Problemen van liefde, rechten macht
Fraaie liturgische muziek
in Frans Halsmuseum
„Amphitryon" van Max Croiset
in „Ines de Castro" van Henry de Montherlant
Praatstuk in prima bezetting
Concert van „Linos"
Haarlemse Kring voor
kunstbeoefening
Op ds "X
<^Praatótcel
MAANDAG 31 MAART 195 8
Rook een
excellente cigaret
Lekkere half-zware shag C
van Douwe Egberts!
Bestuur „De Groep"
Weense krantenslag beslecht
Verdacht van brandstichting
ADVERTENTIE
Max Croiset, reeds lang een gewaardeerd
acteur, sinds enkele jaren tevens de aan
dacht trekkend als auteur, mag zich be
paald niet beklagen over de kansen die
hem door de Haagse Comedie geboden wor
den om zijn proeven van dramaturgie in
het openbaar te verdedigen. Na „Oidipoes
en zijn moeder" en verleden jaar het suc
cesrijke „De Medeplichtigen" is thans
zaterdag werd in de Koninklijke Schouw
burg in Den Haag de première gegeven
zijn „Amphitryon" onder eigen regie in een
„ster"-bezetting met een duidelijke toewij
ding voor het voetlicht gebracht. Dit stuk
werd overigens reeds in 1955 met de Vijver
bergprijs bekroond. Jurriaan Andriessen
componeerde er incidentele, door leden van
het Residentie-Orkest uitgevoerde muziek
bij, mevrouw A. Noordhoek Hegt ontwierp
de voorbeeldig ter stoffering van denkbeel
dige wezens geknipte kostuums en W. Hus-
sem kan men dankbaar zijn voor het strak
gestileerde decor van verticale vlakken in
bijzonder mooi tegen elkaar afgewogen
kleuren.
Evenals in de eerder vertoonde stukken
krijgt men ook hier te maken met een
moderne interpretatie van een mytholo
gisch onderwerp, in dit geval zelfs een uit
de toneellitteratuur overbekende geschie
denis, vermoedelijk teruggaand tot Euripi
des (er zijn eveneens enkele verloren ge-
gane tragedies in de oudheid aan de titel
held en aan zijn echtgenote gewijd) en
dank zij de Romeinse versie van Plautus
voor verdere navolging bewaard gebleven.
De gelegenheid daartoe is in de loop der
eeuwen door Molière, Dryden en Von
Kleist, om slechts de voornaamsten te
noemen zo vaak en met gretigheid aan
gegrepen, dat Jean Giraudoux in 1929 zijn
voor Louis Jouvet vervaardigde bewerking
van „Amphitryon" het volgnummer 38
meegaf. Waar Croiset de moed vandaan
heeft gehaald om te durven concurreren
met deze briljante komedie vol subtiele
discoursen over liefde en onsterfelijkheid,
met de geest der finesse getuigend van een
zeldzaam gracieuze ironie, is mij een raad
sel, temeer omdat zijn verstandelijke ver
klaring aan het oorspronkelijke gegeven
alle wezenlijke aardigheid dreigt te ont
nemen.
De Griekse legende heeft betrekking op
de geboorte van Heracles, in afwezigheid
van Amphitryon (om ingewikkelde redenen
ten oorlog getrokken) bij diens echtgenote
Alcmene door de oppergod Zeus (of Jupi
ter) verwekt. Dit is het enige bewaard ge
bleven voorbeeld van antieke travestie:
volgens de overlevering nam Zeus name
lijk, teneinde Alcmene tot haar overspel te
verleiden, de gedaante van Amphitryon
aan. Max Croiset heeft de sage aanzienlijk
vereenvoudigd en ingrijpend gewijzigd, zo
wel wat de gang van zaken en derzelver
aanleiding als wat de erin voorkomende
personen betreft. Dat is zijn goed recht.
Maar hij heeft wel erg veel geforceerd ter-
wille van een theorie, die hem verplichtte
tot eindeloze en soms gekunstelde redene
ringen ter vervanging van het humoristi
sche spel der vergissingen, dat wij tot dus
ver altijd voor de grap in goedgelovigheid
zonder vervelende vragen hebben aangeno
men.
