NEGEN FASCINERENDE BESCHRIJVINGEN VAN LEVENS IN BEWOGEN TIJDEN Aandacht voor Heinrich Böll Litteraire Kan t teken i ngen Schaar op de keel ZATERDAG 29 MAART 1958 Erbij SYLPHIDES VAN DE LAGE LANDEN PAGINA DRIE In 1955 vertcheon bij E. J. Brill te Leiden onder de titel „Under the Golden Lilies" (Onder de gouden lelies) een reeks biografische opstellen van de Amerikaanse auteur John Gade over negen vermaarde Franse mannen en vrouwen. Deze uitzonderlijke publikatie heeft niet de aandacht getrokken, waar zij ongetwij feld recht op kan doen gelden, vandaar het onderstaande artikel door onze medewerkster Helma Wolf- Catz, welke proeve van rechtvaardigheid het motto „beter laat dan nooit" zou kunnen dragen. Van links naar rechts: Jeanne d'Albret, Ninon de Lenclos en Madame du Deffaud. JOHN GADE is niet alleen een voor treffelijk schrijver, maar tevens een zorg vuldig chroniqueur, een verzamelaar van feiten, die hij rangschikt nagenoeg zon der overdaad. Wel is „Under the golden lilies" als geheel uiterst gecomprimeerd, zodat men het werk aandachtig moet vol gen om het direct in de finesses in zich op te nemen. Toch trekken de feiten ons, zoals ze door de schrijver gerangschikt zijn, als een meeslepend avontuur voor bij. Het merkwaardige is echter, dat het allerminst kleurige verhalen zijn. Indien men voor dit boeket van negen korte schet sen over de in het Engels geschreven Franse onderwerpen een kleur zou moe ten noemen, dan zou dat om de luciditeit ervan: zilver moeten zijn. John Gade heeft verscheidene grote wer ken op zijn naam staan, onder meer over: Kathedralen van Spanje, Karei XII, koning van Zweden, Christian IV, koning van Denemarken en Noorwegen, benevens over kardinaal Mercier, wiens leven het dichtst bij ons ligt. Uit de laatste publi katie is daarom het duidelijkst de werk wijze van Gade te bepalen. In dit lijvige boek zijn de beschrijvende gedeelten tot een minimum beperkt. Feiten en enkele anekdotes hebben de boventoon. Eerbied voor de figuur en bescheidenheid van de schrijver treden sterk naar voren. Wan neer Gade dan even dichterlijk wordt in jeugdkarakteristiek en landschapschilde ring geeft dit poëtische de fijnere toets. Het leven van kardinaal Mercier, een priester dus, voegt zich zeer wel in de sfeer, die eveneens in de negen schetsen van „Under the Golden Lilies" domineert. Deze verheven klaarheid nu is de kracht en tevens de zwakke zijde van Gade: het werk heeft niet dat verschil van accent, die brede zinnelijker toon van een Harold Nicolson, wiens levensbeschrijvingen van Swinburne, van Tennyson en Constant vooral, tegelijkertijd van een psychisch inlevingsinstinct en visie getuigen. Noch heeft zijn werk het aquarellistische van Geoffrey Scott of diens somtijds bijtende ironie of scherpe afkeuring, die een fel contrast vormen met de zachte toets waarmee deze laatste zijn beschrijvingen opzet. Alleen de studie over Madame du Deffand, die Gade samen met zijn vrouw prepareerde, heeft hier iets meer van. Gade noteert geschiedkundig getrouwe feiten op zeer subtiele wijze, waardoor hij in staat is een geheel leven soms al in een twintig bladzijden te beschrijven. De personen in „Under the Golden Li- lies" hebben met elkaar gemeen het hei lige vuur, dat deze schrijver naar voren brengt. Dit binnenste van het menselijke wezen wordt door hem ontdaan van al het uiterlijke. Er zijn figuren, die Gade te veel aan zijn ideaal wil doen beantwoor den. Een van de voorbeelden hiervan is Ninon de Lenclos, de bijzonder mooie vrouw, vriendin van Cinq-Mars, Kardi naal