Jiesta, km, Sacdana
Gesprek met
ir. Vegter
ZATERDAG 19 APRIL 1958
Erbil
PAGINA V IJ F
Bij de illustraties
Subsidie voor catalogus van
werken van W. Pijper
De Haagse Comedie met
„De goede mens van
Sezuan"
TJ
Vakantiebrief uit Spanje
door H. B. Fortuin
w
Q
CC
O
O
E-i
CO
CC
w
w
Q
De illustraties bij deze reisbrief zijn
uit het onlangs verschenen, bijzonder
belangwekkende boek „La Sardane"
door Henry Pépratx-Saisset overge
nomen. De muzikant bij het opschrift
is meester Albert Manyach, de tekening
in de tekst werd als „De Sardana van
de vrede" door Pablo Picasso vervaar
digd en de beide foto's onderaan tonen
Catalaanse ddnsers bij het maken van
hun révérence en een dansdemon-
stratie op een marktplein voor een
betrekkelijk klein publiek.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Een kort verhaal door Gerth van Zanten iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Belangrijke uitgave voor
de muziekwetenschap
De Nederlandse Organisatie voor Zui
ver Wetenschappelijk Onderzoek heeft de
heer W. C. M. Kloppenburg, doctorandus
in de muziekwetenschap, een subsidie ver
leend voor de uitgave van een thematisch-
bibliografische catalogus van de werken
van Willem Pijper.
De heer Kloppenburg, die directeur van
de stichting Leeuwarder Muziekschool en
hoofdleraar in de muziekgeschiedenis, de
cultuurgeschiedenis en de pianomethodiek
aan het conservatorium van Toonkunst in
Utrecht is, heeft vier jaar aan de samen
stelling van deze catalogus besteed. Met
de voorbereiding van de druk is al- een
aanvang gemaakt. Het werk, dat ruim
tweehonderd pagina's zal tellen, komt te
gen het einde van dit jaar van de pers.
Llansa combineert zeggen de inwo
ners de voordelen van Middellandse Zee
en de droge bergwind, die van noorden en
noordoosten over de Pyreneeën strijkt.
Het landschap is droog en spaarzaam,
ontbost door de burgeroorlog, een kleine
baai met een hart van blauwe en groene
zee gezet in een krans van groene bergrug
gen, die aan de top bruin en kaal tegen de
blauwe hemel rijzen. Een havenbuurtje
kruipt tegen de zuidelijke helling op, een
blokkendoos van witte huizen en rode da
ken. Daarvoor liggen de blauwgeteerde
vissersbootjes op het strand getrokken
met de bruine netten drogend in de zon.
Maar wat mooier is dan dit alles, heilza
mer dan het zwemmen en zonnebaden,
eten en drinken wat ons tot geestdrift
bekoorde boven alles, was het vierdaagse
feest van de plaatselijke heilige. In de nau
we straatjes hoor je de schelle klanken
van klarinetachtige instrumenten, geklin-
ker van koper en schelle fluittonen, ge
steund door contrabas. De muzikanten zit
ten voor de oude kerk op het plein, voor de
huizen of onder de romaanse bogen, waar
schaduw is. De jongens en meisjes, grijs
aards en kleuters staan in groepen op het
plein te luisteren. In het midden troont een
machtige plataan.