Hij is namelijk uitgegaan van de plau
sibele veronderstelling, dat in de prehisto
rische tijden, waarin dit vanouds wonder
lijke verhaal zich afspeelt, bij sommige
Helleense stammen de koning zich tijdens
de inzegening van zijn huwelijk met een
god vereenzelvigde. Hij meent nu, dat alle
verhoudingen van Zeus met aardse vrou
wen in dit magische optreden hun oor
sprong vinden. En zo is hij wetenschappe
lijk de dichterlijke verbeelding met een
redelijke analyse gaan ontluisteren, zonder
daarvoor iets anders in de plaats te kun
nen stellen als opnieuw geformuleerde ge
meenplaatsen uit de letterkunde van de jon
gere beschavingsperiode, waarin de erotiek
tot een probleem werd. Intussen is zijn op
vatting toch ook weer niet helemaal nieuw,
want de amoureuze god Jupiter in de „Am
phitryon" van Molière uit 1668 mag stellig
gelden als een flatteuze ophemeling van
Lodewijk de Veertiende, die zich trouwens
de Zonnekoning placht te noemen sinds hij
in een hofballet de rol van het stralende
middelpunt van het firmament had ver
vuld! Maar Molière was wel zo wijs ieder
een het zijne te laten denken.
Max Creiset daarentegen gedraagt zich
als een ouderwetse Polonius, om het oneer
biedig te zeggen: als een kwebbelzieke
Elisabeth Andersen en Cees Laseur in
..Amphitryon" van Ma.r Croiset
Het heeft er een ogenblik naar uitgezien,
dat de zangers van de koorschool van de
basiliek „St. Bavo" te Haarlem alléén zou
den op treden op het concert, dat door de
afdeling Haarlem van de Koninklijke Ne
derlandse Toonkunstenaarsvereniging voor
zaterdagavond in de Renaissancezaal van
het Frans Halsmuseum was georganiseerd.
Want de twee solisten, die haar medewer
king hadden toegezegd, waren plotseling
door ziekte verhinderd. De voorzitter van
de afdeling, de heer Piet Vincent, kon ech
ter in zijn welkomstwoord mededelen, dat
de sopraan Gretha Krom en de alt Ans
Wiersema bereid gevonden waren het be
stuur uit de impasse te helpen. De pianiste
Hélène André de la Porte-Nubbeling zou
dan de begeleiding van de altzangeres op
zich nemen en de pianiste Wiep Zijlstra,
die oorspronkelijk de ziek geworden solis
ten zou accompagneren, kwam nu Gretha
Krom ter zijde staan.
Voor een koor, dat gewoon is in de wijde
en gewijde ruimte van een kerk op te tre
den en bovendien als integrerende factor
in de handeling van de liturgische eredienst
waren de omstandigheden, waaronder het
zaterdag moest zingen, wel bijzonder on
gewoon. En zelfs van de toehoorders verg
den het luisteren naar de vertolkingen van
de geestelijke werken, die grotendeels de
muziek der middeleeuwen vertegenwoor
digden, bijzonder concentratie in de van
de geest der renaissance doortrokken zaal
onder het vorsend oog der regentessen en
regenten van de schilderijen aan de wand.
Ja, de kerkelijke composities, die op de
ze avond werden gezongen, waren uit haar
sfeer gebracht in religieuze zin en ook voor
wat de akoestische verhoudingen betreft.
Doch dit nam niet weg, dat er in zuiver
muzikale zin door het koor onder de kun
dige, gespecialiseerde leiding van de diri
gent dr. A. J. M. Kat bijzonder veel vol-
doeninng kon worden geschonken. Aller
eerst dan met drie gregoriaanse gezangen:
het „Attende Domine", het responsorium
..Christus factus est" en de sequens „Veni
sancte Spiritus" voorbeelden van vol
maakte melodische schoonheid in één
stemmigheid. Zij werden gevolgd door po
lyfone composities van Pierre de la Rue,
Jachet de Berchem, Josquin des Prez, Mar
co Antonio, Ingegneri en Giovanni, Pier-
luigi da Palestrina, alle geschreven voor
het gemengde koor van jongens en man
nen, een samenstelling, welke het koor
van de Haarlemse basiliek zijn bijzondere
kunstzinnige waarde gegeven heeft.
