Rijksbouwmeester Vegter is tegen specialisme in architectuur V erouderde begrip opvattingen „ouderdom over m het de industriële maa tschappij Noodzaak van een eigen karakter Nieuwbouw en restauratie De twintigste eeuw wordt wei de eeuw van het kind genoemd, doch we kunnen intussen beter spreken van de eeuw van de ouden van dagen. In Nederland wordt dikwijls gewag gemaakt van een „vergrijzing" van de bevolking, een term die ons niet bepaald prettig in de oren klinkt en die tevens een gevaarlijke discriminatie van de „ouden" is, die we ons - gelet op de situatie van de huidige arbeidsmarkt- niet kunnen permitteren. MEER STERKEN PENSIONERING VIER SOORTEN DE PRESTATIES Scheffer-tentoonstelling in Dordrecht t.i-i-'X i v r i v- v i w De titel van rijksbouwmeester is er zeker niet een welke het grote, toto's van moderne beeldhouwkunst, als meer algemeen georiënteerde, publiek sterk aanspreekt. Noch zal „the ^o^beide"interenen"waren er ook de oor- jj man in the streef voor de man, die deze functie vervult, een bran- zaak van dat de jonge afgestudeerde j|j| 7 rri i t 1,1 j', 1,1 Vegter zich in 1935 te Leeuwarden als ar- dende belangstelling, tonen. Tocli is deze vlaats, kan dit althans zm, „qc.+,-„ho om het vak van le belangstelling tonen. Toch is deze plaats, kan dit althans zijn, chitect vestigde Het verlangen dusdanige betekenis voor het architectonisch beeld van Neder- van architect in zijn volle, brede en rijke land, dat ze de publieke belangstelling, ook buiten de toch altijd omyang te beoefenen deed hem de provin- ciale hoofdstad verkiezen. De veelomvat- beperkte kring van technisch geïnteresseerden, volop verdient. In tende lijst van door hem ontworpen nieuwe deze functie kan gestimuleerd worden in gunstige zin door een op stuwende inspiratie tot een goed architectonisch peil, zowel als in ongunstige zin door het ontbreken van een juist gevoel voor architec tonische waarden. Uit het bureau van de rijksbouwmeester kan zoveel worden bereikt of kunnen zoveel kansen worden gemist, dat aandacht voor deze nieuwe functionaris, ook buiten de vakpers, volkomen werken zowel als de door hem geleide restauraties getuigt ervan, dat hij daar inderdaad de ruimst mogelijke veelzijdig heid in het architectenberoep heeft ge vonden. architect F. Ottenhof het belang van deze functie duidelijk maken. HIJ ZIET DAN OOK niet de noodzaak van een scheiding in vakgenoten-specia listen, die zich hetzij met restauraties, 7 j- j t hetzij met nieuwe ontwerpen (en dikwijls gerechtvaardigd is. Ter oriëntering van de met-vakgenoot en ter ook dat nog in sectoren verdeeld) bezig staving van het hierboven geponeerde, moge een uiteenzetting door houden. Integendeel is zijn mening, dat het vakmanschap, waarmede veel oude wer ken zijn uitgevoerd en de hoge bouwkun stige waarden welke uit sommige werken van vroegere bouwmeesters zo duidelijk spreken, de hedendaagse architect op rijke wijze met succes kunnen beïnvloeden. Hij pleit dus met nadruk voor de beoefening van het vak in al zijn veelzijdigheid, om dat de kennisneming van alle en van de meest verschillende problemen kan bij dragen tot rijkere vruchten voor het eigen creatief werken. Uit deze zelfde gedach- tengang, dus ook het willen leven en wer ken in de kleinere, nog als een eenheid te beleven gemeenschap. Vandaar ook het verlangen naar de woonvorm van het vrij staande. door de natuur omringde huis, om in weerwil van het drukke alledaagse zakelijke leven toch ook het wisselen der DE RIJKSBOUWMEESTER ressorteert ambtelijk gesproken, onder het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. Deze