Als de vijftien man van 't orkest het he
le stuk eenmaal doorgespeeld hebben, be
ginnen de dorpelingen te dansen. Ze vor
men kringen, hand in hand. Op het pa
troon der muziek voeren ze hun passen uit,
de linkervoet neer, eerst de teen dan de
voet, de rechter, de teen en plat, de linker
weer, dan twee snelle passen naar links en
dezelfde figuur opnieuw met twee passen
naar rechts. Dan komt de muziek in het
geagiteerde middenmotief. De dansers
huppelen, zoals ik me het springen der an
tieken voorstel. Beurt om beurt nemen de
instrumenten het thema op. Het is oude
muziek, de stijl lijkt Bach of Scarlatti en
het wordt door de muzikanten met diepe
aandacht gespeeld. De dansers kijken ern
stig. Misschien omdat dit de jaarlijkse
plechtige feestelijkheid is, misschien om
dat ze van binnen hard moeten tellen om
de correcte figuren uit te voeren. Het lijkt
niet moeilijk, maar het eist een leven
lang. Grijsaards kijken scherp toe, critise-
ren en adviseren jongeren. Want elke fi
guur heeft zijn betekenis, elke dans zijn
verhaal, zijn bedoeling
In onafgebroken rei van de voor-Griek
se beschaving zijn deze heidense rituele
dansen door de eeuwen tot- ons gekomen.
Hun magische uitwerking stamt van een
magjsch verleden, dat Bacchus of een go
din der vruchtbaarheid eerde. Van het
oosten kwamen de dansen tot Sardinië en
de Sardaanse veroveraars brachten ze tot
Catalonië, waar ze hun kolonies stichtten,
een apart ras, dat zich niet tot Spanje re
kent en ook door de Spanjaarden als
vreemd wordt ervaren. Hun dans, draagt
hun naam: de „Sardanas" en vier da
gen 's morgens en 's middags vergaderen
we met de inwoners om de plataan bij de
hoge trap naar de kerk. Omstreeks het
aangekondigde uur, maar altijd iets la
ter, komen de musici. Ze spelen twee dan
sen, niet meer. Het thema herhaalt zich
tien, twaalf keren en tussen iedere herha
ling speelt de leider op zijn blokfluitje en
slaat op het trommeltje, dat aan zijn
linkerpols is gebonden. Voort gaat het
weer. Iedere bijeenkomst duurt een half
uur. Het plein is een veld van draaiende
en huppelende kringen, waarin iedereen,
van jong tot oud, mooi en lelijk, soepel en
stram, met heilige aandacht danst.
Het orkest speelt 's avonds symfo
nieën met andere instrumenten en te
gen theetijd is het een dansorkest. Maar
het wordt pas ontroerend en hartverove-
rend als de plechtige en vrolijke tonen van
de Sardanas tegen de gevels klinken en
tussen de klimmende straatjes echoën. De
kerkklqk slaat er zinderend doorheen,
■tan de pomp zwengelt een oude vrouw pie
tend een emmer water. Uit de huizen leu-
ten omwoners en op het plein vormen zich
tngzaam de kringen, aarzelend dan dui
delijker kleinere kringen en wijdere cir
kels, totdat over het hele plein honderden
hoofden en schouders ritmisch rijzen en
zwenken en de voeten de simpele en toch
ingewikkelde passen der Sardanas uitvoe
ren. Kinderen van drie, vier jaar vormen
hun reidansje, net als de groten. Een oud
man in een rood hemd geeft boos aanwij
zingen aan zijn kleinkinderen. Vissers,
winkeliers, de knappe modiste en de kap
ster, de wijnboer en hun vrouwen en kin-
ren dansen statig en met diepe bevredi
ging de aloude passen en figuren.
In Noord-Spanje bij de kust is het warm
en -goedkoop. Maar er is een diepe oude
schoonheid die gelukkig maakt.
Dit hopen wij voor het algemeen cultu
reel peil van de Nederlandse samen
leving. Dit verwachten, met recht en reden
alle Nederlandse collega's-architecten
Dit wensen wij toe aan Ir. 1 3. M. Vegter,
opdat hij nog lang en veel voldoening
moge vinden in deze mooie taak.
een vergissing maakt. Ik geloof dat een
ander dit pak in het net van onze coupé
heeft gezet. U zou eigenlijk de hele trein
moeten arresteren."
„We houden de hele wagon in het oog.
Maar op u rust een speciale verdenking.
Er is niets aan te doen. U zult Pasen in
Zwolle moeten doorbrengen."