Dr. Kat heeft zijn koor voor het vertol
ken van deze muziek voortreffelijk geïn
strueerd. Daarbij werden de jeugdige en
volwassen zangers niet alleen voorbereid
op de gaafheid van de klank, maar ook op
de uitdrukking van de tekstgedachte. Door
deze synthese van klank en expressie wer
den de gezongen werken uitstekend ge
diend. Echter was het wel merkbaar, dat
het effect van de levendige dynamische en
accenten, dat in de grote ruimte een schone
werking heeft, in deze museumzaal niet
tot zijn recht kon komen. Dat hier des
ondanks de koorklank kon voldoen, kwam
door de uitstekende assimilatie der stem
men.
Met genoegen heeft men op deze avond
„Natuurlijk: hij is een poseur, hij is
ondanks zijn strakke romeinse hooghar
tigheid één der ijdelste en ingebeeldste
gekken van deze tijd. Hij vertelt met be
lachelijke ophef en breedsprakigheid
egocentrisch, narcistisch, een verlittera-
tuurde litterator". Dat schreef Marsman
dertig jaar geleden over Henry de Mon
therlant, de nog steeds beroemde, in som
mige kringen zelfs beruchte, maar zeker
niet populaire schrijver, wiens toneelstuk
„La reine morte" onder de titel „Ines de
Castro" zaterdagavond door „Theater" in
de Haarlemse Schouwburg werd opge
voerd. Niettemin had Marsman voor de
ze „kuise romanticus" veel waardering:
zijn zuiverheid ligt in zijn verlangen naar
strengheid en soberheid, naar ongeschon
den geluk". Er komen in dit opstel zinnen
voor, die op de latere werken van De
Montherlant toepasselijk zijn gebleven,
ook op het onderhavige treurspel, zeker
op de afsplitsingen van zijn persoonlijk
heid die er in optreden, want „gehalveerd
hemels en onbevlekt virginaal" is inder
daad de titelheldin, zoals haar minnaar
zich „teer en hooghartig, schuw en onvol
dragen" betoont in dat deel van de tra
gedie, dat men de „radeloze onmacht naar
een al te ijle volmaaktheid" zou kunnen
noemen.
De Montherlant is ondanks zijn princi
piële wispelturigheid van bijgelovige over
tuigingen (of juist daaidoor) een telkens
opnieuw fascinerende verschijning. Men
laat zich door zijn zintuigelijke beeld
spraak meeslepen en door zijn martiale
fraseologie imponeren, maar men geeft
tenslotte Du Perron gelijk, die hem eens
als een „monumentale aansteller" ken
schetste. Dat is althans mijn conclusie, nu
ik nog eens de meeste van zijn drama's
op mij heb laten inwerken En dat is ook
de reden, waarom ik een bespreking van
„Ines de Castro" ik zag enkele weken
geleden de tweede voorstelling, in Am
sterdam zolang heb uitgesteld, name
lijk om geen vooringenomenheid te be
vorderen. Daar kwam bij dat ik over de
door Elise Hoomans m»t kennelijke toe
wijding geregisseerde onvoering niet en
thousiast kan zijn, omdat de in opzet aan
wezige helderheid niet stiak genoeg op
rijst en omdat door een ontoereikende be
zetting de zwakke elem. nten tezeer door
schemeren. Want welke bezwaren men ook
kan aanvoeren, dit stuk is in ieder geval
bijzonder interessant en verre te verkie
zen boven de talloze in wezen onverschil
lig latende proeven van middelmatigheid,
waarop de schouwburgbezoekers door
gaans worden onthaald.
Voor de goede orde en tot beter begrip
is het dienstig in enkele zinnen de feitelij
ke inhoud samen te vatten van deze trage
die, welke door Jan Willem Hofstra in
markant en welluidend Nederlands werd
overgebracht en die beter letterlijk „De
dode koningin" had kunnen heten, zulks
met het oog op het dubbelthema: liefde
en politiek. Ferrante, koning van Portu
gal, wil om redenen van staat zijn enige
zoon, Don Pedro, uithuwelijken aan de In
fante van Navarra, hetgeen onmogelijk
blijkt, omdat deze troonopvolger reeds
in het geheim is gehuwd met Ines de
Castro, een jonge vrouw van aanzienlijke
afkomst. Op het vervolg slaat de onder-
kunnen luisteren naar de sopraan Gretha
Krom, die met klare stem en ongecompli
ceerde voordracht een Motetto zong van
Antonio Vivaldi, fraaie muziek door haar
melodische fantasie en harmonisch even
wicht typerend voor de geniale, door Jo-
hann Sebastian Bach zo bewonderde com
ponist. Wiep Zijlstra was de zangeres hierbij
tot een toegewijde steun aan de vleugel.
