II
discoucs
De koe
HET ZIT IN DE LUCHT
Bij de d' IJserinckweg in Vijfhuizen ontmoeten de zestiende en de twintigste eeuw elkaar
ZATERDAG 26 APRIL 1958
Erbij
PAGINA VIJF
Hg Chinese combinatie van
scholing en produktie
|H brengselen der studieopdrachten worden
HÜ Op de foto ziet men een groep „werkstu-
Spero
ONZE beide kinderen zijn in het voor
jaar jarig, zo kort na elkaar dat we in
een tijdsbestek van amper drie weken
twee kinderfeestjes te verwerken krijgen.
Eerst Peters knulletjesfuifje en dan Bri
gitte s meisjespartij. We hebben al pogin
gen gedaan de beide verjaardagen eerst
afzonderlijk in de familiekring en daar
na met één gecombineerd kinderfeest te
vieren, maar dit stuit op onoverkomelijke
moeilijkheden en protesten. Want „ge
mengd" zwemmen en gemengde scholen
mogen dan, na alles wat er om te doen
is geweest, tegenwoordig vrij algemeen
geaccepteerd worden, een gemengde par
tij behoort, althans wat Peter en Brigitte
betreft, vooralsnog tot de onmogelijkhe
den. Toegegeven, er bestaat een hemels
breed verschil tussen de beide middagen.
Dat begint al bij de organisatie. Brigitte
is zeer gesteld op schriftelijke invitaties
en selecteert haar genodigden zorgvuldig
volgens de geldende normen. Door Peter
daarentegen wordt bij mijn weten niets
georganiseerd. Hij is wel geneigd in het
prospectus van de filmverhuurinrichting
enige stoerklinkende titels aan te strepen,
maar daar blijft het dan ook bij. Schrif
telijke uitnodigingen vindt hij ronduit gek
en ik vermoed dat hij zo links en rechts
aankondigt „dat er iets te doen is" bij
hem thuis, waarbij hij streeft naar een zo
groot mogelijk aantal jongens, die ieder
iets voor hem mee zullen brengen.
DOOR ONDERVINDING wijs geworden
houden we ons stipt aan het aanvangsuur
van zijn feestje en laten ons niet intimi
deren door het steeds aanwassend aantal
fietsen in de garage of het gejoel en ge
drang van de menigte buiten, doch con
centreren onze aandacht op het instellen
van het projectietoestel, het gereedzetten
van alle beschikbare stoelen, banken en
krukjes, het uitruimen van gang en kap
stok en het in veiligheid brengen van breek
bare voorwerpen, tijdens welke voorbe
reidende werkzaamheden het gehele per
ceel hermetisch gesloten blijft.
Klokslag drie uur rolt de jongenspartij
naar binnen en kunnen we ruwweg een
vlugge schatting maken van de benodigde
limonade en snoep, die beide in grote ge
tale aanwezig behoren te zijn. Het begin
eist enige straffe organisatie teneinde tot
een zo overzichtelijk mogelijke verdeling
van zitplaatsen te geraken en daarna is
het alleen nog zaak de partij niet uit de
hand te laten lopen en te zorgen voor véél
spanning en véél donker. Licht is fataal
en dient alleen tot het haastig serveren
van comsumpties en uitdelen van snoep,
waarna onmiddellijk tot de volgende film
spoel dient te worden overgegaan. Een
iets te lange pauze leidt onherroepelijk tot
strubbelingen. Er is altijd wel een jongen,
die zich dan domweg tegen een ander laat
aanvallen, waarop het feestgezelschap bin
nen enkele seconden kan ontaarden in een
vechtende massa armen en benen, die niet
zonder krasse maatregelen tot bedaren
te brengen zijn. Het enige, nooit falende
middel in zo'n geval is duisternis en film.