„Luister" zei de handelsman. „De waar
de van het gestolen goed is drie-en-een-
half honderd. Ik geef u een borg van vier
honderd. Ben ik dan vrij om te gaan en
staan waar ik wil?"
De rechercheurs keken elkaar aan. Zij
begonnen te fluisteren. De geestelijke en
ik voelden ons, alsof we in de steek wer
den gelaten door een trouw kameraad. De
warenhuisdetective had na enig nadenken
CO
Z
lette op het landschap. „Ik geloof dat u
geen bezwaar: „Ik zal u een officieel ont
vangstbewijs geven." Hij vroeg om naam
en adres. Wij keken zwijgend toe hoe de
zakenman vier biljetten uit zijn porte
feuille haalde en die inwisselde tegen een
ingevuld papier. Ik dacht aan mijn zusje
en aan de heerlijke paasdagen, die ons met
dit zomerse weer hadden gewacht. Ik zag
ons zitten op het terras bij hun huis, uit
kijkend over de wijde polder:
„Ik doe het ook!" riep, ik plotseling.
„Ik geef ook een borg van vierhonderd."
Meteen bloosde ik weer. Ik was bang dat
de rechercheurs me niet zouden vertrou
wen, dat zij zouden weigeren mij die gunst
te verlenen. Het viel mee. Wel keek de
warenhuisman mij lang en ernstig aan,
maar toen begon hij toch te schrijven.
Voorzichtig telde ik de biljetten na. Ge
lukkig was ik juist 's morgens naar de
bank geweest en had daar voor alle zeker
heid vijfhonderd gulden opgenomen. Ik
dankte hem zenuwachtig, toen ik het ont
vangstbewijs in mijn handen voelde glij
den. Dat betekende vrijheid, vrijheid om
met Pasen te gaan waarheen ik wilde.
De zakenman wreef in zijn handen. Hij
stak een sigaar op. De geestelijke zat ter
neergeslagen in zijn hoek en prevelde iets
over telefoneren naar Groningen. Wij
schonken geen aandacht aan hem. In
Zwolle ging hij samen met de rechercheurs
de coupé uit. De zakenman en ik liepen
nog even naast elkaar op het perron. „We
zijn er toch nog goed afgekomen, niet?"
riep hij luidruchtig. Ik knikte en zei: „Ik
vertrouwde die geestelijke niet. Ik geloof
vast dat hij zich verkleed had." Ik meen
de het.
DE DAGEN bij' mijn zuster waren be
ter en gezelliger dan ik me had durven
voorstellen. Ik bleef er ruim een week.
Terug in Amsterdam vond ik nog geen
bericht van de recherchedienst van het
warenhuis. Dat verbaasde me eigenlijk een
beetje, want ik dacht dat zij de daders
nu toch langzamerhand wel op het spoor
zouden zijn. Zodra mijn onschuld vast
stond, zouden zij mijn vierhonderd gulden
toch moeten retourneren. Ik belde eens op.
Ik sprak met vijf mensen, maar niemand
wist iets van het incident af. Ik belde de
spoorwegrecherche en sprak met zes men
sen, maar niemand wist ervan. Toen ik de
hoorn neerlegde, begreep ik dat de bont
mantel een lokmiddel was geweest om
naar paasvakantie hunkerende mensen
geld uit hun zak te kloppen. Ik heb me nog
dikwijls afgevraagd: wat zouden die ver
klede rechercheurs toch met die echte
geestelijke hebben gedaan?
De Haagse Comedie geeft zaterdag
avond 26 april in de Koninklijke Schouw
burg in Den Haag de première van „De
goede mens van Sezuan" van Bertolt
Brecht. De regie is van Joris Diels, die
ter voorbereiding geruime tijd bij het
„Berliner Ensemble" heeft doorgebracht.
