Problemen van liefde, rechten macht Fraaie liturgische muziek in Frans Halsmuseum „Amphitryon" van Max Croiset in „Ines de Castro" van Henry de Montherlant Praatstuk in prima bezetting Concert van „Linos" Haarlemse Kring voor kunstbeoefening Op ds "X <^Praatótcel MAANDAG 31 MAART 195 8 Rook een excellente cigaret Lekkere half-zware shag C van Douwe Egberts! Bestuur „De Groep" Weense krantenslag beslecht Verdacht van brandstichting ADVERTENTIE Max Croiset, reeds lang een gewaardeerd acteur, sinds enkele jaren tevens de aan dacht trekkend als auteur, mag zich be paald niet beklagen over de kansen die hem door de Haagse Comedie geboden wor den om zijn proeven van dramaturgie in het openbaar te verdedigen. Na „Oidipoes en zijn moeder" en verleden jaar het suc cesrijke „De Medeplichtigen" is thans zaterdag werd in de Koninklijke Schouw burg in Den Haag de première gegeven zijn „Amphitryon" onder eigen regie in een „ster"-bezetting met een duidelijke toewij ding voor het voetlicht gebracht. Dit stuk werd overigens reeds in 1955 met de Vijver bergprijs bekroond. Jurriaan Andriessen componeerde er incidentele, door leden van het Residentie-Orkest uitgevoerde muziek bij, mevrouw A. Noordhoek Hegt ontwierp de voorbeeldig ter stoffering van denkbeel dige wezens geknipte kostuums en W. Hus- sem kan men dankbaar zijn voor het strak gestileerde decor van verticale vlakken in bijzonder mooi tegen elkaar afgewogen kleuren. Evenals in de eerder vertoonde stukken krijgt men ook hier te maken met een moderne interpretatie van een mytholo gisch onderwerp, in dit geval zelfs een uit de toneellitteratuur overbekende geschie denis, vermoedelijk teruggaand tot Euripi des (er zijn eveneens enkele verloren ge- gane tragedies in de oudheid aan de titel held en aan zijn echtgenote gewijd) en dank zij de Romeinse versie van Plautus voor verdere navolging bewaard gebleven. De gelegenheid daartoe is in de loop der eeuwen door Molière, Dryden en Von Kleist, om slechts de voornaamsten te noemen zo vaak en met gretigheid aan gegrepen, dat Jean Giraudoux in 1929 zijn voor Louis Jouvet vervaardigde bewerking van „Amphitryon" het volgnummer 38 meegaf. Waar Croiset de moed vandaan heeft gehaald om te durven concurreren met deze briljante komedie vol subtiele discoursen over liefde en onsterfelijkheid, met de geest der finesse getuigend van een zeldzaam gracieuze ironie, is mij een raad sel, temeer omdat zijn verstandelijke ver klaring aan het oorspronkelijke gegeven alle wezenlijke aardigheid dreigt te ont nemen. De Griekse legende heeft betrekking op de geboorte van Heracles, in afwezigheid van Amphitryon (om ingewikkelde redenen ten oorlog getrokken) bij diens echtgenote Alcmene door de oppergod Zeus (of Jupi ter) verwekt. Dit is het enige bewaard ge bleven voorbeeld van antieke travestie: volgens de overlevering nam Zeus name lijk, teneinde Alcmene tot haar overspel te verleiden, de gedaante van Amphitryon aan. Max Croiset heeft de sage aanzienlijk vereenvoudigd en ingrijpend gewijzigd, zo wel wat de gang van zaken en derzelver aanleiding als wat de erin voorkomende personen betreft. Dat is zijn goed recht. Maar hij heeft wel erg veel geforceerd ter- wille van een theorie, die hem verplichtte tot eindeloze en soms gekunstelde redene ringen ter vervanging van het humoristi sche spel der vergissingen, dat wij tot dus ver altijd voor de grap in goedgelovigheid zonder vervelende vragen hebben aangeno men. Hij is namelijk uitgegaan van de plau sibele veronderstelling, dat in de prehisto rische tijden, waarin dit vanouds wonder lijke verhaal zich afspeelt, bij sommige Helleense stammen de koning zich