NEGEN FASCINERENDE BESCHRIJVINGEN
VAN LEVENS IN BEWOGEN TIJDEN
Aandacht voor Heinrich Böll
Litteraire
Kan t teken i ngen
Schaar op de keel
ZATERDAG 29 MAART 1958
Erbij
SYLPHIDES VAN DE LAGE LANDEN
PAGINA DRIE
In 1955 vertcheon bij E. J. Brill te Leiden onder de titel „Under the Golden Lilies" (Onder de gouden lelies)
een reeks biografische opstellen van de Amerikaanse auteur John Gade over negen vermaarde Franse
mannen en vrouwen. Deze uitzonderlijke publikatie heeft niet de aandacht getrokken, waar zij ongetwij
feld recht op kan doen gelden, vandaar het onderstaande artikel door onze medewerkster Helma Wolf-
Catz, welke proeve van rechtvaardigheid het motto „beter laat dan nooit" zou kunnen dragen.
Van links naar rechts: Jeanne d'Albret, Ninon de Lenclos en Madame du Deffaud.
JOHN GADE is niet alleen een voor
treffelijk schrijver, maar tevens een zorg
vuldig chroniqueur, een verzamelaar van
feiten, die hij rangschikt nagenoeg zon
der overdaad. Wel is „Under the golden
lilies" als geheel uiterst gecomprimeerd,
zodat men het werk aandachtig moet vol
gen om het direct in de finesses in zich
op te nemen. Toch trekken de feiten ons,
zoals ze door de schrijver gerangschikt
zijn, als een meeslepend avontuur voor
bij. Het merkwaardige is echter, dat het
allerminst kleurige verhalen zijn. Indien
men voor dit boeket van negen korte schet
sen over de in het Engels geschreven
Franse onderwerpen een kleur zou moe
ten noemen, dan zou dat om de luciditeit
ervan: zilver moeten zijn.
John Gade heeft verscheidene grote wer
ken op zijn naam staan, onder meer
over: Kathedralen van Spanje, Karei XII,
koning van Zweden, Christian IV, koning
van Denemarken en Noorwegen, benevens
over kardinaal Mercier, wiens leven het
dichtst bij ons ligt. Uit de laatste publi
katie is daarom het duidelijkst de werk
wijze van Gade te bepalen. In dit lijvige
boek zijn de beschrijvende gedeelten tot
een minimum beperkt. Feiten en enkele
anekdotes hebben de boventoon. Eerbied
voor de figuur en bescheidenheid van de
schrijver treden sterk naar voren. Wan
neer Gade dan even dichterlijk wordt in
jeugdkarakteristiek en landschapschilde
ring geeft dit poëtische de fijnere toets.
Het leven van kardinaal Mercier, een
priester dus, voegt zich zeer wel in de
sfeer, die eveneens in de negen schetsen
van „Under the Golden Lilies" domineert.
Deze verheven klaarheid nu is de kracht
en tevens de zwakke zijde van Gade: het
werk heeft niet dat verschil van accent,
die brede zinnelijker toon van een Harold
Nicolson, wiens levensbeschrijvingen van
Swinburne, van Tennyson en Constant
vooral, tegelijkertijd van een psychisch
inlevingsinstinct en visie getuigen. Noch
heeft zijn werk het aquarellistische van
Geoffrey Scott of diens somtijds bijtende
ironie of scherpe afkeuring, die een fel
contrast vormen met de zachte toets
waarmee deze laatste zijn beschrijvingen
opzet. Alleen de studie over Madame du
Deffand, die Gade samen met zijn vrouw
prepareerde, heeft hier iets meer van.
Gade noteert geschiedkundig getrouwe
feiten op zeer subtiele wijze, waardoor
hij in staat is een geheel leven soms al
in een twintig bladzijden te beschrijven.