de Richelieu, Saint-Evremont, voor al door naar spirituele brieven aan de Markies de Sévigné bekend. Zij was ge huwd met de zozeer door haar geliefde wilde edelman De Villarceaux, van wie zij evenals van Louis de Mornay een zoon had. Van haar grote gepassioneerdheid en vrijmoedigheid verdoezelt de schrijver de contouren. En hoewel hij blijk geeft van haar avonturen op de hoogte te zijn, pelt hij als het ware de klare liefde uit, die tot het andere deel van haar wezen be hoort, om haar ons op deze wijze voor ogen te zetten. Dit beeld en deze werk wijze sieren desondanks het onderwerp en tevens degeen die het koos en die eindigt met de woorden: „Men moet niet verge ten dat men zo een unieke en verwonder lijke lotsbestemming nooit tweemaal in een mensenleven ontmoet". EEN BEWIJS van zeer kundige samen werking is de schets over Madame du Def fand, die Gade voorbereidde met zijn vrouw. Talrijke brieven aan Voltaire en van deze wijsgeer aan haar. Montesquieu. d'Alembert en Horace Walpole staan ons ten dienste over de vrouw, die wijlen prof. P. Valkhoff in een studie over Belle de Charrière vergeleek met deze laatste. John Gade heft Madame du Deffand hier ge heel uit datgene wat men de nalatenschap van een litteraire kwaadsprekerij zou kunnen noemen. DE DERDE VROUW uit „Under the Golden Lilies" is Jeanne d'Albret, konin gin der Hugenoten, die tot ons komt in een schets die verbazingwekkend, knap en hel der mag heten. Jeanne d'Albret staat daar als kind al voor ons, levendig, energiek, zonder vrees, uitzonderlijk vrijmoedig en evenwichtig. De schrijver getuigt van vele religieuze oorlogen, verwikkelingen, een verbluffend aantal feiten, terwijl hét le ven van de koningin der Hugenoten hoger en hoger klimt ondanks oorlog en tegen slag. Onder haar regering trof zij vele so ciale voorzieningen. Zij was een ware dochter, zoals Gade opmerkt, van de re naissance, zeer kunstlievend Haar nage laten brieven zijn als die van Madame de Sévigné zo charmant. John Gade ein digt zijn schets met de woorden van d'Aubigné: „De prinses was alleen een vrouw door haar sekse. Haar gehele ziel was maagdelijk, haar geest machtig waar het grote zaken betrof en haar hart on overwinnelijk voor haar tegenstanders". ZES MANNELIJKE figuren zijn verder vertegenwoordigd in dit boek, van wie al leen Molière in zeer brede kring bekend heid geniet. De eerste is Jacques Coeur, de Franse staatsman uit het midden van de vijftiende eeuw, werkend in Bourges, een van de drukste steden in wat er van het Franse koninkrijk overbleef in die hef tige, ellendige tijd. Deze schets heeft de meeste kleur van hetgeen Gade ons brengt door de typerende beschrijving van Bourges, van het kasteel en van de groot ste koopman van de stad Jacques Coeur, dit alles gezet tegen een fijn genuanceer de historische achtergrond. De auteur ver telt hoe Coeur aan Karei VII krijgsmid- delen wist te bezorgen, waarmee Norman- dië werd veroverd, dat hij het staatsbe stuur regelde, geadeld en gezant in Rome en Genua werd. Mede door toedoen van zijn broer Nicolaas, bisschop van Lugon, alsmede door zijn zes kinderen, van wie de oudste aartsbisschop van Bourges werd, breidde hij zijn invloed uit. Zijn kantoren, enorme dokken en ooslagplaatsen waren verspreid over geheel Frankrijk en ver daarbuiten. Coeur liet oude wegeq en veerponten herstellen, hij kocht een' tien tal kastelen op van verarmde adel, het geen kwaad bloed zette, hij bouwde in Bourges zijn residentie, die zijns gelijke niet had. Gade noteert de mening van een van Coeur's tijdgenoten: „Hij was een man van opvoeding, gedragen door een voortdurende activiteit en energie, open hartig, zeer nijver, in het bijzonder in al les wat met zaken verband hield". Een nieuwe geest, vervolgt John Gade, leek op te staan in Frankrijk en het leger be gon in augustus 1449 zijn Normandische veldtocht. Coeur bevond zich in dat leger. Frankrijk werd in die tijd bestuurd door een man van buitengewone vlijt en genia liteit, schreef de bisschop van Lisieux, na melijk Jacques Coeur van Bourges, uit een burgerfamilie maar hegiftigd met grote verdiensten en geschiktheid, onverflauw de volharding, en zeldzame bedachtzaam heid. Hij bestuurde de koninklijke huis houding en toch verging het hem slecht, omdat men hem beschuldigde Agnes So- rel, Dame de Beauté, de maitresse van Karei VII, te hebben vergiftigd. Hij bracht er het leven af, hoewel hij boven dien nog van hoogverraad werd beschul digd, doch zijn goederen werden verbeurd verklaard. Ongemeen boeiend met het geheim van de fijnste rangschikking der woorden en beelden beschrijft Gade een heel brok Franse geschiedenis. TOT DE MEEST DRAMATISCHE en temperarhentrijke persoonlijkheden van het Frankrijk van de zeventiende eeuw behoren de drie gebroeders Chatillon in levendige mate. Deze drie broers, Gas- pard, Odet en Frangois, waren evenals hun vader en zijn broer Jacques elkaar innig toegenegen. Odet was levendig en intelligent, Gaspard een harde werker en Frangois vurig en enthousiast. Odet werd al vroeg kardinaal, als zodanig zeer be gunstigd en mengde zich in zaken van staat. Hij was de eerste kardinaal, die het huwelijk niet verwierp en een voor aanstaand Hugenoot bovendien. Zijn broers, in het bijzonder Gaspard, be kleedden een hoge rang in het leger. Een schets waaruit eerbied spreekt is dit on danks al het bloedvergieten, dat er in voorkomt, om en van de Hugenoten, oor logshandelingen, tegenslag en onver saagdheid. Eens schi'eef Ronsard de woor den neer waarmee Gade eindigt: „Ik weet dat de zon niemand ziet op dit ondermaan se met zulk een warm hart zo goedaar dig of zo deugdzaam als ik hem zag". NERGENS IS FRANKRIJK lieflijker dan tussen de bomen en gazonnen tussen Mantes-la-Jolie en het eeuwenoude Ver- non-sur-Seine, in het midden van welke pracht het kasteel Rosny ligt.. Aldus be gint de schets over Macimilien de Béthune hertog de Sully, die op het kasteel in 1560 werd geboren en opgevoed in het hervorm de geloof. Sully de latere staatsman en schrijver van de „Economies royales" was een standvastig man Gade haalt de woorden aan, die Sully uitspiak tegen zijn dansmeester, toen deze hem leerde, dat hij twee stappen terug moest gaan, waar op Sully antwoordde: „Als ik moet terug gaan, meneer, dan geef ik deze lessen op." Dit tekende ook zijn latere leven. Zijn ontsnapping als student aan de bloedbrui loft door zich te verschuilen bij het colle ge van Bourgogne heeft de auteur aan grijpend Geschreven. Deze biografie is een statig stuk geworden, groots van op zet, iets langer dan de andere. Groots me de door het formaat van Sully, door diens eenvoud, door zijn toewijding aan koning en vaderland. Sully trekt ook zelf mee ten strijde, doet zeer veel voor de openbare werken. Gade verdeelt deze imposante le- vingsbeschrijving in hoofdstukken over Sully's jongensjaren, de burgeroorlog, de staatsman, de diplomaat en zijn laatste jaren van afzondering op zijn kasteel, waar hij zeer veel las en schreef. WIJ MOETEN ONS omschakelen om daarna de korte biografie van Molière te lezen, die eenvoudig, helder en met een toets van humor is