tijdens de inzegening van zijn huwelijk met een god vereenzelvigde. Hij meent nu, dat alle verhoudingen van Zeus met aardse vrou wen in dit magische optreden hun oor sprong vinden. En zo is hij wetenschappe lijk de dichterlijke verbeelding met een redelijke analyse gaan ontluisteren, zonder daarvoor iets anders in de plaats te kun nen stellen als opnieuw geformuleerde ge meenplaatsen uit de letterkunde van de jon gere beschavingsperiode, waarin de erotiek tot een probleem werd. Intussen is zijn op vatting toch ook weer niet helemaal nieuw, want de amoureuze god Jupiter in de „Am phitryon" van Molière uit 1668 mag stellig gelden als een flatteuze ophemeling van Lodewijk de Veertiende, die zich trouwens de Zonnekoning placht te noemen sinds hij in een hofballet de rol van het stralende middelpunt van het firmament had ver vuld! Maar Molière was wel zo wijs ieder een het zijne te laten denken. Max Creiset daarentegen gedraagt zich als een ouderwetse Polonius, om het oneer biedig te zeggen: als een kwebbelzieke Elisabeth Andersen en Cees Laseur in ..Amphitryon" van Ma.r Croiset Het heeft er een ogenblik naar uitgezien, dat de zangers van de koorschool van de basiliek „St. Bavo" te Haarlem alléén zou den op treden op het concert, dat door de afdeling Haarlem van de Koninklijke Ne derlandse Toonkunstenaarsvereniging voor zaterdagavond in de Renaissancezaal van het Frans Halsmuseum was georganiseerd. Want de twee solisten, die haar medewer king hadden toegezegd, waren plotseling door ziekte verhinderd. De voorzitter van de afdeling, de heer Piet Vincent, kon ech ter in zijn welkomstwoord mededelen, dat de sopraan Gretha Krom en de alt Ans Wiersema bereid gevonden waren het be stuur uit de impasse te helpen. De pianiste Hélène André de la Porte-Nubbeling zou dan de begeleiding van de altzangeres op zich nemen en de pianiste Wiep Zijlstra, die oorspronkelijk de ziek geworden solis ten zou accompagneren, kwam nu Gretha Krom ter zijde staan. Voor een koor, dat gewoon is in de wijde en gewijde ruimte van een kerk op te tre den en bovendien als integrerende factor in de handeling van de liturgische eredienst waren de omstandigheden, waaronder het zaterdag moest zingen, wel bijzonder on gewoon. En zelfs van de toehoorders verg den het luisteren naar de vertolkingen van de geestelijke werken, die grotendeels de muziek der middeleeuwen vertegenwoor digden, bijzonder concentratie in de van de geest der renaissance doortrokken zaal onder het vorsend oog der regentessen en regenten van de schilderijen aan de wand. Ja, de kerkelijke composities, die op de ze avond werden gezongen, waren uit haar sfeer gebracht in religieuze zin en ook voor wat de akoestische verhoudingen betreft. Doch dit nam niet weg, dat er in zuiver muzikale zin door het koor onder de kun dige, gespecialiseerde leiding van de diri gent dr. A. J. M. Kat bijzonder veel vol- doeninng kon worden geschonken. Aller eerst dan met drie gregoriaanse gezangen: het „Attende Domine", het responsorium ..Christus factus est" en de sequens „Veni sancte Spiritus" voorbeelden van vol maakte melodische schoonheid in één stemmigheid. Zij werden gevolgd door po lyfone composities van Pierre de la Rue, Jachet de Berchem, Josquin des Prez, Mar co Antonio, Ingegneri en Giovanni, Pier- luigi da Palestrina, alle geschreven voor het gemengde koor van jongens en man nen, een samenstelling, welke het koor van de Haarlemse basiliek zijn bijzondere kunstzinnige waarde gegeven heeft. Dr. Kat heeft zijn koor voor het vertol ken van deze muziek voortreffelijk geïn strueerd. Daarbij werden de jeugdige en volwassen zangers niet alleen voorbereid op