Als je de grauwe middeleeuwse
burcht van Carcassone bezocht hebt en je
hebt verlustigd in de ongedeerde muren
en schietgaten een compleet bewaarde
stad van vóór het buskruit met wachtto
rens uitziend over een golvend stuk Frans
land tussen Middellandse Zee in het oos
ten en oceaan in het westen (het land tus
sen de twee zeeën bij Toulouse, waar de
wijn vandaan komt) en je daarna langs
de kathedraal van Narbonne getourd hebt
en één warme nacht in de auto hebt gesla
pen in het hart van Perpignan, omdat er
geen hotelkamer meer te krijgen was,
wanneer je dan dankbaar uit de stad weg
rijdt, kun je langs de kronkelende kustweg
Spanje inrijden. Kustweg klinkt bemoedi
gend maar de auto klimt zuchtend en
soms triomfantelijk en je moet oppassen
niet een paar honderd meter naar beneden
te duikelen de zee in, waar witte schuim
koppen tegen de rotsen pletsen. Spaanse
douanes kijken je streng aan en spelen
dictatuur en dan daal je af en dan klim je
weer en dan draai je links een bergrug
om en rechts een bergrug om en de zee
ligt aldoor beneden te bruisen, blauw,
groen, wit.
Er liggen vissersdorpjes tussen de
bergkammen de angst van bedloosheid
deed ons meteen in het tweede dorpje een
onderdak zoeken. Llansa heeft een kerk,
een plein, stijgende straatjes en een haven
tje, een kilometer er vandaan. Het is toe
ristenoord met twee of drie hotels, maar
gelukkig toch nog meer vissersdorp dan
pleisterplaats. We zijn er niet meer van
daan gekomen. De Spaanse valuta kun je
thuis voordelig krijgen en je leeft er goed
koop.
(Vervolg van pagina 1)
seizoenen te kunnen zien, om met het
gezin het groeien en bloeien mee te be
leven, om een eigen vertrouwde plek te
hebben waar het goed is zich uit het woe
lige maatschappelijke leven op terug te
trekken.
Wij spreken over de wijze waarop de
architectuur op het ogenblik in Neder
land beoefend wordt, over het algemeen
architectonische peil wat daarmede be
reikt wordt. Voorop stelt hij grote waar
dering te hebben voor de serieuze wijze
waarop gewerkt wordt, voor de ernstige
wijze waarop de meeste vakgenoten
trachten, zij het een ieder op zijn manier,
op een wijze die zij met volle overtuiging
als de juiste zien, naar een gave en kunst
zinnige oplossing van de hem toevertrouw
de opgaven te streven.
DE ALGEMENE RICHTING in de Ne
derlandse architectuur besprekend wijst hij
op een zijn inziens niet te weerspreken
feit, dat de verschillende architectuurstro
mingen, gevolg van de meer beredenerende
kunstbeschouwingen, in het huidige tijds
bestel elkaar beginnen te naderen. Hij be
toogt, dat er een naar elkaar toe groeien
is van in beginsel nogal diametraal ten
opzichte van elkaar gestelde begrippen, dat
ten slotte moet en zal resulteren in een
bouwkunst, waaraan het begrip eenheid
van stijl niet meer te ontzeggen zal zijn.
En dat uit al deze, om een tijdslimiet te
noemen, na omstreeks 1900 met veei elan
en veel heftigheid, met veel argumenten,
doch ook veel woordenpraal uitgedragen
„ismen" en dogmata iets begint te dagen
wat met recht de naam „bouwkunst" zou
kunnen dragen.
