IDE GROTE
ACHT
Al de lasten van Italië
Litteraire
Kanttekeningen
(ÜSCOUC&
Boek der etiquette voortaan zonder
mevrouw Erika Papritz
Koninklijke Academie bestaat
honderdvijftig jaar
Erbij
Mars voor Hilversum
TWEE NIEUWE ENGELSE
BOEKEN OVER HET IN
1957 GERUCHTMAKENDE
PROCES WILMA MONTESI
Romeinse sarcofaag ontdekt
ZATERDAG 5 APRIL 1958
PAGINA VIJF
Zeven verhalen van
Ton van Oudwijk
MET EEN bundel van zeven verhalen,
ten dele tevoren in tijdschriften (onder
andere in het voormalige maandblad Li-
bertinage) verschenen, debuteerde onlangs
bij de uitgever G. A. van Oorschot een
schrijfster, die kwaliteiten te over ver
toont om met aandacht gelezen te worden.
„Mijn dochter doet het beter, mis
schien...." zoals Ton van Oudwijk
deze verzameling naar één van haar ver
tellingen betitelde is zeker als „coup
d'essay" geen „coup de maitre". Er valt
van allerlei op af te dingen, waarover aan
het slot van deze kroniek meer. Maar te
genover haar tekorten staan verdiensten,
die heel wat luidruchtiger eerstelingen
om van gelauwerde werkjes der ijlings tot
„schrijver" gepromoveerde aankomelingen
maar te zwijgen in de schaduw stellen.
Daar is allereerst haar natuurlijke toon,
onmiskenbaar afgestemd op met TJna-
monu gesproken een tragisch levensge
voel, dat des te indringender tot uitdruk
king komt, omdat de trilling van die
grondtoon een tweede toon doet mee
klinken. In de welgemoede triestheid (na
vrante combinatie al!) hoort men name
lijk bovendien een trieste welgemoedheid.
En men weet niet wat kenmerkender is
voor deze karakteristieke proeve van he
dendaagse epiek: het eerste of het laatste,
dan wel de mengeling van beide.
VOORTS IS ER haar zinsbouw die, voor
zover in haar macht, ongekunsteld haar
„inhoud" registreert: traag, lusteloos, ver
moeid, schuifelen de woorden achter elkaar
aan, nauwelijks beklemtoond, nauwelijks
gekleurd, als een motregen uit een ef
fen-grauw, laaghangend wolkendek. En
ten slotte dan de vorm: die van de episo
dische „open" vertelling, welke begin noch
einde heeft en typisch is voor het actuele
besef, geplaatst te zijn voor problemen die
de kern van het bestaan raken en als zo
danig onoplosbaar, met andere woorden
eindeloos zijn. Negentiende-eeuwse romans
(en dat geldt tot op zekere hoogte ook voor
„novellen") „stelden" een conflict, ontwik
kelden het, voerden het op tot een hoogte
punt en brachten het al dan niet met een
„gelukkig slot" tot een oplossing. De
hedendagse epiek opent met een vraag
teken en besluit met een vraagteken: „vroe
ger" is los komen te staan van „heden" en
„vandaag" van „morgen". De continuïteit
van gevoelens en gedachten, van levens
wijzen en normen is vèrbroken, de schei
dingslijn tussen zin en zinloosheid, goed en.
kwaad, vrijheid en noodwendigheid, is
dóórbroken en „romans" zowel als verha
len, zoals Ton van Oudwijk ze schrijft, zijn
als losgeslagen stukken levensland, drijven
de eilandjes, overgeleverd aan een drei
gende, onafzienbare zee van onzekerheid,
ELK VAN DEZE zeven verhalen is op
dit onheilspellende stramien geborduurd.
„De genius van de achterdocht is op aarde
f komen", schreef Stendhal. Dat was een
ofetie. Nathalie Serraute, een voortref
felijke Franse essayiste, noemde haar stu
die over hedendaagse litteraire verschijn
selen „Het tijdperk van het wantrouwen".