de gaafheid van de klank, maar ook op de uitdrukking van de tekstgedachte. Door deze synthese van klank en expressie wer den de gezongen werken uitstekend ge diend. Echter was het wel merkbaar, dat het effect van de levendige dynamische en accenten, dat in de grote ruimte een schone werking heeft, in deze museumzaal niet tot zijn recht kon komen. Dat hier des ondanks de koorklank kon voldoen, kwam door de uitstekende assimilatie der stem men. Met genoegen heeft men op deze avond „Natuurlijk: hij is een poseur, hij is ondanks zijn strakke romeinse hooghar tigheid één der ijdelste en ingebeeldste gekken van deze tijd. Hij vertelt met be lachelijke ophef en breedsprakigheid egocentrisch, narcistisch, een verlittera- tuurde litterator". Dat schreef Marsman dertig jaar geleden over Henry de Mon therlant, de nog steeds beroemde, in som mige kringen zelfs beruchte, maar zeker niet populaire schrijver, wiens toneelstuk „La reine morte" onder de titel „Ines de Castro" zaterdagavond door „Theater" in de Haarlemse Schouwburg werd opge voerd. Niettemin had Marsman voor de ze „kuise romanticus" veel waardering: zijn zuiverheid ligt in zijn verlangen naar strengheid en soberheid, naar ongeschon den geluk". Er komen in dit opstel zinnen voor, die op de latere werken van De Montherlant toepasselijk zijn gebleven, ook op het onderhavige treurspel, zeker op de afsplitsingen van zijn persoonlijk heid die er in optreden, want „gehalveerd hemels en onbevlekt virginaal" is inder daad de titelheldin, zoals haar minnaar zich „teer en hooghartig, schuw en onvol dragen" betoont in dat deel van de tra gedie, dat men de „radeloze onmacht naar een al te ijle volmaaktheid" zou kunnen noemen. De Montherlant is ondanks zijn princi piële wispelturigheid van bijgelovige over tuigingen (of juist daaidoor) een telkens opnieuw fascinerende verschijning. Men laat zich door zijn zintuigelijke beeld spraak meeslepen en door zijn martiale fraseologie imponeren, maar men geeft tenslotte Du Perron gelijk, die hem eens als een „monumentale aansteller" ken schetste. Dat is althans mijn conclusie, nu ik nog eens de meeste van zijn drama's op mij heb laten inwerken En dat is ook de reden, waarom ik een bespreking van „Ines de Castro" ik zag enkele weken geleden de tweede voorstelling, in Am sterdam zolang heb uitgesteld, name lijk om geen vooringenomenheid te be vorderen. Daar kwam bij dat ik over de door Elise Hoomans m»t kennelijke toe wijding geregisseerde onvoering niet en thousiast kan zijn, omdat de in opzet aan wezige helderheid niet stiak genoeg op rijst en omdat door een ontoereikende be zetting de zwakke elem. nten tezeer door schemeren. Want welke bezwaren men ook kan aanvoeren, dit stuk is in ieder geval bijzonder interessant en verre te verkie zen boven de talloze in wezen onverschil lig latende proeven van middelmatigheid, waarop de schouwburgbezoekers door gaans worden onthaald. Voor de goede orde en tot beter begrip is het dienstig in enkele zinnen de feitelij ke inhoud samen te vatten van deze trage die, welke door Jan Willem Hofstra in markant en welluidend Nederlands werd overgebracht en die beter letterlijk „De dode koningin" had kunnen heten, zulks met het oog op het dubbelthema: liefde en politiek. Ferrante, koning van Portu gal, wil om redenen van staat zijn enige zoon, Don Pedro, uithuwelijken aan de In fante van Navarra, hetgeen onmogelijk blijkt, omdat deze troonopvolger reeds in het geheim is gehuwd met Ines de Castro, een jonge vrouw van aanzienlijke afkomst. Op het vervolg slaat de onder- kunnen luisteren naar de sopraan Gretha Krom, die met klare stem en ongecompli ceerde voordracht