geschreven, doch ons geen nieuws brengt. Bii Jean, graaf de Rochambeau, maarschalk van Frankrijk, ONDER DE TITEL Verhalenzijn nu, na een tweetal van zijn romans, ook twaalf korte vertellingen van Heinrich Böll in vertaling verschenen (in de Pris ma-Reeks van Het Spectrum) in een op vallend goede vertaling van mevrouw W. Wielek-Berg één voor één meesterstuk jes, één voor ééiv getuigend van zijn men senliefde, zijn diepgeworteld geloof, zijn besef van de menselijke tragiek, zijn re alisme, zijn meer-dan-realisme. Van de oudere naoorlogse schrijversgeneratie be hoort hij tot de weinigen, die zich terecht in enkele jaren tijds een internationale naam verwierven. Men heeft Böll met Hemingway vergeleken op goede gron den, dunkt mij, wat de geladen soberheid, de dubbele optiek van zijn schrijverschap aangaat. Bob ziét de realiteit, maar hij ziet haar zo doordringend dat hij er dwars doorheen kijkt, tot op de achterkant van het levenspatroon, waar de motieven ge weven staan van het goddelijk-menselijk oerbeeld, dat voor Böll essentieel is voor wat hij „de levensconditie van de mens" heeft genoemd. BÖLL IS NAMELIJK overtuigd katho liek. Zelfs ontleende hij de titel van zijn tweede roman (Wo warst du, Adam) aan de Tag-und-Nachtbücher van de jongge storven Theodor Haecker, die met Rein- hold Schneider deel uitmaakte van de in Freiburg gezetelde verzetsgroep tegen het nationaal-socialisme. Die geestelijke ver wantschap is voor een figuur als Böll te kenend. Haeckers katholicisme was van een haast lutheriaanse strijdvaardigheid, die de clerus allerminst spaarde en vóór alles de christen en diens daden aan zijn woord aan Het Woord wilde houden. Vrijwel letterlijk is dat op Böll van toe passing. Zowel in geloofszaken als in zijn levenshouding wijst hii elk compromis, elk idool, elk zelfbedrog van de hand. Hij wil waarheid en hij schrijft waarheid de waarheid, die de menselijke existentie in haar diepste duister en het eeuwig licht daarachter onthult. Het oog van de auteur moet humaan en onverbiddelijk eerlijk zijn, heeft hij eens gezegd. Die humane eerlijkheid bepaalt het karakter van zijn schrijversengagement, van zijn getuigen de, zijn dienende kunst, die de mens be hulpzaam wil zijn bij een onverschrok ken verkenning van de diepste gronden en afgronden van het menszijn en van de hogere verantwoordelijkheid die daarin besloten ligt. Wie in Böli de schrijver zag, die geroe pen was om het werk voort te zetten van de betreurde Wolfgang Borchert, slacht offer van het naziregime, heeft gelijk ge kregen. De overeenstemming tussen Bor- cherts aangrijpend toneelstuk „Draussen vor der Tür" (waarvan de première juist één dag na het overlijden van deze ach tervolgde en gefolterde mens werd ge speeld) en Eölls thema's is onmiskenbaar. In beider werk is, direct of indirect, het lot van de miljoenen, die door de zinloze nexus van consequenties zowel letterlijk als figuurlijk puiten de deui van het le ven zijn geplaatst, de leidende, de bezie lende gedachte. Wanneer men bij Bor chert (zijn stuk is als „Buiten voor de die in 1748 in militaire dienst trad en zich in de Oostenrijkse Successieoorlog onder scheidde, gaat Gade over op het leven van een hoge militair in aie tija, een gevierd man temidden van vele oorlogshandelin gen. Door de omvangrijkheid van deze oorlogshandelingen komt de karakterbe schrijving van Rochambeau wat in de knel. Anders is het met de laatste biografie, ontroerend, getuigend van uitzonderlijk fijne smaak en met, men moet het op nieuw constateren, onnavolgbare kundig heid