De dichter W. H. Auden betitelde een van
zijn verzenbundels met een veelzeggend
„The age of anxiety". En Ton van Oudwijk
had haar bundel zonder zich geweld aan te
doen „de grote achterdocht" kunnen noe
men achterdocht tegen de wereld, het
verleden, de toekomst, de medemensen en
(het fataalste van al) tegen zichzelf, zijn
gevoelens, zijn bedoelingen, zijn levens
zin en levenswil. Wie, wat zijn de personen,
die de schrijfster, veelal in zelfgesprekken,
introduceert, om ze in een nevelige troos
teloosheid weer aan het oog te onttrekken?
Ze weten het zelf niet meer dat is het
verschrikkelijke. Ze zijn, verdwaald in
zichzelf, verdoold in de wereld, op zóék
naar zichzelf, op zoek naar een medemens
die hem verstaan kan, op zoek naar een
wereld die ze kunnen omvatten en aan
vaarden. En ze zoeken tevergeefs. De ar
chitect Philip uit „De vlucht", de officier
August uit „De onevenwichtige", de jonge
vrouw Agnes uit „Jij en ik", de beide uit de
oorlog teruggekeerde soldaten Peter en
Stephen allen duiken ze één ogenblik als
drenkelingen op uit de onverbiddelijke le
vensstroom, vermoeid, gehavend, ver
krampt, doelloos, apathisch, eindeloos ver
laten en eindeloos triest.
Het zal wel geen toeval zijn dat Ton van
Oudwijk al haar verhalen zich binnens
kamers laat afspelen. Er is iets hermetisch
en iets onafwendbaars in die beslotenheid,
iets dat onvermijdelijk moest leiden tot
een bijna ziekelijke zelfobservatie en.dode
lijke zelfanalyse, sinds er in het menselijke
isolement immers geen verstandhouding
meer mogelijk is met wat dan ook in de
„buitenwereld". Wel is er in het eerste ver
haal sprake van een vlucht, maar het is ei
één, die geen ontkomen meer kan beteke
nen. De heengaande Philip neemt zijn
„bagage" mee en in een veertiental blad
zijden hebben de traag voortsijpelende
zinnen van Ton van Oudwijk de lezer met
hun monotonie ingehamerd, waaruit deze
bestaat: uit wantrouwen, weerzin en ver
slagenheid.
Is dat zal men vragen het enige en
laatste woord van deze schrijfster? Neen,
dat is het zeer beslist niet. Men zou inder
daad kunnen verwachten dat zoals in
het geval-Hermans een dergelijke ge
moedsgesteldheid een uitweg zoekt in
boosaardigheid, gallig sarcasme en berser-
kerachtige uitvallen van woede, verzet,
hoon en verachting. Het levensgevoel van
Ton von Oudwijk is anders geaard. Men
moet slechte oren hebben om in al die
triestheid niet de stem te horen van deer
nis en beduchtheid, van liefde temidden
van zoveel liefdeloosheid, van bezinning
temidden van zoveel zinloosheid.