Tot mijn spijt kon ik niet meer tegenwoor
dig zijn bij het optreden van Ans Wierse
ma, die liederen van Piet Ketting en Henk
Badings zou zingen. En evenmin heb ik op
deze drukke concertavond het kerkkoor
kunnen horen bij zijn voordracht van frag
menten uit de Missa diatonica van Hen
drik Andriessen en van een paar Italiaanse
werkjes.
r. Zwaanswijk
Zaterdagavond had in de aula van het
Stedelijk Gymnasium te Haarlem de jaar
lijkse uitvoering plaats van Linos, de mu
ziekvereniging van deze school. In een in
leidend woord onthulde de voorzitter ons
de betekenis van deze naam als die van de
schutspatroon der vereniging, een zoon van
Apollo en Urania, de muze der astronomie.
Het omvangrijke programma bracht een
aantal qua gehalte nogal uiteenlopende
muzikale prestaties, grotendeels op het
terrein van de achttiende-eeuwse kamer
muziek. Bijzondere vermelding verdient
hier de uitvoering van het eerste deel van
Haydns pianoconcert in D door een jeug
dige pianiste die dit stuk, ondanks het feit
dat haar rechterpink door het volleybalspel
geblesseerd was, keurig en met muzikaal
begrip uitvoerde. Een triosonate van
Quantz trof door de goede toonvorming
van de hoboïst en het verzorgde samenspel.
Dit laatste gold ook voor een tweetal dans
stukken van Giardini voor twee cello's.
Maar ook in de uitvoering van andere
werken: van Schickhardt, Leclair, Jiranek,
Godard en Saint-Saëns bleek opnieuw dat
deze naar verhouding kleine school een
groot aantal toegewijde beoefenaars en be-
oefenaarsters van de muziek telt. Het mo
dernere element was door de laatste twee
delen uit de sonate voor fluit en piaho van
Hindemith vertegenwoordigd. De beide in
strumentalisten bleken zeer goed op elkaar
ingespeeld en de uitvoering werd geken
merkt door de vereiste virtuoze noot.
Voor het koorgedeelte had dirigent
Eduard Biele, die trouwens de gehele lei
ding van deze avond had, een zeer geschik
te keus gemaakt: „Le cordier" van Pierné
viel op door een dosis humor, maar ook
werkjes van Massenet en Purcell werden
bevredigend gezongen. Een aardig slot
kreeg deze avond met de uitvoering, door
het Linos-orkest, van drie delen uit „L'Ar-
lésienne" van Bizet, waaraan een koper
sectie (twee trompetten en trombone) relief
gaf. Ook de fluitsoliste droeg veel bij tot
het gelukkige resultaat. Na enkele Schotse
dansen van Beethoven sloot de rector, dr.
K. Huibregtse, de avond met onder meer
een speciaal woord van dank aan de heer
Biele.
Sas Bunge
titel, die jammer genoeg uit de Neder
landse programma's is weggelaten: „Hoe
men een vrouw moet doden". Men wordt
hoofdzakelijk bezig gehouden (en daar
in ligt de waarde van het stuk) met de
„Hamlef'-achtige aarzeling van de mo
narch om het als noodzakelijk besefte
doodvonnis aan deze ongewenste schoon
dochter uit te spreken er. te laten voltrek
ken. Aan „Romeo en Julia" wordt men
herinnerd door het gevoelige recht op ge
luk, dat de jeugdige echtgenoten vergeefs
willen laten gelden en dat een macabere
bevestiging vindt, air Don Pedro na de dood
van zijn vader het stoffelijk overschot van
de vermoorde Ines de Castro laat kronen
en door de hovelingen aanbidden. Mis
schien kent men deze scène uit een kleur
rijk ballet, dat door de groep van Markies
de Cuevas ook in ons land enige keren
werd vertoond.