De personen in „Under the Golden Li-
lies" hebben met elkaar gemeen het hei
lige vuur, dat deze schrijver naar voren
brengt. Dit binnenste van het menselijke
wezen wordt door hem ontdaan van al het
uiterlijke. Er zijn figuren, die Gade te
veel aan zijn ideaal wil doen beantwoor
den. Een van de voorbeelden hiervan is
Ninon de Lenclos, de bijzonder mooie
vrouw, vriendin van Cinq-Mars, Kardi
naal de Richelieu, Saint-Evremont, voor
al door naar spirituele brieven aan de
Markies de Sévigné bekend. Zij was ge
huwd met de zozeer door haar geliefde
wilde edelman De Villarceaux, van wie
zij evenals van Louis de Mornay een zoon
had. Van haar grote gepassioneerdheid en
vrijmoedigheid verdoezelt de schrijver de
contouren. En hoewel hij blijk geeft van
haar avonturen op de hoogte te zijn, pelt
hij als het ware de klare liefde uit, die
tot het andere deel van haar wezen be
hoort, om haar ons op deze wijze voor
ogen te zetten. Dit beeld en deze werk
wijze sieren desondanks het onderwerp en
tevens degeen die het koos en die eindigt
met de woorden: „Men moet niet verge
ten dat men zo een unieke en verwonder
lijke lotsbestemming nooit tweemaal in
een mensenleven ontmoet".
EEN BEWIJS van zeer kundige samen
werking is de schets over Madame du Def
fand, die Gade voorbereidde met zijn
vrouw. Talrijke brieven aan Voltaire en
van deze wijsgeer aan haar. Montesquieu.
d'Alembert en Horace Walpole staan ons
ten dienste over de vrouw, die wijlen prof.
P. Valkhoff in een studie over Belle de
Charrière vergeleek met deze laatste. John
Gade heft Madame du Deffand hier ge
heel uit datgene wat men de nalatenschap
van een litteraire kwaadsprekerij zou
kunnen noemen.
DE DERDE VROUW uit „Under the
Golden Lilies" is Jeanne d'Albret, konin
gin der Hugenoten, die tot ons komt in een
schets die verbazingwekkend, knap en hel
der mag heten. Jeanne d'Albret staat daar
als kind al voor ons, levendig, energiek,
zonder vrees, uitzonderlijk vrijmoedig en
evenwichtig. De schrijver getuigt van vele
religieuze oorlogen, verwikkelingen, een
verbluffend aantal feiten, terwijl hét le
ven van de koningin der Hugenoten hoger
en hoger klimt ondanks oorlog en tegen
slag. Onder haar regering trof zij vele so
ciale voorzieningen. Zij was een ware
dochter, zoals Gade opmerkt, van de re
naissance, zeer kunstlievend Haar nage
laten brieven zijn als die van Madame
de Sévigné zo charmant. John Gade ein
digt zijn schets met de woorden van
d'Aubigné: „De prinses was alleen een
vrouw door haar sekse. Haar gehele ziel
was maagdelijk, haar geest machtig waar
het grote zaken betrof en haar hart on
overwinnelijk voor haar tegenstanders".
ZES MANNELIJKE figuren zijn verder
vertegenwoordigd in dit boek, van wie al
leen Molière in zeer brede kring bekend
heid geniet. De eerste is Jacques Coeur,
de Franse staatsman uit het midden van
de vijftiende eeuw, werkend in Bourges,
een van de drukste steden in wat er van
het Franse koninkrijk overbleef in die hef
tige, ellendige tijd. Deze schets heeft de
meeste kleur van hetgeen Gade ons brengt
door de typerende beschrijving van
Bourges, van het kasteel en van de groot
ste koopman van de stad Jacques Coeur,
dit alles gezet tegen een fijn genuanceer
de historische achtergrond. De auteur ver
telt hoe Coeur aan Karei VII krijgsmid-
delen wist te bezorgen, waarmee Norman-
dië werd veroverd, dat hij het staatsbe
stuur regelde, geadeld en gezant in Rome
en Genua werd. Mede door toedoen van
zijn broer Nicolaas, bisschop van Lugon,
alsmede door zijn zes kinderen, van wie
de oudste aartsbisschop van Bourges werd,
breidde hij zijn invloed uit. Zijn kantoren,
enorme dokken en ooslagplaatsen waren
verspreid over geheel Frankrijk en ver
daarbuiten. Coeur liet oude wegeq en
veerponten herstellen, hij kocht een' tien
tal kastelen op van verarmde adel, het
geen kwaad bloed zette, hij bouwde in
Bourges zijn residentie, die zijns gelijke
niet had. Gade noteert de mening van een
van Coeur's tijdgenoten: „Hij was een
man van opvoeding, gedragen door een
voortdurende activiteit en energie, open
hartig, zeer nijver, in het bijzonder in al
les wat met zaken verband hield". Een
nieuwe geest, vervolgt John Gade, leek
op te staan in Frankrijk en het leger be
gon in augustus 1449 zijn Normandische
veldtocht. Coeur bevond zich in dat leger.