IK MOET BEKENNEN dat ik aanvanke
lijk met geweld de neiging heb moeten on
derdrukken om dit boek dicht te doen en
weg te leggen. Maar die toon weerhield
me, die stem, die zo onnadrukkelijk zoveel
nadrukkelijks, zoveel dringends zeggen wil
en (wat onbeholpen misschien nog hier en
daar) ook zégt. En ik bedacht me wat een
eminent analyticus van de moderne roman
kunst als Erich Kahler opmerkte: dat
tegenwoordig meer en meer alleen nog dat
litteratuur is, wat geen „litteratuur" meer
is. Ik herinnerde me de uitspraak van een
hyperintelligent muziektheoreticus als
Adorno, die van Schönbergs „twaalftonige"
composities zei, dat moderne muziek alles
behalve amusant en ontspanning beteken
de. Ik realiseerde mij de dringendheid van
talrijke recente schrijversuitspraken, die,
ingegeven door de nood van de tijd, pleiten
voor een litteratuur welke in haar eerlijke
onthulling kan bijdragen tot een verhelde
rende en daardoor weerbare bewustwor
ding van de kritieke situatie, waarin het
mensdom zich geestelijk bevindt. Ik las
vérder en had er voldoening van, ondanks
al die „triestheid". Want juist het geheel
van deze bundel laat geen twijfel of de
welgemeende troosteloosheid van Ton van
Oudwijks proza is door en door eerlijk,
door en door innerlijk ervaren en voortge
komen uit gevoelens van verantwoorde
lijkheid en beschroomde liefde voor men
sen en mens-zijn.
De „ik-vorm" en het „zelfgesprek"
schijnbaar de makkelijkste, feitelijk de
moeilijkste uitbeelding van menselijke
binnengedachten spelen haar soms par
ten, het detail onttrekt zich soms aan de
greep van de integrerende suggestie en er
zijn hier en daar passages, die verflauwen
tot „litterair cliché". Dat men desondanks
deze verhalen ondergaat als een obsede
rende realiteit, dat men zich geraakt voelt
in zijn geweten, in zijn zo gemakkelijk tot
zwijgen te brengen verantwoordelijkheids
gevoel, dat is een bewijs temeer van
Ton van Oudwijks schrijftalent. Men zal,
mag ik hopen, nog wel meer van deze
auteur horen.
C. J. E. Dinanx
De gemeente Hilversum zal binnenkort
in het bezit komen van een eigen vlag,
wat voor het gemeentebestuur aanleiding
is geweest aan de componist Benedict Sil-
berman een opdracht te verlenen tot het
schrijven van een mars. Benedict Silber-
man heeft burgemeester J. J. G. Boot een
grammofoonplaat van deze mars ten ge
schenke gegeven.
De pijpleidingen voor het olietransport
worden van een afdoende isolatie tegen
mogelijke lekken en corrosie voorzien.
De kroniek van de
Angelsaksische littera
tuur is dit keer gewijd
aan „The Montesi
Scandal" door Wayland
Young en van „All
Rome Trembled" door
Melton S. Davis, res
pectievelijk bij de uit
gevers Faber en Barrie
te Londen verschenen.
H DE Italiaanse justitie heeft, zoals
men zich wellicht herinnert, nooit kun-
nen uitmaken of Wilma Montesi ver-
moord is of dat zij bij het baden in de
zee, een paar kilometer ten zuiden van
Rome verdronk. Het zou wel een won-
li derlijk ongeluk geweest zijn. Het is ook
3 nog mogelijk dat zij, buiten bewustzijn
S geraakt door verdovende middelen,
door haar ontstelde gezelschap naar de
3 zee vervoerd is, of zoiets. Een langdu-
H rig proces in Venetië, in de eerste
maanden van 1957, heeft alleen duide-
lijk gemaakt dat zij moeilijk vermoord
3 kan zijn door Piero Piccioni, de zoon
van een minister van buitenlandse za-
3 ken, die zich gedwongen voelde ontslag
11 te nemen toen het schandaal steeds ru-
moeriger werd. Dat is tenminste het
3 enige en weinige wat opgehelderd is
van de zaak zelf. Als er mensen zijn, die
weten hoe Wilma Montesi op 9 april
3 1953 aan het strand van Tor Vajanica
3 terechtgekomen is, behouden zij hun
3 geheim, maar intussen werd er wel
3 allerlei openbaar over de zeden van een
deel van de Romeinse bevolking en
3 heeft de algemene ontevredenheid van
de Italianen met hun bestuur een kans
3 gekregen om zich op nog vrij ongevaar-
3 lijke manier te luchten.