Het constructivisme, door Berlage bele
den, met de Haagse voorbeelden het Mu
seum en het kantoorgebouw van de Ne
derlanden van 1845, de stijlperiode met
namen als Oud en Wils, het uitbundige ex
pressionisme van de Amsterdamse School,
de nieuwe zakelijkheid met een man als ir
Van Tijen al deze richtingen hebben
elkaar achtereenvolgens en dikwijls in be
ginsel onbewust, beïnvloed. Zie bijvoor
beeld hoe ver het V.C.L. aan de Goudo-
bloemlaan in Den Haag of het kantoorge
bouw van de Shell, beide van architect
Oud, afstaan van zijn woningbouw in Hoen.
van Holland, hoe aan het klooster van ar
chitect Nix aan de Troelstrakade, in eer
ste opzet doortrokken van de Granpré-
Molière-geest uit de Delftse school, toch
ook andere invloeden niet voorbij gegaan
zijn. Of zie hoe een Van de Broek te Rot
terdam zocht en gelukkig ook vond een
samengaan van zijn vormwil en een dui
delijk constructivisme.
Ook ir. Vegter meent in zijn eigen werk
deze ontwikkelingsgang te kunnen aanwij
zen. Hij is begonnen als Delfts ingenieur
met uitingen welke (verontschuldigend
haast door hem erbij gezegd) „uiteraard"
daarvan alle kenmerken droegen. De ban
van de zogenaamde Delftse school is door
hem echter verbroken door een eigen ont
wikkeling, door een bewust verwerken
van de grote spirituele stromingen welke
het architectonisch gebied doorspoeld
hebben en nog doen. Zijn grootste werk tot
op heden en tevens het meest spectaculaire
is het Provinciehuis te Arnhem.
Het lijkt mij echter gevaarlijk mislei
dend de figuur van Vegter alleen te zien
verbonden aan dit, de verbeelding van het
grote publiek zo sterk aansprekende
pronkstuk. Plan en opbouw doen welis
waar duidelijk de grote mogelijkheden
voor hem als ontwerper kennen, doch,
maar dit dan als een sterk persoonlijke
mening dezerzijds, er is zo vermoeiend
veel, de esthetica is er zo enerverend emo
tioneel bedreven! Dan is mij veel liever,
veel klaarder en duidelijker bijvoorbeeld
het gebouw van de Arbeiderspers te Rot
terdam.
DE FUNCTIE van rijksbouwmeester is
een ambtelijke! Weliswaar de hoogste
waartoe een architect in Nederland be
noemd kan worden, doch onweerspreke
lijk toch een ambtenaar. Zijn voorganger
ir. Friedhoff kende, ook toen hij benoemd
werd, reeds de typerende mogelijkheden
en onmogelijkheden die dit ambtelijk ver
band mee kan brengen. Dit verband heeft,
vooral voor een creatief werkend en eigen
geestelijke potentie bezittend kunstenaar,
zeer merkwaardige facetten.
Zal onze nieuwe rijksbouwmeester erin
slagen boven deze facetten welke voor een
buitenstaander dikwijls evenzovele onbe
grijpelijkheden vormen, uit te stijgen? Zal
de zo stroeve arbeid in ambtelijk verband
met zijn papiermolen een arbeid, die
maar al te zeer en al te vaak doet den
ken aan roeren in een vat met stroop
niet veel van zijn inderdaad aanwezige sti
mulerende krachten doen verzanden? D 1
is een gevaar waarbij komt dat, volkomen
identiek met meer in het bestuurlijke vlaf
liggende departementen, men ook van het
bureau van de rijksbouwmeestci kar
stellen: „De kapitein wisselt, doch de of
ficieren en manschappen blijven". Zal de
nieuwe kapitein erin slagen het schip een
nieuwe koers te doen varen, zijn koers
Ir. Friedhoff is er inderdaad in geslaagd
zijn zeer persoonlijke stempel op deze dienst
en haar uiterlijke activiteitten te drukken
Gezien het verschil tussen deze beide fi
guren zal er, alleen uit dien hoofde al. in
de koers uit architectonisch standnunt be
zien. een ombuiging moeten komen. Dit zn'
noodzakeliik zijn wil het werk het niveat
behouden hetwelk van dit belangriike bu
reau verwacht mag worden, namelijk garf
persoonlijk, een eigen karakter dragend
werk. Een eigen niveau, anders weliswaar
dan dat van zijn voorganger, doch ontwii
felbaar, gezien ziin reeks van belangrijk'
werken, doortrokken van een grote crea
tieve en stimulerende geest, het hoge amh'
van rijksbouwmeester waardig.