dienst heeft tot taak het ontwerpen, doen bouwen en onderhouden van alle rijksgebouwen in de ruimste zin. Daar onder zijn te 'rekenen onderwijsgebouwen voor universiteiten, hoge scholen en der gelijke, gebouwen ten dienste van rijks- inshtellingen als belastingkantoren, pen sioenraad, sociale verzekeringen, gebouwen tot huisvesting van de ministeries. Als in de laatste tijd gereedgekomen voorbeel den zijn hiervoor in Den Haag te noemen: het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, aan de Nieuwe Uitleg en het nog niet geheel voltooide, zeer grote rijkskantorengebouw aan de Eerste van den Boschstraat. In Amsterdam is sinds kort het gigantische belastingkantoor var, ir. G. Friedhoff (waarover wij onlanga uitvoerig schreven) in gebruik genomen. Indien men bedenkt wat, alleen in Den Haag al, in het voornemen ligt om aan regeringsgebouwen te doen verrijzen (een nieuw ministerie van Financiën, één voor Justitie en één voor Economische Zakenl zal het zonder meer duidelijk zijn op welk een ingrijpende wijze deze zeer grote bouwwerken het algemene stadsbeeld zul len gaan bepalen. Alhoewel de tijd voorbii is dat men van de „Waterstaatstijl" sprak, duidt deze oude naam er toch wel op welke scherp indringende beïnvloeding er van deze rijksbouwactiviteit kan uitgaan Heel deze activiteit nu, voor wat betreft de ar chitectonisch creatieve zijde, vloeit in de persoon van de rijksbouwmeester te zamen. Het is deze functionaris, die aan deze ver schijningen, hetzij door zijn eigen persoon lijkheid, hetzij via zijn door hem gekozen medewerkers, een bepaald stempel kan geven. Daar de particuliere architecten door hem, namens het rijk met een op dracht worden belast, is het duidelijk dat bij de vraag naar de keuze van die col lega's zijn oordeel zoal niet maatgevend dan toch van overwegende invloed i- Waar aan deze bouwwerken een gelukkig tendens valt waar te nemen de beeldend- kunsten er in steeds ruimere mate in te betrekken, is bij de keuze van die uitvoe rende kunstenaars ook al weer de menin- Vcn de rijksbouwmeester in sterke mate bepalend. Daarnaast heeft deze figuur dan qualitate qua nog zitting in talloze com missies en organisaties, zodat ook daar zijn mening en opvatting een rol spelen. Het is daarom, om dit grote algemene belang dat deze functionaris kan dienen, om de ingrijpende effecten welke van zijn werk zaamheid het gevolg kunnen zijn, dat wij op deze voor het culturele leven in Neder land zo belangrijke figuur het licht laten vallen. VOOR ONS zit een rusiig man wiens ge hele houding getuigt van een vriendelijke, tactvolle tegemoetkomendheid. Hij geeft blijk, wellicht ook resultaat van een rijke ervaring in commissionaal overleg, van het benijdenswaardige vermogen zich spon taan en duidelijk in goed Nederlands ge formuleerde zinnen te kunnen uitspreken. Het is zeker geen gesprek in de zin van een door zijn interviewer geolaagd slacht offer, doch veeleer het prettig treffen van twee collega's. Hierbij geeft zelfs dit sim pele gesprek de ondervrager het gevoel te zitten tegenover een man. die de zeldzame gave bezit met eenvoudige, doch goed ge kozen woorden zijn bedoelingen en me ningen uiteen te zetten. De woorden komen gemakkelijk en toch weloverwogen. Doch ook en wellicht juist door deze rustige ze kerheid, waarmede gesproken wordt, ma ken zii de indruk van stelligheid en onver zettelijkheid. Een rustig man. waarbij slechts een plotseling doorbrekende glim lach toont dat hij aan dit. met directe wel willendheid toegestane gesprek, toch wel een Jichteliik humoristische