Intussen moet men vooral niet denken
van deze stof. die veeleer in de stijl der
klassieke beheersing van Racine buiten
de sfeer van het melodramatische is ge
houden. Overheerste niet voortdurend de
rationele analyse, dan zou men door de
schikking der gebeurtenissen en de ter
nauwernood bedwongen extase eerder op
verwantschap met Schiller kunnen wijzen,
op diens „Maria Stuai t' met name. Deze
vergelijkingen bevestigen intussen het
streven van de Montherlant naar een mo
derne tragedie een tweevoudige zelfs:
„Ines de Castro" is het treurspel van de
noodlottige ondergang van de hoogmocdi-
Henry de Montherlant een yravuie
van Pierre-Yves Trémois, overgeno
men uit het tijdschrift 1' Avant-Scène)
ge (zich grootmoedig wanende) Ferrante
en van de zachtmoedige titelheldin. De
beoogde katharsis, de klassieke loutering,
blijft beperkt tot de esthetische orde. De
personen immers zijn geen wezens van
vlees en bloed, maar abstracte figuren,
die slechts worden bewogen door impul
sen van theoretische menselijkheid. Ik
wil het graag Elise Hcomans nazeggen,
dat er sprake is van de „overmoed" der
De Haarlemse Kring voor Kunstbeoefe
ning heeft zaterdag in het gebouw van de
Meisjes-h.b.s. aan de Tempeliersstraat een
kunstavond belegd, die gewijd was aan
declamatie, voordracht en pianospel. Fred
Menger, die als declamator medewerkte,
had voor zijn voordracht proza en gedich
ten van Selma Lagerlöf, Muus Jacobse,
Ed. Hoornik en andere schrijvers gekozen.
Door mijn aanwezigheid elders op deze
avond kon ik slechts tegenwoordig zijn
bij zijn optreden na de pauze, waarbij hij
voor een gechargeerd en onbeheerst jeug
dig gedicht „The greatest show you ever
saw" van Michael van der Plas, het aan
grijpende vers „De soldaat die Jezus krui
sigde" van M. Nijhoff en het van een
eigen confessie getuigende „Lied" van
Gerard Wijdeveld de aandacht vroeg. Met
deze gedichten heeft de vaak te snel en
onduidelijk en met te weinig intensiteit
van expressie sprekende Fred Menger
mij minder kunnen overtuigen dan met de
komische stukjes, waarmede hij aan het
slot van de avond de toehoorders enige tijd
plezierig bezig hield.
Het muzikale gedeelte van het program
ma was in handen van een Haarlemse
pianiste Nel Takken, die in het eerste ge
deelte van de avond de Sonate in e opus
7 van Edvard Grieg en het Scherzo in bes
opus 31 vertolkte. Wat ik van haar kon
horen waren de Sonatine in D van Béla
Bartök en de Scènes d'enfants van de
Spaanse componist Frederico Mompou,
twee composities van zeer uiteenlopend
karakter. Want de muziek van Bartók ont
leende haar elementaire kracht aan de
Hongaarse muzikale folklore en die van
Mompou heeft meer het karakter van de
evenwichtige, geciviliseerde kunst, al be
speurt men soms enige invloed van de
Spaanse volksmuziek.
Nel Takken vertolkte deze werken met
knappe beheersing der speeltechniek, over
wogen klank en met bescheiden, naar mijn
gevoel te gereserveerde expressie. Ik ge
loof, dat de pianiste minder geremd kan
zijn ten aanzien van de uitdrukkingskracht
en aan haar spel een spontaner accent kan
geven. Haar gebleken pianistische vaardig
heid staat er borg voor dat de gaafheid
van haar spel dan toch behouden kan blij
ven. Nu heeft het optreden van Nel Tak
ken ongetwijfeld veel waardering gewekt,
maar daarnaast de wens doen opkomen,
dat veelvuldiger voordrachten haar groter
vrijheid zullen geven haar muzikaliteit
overtuigender te doen blijken.
Een klein, maar zeer geïnteresseerd
auditorium toonde zich bijzonder erken
telijk jegens Nel Takken en Fred Menger.
P. Zwaanswijk
Op de laatstgehouden algemene leden
vergadering van de vereniging van Haar
lemse schilders en beeldhouwers „De
Groep" is bij verkiezen het bestuur als
volgt samengesteld: voorzitter Poppe
Damave, secretaris Jac. Clay, penning
meester Frans Funke, leden J. van Bors-
sum Buismane en C. Hak.