3 Wat betreft het schandaal in enge
3 zin, de zeden van die Romeinen: wie er
3 zich over zou willen beklagen dat zulke
opwindingen het saaie openbare leven
3 in Nederland nooit verstoren, zal zich
3 bedenken als hij van de onthullingen
3 in verband met de zaak Montesi ken-
3 nis neemt. Het is allemaal niet onder-
li houdend genoeg, het leven van van de
H cocaïneconsumenten en de deelne-
mers aan „orgieën" in en bij de Ita-
3 liaanse hoofdstad. Misschien zou het in-
§j teressant zijn, als men in de gedachtn
H of de zielen van sommigen kon kijken,
3 maar dat gaat zelfs bij een proces niet.
3 En het is overigens te vrezen dat er
H dan nog niet veel te zien zou zijn. Er is
3 geen vitaliteit en geen ambitie in dit
3 soort leven achter de mondaine bars:
3 het is een amateur-uitvoering van de
3 renaissance door berooide bourgeois,
3 op het peil van het geïllustreerde week-
3 blad, alleen van de soort die daaruit
H weggelaten moet worden.
3 Het interessante van de zaak-Monte-
3 si is, dat deze dingen voordien niet al-
3 leen uit de weekbladen wegbleven om
te voorkomen dat de kinderen van de le-
3 zers op verkeerde ideeën gebracht wer-
3 den, maar ook omdat zij in sommige ge
il vallen een te nauwe relatie hadden met
3 de staatszaken. Hoe nauw, dat is toch
3 ook alweer niet precies gebleken: min-
3 der nauw dan sommigen hoopten in de
3 tijd dat het schandaal in volle bloei
stond. Er is de figuur van Ugo Montag-
3 na, zich noemende Markies van
3 San Bartolomeo, een Siciliaan die on-
3 der verdenking van samenwerking met
Piccioni bij de zaak betrokken werd.
H Het is van belang dat hij Siciliaan is,
3 zoals Melton Davis uitlegt in zijn boek:
de Italianen van het noorden gaan in
3 zaken, maar die van het verarmde
3 zuiden maken graag gebruik van de va-
3 catures in de ambtenarij. Daardoor
3 heeft een jongeman met aanleg voor
intrigeren de beste kansen in Rome als
hij Siciliaan is, en weet hoe hij moet om
gaan met de zuiderlingen, die boven
dien voor een deel oude kennissen van
hem zijn. Montagna's aanleg was zo
goed, dat hij talloze invloedrijke vrien
den en een groot fortuin gemaakt had
zonder ooit een benoembare werkzaam
heid te vervullen, alleen door scharre
len en organiseren. Dit is het eind van
de wereld, zei hij toen hij in staat van
beschuldiging gesteld werd. En Way
land Young geeft toe, dat hij een beetje
gelijk had kunnen krijgen: vele open
bare personages zouden in zijn val be
trokken zijn en de democratische rege
ring had makkelijk in de kloof tussen
communisten en neo-fascisten kunnen
verdwijnen.
Tenslotte viel hij niet, al werd zijn le
ven door het proces moeilijker. Noch
viel de christelijk-democratische par
ty, die in zekere zin zijn activiteit had
toegelaten door haar weinig onderne
mende beheer aan de hand van een wet
geving, die voor een deel nog uit de
fascistische tijd stamde en voor een an
der deel uit noodmaatregelen be
stond.
Het wantrouwen van het publiek te
gen de regering was van een paar so-
liede argumenten voorzien, maar werd
daarna gekalmeerd door enkele belang
rijke verbeteringen in de wetgeving en
haar toepassing. De communistische
partij, die de meest geschikte organi
satie zou zijn geweest om van de wan
orde te profiteren, had een klap terug
gekregen toen een communistische ad-
vokaat die in de zaak optrad zelf aan
geklaagd werd wegens zedenmisdrij
ven, wat ook weer voor een deel gemo
tiveerd en voor een deel overdreven
bleek te zijn. Er is tenslotte na de be
roering van de zaak Montesi niets fun
damenteels veranderd. Men zou dat
misschien ook niet verwachten, als men
Op een terrein in het havengebied van
Stein is een Romeinse sarcofaag ontdekt
op 2.60 meter onder de oppervlakte.