kant. ziet. Ziet hij zichzelf evenals de in het brand punt der publieke belangstelling staande held van soort of film? Heeft hen een stille binnenpret om de ernst waarmede zijn collega-ondervrager' tracht deze ook voor hem ongewone taak te vervullen? In ieder geval is zijn lach welsprekend bij het horen van de vragen die de grote twistpunten oo architectonisch gebied raken. Er is een zekere geamuseerdheid in hem om de zware, met zoveel en verwarrende begrip pen beladen woorden. De geamuseerdheid van de man die, staande in de volle prak tijk van het dagelijks gebeuren, geen be hoefte heeft aan al deze zo gauw de reali teit verlatende woordenkraam Van de man ook, die zo ten volle in het praktische, reële leven staat, dat hij maar zeer ten dele bereid is zich in allerlei de roze wolkjes rakende filosofieën te verdiepen. Bij het beantwoorden daarvan vervalt hij zeker niet in de rol van de quasi bescheidene, die direct de gelegenheid aangrijpt los te barsten over zichzelf als een impone rende figuur, zijn eigen werk als het beste wat er is, of zijn eigen gedachten als de origineelste, die er zijn. De werkkamer, met veel planten en en kele vazen met bloemen als prachtige kleurvlakken, draagt duidelijk het karak ter van de overal schoonheid zoekende en zoende bewoner. Naast enkele fraaie spe cimens van antiek houtsnijwerk, waar schijnlijk wijzende op zijn activiteiten met betrekking tot restauraties, ziet men vele (Zie verder pagina 5) JVTEN IS ZO OUD als men zich voelt Inderdaad, oud zijn is een individuele aan gelegenheid. Maar eöh feit is, dat er een „leeftijdsverschpiving naar boven" aan de gang is. In 1955 was 8.4 percent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder, tegen 6 percent in 1889. Dit percentage zal in de komende decennia nog voortdurend toenemen. Ook in de groep van 55 tot 64 vinden we een verschuiving: maakte de ze in 1889 nog 6.9 percent van de totale bevolking uit, in 1955 was deze gestegen tot 8.7 percent. En ook deze ontwikkeling zal zich verder voortzetten. In de groep van de „hoogproduktieven" (dit is een ge neralisatie waarop we straks terugkomen) tussen de 20 en de 54 jaar is eigenlijk wei nig verandering te bespeuren. In 1889 von den we in deze leeftijdsgroep 42.4 percent van de gehele bevolking, in 1939 was dit percentage gestegen tot 47.7 percent daar na nam het af tot 45.3 percent in 1955. De tijd is inderdaad niet ver meer, dat er op iedere werkende Nederlander één andere zal zijn, die recht heeft op verzor ging, omdat hij óf boven de 65 jaren is, óf omdat hij nog onderwijs volgt. Een der gelijke zorg drukt uiteraard zwaar op het arbeidend deel van de bevolking en komt tot uitdrukking in de gehele levensstijl. Met ingang van 1 mei 1958 is ir. J. J. M. Vegter te Leeuwarden benoemd tot rijksbouwmeester. Met deze benoeming is in de vaca ture wegens het vertrek met pensioen van ir. G. Friedhoff voorzien. De heer Vegter werd op 16 september 1906 te Sappe- meer geboren. Hij behaalde zijn ingeniersdiploma aan de Tech nische Hogeschool te Delft en vestigde zich in 1935 als archi tect te Leeuwarden. Samen met de architect prof. ir. J. F. Berg hoef verwierf de heer Vegter destijds de eerste prijs in de prijsvraag voor een nieuw stad huis in Amsterdam, waarvoor beide architecten onlangs een nieuwe schets hebben inge diend. De nieuwe rijksbouwmeester heeft vele gebouwen ont worpen. In Rotterdam verrezen naar zijn ontwerp de grote meelfabriek van de Centrale i'an verbruikscoöperaties, het Burgerweesbuis en een nieuw gebouw voor de Arbeiders pers, te Arnhem het nieuwe provinciehuis, te