een Motetto zong van Antonio Vivaldi, fraaie muziek door haar melodische fantasie en harmonisch even wicht typerend voor de geniale, door Jo- hann Sebastian Bach zo bewonderde com ponist. Wiep Zijlstra was de zangeres hierbij tot een toegewijde steun aan de vleugel. Tot mijn spijt kon ik niet meer tegenwoor dig zijn bij het optreden van Ans Wierse ma, die liederen van Piet Ketting en Henk Badings zou zingen. En evenmin heb ik op deze drukke concertavond het kerkkoor kunnen horen bij zijn voordracht van frag menten uit de Missa diatonica van Hen drik Andriessen en van een paar Italiaanse werkjes. r. Zwaanswijk Zaterdagavond had in de aula van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem de jaar lijkse uitvoering plaats van Linos, de mu ziekvereniging van deze school. In een in leidend woord onthulde de voorzitter ons de betekenis van deze naam als die van de schutspatroon der vereniging, een zoon van Apollo en Urania, de muze der astronomie. Het omvangrijke programma bracht een aantal qua gehalte nogal uiteenlopende muzikale prestaties, grotendeels op het terrein van de achttiende-eeuwse kamer muziek. Bijzondere vermelding verdient hier de uitvoering van het eerste deel van Haydns pianoconcert in D door een jeug dige pianiste die dit stuk, ondanks het feit dat haar rechterpink door het volleybalspel geblesseerd was, keurig en met muzikaal begrip uitvoerde. Een triosonate van Quantz trof door de goede toonvorming van de hoboïst en het verzorgde samenspel. Dit laatste gold ook voor een tweetal dans stukken van Giardini voor twee cello's. Maar ook in de uitvoering van andere werken: van Schickhardt, Leclair, Jiranek, Godard en Saint-Saëns bleek opnieuw dat deze naar verhouding kleine school een groot aantal toegewijde beoefenaars en be- oefenaarsters van de muziek telt. Het mo dernere element was door de laatste twee delen uit de sonate voor fluit en piaho van Hindemith vertegenwoordigd. De beide in strumentalisten bleken zeer goed op elkaar ingespeeld en de uitvoering werd geken merkt door de vereiste virtuoze noot. Voor het koorgedeelte had dirigent Eduard Biele, die trouwens de gehele lei ding van deze avond had, een zeer geschik te keus gemaakt: „Le cordier" van Pierné viel op door een dosis humor, maar ook werkjes van Massenet en Purcell werden bevredigend gezongen. Een aardig slot kreeg deze avond met de uitvoering, door het Linos-orkest, van drie delen uit „L'Ar- lésienne" van Bizet, waaraan een koper sectie (twee trompetten en trombone) relief gaf. Ook de fluitsoliste droeg veel bij tot het gelukkige resultaat. Na enkele Schotse dansen van Beethoven sloot de rector, dr. K. Huibregtse, de avond met onder meer een speciaal woord van dank aan de heer Biele. Sas Bunge titel, die jammer genoeg uit de Neder landse programma's is weggelaten: „Hoe men een vrouw moet doden". Men wordt hoofdzakelijk bezig gehouden (en daar in ligt de waarde van het stuk) met de „Hamlef'-achtige aarzeling van de mo narch om het als noodzakelijk besefte doodvonnis aan deze ongewenste schoon dochter uit te spreken er. te laten voltrek ken. Aan „Romeo en Julia" wordt men herinnerd door het gevoelige recht op ge luk, dat de jeugdige echtgenoten vergeefs willen laten gelden en dat een macabere bevestiging vindt, air Don Pedro na de dood van zijn vader het stoffelijk overschot van de vermoorde Ines de Castro laat kronen en door de hovelingen aanbidden. Mis schien kent men deze scène uit een kleur rijk ballet, dat door de groep van Markies de Cuevas ook in ons land enige keren werd vertoond. Intussen moet men vooral niet denken van deze stof. die veeleer in de stijl der klassieke