De sarcofaag is van mergelsteen en 1.40
meter bij 96 bij 75 centimeter groot. De
deksel heeft een dikte van 25 centimeter.
De kist heeft van binnen rechthoekige en
halfronde pissen. In sommige daarvan la
gen voorwerpen, onder andere een bron
zen vaasje en een bronzen spiegel. De
kist was voor een derde gedeelte gevuld
met zand. In 1920 zijn op hetzelfde ter
rein dergelijke sarcofagen gevonden.
'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIjl
in aanmerking neemt dat in de Latijn- 3
se landen de noordelijke eisen van |j
openbaar fatsoen nooit vervulbaar zijn.
Niettemin is het waar dat ook daar 3
grenzen erkend worden en dat een cor- 3
ruptie, die niet door welvaart en triom-
fen vergoelijkt kan worden, iedereen
gaat ergeren, behalve dan de weinigen, 3
die er hun voordeel mee doen.
Melton S. Davis in zijn boek, dat 3
de ondertitel voert „The Montesi Case
and Post-war Italy" besteedt veel
minder aandacht dan Wayland Young 3
aan het proces zelf en veel meer aan 3
de sociale verhoudingen in het land en 5
aan de biografie van de voornaamste 3
beklaagden en getuigen. Dat is heel in-
teressant, vooral voorzover het alge- 3
meen is. In zijn personalia is Melton 3
Davis af en toe geneigd tot kwebbelen
en hij behandelt die af en toe zelfs in 3
een derderangs romanvorm. Zijn boek 3
is niet helemaal goed, maar het is toch
het lezen waard voor wie benieuwd is
naar Italië. 3
Wayland Young, die jarenlang Ita- 3
liaans correspondent geweest is van
The Observer, heeft het hele proces bij- 3
gewoond en concentreert zich daarop, 3
Hij biedt een groot aantal uittreksels 3
uit de verslagen van de zittingen een 3
iets te groot aantal, in verhouding tot 3
het belang dat zij vertegenwoordigen. 3
Hij geeft minder toelichtingen en min- 3
der „achtergronden". Maar waar hij
ze geeft, zijn ze beter dan die van Mei- 3
ton Davis, zowel van inhoud als van
stijl. Hij onderscheidt zich bijzonder in 3
een gloeiend nawoord over het Italiaan- 3
se volkskarakter. Daarbij heeft hij een 3
vijftigtal foto's opgenomen, die het ge- 3
brek aan gedachten en zielen vergoe- 3
den.
De zaak Montessi was een beetje 3
vervelend, maar Italië is dat niet en §j
het heeft bij deze gelegenheid een kant
van zichzelf vertoond, die zelden goed
aan het licht komt en dan voor de 3
meeste lezers nog aan de andere kant 3
van een taalbarrière. Daarom verdie-
nen deze twee boeken enige aandacht. 3
S. M. 1
Ditkeer in de grammofoonplaten twee keer
de „Haffner"-symfonie (K.V. 385) van Mozart:
op Philips G 05610 R, gespeeld door The Royal
Philharmonic Orchestra onder leiding van Sir
Thomas Beecham (andere zijde: Parjjse sym
fonie K.V. 297) en op Decca LXT 5414, gespeeld
door The Israel Philharmonic Orchestra onder
leiding van Josef Krips (andere zijde: Jupiter-
symfonie K.V. 551).