Groningen als onderdeel van de wederopbouw van de Grote Markt de Stu dentensociëteit en een gebouw voor de Amsterdamsche Bank. Hij maakte tevens een ontwerp voor een nieuwe vleu gel aan het Groningse stadhuis. De heer Vegter verzorgt de uitbreidingsplannen van veertien Friese gemeenten. Hij maakt deel uit van de werkcommissie voor de wederopbouw van de binnenstad van Rotterdam en verleende medewerking aan het wederopbouwplan van Rhenen. Hij was na de oor log districtshoofd van Friesland van de rijksinspectie voor de kunstbescherming. Hij is thans voorzitter van de Kring Leeuwarden van de B.N.A. Ir. Vegter heeft in Friesland leiding gegeven aan een aan tal restauraties, onder meer van de Hervormde Kerk te Ja- num (thans Kerkmuseum) en van het stadhuis te Dokkum. Hij restaureerde eveneens de grafruimte van de Friese graven van Nassau, welke restauratie in 1948 aan Koningin Wilhelmina als huldeblijk bij haar regeringsjubileum werd aangeboden. Verder is de heer Vegter lid van verschillende provinciale commissies, onder andere de Molencommissie, de Vaste Commissie van de Provinciale Planologische Dienst en de Provinciale Monumentencommissie. Hij is secretaris van de na de bevrijding ingestelde Commissie Oorlogsgedenk tekenen 19401945 Friesland en leraar aan de Middelbaar Technische School te Leeuwarden in de vakken Algemene Bouwkunde en Geschiedenis der Bouwkunst. DE VRAAG die velen kwelt is of de men sen van boven de 65 werkelijk tot de grijs aards kunnen worden gerekend. Nog al tijd noemt men 70 jaar de leeftijd der ster ken, maar men loopt daarmee bij de fei ten ten achter, tenminste in ons land. De gemiddelde levenskansen van pasgeboren baby's behoren tot de beste van de we reld. Zo kon een in 1955 geboren meisje aanspraak maken op een gemiddeld aan tal van 73.9 te verwachten levensjaren, een in dat zelfde jaar geboren jongen heeft kans op een gemiddelde levensduur van 71 jaren. Als het gemiddelde zo hoog ligt, behoeft het geen betoog dat men hier niet alleen met de „sterken" te doen heeft. Beter is het te zeggen, dat we langza merhand allemaal „sterker" zijn gewor den. Daarmee is dan ook tevens een moei lijk probleem gesteld: kan men nog wel vast houden aan een pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaren, wanneer deze boven bouw van „sterke grijsaards" door een verhoudingsgewijs smalle basis van „jon gere" arbeidenden van een behoorlijk ou derdomspensioen wordt voorzien. Feite lijk is de heersende beschouwing van het ouderdomsvraagstuk een anachronisme, stammende uit het industrialisme van het einde van de vorige en het begin van de ze eeuw. Inderdaad was een arbeider in die dagen op zijn veertigste tamelijk af geleefd, maar een dergelijke tqestand treft men in onze dagen praktisch niet roeer aan. De opvattingen van onze voor vaderen doen-echter nog altijd opgeld en vele moderne mensen houden hardnekkig vast aan de overgeleverde ouderdomsbe- grippen, ondanks de enorme vooruitgang op hygiënisch, medisch en biologisch ge bied. de hoge leeftijd toont ons dikwijls een bij zondere produktiviteit. Na hun zeventig ste verrichtten Kant, Goethe, Edison en vele anderen hun belangrijkste werk. In de politiek vinden we eveneens tal van voorbeelden, ook in onze eigen tijd. Echte vergrijzing is het verlies van het oordeel over eigen geestelijk niveau in ver gelijking tot anderen, maar vooral ook tot de eigen vroegere persoonlijkheid. Zolang men de kleine mankementen van het ge heugen en dergelijke nog opmerkt en weet te verwerken is men niet „seniel." Inderdaad gaat de arbeidskracht van