beheersing van Racine buiten de sfeer van het melodramatische is ge houden. Overheerste niet voortdurend de rationele analyse, dan zou men door de schikking der gebeurtenissen en de ter nauwernood bedwongen extase eerder op verwantschap met Schiller kunnen wijzen, op diens „Maria Stuai t' met name. Deze vergelijkingen bevestigen intussen het streven van de Montherlant naar een mo derne tragedie een tweevoudige zelfs: „Ines de Castro" is het treurspel van de noodlottige ondergang van de hoogmocdi- Henry de Montherlant een yravuie van Pierre-Yves Trémois, overgeno men uit het tijdschrift 1' Avant-Scène) ge (zich grootmoedig wanende) Ferrante en van de zachtmoedige titelheldin. De beoogde katharsis, de klassieke loutering, blijft beperkt tot de esthetische orde. De personen immers zijn geen wezens van vlees en bloed, maar abstracte figuren, die slechts worden bewogen door impul sen van theoretische menselijkheid. Ik wil het graag Elise Hcomans nazeggen, dat er sprake is van de „overmoed" der De Haarlemse Kring voor Kunstbeoefe ning heeft zaterdag in het gebouw van de Meisjes-h.b.s. aan de Tempeliersstraat een kunstavond belegd, die gewijd was aan declamatie, voordracht en pianospel. Fred Menger, die als declamator medewerkte, had voor zijn voordracht proza en gedich ten van Selma Lagerlöf, Muus Jacobse, Ed. Hoornik en andere schrijvers gekozen. Door mijn aanwezigheid elders op deze avond kon ik slechts tegenwoordig zijn bij zijn optreden na de pauze, waarbij hij voor een gechargeerd en onbeheerst jeug dig gedicht „The greatest show you ever saw" van Michael van der Plas, het aan grijpende vers „De soldaat die Jezus krui sigde" van M. Nijhoff en het van een eigen confessie getuigende „Lied" van Gerard Wijdeveld de aandacht vroeg. Met deze gedichten heeft de vaak te snel en onduidelijk en met te weinig intensiteit van expressie sprekende Fred Menger mij minder kunnen overtuigen dan met de komische stukjes, waarmede hij aan het slot van de avond de toehoorders enige tijd plezierig bezig hield. Het muzikale gedeelte van het program ma was in handen van een Haarlemse pianiste Nel Takken, die in het eerste ge deelte van de avond de Sonate in e opus 7 van Edvard Grieg en het Scherzo in bes opus 31 vertolkte. Wat ik van haar kon horen waren de Sonatine in D van Béla Bartök en de Scènes d'enfants van de Spaanse componist Frederico Mompou, twee composities van zeer uiteenlopend karakter. Want de muziek van Bartók ont leende haar elementaire kracht aan de Hongaarse muzikale folklore en die van Mompou heeft meer het karakter van de evenwichtige, geciviliseerde kunst, al be speurt men soms enige invloed van de Spaanse volksmuziek. Nel Takken vertolkte deze werken met knappe beheersing der speeltechniek, over wogen klank en met bescheiden, naar mijn gevoel te gereserveerde expressie. Ik ge loof, dat de pianiste minder geremd kan zijn ten aanzien van de uitdrukkingskracht en aan haar spel een spontaner accent kan geven. Haar gebleken pianistische vaardig heid staat er borg voor dat de gaafheid van haar spel dan toch behouden kan blij ven. Nu heeft het optreden van Nel Tak ken ongetwijfeld veel waardering gewekt, maar daarnaast de wens doen opkomen, dat veelvuldiger voordrachten haar groter vrijheid zullen geven haar muzikaliteit overtuigender te doen blijken. Een klein, maar zeer geïnteresseerd auditorium toonde zich bijzonder erken telijk jegens Nel Takken en Fred Menger. P. Zwaanswijk Op de laatstgehouden algemene leden vergadering van de vereniging van Haar lemse schilders en beeldhouwers „De Groep" is bij verkiezen het bestuur als volgt samengesteld: voorzitter Poppe