HET WAS de dag vóór Pasen en warm
weer. In Amersfoorst stond de trein voor
Zwolle al klaar. Ik liep zo'n moderne wa
gon binnen, met compartimenten die wel
kleine wachtkamers lijken. Er zat nog geen
sterveling in de coupé. Ik gooide mijn
koffer in het rek. Een paar Engelse tijd
schriften beloofden op de lange reis naar
de Noordoostpolder een beetje ontspan
ning. Het is misschien een vreemd idee om
de paasvakantie in de Polder te willen
doorbrengen, maar dat is te verklaren om
dat mijn jongste zuster er woont. Ik had
drie jaar lang in Afrika doorgebracht.
Terug in Holland merkte ik dat zij het
oudernest had verlaten. Zij was, als een
goede vrouw, haar man tot in de Polder
gevolgd. Waarom kom je met Pasen niet
logeren? schreef zij uitnodigend. Ik had
haar, uiteraard, in geen jaren gezien en
verheugde me erg op het weerzien.
ER KWAM IEMAND de coupé binnen.
Hij groette stug en smeet wat liente bagage
in het rek. Aan de andere kant van het per
ron was een trein binnen gelopen, zodat het
voorbij mijn raampje plotseling een ge
draaf van mensen was. Ik nad al visioe
nen van te moeten staan tot Zwolle, maar
zoiets valt altijd mee. Eerst kwam er een
geestelijke onze ruimte binnen, toen een
nogal dikke zakenman (tenminste, daar
hield ik het op) en daarbij bleef het. Ik
bekeek de reisgezellen met een aandacht,
die een man gewoonlijk over heeft voor
een winkel in dameskleding en keerde
naar mijn Engelse blaadjes terug.
Geen minuut later gleed het perron on
der ons weg. Voorbij de overkapping werd
het uitzicht ruim. In de verte zag ik de
lange toren van Amersfoort als een een
zame wolkenkrabber in de lucht prikken.
De wielen ratelden luid over de wissels.
Langzaam losten de laatste huizen zich op
in het polderland. Onwillekeurig bleef ik
kijken naar het bekende thema van wei
landje, slootje, weilandje, af en toe onder
broken door een boerenerf.
Plotseling werd de deur van ons com
partiment open gerukt. Het gebeurde zo
wild, dat wij allen tegelijk die kant op
keken, als dansmeisjes in een revue. Wij
zagen twee mannen binnen komen. Met
arrogante gebaren bleven zij in het mid
den staan, keken onderzoekend de bagage
rekken na. Toen sloegen zij met een ver
rast gezicht hun handen tegen een grote
papieren zak.
„Van wie is dit pak?" vroegen zij in
koor. Wij keken naar boven en toen naar
elkaar, maar niemand zei iets. „Kom, kom,
heren. Het is toch maar niet zo in het rek
gekomen. Wie heeft het erin gelegd?" Bui
ten raasde Nijkerk voorbij. Ik stond op om
het pak beter te bekijken.
„Is het van u?" vroeg een van de man
nen. Ik schudde mijn hoofd, neen. De ge
zichten betrokken. De man, die ik voor
een handelsreiziger had aangezien, begon
zich te roeren. „Neem me niet kwalijk,
heren" zei hij. „Maar waar bemoeit u zich
eigenlijk mee?"