de ouder wordende mens achteruit, maar men moet voorzichtig zijn met de con clusies. De jongeren kunnen concurreren omdat ze wendbaarheid, vaart en grote aanpasbaarheid bezitten, maar al deze kwaliteiten maken bij voorbeeld nog lang niet geschikt voor leidinggevende func ties, waarin men ouderen prefereert. Ook is bij verschillende onderzoekingen geble ken, dat de prestatie van de ouderen kwan titatief 25 percent slechter, kwalitatief 60 percent beter was. De gemiddelde leeftijd van de ouderen was 45 jaar, velen waren zelfs boven de 60! Deze drie foto's geven evenzovele voorbeelden van uiteen lopende bouwkundige activiteiten van ir. J. J. M. Vegter, wiens inzichten betreffende de Nederlandse architectuur in bijgaand artikel, het verslag van een interview, beknopt in enkele hoofd zaken zijn samengevat. Men ziet de voorgevel van de nieuwe studentensociëteit in Groningen, het trappenhuis van een bank gebouw ïn dezelfde stad en een doorkijk in een onder zijn leiding gerestaureerd historisch pand in Dokkum. HET MAG EEN WAARHEID als een koe genoemd worden, dat onze kalender leeftijd niet identiek is met de individuele leeftijd. Alexis Carrel wees er destijds reeds op, dat er naast de kalenderleeftijd, nog tenminste twee andere leeftijden zijn, namelijk de psychologische en de biolo gische leeftijd. De eerste kan men afme ten aan de som van de belevenissen. Hier kan de tijd „omvliegen" of „stilstaan". Het is inderdaad mogelijk door een ge beurtenis „jaren ouder te worden." Dit alles blijft niet zonder invloed op de bio logische, de echte leeftijd. Dit verband is van groot belang, omdat hier wel eens een van de oorzaken van de bedenkelijk veel voorkomende vervroegde ouderdomsge breken zou kunnen liggen: de belevenis- armoede van de industrie-arbeid tracht de mens te ontvluchten, als hem een voldoen de oudedagsverzorging ter beschikking staat. Beslissend voor het echt oud zijn is de biologische leeftijd, welke door het zeer verschillende regeneratievermogen wordt bepaald. Vergrijzing is biologisch gezien, het niet meer in staat zijn te regenereren. Zo wordt een ieder ouder naar eigen aan leg: de een wordt wijzer en milder, de an der harder en onverdraagzamer, want het gebrek aan regeneratievermogen uit zich op alle niveaux, de verstandelijke, de ge voelsmatige, de lichamelijke en de zintuig lijke. Dan is er nog de „sociale leeftijd" als vierde type: de geschiktheid om met een tientallen jaren jongere omgeving zonder wrijving om te gaan. Voor de personeels chef ligt juist in deze „vierde leeftijd" een bron van vele moeilijkheden. DE VRAAG „wanneer pensioneren?" is zo veelzijdig als het ouderdomsprobleem zelf. Sociaal-economisch gezien is een rechtlijnige pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar een luxe, die men zich ten kos te van grote offers moet getroosten. Be drijfseconomisch gezien is het een ana chronisme overgebleven uit een periode met veel langere arbeidsdagen en zwaar dere werkomstandigheden. Hoe kan men echter bij de goede pensioenvoorwaarden, die men in Nederland aantreft, het vër- derwerken na het 65ste jaar nog attrac tief maken? Onderzoekingen naar de wil tot werken zijn ons niet bekend, maar wij geloven dat het nogal zal meevallen. Ve len houden maar node op met werken, had den hun functie graag nog een aantal ja ren uitgeoefend. Pensioengerechtigd zijn is voor velen hetzelfde als gedwongen wor den tot niets doen. Dan treedt het ver schijnsel van het „pensioenbankroet" op: de uitschakeling betekent een enorme psychische omschakeling, maar al te dik wijls met dodelijke afloop. Een