Na zes jaar het voorzitterschap te heb
ben bekleed is de schilder Jules Chapon
als zodanig afgetreden zonder zich op
nieuw verkiesbaar te stellen.
liefde, maar ik heb dat motief uit het spel
slechts vernomen en niet met hart en ziel
gevoeld.
Maar goed, voorwendend een liefdesge
schiedenis te behandelen wilde Henry de
Montherlant in feite de verhouding van
recht en macht aan de orde stellen. Men
moet daarbij bedenken, dat de (opzien
barende) première van het stuk door de
Comédie Franpaise werd gegeven tijdens
de Duitse bezetting van dt Franse hoofd
stad. En dan beseft men misschien de
tegelijk wonderbaarlijke en weerzinwek
kende dubbelzinnigheid Parijs juichte om
wat in die tijd gezien werd als een ver
oordeling van de in Ferrante belichaamde
tirannie. Hij mag dan heer en weer ge
slingerd worden tussen vrees en plicht,
hij geeft tenslotte tot de misdaad het wel
overwogen bevel. Ines de Castro moet als
„staatsgevaarlijk" uit de weg worden ge
ruimd. Doch men mag niet vergeten, dat
die overwegingen nu juist de kern vormen,
waar alles om draait. Het is een karak
terstudie van een dictator (in dit geval:
een absolute monarch) Kan men vergoe
lijkend zeggen. Het is mijn stellige over
tuiging, dat de bewonde raar van stieren
vechters en andere grote, sterke mannen
De Montherlant deze dramatische studie
heeft ondernomen uit de behoefte aan be
grip.
In „Ines de Castro" vindt men de denk
beelden Herhaald van Seneca, de wijsge
rige staatsman en dichter uit de eerste
eeuw na Christus, die de leermeester van
keizer Nero was. Deze predikte (want hij
was eigenlijk een humanist avant la lettre)
een soort praktische filosofie' de volstrek
te dienstbaarheid aan het levensideaal.
De blijkens de nawerking in dit stuk aan
trekkelijkste kant daarvan is geweest de
melancholische berusting als voorberei
ding op de dood en de op kennis van de
natuur berustende beredeneerde zinnelijk
heid als grondslag voor een gelukzalig
leven. De verwantschap met Seneca wordt
nog bevestigd door de keuze van de stof
uit de geschiedenis van het Iberische
schiereiland, waar deze voorganger ge
boren werd. Uit zij school, waarin
„deugd" en „doelmatigheid" in één adem
werden genoemd, is ook Mussolini voort
gekomen. En nu kan het waar zijn, dat
De Montherlant zijn fascistische verleden
overwonnen heeft en dat hij aan het slot
van „Ines de Castro" de belangeloze lief
de postuum laat verheerlijken, niettemin
is Ferrante de held van het stuk, die ver
somberd ten onder gaat in eenzaamheid
door de fanatieke gehoorzaamheid aan
zijn plicht als de regeerder de onver
lichte, onzekere en vermoeide despoot
van zijn rijk.
Het is mogelijk, dat in onze tijd, vijftien
jaar later, deze problematiek niet onmid
dellijk tot het bewustzim doordringt. Wij
reageren niet meer emotioneel en daar
door blijft er weinig over dat tot opwin
ding prikkelt. Richard Flink mist trouwens
het formaat om Ferrante als een super
mens voor ons neer te zetten en daardoor
hebben diens overigens voortreffelijk ge
suggereerde zwakheden een te beperkt
effect gekregen. Gebrek aan formaat ken
merkte ook de prestaties van zijn raads
heren als samenzweerders en tegenspe
lers. Men aanschouwde ten hoogste een
nabootsing van grandeur, waardoor de
onechtheid nadelig versterkt werd. Hans
Culeman kwam met verder als Don Pe
dro dan tot een gemaniöi eerde houding bij
een krachteloze declamatie van mooie
woorden. Ellen Vogel verleende als gast
haar medewerking, met de beste bedoe
lingen vervagend tot een symbool van on
eindige goedheid. Decors en kostuums van
Johan Greter zijn functioneel verant
woord. Bij dit alles moet men rekening
houden met de eigenaardige halfheid in
de vele mooipraterij van de tekst, die her
haaldelijk als schoonpr&terij aandoet. De
enige rechtlijnige hoofdpeisoon is de In
fante van Navarra, uit wier mond men de
oude, glorieuze, trotse en het perverse na
jagende De Montherlant hoort spreken.
