om- Zo vertelt ze ergens hoe ze eens op zo'n receptie met de voormalige Russische mi nister van buitenlandse zaken Litvinov stond te babbelen, die ze onschuldig de vraag stelde waarom zijn regering die toen toch met Frankrijk door een vriend schapsverdrag verbonden was, gelijktij dig zulke verliefde blikken wierp op Hitier. Waarop Litvinov met een allerbeminne lijkste glimlach uiteenzette dat Frankrijk en Engeland gedistingeerde oude dames waren die zijn land nóóit kwaad zouden durven doen. Duitsland daarentegen.... Zó bang zijn wij voor de Duitsers", ging de Russische minister voort, „dat we er misschien nog wel eens toe zullen komen ons met dat land te verbinden alleen om de Fransen en de Engelsen te verplichten dat volk in een oorlog voor óns neer te slaan". En Geneviève Tabouis tekent daarbij dan aan dat op dat moment ieder een hartelijk om die boutade lachen moest; een boutade die naderhand een heel pro gramma van politieke actie bleek te behel zen Van zulke anekdotes en ervaringen we melen de memoires van Madame Tabouis die in haar lange loopbaan als enige vrouw temidden van honderden (belangrijke) mannen haar mond misschien wel's voor bij heeft gepraat. Maar dan nu, evenals bereisde Roel, ook véél weet te verhalen. Gypsophila kent men beter onder de benaming gipskruid. Het wordt in de tuintjes veel ge kweekt. Speciaal de overjarige soorten zijn bekend; de fijne witte bloempje; worden veel tussen andere bloemen verwerkt en ze doen het er goed tussen. Deze over jarige soorten kun nen nu nog gepoot worden. Stel het niet te lang meer uit. Ze verlangen een zonnig plekje er moeten vooral eer voedzame grond soort hebben. Naast de over blijvende soorten zijn het vooral de éénjarige die 'waard zijn om gekweekt te worden. Dat kan van zaad uit eigen tuin. Ook kan men zaad bestellen en de volgende maand in de volle grond van de tuin zaaien. Stop het vooral niet te diep in de grond; het is al voldoende als het juist onder de oppervlakte zit. Het gipskruid bloeit jammer ge noeg niet de gehele zomer, doch als begin I juni nog eens gezaaid wordt, behoeft men niet zonder die aardige witte bloemen te zitten. G. Kromdyk alsmaar door, het lijkt wel een soort pesten, hoewel ik dat beslist niet wil. Ik wil alleen maar weten, wat zij denkt en voelt. Ineens springt ze van de schommel. Ik kijk hoe ze wegloopt. Haar rug is gebogen, haar geperma nente haar staat wijduit. Als ik „Dag Mia" roep, antwoordt zij niet. Zij blijft staan en kijkt me aan. Het is net of ze zeggen wil: jij bent gek. Eerst ben ik dan treurig en zit stil op de schommel. Maar dat is maar heel even, want dan ga ik staan en zet me heel hoog op, eigenlijk te hoog. Ik lach hardop, als mijn vlech ten van voren naar achteren zwiepen. Dan laat ik me langzaam uitschomme- len en spring er af. Een beetje besluite loos blijf ik staan. Daar heb je de klim kooi, de Engelse wip en de twee glij banen. Eerst glijden, van de grote. Languit op mijn buik. In het midden wip ik een klein stukje op, er zit een bobbel in. Het gaat zalig. Ik doe het vier keer. De laatste keer samën met een jongen, zittend echter elkaar. We vinden het allebei een beetje eng en ik knijp hem even in zijn schouder voor we naar beneden glijden. De klimkooi vind ik altijd griezelig, maar toch prettig. Het is er donker, stil en koel. En als je langs de gladde paal naar beneden glijdt kom je op het zand terecht. Het geeft een doffe bons. Het zand stuift niet. Met mijn hand om het gladde hout staar ik naar beneden. Het lijkt of de afstand steeds groter wordt, alsmaar groter. Wanneer ik nu niet direct glijd, durf ik niet meer. Ik doe mijn ogen dicht. Even later de bons. Op de Engelse wip zitten een paar kinderen. Twee jongens gaan net opzet ten. Ik loop erheen. Eén van de jongens in een blauw trainingspak en met zwarte gympjes vraagt: „Wil je er ook op?" Als ik ja knik laat hij stoppen en als ik ga zitten trekt hij aan één van mijn vlechten. Ik vind dat hij leuke ogen heeft en blijf naar hem kijken als hij de wip opzet, steeds maar hoger. Het is of ik op een groot schip zit en hij de kapitein is. Zolang mogelijk blijf ik varen. Maar dan ineens wil ik naar huis. Bij het hek merk ik, dat ik mijn strik kwijt ben. Ik draai me om en wil hem gaan zoeken. Het hoeft niet. Achter me staat de jongen met de gympjes. „Is die van jou?" vraagt hij. Ik zeg niets, pak de strik uit zijn hand en loop weg, zo hard als ik kan. Het lied is uit. De kinderen komen naar buiten hollen. Daar is het meisje. Daar ben ik.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 16