jarenlan ge gewenning aan een vaste arbeidsregel- maat, waarin men „geheel is opgegaan" zoals het zo treffend wordt genoemd kan men niet plotseling afbreken zon der schadelijke gevolgen. Vandaar het verhoudingsgewijs hoge sterftecijfer di- reet na de pensioengerechtige leeftijd. Een geleidelijke overgang, bij voorbeeld via kortere arbeidsdagen, meer vakantie en ander en lichter werk lijkt hier de aange wezen weg. W. Langeveld WE ZULLEN ONS moeten losmaken van het vaste denkschema van het recht lijnig verlopend verouderingsproces. Ou der worden is een uiterst gecompliceerde zaak. Er is een vroeg-oud-worden. een te- rechter-tijd-oud-worden en een (te) laat- oud-worden. Van de laatste categorie vin den we vele treffende voorbeelden in de beroepen, waar het vitale, het zuiver li chamelijke van het grootste belang is voor de topprestatie. In de sport vinden we dit verschijnsel bij uitstek. De hoogste pres tatie valt dan meestal samen met de bio- Op 15 juni is het honderd jaar geleden, dat de in Dordrecht geboren kunstschil der Arij Scheffer in Argenteuil, nabij Pa rijs, overleed. Men zal te zijner ere in Dordrecht, waar een afdeling van het schilderijenmuseum naar hem genoemd is en waar een standbeeld de herinnering aan hem levend houdt, een bijzondere ten toonstelling van zijn werken houden. Arij Scheffer was tijdens zijn leven een gevier de schilder. Zijn vader, J. B. Scheffer, was een bekende portretschilder van Duit se origine. Scheffer werd opgevoed in Pa rijs, waar hij als jongeman met generaal Lafayette bevriend raakte. In 1822 nam hij deel aan de opstand van Befort, die ge richt was tegen de legitieme reactie en mislukte. Arij Scheffer was er bij toen de „Commission Municipale" van Parijs de hertog van Orleans uitnodigde als koning Louis Philippe het bewind op zich te ne men. Teleurgesteld als hij was door de op vattingen van Napoleon III, die koning Louis Philippe was opgevolgd, trok hij zich terug uit de politiek en wijdde hij zich tot aan zijn dood, in 1858, aan zijn kunst. Arij Scheffer werd in 1795 geboren. Hij bereik te dus de leeftijd van drieënzestig jaar. logische culminatie, namelijk omstreeks Oonamen Anne Frnnkfilm de 25 jaren. Voor de meeste handarbei- P JhVIlIlt, I 1 anKIlim ders ligt de maximale verrichting om en nabij de 35 jaren, dus tien jaren boven het culminatiepunt. Voor hoofdarbeiders ligt het tijdstip van de topprestatie nog weer tien jaren verder en dus bij de 45. Eigenaardig is, dat men de laatste jaren er aan gewend raakte mensen van deze leeftijd uitgeschakeld te zien, of slechts zeer langzaam en moeilijk aan de slag zag komen. Er werd zelfs een soort vak bond voor „boven de veertig" opgericht. Want wanneer men over goede kwalitei ten en ervaring beschikte bleek men toch als „verbruikt" te worden beschouwd. Voor de geestelijke en scheppende toppres taties zien we een geheel ander verloop: Tussen 2 en 8 juni zullen ongeveer vijf tien Engelse en Amerikaanse medewerkers aan de film „Het dagboek van Anne Frank" in ons land arriveren voor de opnamen in Nederland van deze film. Het gezelschap, dat onder leiding staat van regisseur Ge orge Stevens, bestaat onder meer uit de vertolkster van de titelrol, de 18-jarige Millie Perkins en Joseph Schildkraut die de vaderrol zal vervullen. De opnamen zullen ongeveer twee weken in beslag ne men. Voor het scheppen van een winter sfeer heeft het Nederlandse filiaal van Fox film vijftienduizend kilo kunstsneeuw we ten te bemachtigen, die op de Prinsen gracht zal worden gebruikt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 15