Frankrijk werd in die tijd bestuurd door
een man van buitengewone vlijt en genia
liteit, schreef de bisschop van Lisieux, na
melijk Jacques Coeur van Bourges, uit een
burgerfamilie maar hegiftigd met grote
verdiensten en geschiktheid, onverflauw
de volharding, en zeldzame bedachtzaam
heid. Hij bestuurde de koninklijke huis
houding en toch verging het hem slecht,
omdat men hem beschuldigde Agnes So-
rel, Dame de Beauté, de maitresse van
Karei VII, te hebben vergiftigd. Hij
bracht er het leven af, hoewel hij boven
dien nog van hoogverraad werd beschul
digd, doch zijn goederen werden verbeurd
verklaard. Ongemeen boeiend met het
geheim van de fijnste rangschikking der
woorden en beelden beschrijft Gade een
heel brok Franse geschiedenis.
TOT DE MEEST DRAMATISCHE en
temperarhentrijke persoonlijkheden van
het Frankrijk van de zeventiende eeuw
behoren de drie gebroeders Chatillon in
levendige mate. Deze drie broers, Gas-
pard, Odet en Frangois, waren evenals
hun vader en zijn broer Jacques elkaar
innig toegenegen. Odet was levendig en
intelligent, Gaspard een harde werker en
Frangois vurig en enthousiast. Odet werd
al vroeg kardinaal, als zodanig zeer be
gunstigd en mengde zich in zaken van
staat. Hij was de eerste kardinaal, die
het huwelijk niet verwierp en een voor
aanstaand Hugenoot bovendien. Zijn
broers, in het bijzonder Gaspard, be
kleedden een hoge rang in het leger. Een
schets waaruit eerbied spreekt is dit on
danks al het bloedvergieten, dat er in
voorkomt, om en van de Hugenoten, oor
logshandelingen, tegenslag en onver
saagdheid. Eens schi'eef Ronsard de woor
den neer waarmee Gade eindigt: „Ik weet
dat de zon niemand ziet op dit ondermaan
se met zulk een warm hart zo goedaar
dig of zo deugdzaam als ik hem zag".
NERGENS IS FRANKRIJK lieflijker
dan tussen de bomen en gazonnen tussen
Mantes-la-Jolie en het eeuwenoude Ver-
non-sur-Seine, in het midden van welke
pracht het kasteel Rosny ligt.. Aldus be
gint de schets over Macimilien de Béthune
hertog de Sully, die op het kasteel in 1560
werd geboren en opgevoed in het hervorm
de geloof. Sully de latere staatsman en
schrijver van de „Economies royales"
was een standvastig man Gade haalt de
woorden aan, die Sully uitspiak tegen zijn
dansmeester, toen deze hem leerde, dat
hij twee stappen terug moest gaan, waar
op Sully antwoordde: „Als ik moet terug
gaan, meneer, dan geef ik deze lessen
op." Dit tekende ook zijn latere leven. Zijn
ontsnapping als student aan de bloedbrui
loft door zich te verschuilen bij het colle
ge van Bourgogne heeft de auteur aan
grijpend Geschreven. Deze biografie is
een statig stuk geworden, groots van op
zet, iets langer dan de andere. Groots me
de door het formaat van Sully, door diens
eenvoud, door zijn toewijding aan koning
en vaderland. Sully trekt ook zelf mee ten
strijde, doet zeer veel voor de openbare
werken. Gade verdeelt deze imposante le-
vingsbeschrijving in hoofdstukken over
Sully's jongensjaren, de burgeroorlog, de
staatsman, de diplomaat en zijn laatste
jaren van afzondering op zijn kasteel,
waar hij zeer veel las en schreef.