,,'t Is zeker van u, hè?" vroeg een van
de indringers. Ik gèloofde dat plotseling
ook. Deze man was met behoorlijk veel
bagage binnen gekomen en het leek me
waarschijnlijk dat hij dat grote pak onder
zijn arm had gehouden. Maar de reiziger
knikte smalend van neen. ,,'t Is niet van
mij!" antwoordde hij scherp. „Maar ik
zou nou toch wel es willen weten
„Spoorwegrecherche," zei de man die het
eerst was binnen gekomen. „Mijn collega
hier is rechercheur in een groot waren
huis in Amsterdam en daar werd van
middag een bontmantel gestolen." Hij keek
ons dreigend aan, alsof hij de trein wilds
laten stoppen en ons het weiland injagen.
„De diefstal is geen kwartier later ontdekt.
Er wordt daar de laatste tijd ontzettend
veel gestolen en het goed verdwijnt on
middellijk uit Amsterdam. Daarom hebben
ze vanmiddag meteen de Spoorwegrecher
che ingeschakeld."
De geestelijke glimlachte meewarig. „En
moet die bontmantel in dat pak zitten?"
vroeg hij. „Inderdaad, dat lijkt ons heel
waarschijnlijk. We weten bijna zeker dat
deze winkeldieven de sneltrein naar het
noorden gebruiken. In Amsterdam heeft
een van onze mensen iemand zien lopen
met een verdacht groot pak. Het is in deze
trein verdwenen."
„Maakt u het open" zei de handelsman
en wij mompelden instemmend. Dus maak
ten wij het pak open. Er kwam een bont
mantel uit. Op de lippen van de recher
cheurs speelde een glimlach van mensen,
die het altijd al wel gezegd hebben.
„U ziet het, heren" zeiden zij. „Laten
we nou verder geen moeilijkheden maken.
Wie van u heeft dit pak in het rek ge
legd?" Wij voelden ons weer als jongetjes
op de lagere school, maar niemand stak
zijn vinger op. De rechercheurs staken een
sigaret aan. „Oké" zeiden zij. „Als nie
mand van u schuld wil bekennen, .dan zul
len wij u alle drie moeten inrekenen. We
zullen in Zwolle uitstappen en u aan de
politie overgeven." Zelfs de overigens zeer
bedaarde geestelijke droeg zijn steentje
bij in het tumult van protesten, dat los
brak. Wij zagen allemaal onze paasvakan
tie verprutst.
„Ongehoord" riep de zakenman. „Ik zou
naar mijn getrouwde zoon in Coevorden
gaan." De geestelijke moest met Pasen een
dienst leiden in Groningen en ik hing een
romantische schildering op van het weer
zien tussen een Afrikareiziger en zijn pas
getrouwde jongste zuster. De rechercheurs
bleven ijzig voor zich uit staren. De man
van het warenhuis zei wel dat het hem
speet. Hij keek ons om beurten aan. „Het
spijt ons dat de dader te laf is om zich
aan te geven. Wij zijn allemaal de dupe op
deze manier."
Ik begon te blozen. De ogen van de han
delsman bleven even op mij gericht. Toen
hij de kleur op mijn wangen zag, begon
hij me onderzoekend aan te kijken. Ik
begreep dat de schijn tegen me was. Per
soonlijk vertrouwde ik de geestelijke niet.
Eigenlijk was ik ervan overtuigd dat zijn
zwarte kledij zonder meer als vermom
ming diende.
De handelsman vroeg: „Hoeveel kostte
dat ding?" Als antwoord vernamen wij,
dat de prijs driehonderdvijftig gulden be
droeg. Daarop vervolgde hij: „Dan heb ik
een idee. Mag ik uw legitimatie even
zien?" De rechercheurs haalden een paar
documenten tevoorschijn, die zorgvudig
door de handelsman werden nagezien. „Ik
heb een idee!" zei hij weer, terwijl hij de
papieren teruggaf. „U wilt ons in Zwolle
laten vasthouden, totdat er is uitgemaakt
wie van ons iets met de diefstal te maken
heeft?"
De politiemannen hoorden hem zwijgend
aan. Buiten zag ik vaag het station van
Nunspeet voorbij flitsen, ihaar niemand