VAN EEN der meest bekende symfo
nieën van Mozart, een werk dat met
snige wijzigingen gelijk is aan de tweede
serenade die de componist schreef in
opdracht van de Salzburgse burgemees
tersfamilie Haffner, zijn gelijktijdig twee
opnamen verschenen. De Philips-opname
is een „overdruk" in een serie goedkope
dertig-centimeter-platen en dus niet
nieuw.Op de andere plaatzijde vindt men
de Parijse symfonie in drie delen uit
1778. Nieuw is wèl de opname, die Decca
"naakte van het werk met op de tweede
cant de Jupiter-svmfonie.
Het is steeds weer belangwekkend om
te constateren voor hoeveel interpreta
ties Mozarts muziek vatbaar is. De oor
zaak hiervan zal wel zijn dat hij nooit
opzettelijk vereenvoudigde, maar het
geheim bezat, van dat subtiele even-
vicht waarbinnen uiterst gecompliceer-
ie krachten tijdelijk in een (voortdurend
oedreigde) rusttoestand verkeren. Die
ust is echter schijnbaar, omdat zij
lechts bestaat bij de gratie van een
-nophoudelijk samenspel van bewegin-
;en die elkaar opheffen. Zij krijgt dan
lat aspect van intrigerende eenvoud en
ipent, in haar besloten, overzichtelijke
evendigheid, de mogelijkheid van rijke
oeleving. Deze beleving is in de muziek
.ehouden aan de duiding die interpre-
atie genoemd wordt. En deze inter-
oretatie die nodig is voor de werkelijke
herschepping, komt op haar beurt
ilechts tot stand door een keuze, een
ijdelijke accentuatie binnen het werk
dat aldus in beweging gebracht wordt
om opnieuw in evenwicht hersteld te
cunnen worden tijdens de uitvoering. En
het meemaken van deze „weg terug"
vanuit de visie (van de uitvoerende kun
stenaar) naar het werk (dat, als wij het
liefhebben, door ons steeds weer uit het
bedreigde evenwicht gehaald en „her
steld" moet worden) is het fascinerende
element van iedere oprechte interpre
tatie.
Sir Thomas Beecham accentueert de
serenade-afkomst van deze symfonie,
waarvan hij een markante en sanguini
sche vertolking geeft. Hij maakt er een
glanzende feestmuziek van, die zelfs in
een langzaam deel de vreugde gedempt
laat doorklinken in een nachtelijk park
vol lampionnen. Mozart ontmoeten wij
hier als een bijzonder soort kunstenaar,
namelijk een levenskunstenaar (die hij
vermoedelijk ook wel geweest is). Wij
zijn hier wel ver verwijderd van de
„goddelijke" Mozart, dat wil zeggen de
levenloze saletjonker die vorige genera
ties zich geschapen hadden als tegen
wicht tot de „menselijke" Beethoven
(wiens menselijkheid men dus ethisch
gesproken voor zichzelf blijkbaar toch
niet als hoogste waarde wou laten gel
den, al verheerlijkte men haar jaarlijks
in een cyclische eredienst). Sir Thomas'
orkest, The Royal Philharmonic, heeft
inderdaad een „koninklijke" klank, open
en direct.
Van een intiemere, meer vertederende
kant, treedt de componist ons tegemoet
in de uitvoering, die Josef Krips van
dezelfde symfonie geeft. Hij benadert de
muziek wat omzichtig en misschien wel
eens wat precieus, hetgeen niet weg
neemt dat wij onder zijn handen prach
tig de stilte tussen de noten te horen
krijgen die de klank pas spanning en
betekenis geeft. Het Israel Philharmonic
Orchestra is een eersterangs groepering
van musici, die in de fijnste schakerin
gen exact en soepel blijven spelen.
Een keus is dus wel moeilijk, maar
zou voor mij toch op de Philips-plaat
vallen, niet alleen omdat ze goedkoper
is, maar om de opnamekwaliteit die veel
beter is dan op de Decca-uitgave, waar
de violen wat scherp klinken.