Mede daardoor (maar zeker ook door
haar krachtige dictie) kon Anne-Marie
Heyligers de enige volstrekt bevredigen
de bijdrage leveren tot deze beantwoor
ding aan hoe dan ook intrigerende bedoe
lingen.
David Koning
(Van onze correspondent in Wenen)
Het onverkwikkelijke pers- schandaal
tussen de Bild-Telegraf en de Bild-Tele-
gramm is onverwacht ten einde gekomen
doordat de Weense rechtbank heeft ver
klaard dat de uitgever van Bild-Tele-
gramm, Molden, deze titel niet mag ge
bruiken. Molden geeft nu, met de redactie
van de Bild-Telegramm (die hij met de
Bild-Telegraf had overgenomen) een
nieuw boulevard-blad uit, dat onder de
titel „Express" dagelijks in drie edities
verschijnt, 's morgens, 's middags en
's avonds, evenals de „Neuer Kurier".
Het is de vraag of de weer ten leven ge
wekte, maar financieel zwakke Bild-Tele
graf deze aanval zal doorstaan, vooral om
dat het pers-schandaal heeft geleid tot
tientallen processen over in beslag geno
men bladen, aanklachten wegens plagiaat,
eerroof, belediging, diefstal en laster die
veel kapitaal zullen verslinden.
Exit de Genieën
't Is me wat met die genieën! Dr. Green
Ermytage heeft het in Los Angeles ver
klaard: Er komen binnenkort geen ge
nieën meer op de wereld. U en ik, wij
allemaal, kunnen nu aan de hand van het
interview dat men met hem heeft gehad,
nagaan of wij ja of nee genieën zijn.
Laat ik eerlijk zijn. Onder mijn overi
gens schaarse „fan mail" bevindt zich zo
nu en dan wel es een brief die me, indien
ik al ijdel icas, zou doen geloven dat ik
een genie ben. Die brieven gaan natuurlijk
het éérst de kachel in; met mijn minzaam
ste glimlachje verdwijnen ze in de vuur
gloed. Toch blijft daar iets van hangen.
Eerlijk. Van die zogenaamde genialiteit
dan
Nou zei die dokter, dat de ouders van
genieën dikwijls gebrekkig waren of min
stens mindervraardig. Maar met de hand
op mijn vrijmoedige hart kan ik beweren,
dat waren mijn ouders zeker niet. Waar
uit volgt: ik ben geen genie.
Maar nou verder. Wéér volgens de dok
ter. Alle genieën, die de wereld gekend
heeft, waren verslaafd aan alcohol of ver
dovende middelen. Het laatste kan ik zon
der meer bij mij uitschakelen. De enkele
keer dat ik es een aspirinetje neem om
i?i fe dutten kan je geen verslaafdheid aan
verdovende middelen noemen.
En alcohol? Och erme. Het kleine kris
tallen karafje op een achteraffie in het
dressoir werd met de kerstdagen gevuld
en het staat er nog net zo. Pleit dus ook
al tegen het eventuele feit dat ik
Maar wacht nou es. We zijn er nog niet.
Ik héb nog een kans. Wat zei hij nog
meer? „Vrijivel nooit heeft een genie een
geniaal kind gekregen". Mijn dochter dan,
de Saskia van „Saskia en Jeroen". Hebt u
haar wel es gehoord? Is dat nou geniaal
of niet? Als dat zo is, ben ik dus geen
geniezo nietdan maak ik nog
een kans.
En dan nog: „Huwelijken van genieën
met. geniale vrouwen zijn niet bekend".
Is mijn vrouw soms
Nee.
Behalve in de keuken misschien en dat
ontembare geduld voor d'r manmaar
dat kunnen we toch moeilijk tot de genia-
liteiten rekenen.
Daaruit zou je dus misschien kunnen
concluderen, dat iktocheven
tueel
Maar nou nóg es eerlijk. Behalve in de
kunsten, wat zijn we met al die geniali-
teiten opgeschoten?
Laat ik er over ophouën.