geschreven. Deze schets geeft het ka rakter van Hans Axel, graaf von Fer- sen, stammend uit een Zweeds-Estlands geslacht, Zweeds veldmaarschalk, on overtrefbaar weer. Men kent het verhaal van de in 1755 te Stockholm geboren Von Fersen, die in Frankrijk kolonel van de Royal Suédois werd. Daarna diende hij in Amerika, reisde door Engeland en Italië en werd tengevolge van laster onschuldig vermoord. Hij wordt ons getekend als een zeer welgeschapen man met een ernstig karak ter, intellectueel en intelligent, verheven in zijn grote liefde voor Marie Antoinette, die hij al zijn vriendschap schonk en zijn oneindige trouw. Bitter, maar standvastig en mooi ligt dit leven voor ons. Gade's negen zeer gecomprimeerde fas cinerende schetsen vormen ieder op zich zelf een volledige levensbeschrijving. Zij brengen een geheel tijdperk uit de geschie denis tot ons. De gegevens zijn met on navolgbaar geduld en grote kennis van zaken bijeengebracht en ze zijn op onver gelijkelijke wijze verwerkt en uitgegeven door E. J. Brill op een manier, die bij de rang van dit voortreffelijk werk past. deur" bij de Wereldbibliotheek versche nen) leest: „Waar moet ik heen? Waar van moet ik leven? Met wie? Met wat?" dan heeft men het alarmsignaal in de oren, dat in het proza van Böll in zijn verhalen genuanceerder, kleurrijker, dan in zijn romans getemperd werd tot een doordringend monotoom zoemen. Voor Böll duurde de georganiseerde zin loosheid, die oorlog heet, ook na 1945 voort. Als een ziekte woekert ze op „de vrede". Niet alleen in politiek opzicht. Ze is in ons leven, ons denken, ons hart bin nengeslopen en knaagt, zoals ze dat vóór 1933 in het geheim deed, aar de zedelijke normen, aan de sociale gerechtigheid, aan de menselijke waardigheid, maar open lijk nu, beschamend en schaamteloos. Zin loosheid dat klinkt existentialistisch" en dus enigszins vreemd ten aanzien van een schrijver van katholieke geloofsover tuiging. Maar Böll verre van nihilistisch zou, dunkt me, deze kwalificatie aan vaarden, mits men hem niet op één lijn stelt met Sartre en de zijnen. Voor zover men hem een existentialist kan noemen, is hij dat in de geest van de protestantse Kierkegaard of in die van Pascal, zonder diens Jansenisme dan. Zijn existentiege- voel is niet bodemloos In de diepste diep te ervan houdt hij het bij de voor hem onaantastbare waarheid van de christelij ke God: uit naam van die waarheid ont hult hij, wil hij 'de zelfvoldanen, de so ciaal-bevoorrechten, de schijnvromen, kortom allen die voortleven „im Unwich- tigen" en praten en denken en doen alsof niet twaalf jaar lang de geboden met spij kerlaarzen waren vertreden, ziénde ma ken, opdat zij zich zullen bezinnen op de wereld, die de verzakende mens heeft op geroepen. BÖLL HEEFT dit „engagement" waar gemaakt, in zijn romans zowel als in zijn talrijke verhalen, wgaruit de vertaalster een voortreffelijke keuze deed in, zoals ik al zei, een voortreffelijke bewerking. Böll is, hoe eenvoudig zijd zinsbouw en zijn woordkeuze ook lijkt, bijzonder moeilijk te vertalen. Hij schrijft ritmisch-strakke, emotioneel-gespannen zinnen zeer con creet en tegelijkertijd zeer doorzichtig, transparant vooral in de weglating van het bijkomstige en omgekeerd in het essenti- ele van het detail. Elk woord is, geladen met het wezenlijke van hetgeen hij te zeg gen heeft, de getrouwe registratie van zijn levensgevoel. Enkele bladzijden zijn hem soms genoeg om in een persoonlijk lotgeval de algemene tragedie uit te druk ken van een menselijk bestek, dat de zin heeft verloren van