Damave, secretaris Jac. Clay, penning meester Frans Funke, leden J. van Bors- sum Buismane en C. Hak. Na zes jaar het voorzitterschap te heb ben bekleed is de schilder Jules Chapon als zodanig afgetreden zonder zich op nieuw verkiesbaar te stellen. liefde, maar ik heb dat motief uit het spel slechts vernomen en niet met hart en ziel gevoeld. Maar goed, voorwendend een liefdesge schiedenis te behandelen wilde Henry de Montherlant in feite de verhouding van recht en macht aan de orde stellen. Men moet daarbij bedenken, dat de (opzien barende) première van het stuk door de Comédie Franpaise werd gegeven tijdens de Duitse bezetting van dt Franse hoofd stad. En dan beseft men misschien de tegelijk wonderbaarlijke en weerzinwek kende dubbelzinnigheid Parijs juichte om wat in die tijd gezien werd als een ver oordeling van de in Ferrante belichaamde tirannie. Hij mag dan heer en weer ge slingerd worden tussen vrees en plicht, hij geeft tenslotte tot de misdaad het wel overwogen bevel. Ines de Castro moet als „staatsgevaarlijk" uit de weg worden ge ruimd. Doch men mag niet vergeten, dat die overwegingen nu juist de kern vormen, waar alles om draait. Het is een karak terstudie van een dictator (in dit geval: een absolute monarch) Kan men vergoe lijkend zeggen. Het is mijn stellige over tuiging, dat de bewonde raar van stieren vechters en andere grote, sterke mannen De Montherlant deze dramatische studie heeft ondernomen uit de behoefte aan be grip. In „Ines de Castro" vindt men de denk beelden Herhaald van Seneca, de wijsge rige staatsman en dichter uit de eerste eeuw na Christus, die de leermeester van keizer Nero was. Deze predikte (want hij was eigenlijk een humanist avant la lettre) een soort praktische filosofie' de volstrek te dienstbaarheid aan het levensideaal. De blijkens de nawerking in dit stuk aan trekkelijkste kant daarvan is geweest de melancholische berusting als voorberei ding op de dood en de op kennis van de natuur berustende beredeneerde zinnelijk heid als grondslag voor een gelukzalig leven. De verwantschap met Seneca wordt nog bevestigd door de keuze van de stof uit de geschiedenis van het Iberische schiereiland, waar deze voorganger ge boren werd. Uit zij school, waarin „deugd" en „doelmatigheid" in één adem werden genoemd, is ook Mussolini voort gekomen. En nu kan het waar zijn, dat De Montherlant zijn fascistische verleden overwonnen heeft en dat hij aan het slot van „Ines de Castro" de belangeloze lief de postuum laat verheerlijken, niettemin is Ferrante de held van het stuk, die ver somberd ten onder gaat in eenzaamheid door de fanatieke gehoorzaamheid aan zijn plicht als de regeerder de onver lichte, onzekere en vermoeide despoot van zijn rijk. Het is mogelijk, dat in onze tijd, vijftien jaar later, deze problematiek niet onmid dellijk tot het bewustzim doordringt. Wij reageren niet meer emotioneel en daar door blijft er weinig over dat tot opwin ding prikkelt. Richard Flink mist trouwens het formaat om Ferrante als een super mens voor ons neer te zetten en daardoor hebben diens overigens voortreffelijk ge suggereerde zwakheden een te beperkt effect gekregen. Gebrek aan formaat ken merkte ook de prestaties van zijn raads heren als samenzweerders en tegenspe lers. Men aanschouwde ten hoogste een nabootsing van grandeur, waardoor de onechtheid nadelig versterkt werd. Hans Culeman kwam met verder als Don Pe dro dan tot een gemaniöi eerde houding bij een krachteloze declamatie van mooie woorden. Ellen Vogel verleende als gast haar medewerking, met de beste bedoe lingen vervagend tot een symbool van on eindige goedheid. Decors en kostuums van Johan Greter zijn