Nee, ik kan me voorstellen dat Peters
improvisatie absoluut niet past in het ka
der van Brigittes planmatig en knus ver
lopend verjaardagsfeestje. De meisjes ar
riveren over het algemeen op hun paas-
best, de netste jurk over een extra ruisen
de, wijduitstaande petticoat, iets wat al
tijd de algemene en onverheelde bewonde
ring wekt. De vriendinnen brengen zorg
vuldig ingepakte cadeautjes mee, met een
bloemetje en een strikje er op en waar
bij Peter als het ware de oogst wordt bin
nengehaald, gunnen de meisjes zich de
tijd eikaars geschenken te bewonderen.
Ook wordt er ter inleiding van de feeste
lijkheden een verjaarslied gezongen. De
jarige Brigitte staat dan blozend en ver
heerlijkt midden in de kring en doet met
opeengeklemde lippen en starre glimlach
zichtbaar haar best het overbekende lied
niet zelf mee te zingen. Daarna zijn er al
tijd films met een schattige baby, een ver
dwaald hertje of een grappig negerjonge-
een correcte vouw in z'n broek en een don
kerblauw blazerjasje aan, op welke ver
schijning Brigitte met hevig opzichtige
knipogen mijn aandacht vestigde.
„En dit" zei ze trots „en dit is nu
Matthijs."
Ik duwde hem maar meteen een stoel
in zijn handen hij stond daar zo kenne
lijk in de uitzonderingspositie van huis
vriend en zei: „Tracht eens uit te vin
den hoeveel jongens er zijn, dan kan ik
de cola van beneden halen." Ik kon de
drie fresia's, die hij in z'n knoopsgat droeg
en die, naar later bleek van Loes afkom
stig waren, meteen al niet uitstaan.
Hij telde braaf de hoofden van het ru
moerig plaatsnemend publiek en meldde,
toen ik in de gang de slordige hoop jas
sen, petten en sjaals sorteerde, dat het er
ongeveer vierentwintig waren. Dan reken
ik op dertig, want tijdens de voorstelling
druppelt het altijd nog wat na van geval
len, die judo hadden of muziekles, welke
in het donker gemompelde verontschuldi
gingen van de laatkomers door de menig
te beantwoord worden met een briesend:
„Zitten!" öf „Kop weg!" waarop ik
haastig eiji getraind door jarenlange on
dervinding" de reservekussens, die ik naast
me heb liggen, op de eerste rang parter
re schuif.
i - Vv-P
Op Telefunken LT 6607 zijn door de violist
Theo Olof en de pianist Hans Henkemans
gespeelde sonates van Claude Debussy en
Maurice Ravel vastgelegd. In zijn wekelijkse
rubriek van nieuwe grammofoonplaten getuigt
onze muzikale medewerker Sas Bun-ge van
zijn waardering voor dit recital.
§H De kunstnijverheidsscholen in China wer-
ken dit jaar voor het eerst volgens een
HÊ nieuw systeem: door verkoop van voort-
Is de kosten van het onderwijs bestreden, een
jUj combinatie dus van produktie en opleiding.
denten" bezig met de beschildering van
aardewerk.
tje, een opgelegd lachsucces of één met
dramatische effecten, bij welke laatste ik
uitentreuren herhaal dat het heus alle
maal goed afloopt, want ik zou niet graag
willen, dat Brigitte's partij met rood-be-
huilde ogen huiswaarts keerde.
Tot slot van beider kinderfeest is er dan
ijstaart met brandende kaarsjes, die door
de jarige uitgeblazen worden, welke ce
remonie bij Brigitte ordelijk en volgens
de regelen der kunst verloopt, doch bij Pe
ter altijd in 't water valt, daar al zijn ver-
jaardag-habitué's al klaar staan om te bla
zen vóór ik de taart goed en wel naar de
tafel gedragen heb. Bij Brigitte heb ik de
gelegenheid, de tijd en vooral de ruimte
de taart naar behoren aan te snijden en
te verdelen, tussen Peters dringende en
duwende kornuiten kwak ik meer of min
der lukraak een lepel ijs op de gretig on
der mijn bereik geworstelde bordjes, ter
wijl ik onder de moeilijkste omstandighe
den toezie, dat de kleinsten, de beschaafd-
sten en de minst sterken hun portie krij
gen.