zijn metafysische oor sprong en bestemming Het verhaal „De lacher" bij voorbeeld beslaat niet meer dan drie pagina's, maar het telt in zijn intensiviteit voor een gehele roman. Het staat er allemaal zo onnadrukkelijk, als of er wat mompelend wordt gesproken: de bekentenis van die lacher, wiens brood winning het lachen is het lachen van alle eeuwen, van alle windstreken, in alle toonaarden: zeventiende en negentiende- eeuws, Amerikaans en Afrikaans, hyste risch en weemoedig, ambtelijk en privé „w.aar er ook gelachen moet worden, ik sta ter beschikking". Buiten dienst, thuis bij zijn vrouw, lacht die lacher nooit. „Wij leiden een stil, vreedzaam huwelijks leven, want ook mijn vrouw heeft het lachen verleerd: van tijd tot tijd betrap ik haar erop dat zij glimlacht en dan glim lach ik ook." Neen, dat is allesbehalve om te lachen. Daarvoor zeggen die drie blad zijden druks te veel over de lach die mees tentijds wordt gelachen en indirect over die eendere lach, die Böll de mensen wereld vurig toewènst, maar niet kan toe dichten omdat hij geen fraseur wil zijn. Böll schrijft uit. de nood van de tijd. In verschillende verhalen werkt soms en kel in een toespeling de wondende er varing van de oorlog en de ontreddering van de eerste vredesjaren schrijnend na. Maar dat actuele is voor hem niet het es sentiële. Het is enkel de verschijnings vorm, de toespitsing, van een dieper ge legen onheil: dat van het menselijk tekort aan eenvoudig-waarachtige mensenliefde, dat hij mét mensenliefde men hore zijn toon signaleert, hopende dat men nog tijdig tot bezinning zal komen. Was die hoop, hoe bang ook, er niet ik geloof niet dat een schrijver als Böll nog een let ter op papier zou zetten. Er is een ethiek die door haar innerlijke gedrevenheid kunst ivordt. Het is die van Böll. C. J. E. Dinaux Het Ballet der Lage Landen, onder lei ding van Mascha ter Weeme, heeft de dansliefhebbers in Nederland verrast met een bijzonder mooie uitvoering van „Les Sylphides" op muziek van Fréderic Chopin, die zoveel mogelijk beantwoordt aan de bedoelingen van Michael Fokine, die overi gens in de loop der jaren herhaaldelijk bij latere instuderingen zijn oorspronkelijke zetting heeft gewijzigd. Voor deze gelegen heid heeft men de medewerking ingeroepen van de betrekkelijk jeugdige Engelse dans kunstenaar Michael Holmes, die zes maan den lang geregeld contact heeft gehad met de fameuze ballerina Tamara Karsavina, die zowel in Rusland als bij de groep van Serge de Diaghilev aan de eerste vertonin gen van deze romantische suite heeft mee gewerkt. Het bijzondere van de thans door het Ballet der Lage Landen gepresen teerde versie is de inachtneming van de door de componist voorgeschreven muzikale tempi, dus veel sneller over het algemeen dan waaraan men door de ge leidelijke „ontaardingen" ten gerieve van de dansers gewend was geraakt. Het meest opvallend is dit in de mazurka voor de man, wiens solo zich trouwens harmonisch „oplost" in de groeperingen van het corps de ballet. Al kan men niet zéggen, dat het Ballet der Lage Landen technisch helemaal tegen de eisen is opgewassen, toch moet men bijzonder dankbaar, zijn voor deze kennismaking met een gezuiverd meester werk. De bovenstaande sfeerrijke foto geeft een goede indruk van deze nieuwste produktie van het gezelschap, dat thans door de bestedingsbeperking onder financieel zeer moeilijke omstandigheden de strijd om het bestaan moedig voortzet.. Sinds de oprichting in 1947 heeft het Ballet der Lage landen veertienhonderd voorstellingen gegeven, daarmee vooral