functioneel verant woord. Bij dit alles moet men rekening houden met de eigenaardige halfheid in de vele mooipraterij van de tekst, die her haaldelijk als schoonpr&terij aandoet. De enige rechtlijnige hoofdpeisoon is de In fante van Navarra, uit wier mond men de oude, glorieuze, trotse en het perverse na jagende De Montherlant hoort spreken. Mede daardoor (maar zeker ook door haar krachtige dictie) kon Anne-Marie Heyligers de enige volstrekt bevredigen de bijdrage leveren tot deze beantwoor ding aan hoe dan ook intrigerende bedoe lingen. David Koning (Van onze correspondent in Wenen) Het onverkwikkelijke pers- schandaal tussen de Bild-Telegraf en de Bild-Tele- gramm is onverwacht ten einde gekomen doordat de Weense rechtbank heeft ver klaard dat de uitgever van Bild-Tele- gramm, Molden, deze titel niet mag ge bruiken. Molden geeft nu, met de redactie van de Bild-Telegramm (die hij met de Bild-Telegraf had overgenomen) een nieuw boulevard-blad uit, dat onder de titel „Express" dagelijks in drie edities verschijnt, 's morgens, 's middags en 's avonds, evenals de „Neuer Kurier". Het is de vraag of de weer ten leven ge wekte, maar financieel zwakke Bild-Tele graf deze aanval zal doorstaan, vooral om dat het pers-schandaal heeft geleid tot tientallen processen over in beslag geno men bladen, aanklachten wegens plagiaat, eerroof, belediging, diefstal en laster die veel kapitaal zullen verslinden. Exit de Genieën 't Is me wat met die genieën! Dr. Green Ermytage heeft het in Los Angeles ver klaard: Er komen binnenkort geen ge nieën meer op de wereld. U en ik, wij allemaal, kunnen nu aan de hand van het interview dat men met hem heeft gehad, nagaan of wij ja of nee genieën zijn. Laat ik eerlijk zijn. Onder mijn overi gens schaarse „fan mail" bevindt zich zo nu en dan wel es een brief die me, indien ik al ijdel icas, zou doen geloven dat ik een genie ben. Die brieven gaan natuurlijk het éérst de kachel in; met mijn minzaam ste glimlachje verdwijnen ze in de vuur gloed. Toch blijft daar iets van hangen. Eerlijk. Van die zogenaamde genialiteit dan Nou zei die dokter, dat de ouders van genieën dikwijls gebrekkig waren of min stens mindervraardig. Maar met de hand op mijn vrijmoedige hart kan ik beweren, dat waren mijn ouders zeker niet. Waar uit volgt: ik ben geen genie. Maar nou verder. Wéér volgens de dok ter. Alle genieën, die de wereld gekend heeft, waren verslaafd aan alcohol of ver dovende middelen. Het laatste kan ik zon der meer bij mij uitschakelen. De enkele keer dat ik es een aspirinetje neem om i?i fe dutten kan je geen verslaafdheid aan verdovende middelen noemen. En alcohol? Och erme. Het kleine kris tallen karafje op een achteraffie in het dressoir werd met de kerstdagen gevuld en het staat er nog net zo. Pleit dus ook al tegen het eventuele feit dat ik Maar wacht nou es. We zijn er nog niet. Ik héb nog een kans. Wat zei hij nog meer? „Vrijivel nooit heeft een genie een geniaal kind gekregen". Mijn dochter dan, de Saskia van „Saskia en Jeroen". Hebt u haar wel es gehoord? Is dat nou geniaal of niet? Als dat zo is, ben ik dus geen geniezo nietdan maak ik nog een kans. En dan nog: „Huwelijken van genieën met. geniale vrouwen zijn niet bekend". Is mijn vrouw soms Nee. Behalve in de keuken misschien en dat ontembare geduld voor d'r manmaar dat kunnen we toch moeilijk tot de genia- liteiten rekenen. Daaruit zou je dus misschien kunnen concluderen, dat iktocheven tueel Maar nou nóg es eerlijk. Behalve in de kunsten, wat zijn we met al die geniali- teiten opgeschoten? Laat ik er over ophouën. N.B.: Ik gaf het stukje aan mijn vrouw voor de gewone uiteindelijke kritiek