„JONGENS bij jongens, meisjes bij
meisjes!" is het parool, dat beiden huldi
gen en aan welk consigne we ons voorlo
pig hebben te houden. Evenwel zoals op
iedere goede regel, zijn er ook hier uitzon
deringen. Gewoontegetrouw worden bij de
meisjespartij twee vrienden van Peter toe
gelaten en mogen op Peters feestje Bri
gitte's twee beste vriendinnen verschij
nen sinds box, kinderwagen en kleuter
school altijd trouw dezelfden. Doch dit
jaar zorgde Brigitte voor een verrassing
en introduceerde een nieuwtje door op Pe
ters verjaardag kort en bondig mee te de
len: „Of jullie het nu goed vinden of niet
behalve Betty en Loes heb ik ook Matthijs
van Arkel uitgenodigd, want ik bén op
'm."
„Zo!" zei ik. „Matthijs van Arkel. Maar
was die niet op Loes?" „Geweest!" zei
Brigitte. „Hij is nu feitelijk op Betty,
maar Betty vindt hem te jong, of te oud,
dat weet ik niet zo precies en vanochtend
heb ik hem vier droptoffees gegeven en
hij zei: „Brigitte, da's lief van je" en nou
komt hij straks. Hij is hardstikke aardig,
Mam, en hij speelt piano. Boogie-woogie.
Mieters."
EN DUS stond bij het begin van Peters
partij een lange jongen in de gang, met
DITMAAL, in het donker van het eerste
bedrijf een wat tamme aanloop tot een
Wild-West-geschiedenis met een laaiende
titel slipte een héél kleine, héél blonde
figuur naarbinnen, aarzelde even onzeker
in de plotselinge duisternis en het aanzwel
lende geloei van de kamer, maar baande
zich toen vastberaden een weg tussen de
protesterende jongens door en zei met een
hoog, doch gedecideerd kinderstemmetje:
„Schik eens een beetje op, Peter, dan kan
ik naast je zitten".
Annemieke! Annemieke, het kleindochter
tje van de buren, dat af en toe naast ons
komt logeren. In feestjurk en met een
zorgvuldig ingepakt cadeautje, compleet
met bloem en lintje, in de hand en met
een feestelijk strikje in de witte page-kop.
Twee geheel nieuwe elementen in de tra
ditionele verjaarspartij: een kleuterklas
kind, dat zich doodbedaard en onver
schrokken in het gewoel der rabauwen be
geeft om naast de jarige te kunnen zitten
en Brigitte's Don-Juan met fresia's, die
na afloop van de film, toen de partij naar-
buiten gestormd was om een robbertje on
vervalst Wild-West weg te geven, zijn kun
sten op de piano vertoonde. Een soort rock
'n roll in het prilste stadium, naar het mij
voorkwam. Buiten werd gegild en gejoeld
van binnen sloegen Betty en Loes, als pa
ranimfen ter weerszijden van de pianist,
de blaadjes om, terwijl Brigitte de kleve
rige ijstaartbordjes afruimde. En in de
keuken zei een jongen tegen Peter, die
daar blijkbaar een soort prairie-mel-
dingspost had ingericht: „Zeg.... eh....
eh....Bill, bij het binnenkomen van de
tent moet je oppassen, Bill, denk erom er
ligt een vrouw bij de ingang".
Op het grasveld liep heel in haar eentje
Annemieke, een band om het blonde steile
haar, waarin een veer was gestoken, ken
nelijk primitief als Indiaanse vermomd.
Ze liep met vreemde, wijde, schuivende
passen. „Ontvlucht.!" riep iemand verhit
uit het bosje van de achtertuin.
„Schiet néér die vrouw!" riep een ander.