WIJ MOETEN ONS omschakelen om
daarna de korte biografie van Molière te
lezen, die eenvoudig, helder en met een
toets van humor is geschreven, doch ons
geen nieuws brengt. Bii Jean, graaf de
Rochambeau, maarschalk van Frankrijk,
ONDER DE TITEL Verhalenzijn nu,
na een tweetal van zijn romans, ook
twaalf korte vertellingen van Heinrich
Böll in vertaling verschenen (in de Pris
ma-Reeks van Het Spectrum) in een op
vallend goede vertaling van mevrouw W.
Wielek-Berg één voor één meesterstuk
jes, één voor ééiv getuigend van zijn men
senliefde, zijn diepgeworteld geloof, zijn
besef van de menselijke tragiek, zijn re
alisme, zijn meer-dan-realisme. Van de
oudere naoorlogse schrijversgeneratie be
hoort hij tot de weinigen, die zich terecht
in enkele jaren tijds een internationale
naam verwierven. Men heeft Böll met
Hemingway vergeleken op goede gron
den, dunkt mij, wat de geladen soberheid,
de dubbele optiek van zijn schrijverschap
aangaat. Bob ziét de realiteit, maar hij
ziet haar zo doordringend dat hij er dwars
doorheen kijkt, tot op de achterkant van
het levenspatroon, waar de motieven ge
weven staan van het goddelijk-menselijk
oerbeeld, dat voor Böll essentieel is voor
wat hij „de levensconditie van de mens"
heeft genoemd.
BÖLL IS NAMELIJK overtuigd katho
liek. Zelfs ontleende hij de titel van zijn
tweede roman (Wo warst du, Adam) aan
de Tag-und-Nachtbücher van de jongge
storven Theodor Haecker, die met Rein-
hold Schneider deel uitmaakte van de in
Freiburg gezetelde verzetsgroep tegen het
nationaal-socialisme. Die geestelijke ver
wantschap is voor een figuur als Böll te
kenend. Haeckers katholicisme was van
een haast lutheriaanse strijdvaardigheid,
die de clerus allerminst spaarde en vóór
alles de christen en diens daden aan zijn
woord aan Het Woord wilde houden.
Vrijwel letterlijk is dat op Böll van toe
passing. Zowel in geloofszaken als in zijn
levenshouding wijst hii elk compromis,
elk idool, elk zelfbedrog van de hand. Hij
wil waarheid en hij schrijft waarheid
de waarheid, die de menselijke existentie
in haar diepste duister en het eeuwig licht
daarachter onthult. Het oog van de auteur
moet humaan en onverbiddelijk eerlijk
zijn, heeft hij eens gezegd. Die humane
eerlijkheid bepaalt het karakter van zijn
schrijversengagement, van zijn getuigen
de, zijn dienende kunst, die de mens be
hulpzaam wil zijn bij een onverschrok
ken verkenning van de diepste gronden
en afgronden van het menszijn en van de
hogere verantwoordelijkheid die daarin
besloten ligt.
Wie in Böli de schrijver zag, die geroe
pen was om het werk voort te zetten van
de betreurde Wolfgang Borchert, slacht
offer van het naziregime, heeft gelijk ge
kregen. De overeenstemming tussen Bor-
cherts aangrijpend toneelstuk „Draussen
vor der Tür" (waarvan de première juist
één dag na het overlijden van deze ach
tervolgde en gefolterde mens werd ge
speeld) en Eölls thema's is onmiskenbaar.
In beider werk is, direct of indirect, het
lot van de miljoenen, die door de zinloze
nexus van consequenties zowel letterlijk
als figuurlijk puiten de deui van het le
ven zijn geplaatst, de leidende, de bezie
lende gedachte. Wanneer men bij Bor
chert (zijn stuk is als „Buiten voor de
die in 1748 in militaire dienst trad en zich
in de Oostenrijkse Successieoorlog onder
scheidde, gaat Gade over op het leven van
een hoge militair in aie tija, een gevierd
man temidden van vele oorlogshandelin
gen. Door de omvangrijkheid van deze
oorlogshandelingen komt de karakterbe
schrijving van Rochambeau wat in de
knel.