en correctie. En wat zegt ze? „Niet onaardig, maar je praat te veel". Nou? Het oordeel was nog niet koud uit haar mondje of in mijn zo enorrum be lezen brein welde een citaat van André de la Roche: Kleine genieën zijn doorgaans grote praters!" Dus dan tóch een genie. Zij het een kleintje. Jan van Ees wijsneus, die duigend woorden hun ver moeiend werk ter zinloze verklaring van een fantastisch fenomeen laat doen, tot ëf tussen hemel en aarde niets resteert dan een schrale burgermansfilosofie. „Het spre ken is een van de heerlijkste zegeningen van het menszijn!" wordt ergens in dit stuk verkondigd. En elders: „Het is heerlijk om te spreken. Een woord is een heelal in het heelal". Een derde citaat: „Als ze maar namen kunnen geven, voelen mensen zich goden". Men krijgt de indruk, dat derge lijke uitlatingen iets met het schrijverschap van Croiset te maken hebben, een soort „verheerlijking" van de scheppende macht van de intelligentie. Wat mij al bij zijn vorige werken is opgevallen: men hoort steeds Croiset bezig iets van alle kanten te ontleden en uiteen te zetten. Misschien kan men deze het best kenschetsen als novel- listische toneelstukken. In dit geval heeft men dan te doen met een monoloog voor drie stemmen. Dat is onmogelijk, zal men mij tegenwerpen. Dat is het ook. Dit principiële bezwaar neemt niet weg, dat ik bewondering heb voor de wijze, waarop hij zijn plan volvoert. In het bij zonder moet (en dat bevestigt eigenlijk mijn indruk) de alleenspraak worden ge prezen, waarin Amphitryon eerst de hulp van Zeus inroept en dan probeert, zich van zichzelf vervreemdend, op de godheid te gelijken. De noviteit in deze zienswijze is vervolgens, dat het Amphitryon is die on der het doorzichtig blijkende mom van Zeus steelsgewijs de nacht bij zijn nog maagdelijke vrouw doorbrengt. Alcmene namelijk wil voor hem niet bestaan, omdat zij, de liefde niet kennende, zich aan hem verkocht gevoelt door het contract, dat haar vader heeft gesloten. Maar een blijspel is het stuk alleen in een klein gedeelte van de tweede akte. In zijn regie heeft Max Croiset de niet altijd even amusante huisbakkenheid (men moet zijn interpretatie eens vergelijken met de geestige romans van Erskine bij voorbeeld!) van dit praatstuk nog versterkt door de spelers er af en toe eens gemakke lijk voor te laten zitten. Veel profijt van deze gemoedelijke typeringskans trok Cees Laseur als de egocentrische vader van Alcmene, wiens aanwezigheid op een dich terlijke vrijheid berust. Elisabeth Andersen slaagde erin de verwarring der onschuld met de helderheid van het bewustzijn te verenigen in een zeer fraaie, waar mogelijk bovendien zeer gevoelige rol. Voor het overige bestond haar aandeel in een lyri sche voordracht, evenals dat van Guus Hermus, de markante titelheld, die royaal de door de tekst gewekte verwachtingen overtrof. De handelingsaspecten zijn ech ter blijven steken in de litteraire opzet en daardoor was er geen werkelijke, althans geen andere dan bedachte bewogenheid in het spel te brengen. David Koning Verdacht van brandstichting in hun win kelpand aan de Paulinkstraat te Almelo op 30 augustus van het vorig jaar zijn de 39-jarige koopman S. en zijn 26-jarige com pagnon B. door de politie te Almelo gear resteerd. Bij de brand werd een groot deel van de inboedel en van de handelsvoorraad ver nield. De verzekering vergoedde de scha de. Volgens de politie hebben B. en S. waarschijnlijk ook een diefstal met braak in een textielopslagplaats te Almelo en te Dalfsen in een eierloods gepleegd. B. is al eerder aangehouden wegens diefstal van een auto.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 5