„Bind haar!" zei Peter met autoritair
gezag tegen de jongen in de keuken, „Bind
haar en voer haar weg. Hier, neem mijn
lasso". En haalde hoogst-eigen-persoon-
lijk mijn waslijn uit z'n broekzak.
Even later liep een kleine processie over
het terrasje bij de keukendeur: Annemie
ke, het hoofd gebogen, de veer afgezakt tot
in haar nek, heel klein en nietig in haar
blauwe joppertje tussen de haar omrin
gende knapen, werd gevankelijk wegge
voerd. We keken haar na, Peter en ik.
„Niks zeggen, hoor, vooral niet laten mer
ken, maar ik bén op 'r."
DE LIEFHEBBERS van kamermu
ziek vinden op deze plaat twee wer
ken bijeen die de weerklank bieden
van een ervaring, welke bijna onver
enigbaar lijkt met de verfijning van
een intiem musiceren: het betreft de
sonates voor viool en piano van De
bussy en Ravel, respectievelijk ont
staan in de winter van 1916-1917 en m
de jaren tussen 1923 en 1927. Van bei
de componisten is bekend hoe diep zij
geschokt waren door het uitbreken
van de eerste wereldoorlog. En dat
niet alleen omdat het Teutoonse ge
weld de aanranding betekende van
een culturele voedingsbodem, waar
mee zij ten diepste verbonden waren
en uit welks levenssappen zij hun
kracht putten. Sterker nog, zij hebben
beiden, ieder op zijn wijze, de rade
loosheid beseft van de scheppende
kunstenaar, die zelf voortdurend be
wogen wordt door het streven naar
een binding van het destructieve ge
weld in het fragiele evenwicht, dat wij
schoonheid noemen. Debussy gevoelde
zich geruime tijd verlamd in zijn crea
tiviteit en voor Ravel is de oorlog,
waaraan hij korte tijd als vrijwilliger
deelnam, (eerst als chauffeur van een
transportauto, later als ziekendrager)
wellicht de ervaring geweest, die tot
een caesuur in zijn werk geleid heeft:
wat daarna geschreven is, bezit die
spanning tussen heftigheid en teder
heid, die beurtelings smekende en uit
dagende toon, waarmee een kinderlijk
mens zijn verbittering uit.
Bij Debussy verdubbelde de neer
gang van de buitenwereld zich met
een langzame afbraak van zijn eigen
gestel. (Hij is tijdens de beschieting
van Parijs met de toenmaals beruchte
„Dikke Bertha's" gestorvenl. Bij hem
is het protest naar binnen geslagen. In
deze vioolsonate, zijn laatste werk,
horen wij hoe het, evenals in zijn
twaalf études voor piano, de gestalte
aanneemt van mistroostige gelaten
heid, dan weer zich tracht te dwingen
tot vrolijkheid a tout prix, die echter
niet verder komt dan een treurige gri
mas, een enkele schokschouderende
danspas (Chaplin!) en tenslotte in de
„ronde folie" van een paradoxaal en
thousiasme zich een uitweg zoekt. Bij
Ravel is er een veel scherper tegen-de-
keer ingaan. Lyrische frasen, geboet
seerd op wat men zijn persoonlijk me
lodisch „leidmotief" zou kunnen noe
men, worden belaagd door droge poly-
tonale kwelduiveltjes, het klankbeeld
lijkt hier en daar bijna verscheurd te
worden in het conflict van deze ele
menten. Wat echter verscheurd wordt
zijn de overgeleverde (muzikale) patro
nen, vertrapt op een stugge en langui
sante vierkwartmaat, een Blues, waar
in meesterlijk de banaliteit nagespeeld
wordt door iemand die „de blues
heeft". Het einde komt hier niet in
een dans, maar met een perpetuum
mobile van de violist die optreedt als
een goed afgerichte robot van virtuo-
De uitvoering van deze twee werken
door het duo Theo Olof en Hans Hen
kemans is bij het eerste aanhoren
misschien minder quasi-improvise-
rend, minder bezeten dan men zou
verwachten. Bij vaker afluisteren
blijkt juist in de lichte „understate
ment" van hun voordracht alle ruimte
gelaten te zijn voor de muzikale mor
setekens, die ons hier uit een recent
verleden toegezonden worden. Klank-
technisch is dit een bijzonder goede
opname, vooral in de Sonate van Ra-
vel, waar de viooltoon in alle registers
even authentiek klinkt als op de an
dere plaatzijde, doch waar bovendien
het timbre van de piano helderder tot
zijn recht komt.