N.B.: Ik gaf het stukje aan mijn vrouw
voor de gewone uiteindelijke kritiek en
correctie. En wat zegt ze?
„Niet onaardig, maar je praat te veel".
Nou? Het oordeel was nog niet koud
uit haar mondje of in mijn zo enorrum be
lezen brein welde een citaat van André de
la Roche: Kleine genieën zijn doorgaans
grote praters!"
Dus dan tóch een genie. Zij het een
kleintje.
Jan van Ees
wijsneus, die duigend woorden hun ver
moeiend werk ter zinloze verklaring van
een fantastisch fenomeen laat doen, tot ëf
tussen hemel en aarde niets resteert dan
een schrale burgermansfilosofie. „Het spre
ken is een van de heerlijkste zegeningen
van het menszijn!" wordt ergens in dit stuk
verkondigd. En elders: „Het is heerlijk om
te spreken. Een woord is een heelal in het
heelal". Een derde citaat: „Als ze maar
namen kunnen geven, voelen mensen zich
goden". Men krijgt de indruk, dat derge
lijke uitlatingen iets met het schrijverschap
van Croiset te maken hebben, een soort
„verheerlijking" van de scheppende macht
van de intelligentie. Wat mij al bij zijn
vorige werken is opgevallen: men hoort
steeds Croiset bezig iets van alle kanten te
ontleden en uiteen te zetten. Misschien kan
men deze het best kenschetsen als novel-
listische toneelstukken. In dit geval heeft
men dan te doen met een monoloog voor
drie stemmen. Dat is onmogelijk, zal men
mij tegenwerpen. Dat is het ook.
Dit principiële bezwaar neemt niet weg,
dat ik bewondering heb voor de wijze,
waarop hij zijn plan volvoert. In het bij
zonder moet (en dat bevestigt eigenlijk
mijn indruk) de alleenspraak worden ge
prezen, waarin Amphitryon eerst de hulp
van Zeus inroept en dan probeert, zich van
zichzelf vervreemdend, op de godheid te
gelijken. De noviteit in deze zienswijze is
vervolgens, dat het Amphitryon is die on
der het doorzichtig blijkende mom van
Zeus steelsgewijs de nacht bij zijn nog
maagdelijke vrouw doorbrengt. Alcmene
namelijk wil voor hem niet bestaan, omdat
zij, de liefde niet kennende, zich aan hem
verkocht gevoelt door het contract, dat
haar vader heeft gesloten. Maar een blijspel
is het stuk alleen in een klein gedeelte van
de tweede akte.
In zijn regie heeft Max Croiset de niet
altijd even amusante huisbakkenheid (men
moet zijn interpretatie eens vergelijken
met de geestige romans van Erskine bij
voorbeeld!) van dit praatstuk nog versterkt
door de spelers er af en toe eens gemakke
lijk voor te laten zitten. Veel profijt van
deze gemoedelijke typeringskans trok Cees
Laseur als de egocentrische vader van
Alcmene, wiens aanwezigheid op een dich
terlijke vrijheid berust. Elisabeth Andersen
slaagde erin de verwarring der onschuld
met de helderheid van het bewustzijn te
verenigen in een zeer fraaie, waar mogelijk
bovendien zeer gevoelige rol. Voor het
overige bestond haar aandeel in een lyri
sche voordracht, evenals dat van Guus
Hermus, de markante titelheld, die royaal
de door de tekst gewekte verwachtingen
overtrof. De handelingsaspecten zijn ech
ter blijven steken in de litteraire opzet en
daardoor was er geen werkelijke, althans
geen andere dan bedachte bewogenheid in
het spel te brengen.
David Koning
Verdacht van brandstichting in hun win
kelpand aan de Paulinkstraat te Almelo
op 30 augustus van het vorig jaar zijn de
39-jarige koopman S. en zijn 26-jarige com
pagnon B. door de politie te Almelo gear
resteerd.
Bij de brand werd een groot deel van de
inboedel en van de handelsvoorraad ver
nield. De verzekering vergoedde de scha
de. Volgens de politie hebben B. en S.
waarschijnlijk ook een diefstal met braak
in een textielopslagplaats te Almelo en te
Dalfsen in een eierloods gepleegd. B. is al
eerder aangehouden wegens diefstal van
een auto.