Anders is het met de laatste biografie,
ontroerend, getuigend van uitzonderlijk
fijne smaak en met, men moet het op
nieuw constateren, onnavolgbare kundig
heid geschreven. Deze schets geeft het ka
rakter van Hans Axel, graaf von Fer-
sen, stammend uit een Zweeds-Estlands
geslacht, Zweeds veldmaarschalk, on
overtrefbaar weer. Men kent het verhaal
van de in 1755 te Stockholm geboren Von
Fersen, die in Frankrijk kolonel van de
Royal Suédois werd. Daarna diende hij in
Amerika, reisde door Engeland en Italië
en werd tengevolge van laster onschuldig
vermoord.
Hij wordt ons getekend als een zeer
welgeschapen man met een ernstig karak
ter, intellectueel en intelligent, verheven
in zijn grote liefde voor Marie Antoinette,
die hij al zijn vriendschap schonk en zijn
oneindige trouw. Bitter, maar standvastig
en mooi ligt dit leven voor ons.
Gade's negen zeer gecomprimeerde fas
cinerende schetsen vormen ieder op zich
zelf een volledige levensbeschrijving. Zij
brengen een geheel tijdperk uit de geschie
denis tot ons. De gegevens zijn met on
navolgbaar geduld en grote kennis van
zaken bijeengebracht en ze zijn op onver
gelijkelijke wijze verwerkt en uitgegeven
door E. J. Brill op een manier, die bij
de rang van dit voortreffelijk werk past.
deur" bij de Wereldbibliotheek versche
nen) leest: „Waar moet ik heen? Waar
van moet ik leven? Met wie? Met wat?"
dan heeft men het alarmsignaal in de
oren, dat in het proza van Böll in zijn
verhalen genuanceerder, kleurrijker, dan
in zijn romans getemperd werd tot een
doordringend monotoom zoemen.
Voor Böll duurde de georganiseerde zin
loosheid, die oorlog heet, ook na 1945
voort. Als een ziekte woekert ze op „de
vrede". Niet alleen in politiek opzicht. Ze
is in ons leven, ons denken, ons hart bin
nengeslopen en knaagt, zoals ze dat vóór
1933 in het geheim deed, aar de zedelijke
normen, aan de sociale gerechtigheid, aan
de menselijke waardigheid, maar open
lijk nu, beschamend en schaamteloos. Zin
loosheid dat klinkt existentialistisch"
en dus enigszins vreemd ten aanzien van
een schrijver van katholieke geloofsover
tuiging. Maar Böll verre van nihilistisch
zou, dunkt me, deze kwalificatie aan
vaarden, mits men hem niet op één lijn
stelt met Sartre en de zijnen. Voor zover
men hem een existentialist kan noemen,
is hij dat in de geest van de protestantse
Kierkegaard of in die van Pascal, zonder
diens Jansenisme dan. Zijn existentiege-
voel is niet bodemloos In de diepste diep
te ervan houdt hij het bij de voor hem
onaantastbare waarheid van de christelij
ke God: uit naam van die waarheid ont
hult hij, wil hij 'de zelfvoldanen, de so
ciaal-bevoorrechten, de schijnvromen,
kortom allen die voortleven „im Unwich-
tigen" en praten en denken en doen alsof
niet twaalf jaar lang de geboden met spij
kerlaarzen waren vertreden, ziénde ma
ken, opdat zij zich zullen bezinnen op de
wereld, die de verzakende mens heeft op
geroepen.