be langrijk werk verrichtend door het berei ken van een nieuw publiek voor de dans kunst: behalve in de grote steden trad men op in plaatsen, waarvan velen de namen zelfs niet kennen, voor bijna een miljoen bezoekers. In tien jaar werd in totaal aan overheidssubsidie een bedrag van ongeveer driehonderdvijftigduizend gulden ontvan gen, hetgeen neerkomt op een gemiddelde bijdrage van dertig cent per verkochte plaats Het Ballet van de Nederlandse Opera ontvangt een subsidie, dat in de praktijk neerkomt op ruim vijfentwintig gulden per plaats, hetgeen vooral gezien de prestaties een schrille vergelijking mag heten.Door de financiële tenachterstel ling bedraagt het gemiddelde salaris van de leden van het corps de ballet tot dusver slechts tweehonderddertig gulden. Niette min werd sinds 1947 een repertoire opge bouwd, dat meer dan honderd titels ver meldde. Wil men in het volgende seizoen doorwerken op een zowel artistiek als so ciaal verantwoorde basis, dan zal er met overheidsgelden een tekort van 280.000 gulden moeten worden aangevuld. Daar voor is de toegezegde subsidie ontoereikend. (Van onze correspondent in Washington) De Amerikaanse kleermakers hebben hun werkgevers de schaar op de keel ge zet, toen zij, ruim vier weken voor Pasen, een staking begonnen om meer loon, een betere overwerk-regeling en bescherming bij ontslag. Woensdag zijn ze weer aan de slag gegaan, met een uurloon van 2.33 in plaats van 2.10 dollar. Wie meer werkt dan 35 uur per week zal extra betaald worden voor overwerk. Dit zal thans ook gelden voor de stukwerkers, (ruim tach tig percent van alle arbeiders). De „Ladies Garment Workers Union" is een van de oudste vakverenigingen in Amerika, David Dubinsky is haar presi dent. In 25 jaar hadden de kleermakers niet gestaakt, maar de werkgevers beseften dat de oude strijdlust van Dubinsky en zijn volgelingen niet verdwenen was, (te min der daar zij een krijgskas hebben van 35 miljoen dollar). Toen het publiek met Pasen in zicht begon uit te kijken naar voorjaarskleren, staken ruim 65.000 Newyorkse kleerma kers hun naald in het speldenkussen. In drommen begaven zij zich naar de ge weldige vergaderzaal, die Madison Squa- Garden heet. Die opmars ontwrichtte het verkeer urenlang. In de wijk, waar de kleding-ateliers gevestigd zijn werd het stil. Op normale dagen maken de rekken op wieltjes vol jurken en mantels, die daar over de straat worden geduwd, het passe ren moeilijk en gevaarlijk. Nu bleven de mantels en jurken onafgemaakt liggen, tot ongerustheid van de Newyorkse vrou wen en tot opluchting van de karikaturist, die aan de stakers liet weten: „Jullie had den geen beter tijdstip kunnen kiezen". Op de spotprent zag men karikaturen van de „zak-jurken", waarvan deze tekenaar kennelijk afkeer heeft. Burgemeester Wagner van New York, was met vakantie op de Bahama-eilanden, toen de staking uitbrak. Hoewel hij in die zonnige streken genoeg had aan een zwem broekje, besefte hij dat deze staking zo ernstig was, dat zijn terugkeer gewenst was. Hij stelde oud-senator Lehman tot be middelaar, die na 48 uur onderhandelen aankondigde, dat er een akkoord bereikt was over het loon. Met Pasen kan dus de voorjaarsparade op Fifth Avenue doorgaan en de etalages zullen vol hangen met „zakken". Voortdu ren van de staking had enstige gevolgen kunnen hebben in de stad, die de economi sche terugslag al begint te voelen. Dubin sky had geen beter tijdstip kunnen kiezen om snel succes, te behalen voor zijn vak vereniging.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 19