Sas Bunge
Vele diplomaten in Bonn hebben deze
maand moeten denken aan die zin uit het
„Buch der „Etiquette": „Elegante heren
mogen geen lange onderbroek dragen".
Het rijk van mevrouw Erika Papritz, mede
werkster aan dat boek, is uit. Zij heeft de
buitenlandse dienst per 31 maart verlaten
wegens het bereiken van de pensioenge
rechtigde leeftijd. Het boek van de etiquet
te, dat niet zo lang geleden verscheen, heeft
zowel lachlust als edele verontwaardiging
opgewekt.
In haar functie van plaatsvervangend
leidster van de protocol-afdeling van het
ministerie van Buitenlandse Zaken, wist zij
het naadje van de kous van de diploma
tieke etiquette. Het elegante dametje
altijd onberispelijk in het zwart gekleed
heeft de diplomatieke geschiedenis van
Duitsland van 1919 tot heden, van de Wei-
mar-republiek en Hitler tot Adenauer, van
nabij gevolgd. Zij gold als een moeder van
jonge attachés en gaat door voor een ken-
ster van *elk geheim op het diplomatieke
protocolaire terrein. Zij was een dergenen,
die omzichtig, maar vasthoudend in de
provinciestad Bonn een diplomatieke eti
quette invoerden, die klinkt als een klok.
Haar naam werd op slag beroemd door
het boek der etiquette.
Mevrouw Papritz ruimt het veld voor
Sigismund von Braun, een broer van de
rakettenspecialist Werner von Braun. Di
plomaten treuren niet ten onrechte over
het heengaan van het kordate dametje, dat
een vraagbaak was in het doolhof der
etiquette, waarin zij even feilloos de weg
wist als in de diplomatieke kring van Bonn,
waarover zij een boekje zou kunnen open
doen. Haar gevoel Voor etiquette zal me
vrouw Papritz er evenwel voor hoeden die
geheimen bekend te maken.
De Koninklijke Nederlandse Akademie
van Wetenschappen, voortgekomen uit het
Koninklijk Instituut van Wetenschappen,
Letterkunde en Schoone Kunsten, bij de
creet van 4 mei 1808 dooi koning Lode-
wijk Napoleon gesticht gaat in mei haar
honderdvijftigjarig bestaan vieren.
De Akademie, die van 1812 af gevestigd
is in het Trippenhuis, het in de zeventien
de eeuw gebouwde dubbele patriciërshuis
aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam,
zal dit feest niet binnen de juist gerestau
reerde muren van haar eigen gebouw kun
nen vieren, aangezien dit daartoe onvol
doende ruimte biedt. Daarom zal het ju
bileum, dat onder andere door ongeveer
vijftig buitenlandse academici uit de ge
hele wereld zal worden bijgewoond voor
een groot deel in het Koninklijk Instituut
voor de Tropen in Amsterdam gevierd
worden. De voorzitter, professor dr. B.
A. van Groningen, zal hier op dinsdagmid
dag 6 mei in een welkomstrede een histo
risch overzicht van de akademie geven.
Andere belangrijke onderdelen van het
uitgebreide programma zijn: op woens
dagochtend 7 mei een rede van professor
H. Dooyeweerd, hoogleraar aan de Vrije
Universiteit in Amsterdam over „Maat
staven ter onderkenning van progressie
ve en reactionaire bewegingen in de his
torische ontwikkeling" de uitreiking van
de Lorentz-medaille van de afdeling na
tuurkunde der akademie aan de uit Noor
wegen afkomstige Amerikaanse fysicus
Las Onsager, hoogleraar aan de Yale
Universiteit in New Haven (Connecticut)
met een redevoering van de nobelprijswin-
naar professor F. Zernike.
Zelfs in de Haagse villawijken verrijzen
de boortorens. Overigens had deze explo
ratie bij Marlot geen succes.
ismist ii onderzoek in Wesi-Nederland:
de resultaten van het schot zijn op een
seismogram vastgelegd.