BÖLL HEEFT dit „engagement" waar
gemaakt, in zijn romans zowel als in zijn
talrijke verhalen, wgaruit de vertaalster
een voortreffelijke keuze deed in, zoals ik
al zei, een voortreffelijke bewerking. Böll
is, hoe eenvoudig zijd zinsbouw en zijn
woordkeuze ook lijkt, bijzonder moeilijk
te vertalen. Hij schrijft ritmisch-strakke,
emotioneel-gespannen zinnen zeer con
creet en tegelijkertijd zeer doorzichtig,
transparant vooral in de weglating van het
bijkomstige en omgekeerd in het essenti-
ele van het detail. Elk woord is, geladen
met het wezenlijke van hetgeen hij te zeg
gen heeft, de getrouwe registratie van
zijn levensgevoel. Enkele bladzijden zijn
hem soms genoeg om in een persoonlijk
lotgeval de algemene tragedie uit te druk
ken van een menselijk bestek, dat de zin
heeft verloren van zijn metafysische oor
sprong en bestemming Het verhaal „De
lacher" bij voorbeeld beslaat niet meer
dan drie pagina's, maar het telt in zijn
intensiviteit voor een gehele roman. Het
staat er allemaal zo onnadrukkelijk, als
of er wat mompelend wordt gesproken:
de bekentenis van die lacher, wiens brood
winning het lachen is het lachen van
alle eeuwen, van alle windstreken, in alle
toonaarden: zeventiende en negentiende-
eeuws, Amerikaans en Afrikaans, hyste
risch en weemoedig, ambtelijk en privé
„w.aar er ook gelachen moet worden,
ik sta ter beschikking". Buiten dienst,
thuis bij zijn vrouw, lacht die lacher nooit.
„Wij leiden een stil, vreedzaam huwelijks
leven, want ook mijn vrouw heeft het
lachen verleerd: van tijd tot tijd betrap
ik haar erop dat zij glimlacht en dan glim
lach ik ook." Neen, dat is allesbehalve om
te lachen. Daarvoor zeggen die drie blad
zijden druks te veel over de lach die mees
tentijds wordt gelachen en indirect
over die eendere lach, die Böll de mensen
wereld vurig toewènst, maar niet kan toe
dichten omdat hij geen fraseur wil zijn.
Böll schrijft uit. de nood van de tijd. In
verschillende verhalen werkt soms en
kel in een toespeling de wondende er
varing van de oorlog en de ontreddering
van de eerste vredesjaren schrijnend na.
Maar dat actuele is voor hem niet het es
sentiële. Het is enkel de verschijnings
vorm, de toespitsing, van een dieper ge
legen onheil: dat van het menselijk tekort
aan eenvoudig-waarachtige mensenliefde,
dat hij mét mensenliefde men hore zijn
toon signaleert, hopende dat men nog
tijdig tot bezinning zal komen. Was die
hoop, hoe bang ook, er niet ik geloof
niet dat een schrijver als Böll nog een let
ter op papier zou zetten. Er is een ethiek
die door haar innerlijke gedrevenheid
kunst ivordt. Het is die van Böll.
C. J. E. Dinaux
Het Ballet der Lage Landen, onder lei
ding van Mascha ter Weeme, heeft de
dansliefhebbers in Nederland verrast met
een bijzonder mooie uitvoering van „Les
Sylphides" op muziek van Fréderic Chopin,
die zoveel mogelijk beantwoordt aan de
bedoelingen van Michael Fokine, die overi
gens in de loop der jaren herhaaldelijk bij
latere instuderingen zijn oorspronkelijke
zetting heeft gewijzigd. Voor deze gelegen
heid heeft men de medewerking ingeroepen
van de betrekkelijk jeugdige Engelse dans
kunstenaar Michael Holmes, die zes maan
den lang geregeld contact heeft gehad met
de fameuze ballerina Tamara Karsavina,
die zowel in Rusland als bij de groep van
Serge de Diaghilev aan de eerste vertonin
gen van deze romantische suite heeft mee
gewerkt. Het bijzondere van de thans door
het Ballet der Lage Landen gepresen
teerde versie is de inachtneming van
de door de componist voorgeschreven
muzikale tempi, dus veel sneller over het
algemeen dan waaraan men door de ge
leidelijke „ontaardingen" ten gerieve van
de dansers gewend was geraakt. Het meest
opvallend is dit in de mazurka voor de
man, wiens solo zich trouwens harmonisch
„oplost" in de groeperingen van het corps
de ballet. Al kan men niet zéggen, dat het
Ballet der Lage Landen technisch helemaal
tegen de eisen is opgewassen, toch moet
men bijzonder dankbaar, zijn voor deze
kennismaking met een gezuiverd meester
werk. De bovenstaande sfeerrijke foto
geeft een goede indruk van deze nieuwste
produktie van het gezelschap, dat thans
door de bestedingsbeperking onder
financieel zeer moeilijke omstandigheden
de strijd om het bestaan moedig voortzet..
Sinds de oprichting in 1947 heeft het
Ballet der Lage landen veertienhonderd
voorstellingen gegeven, daarmee vooral be
langrijk werk verrichtend door het berei
ken van een nieuw publiek voor de dans
kunst: behalve in de grote steden trad men
op in plaatsen, waarvan velen de namen
zelfs niet kennen, voor bijna een miljoen
bezoekers. In tien jaar werd in totaal aan
overheidssubsidie een bedrag van ongeveer
driehonderdvijftigduizend gulden ontvan
gen, hetgeen neerkomt op een gemiddelde
bijdrage van dertig cent per verkochte
plaats Het Ballet van de Nederlandse
Opera ontvangt een subsidie, dat in de
praktijk neerkomt op ruim vijfentwintig
gulden per plaats, hetgeen vooral gezien
de prestaties een schrille vergelijking mag
heten.Door de financiële tenachterstel
ling bedraagt het gemiddelde salaris van
de leden van het corps de ballet tot dusver
slechts tweehonderddertig gulden. Niette
min werd sinds 1947 een repertoire opge
bouwd, dat meer dan honderd titels ver
meldde. Wil men in het volgende seizoen
doorwerken op een zowel artistiek als so
ciaal verantwoorde basis, dan zal er met
overheidsgelden een tekort van 280.000
gulden moeten worden aangevuld. Daar
voor is de toegezegde subsidie ontoereikend.
(Van onze correspondent in Washington)
De Amerikaanse kleermakers hebben
hun werkgevers de schaar op de keel ge
zet, toen zij, ruim vier weken voor Pasen,
een staking begonnen om meer loon, een
betere overwerk-regeling en bescherming
bij ontslag. Woensdag zijn ze weer aan de
slag gegaan, met een uurloon van 2.33 in
plaats van 2.10 dollar. Wie meer werkt
dan 35 uur per week zal extra betaald
worden voor overwerk. Dit zal thans ook
gelden voor de stukwerkers, (ruim tach
tig percent van alle arbeiders).
De „Ladies Garment Workers Union" is
een van de oudste vakverenigingen in
Amerika, David Dubinsky is haar presi
dent. In 25 jaar hadden de kleermakers niet
gestaakt, maar de werkgevers beseften
dat de oude strijdlust van Dubinsky en zijn
volgelingen niet verdwenen was, (te min
der daar zij een krijgskas hebben van 35
miljoen dollar).
Toen het publiek met Pasen in zicht
begon uit te kijken naar voorjaarskleren,
staken ruim 65.000 Newyorkse kleerma
kers hun naald in het speldenkussen. In
drommen begaven zij zich naar de ge
weldige vergaderzaal, die Madison Squa-
Garden heet. Die opmars ontwrichtte
het verkeer urenlang. In de wijk, waar de
kleding-ateliers gevestigd zijn werd het
stil. Op normale dagen maken de rekken
op wieltjes vol jurken en mantels, die daar
over de straat worden geduwd, het passe
ren moeilijk en gevaarlijk. Nu bleven de
mantels en jurken onafgemaakt liggen,
tot ongerustheid van de Newyorkse vrou
wen en tot opluchting van de karikaturist,
die aan de stakers liet weten: „Jullie had
den geen beter tijdstip kunnen kiezen". Op
de spotprent zag men karikaturen van de
„zak-jurken", waarvan deze tekenaar
kennelijk afkeer heeft.
Burgemeester Wagner van New York,
was met vakantie op de Bahama-eilanden,
toen de staking uitbrak. Hoewel hij in die
zonnige streken genoeg had aan een zwem
broekje, besefte hij dat deze staking zo
ernstig was, dat zijn terugkeer gewenst
was. Hij stelde oud-senator Lehman tot be
middelaar, die na 48 uur onderhandelen
aankondigde, dat er een akkoord bereikt
was over het loon.
Met Pasen kan dus de voorjaarsparade
op Fifth Avenue doorgaan en de etalages
zullen vol hangen met „zakken". Voortdu
ren van de staking had enstige gevolgen
kunnen hebben in de stad, die de economi
sche terugslag al begint te voelen. Dubin
sky had geen beter tijdstip kunnen kiezen
om snel succes, te behalen voor zijn vak
vereniging.