VIJFHUIZEN, het dorp aan de noord
westelijke oever van de ringvaart om de
Haarlemmermeerpolder, bleef vele tien
tallen jaren op hetzelfde peil: woningen
werden niet gebouwd en het aantal inwo
ners wijzigde dientengevolge niet noe
menswaardig. Thans is hierin verande
ring gekomen en krijgt het dorp snel een
ander aanzien door de werkzaamheden
tot uitbreiding van dit eens vergeten oord.
Hoewel ook op andere plaatsen in Vijfhui
zen verscheidene nieuwe woningen wer
den gezet of nog in aanbouw zijn, heerst
de grootste bouwactiviteit wel aan de
d'IJserinckweg tussen de Vijfhuizerweg
en de Spieringweg.
RUIM EEN JAAR geleden graasden
hier de koeien nog op het weiland. Nu zal
over enkele weken de noordwestelijke
kant van deze nieuwe weg geheel zijn vol
gebouwd. Het optrekken van de gemeente
woningen vordert snel. Acht huizen zijn al
geruime tijd bewoond. Het volgende blok
wordt afgeschilderd en zal weldra gereed
zijn om de woningzoekenden de vervulling
van hun ideaal te bieden. Het daarop
volgende blok is glasdicht en onder de pan
nen. Van de beide blokken in de kromming
van de weg is het ene al opgetrokken tot
aan het dak, terwijl het andere thans tot
de slaapverdieping reikt.
Wanneer binnen afzienbare tijd ook deze
complexen gereed zijn, zal het huizen tal
van Vijfhuizen aan de d'IJserinckweg in
ruim een jaar met vierendertig woningen
zijn uitgebreid. Om het echte platteland
se karakter van Vijfhuizen te handhaven,
is besloten om de grond aan de overkant
van de gemeentepercelen, dus aan de zuid
oostelijke zijde te bestemmen voor parti
culiere bouw. Op deze wijze wordt de ta
melijk strakke aanblik, die de d'IJserinck
weg door de in uniforme blokken gebouw
de gemeentewoningen zou kunnen krijgen,
gebroken door de huizen, welke door par
ticulieren worden gezet en dus steeds ver
schillend van architectuur en grootte zijn.
Hier verrezen reeds een groot winkelbe
drijf, een bankgebouw en een bouwfonds
woning aan de zijde van de Vijfhuizerweg.
Aan het andere einde van de d'IJserinck
weg zal binnenkort eveneens worden be
gonnen met de bouw van huizen.
DE NAAM van de nieuwe wijk, waar
dagelijks wordt gewerkt aan de toekomst
van Vijfhuizen, duidt op het verre verle
den. De naam d'IJserinckweg werd des
tijds door het gemeentebestuur van Haar
lemmermeer aan deze weg op voorstel
van de Vereniging „Dorp Vijfhuizen" ge
geven. Men wilde door deze wegaandui
ding de herinnering aan het „oude" Vijf
huizen levendig houden. Er bestond im-
ners in de middeleeuwen al een dorp met
de naam Vijfhuizen, waarnaar bij de
droogmaking in het midden van de vorige
eeuw de thans bestaande plaats werd ver
noemd.
Dit oude dorp werd, tijdens 't beleg van
Haarlem in 1573, geheel vernield. In janu
ari van dat jaar werd onder schepen Van
Berkhout van de Amsterdamse Poott een
uitbraakpoging gewaagd. De Haarlem
mers slaagden erin de belegerende Spaan
se troepen terug te drijven. De Spanjaar
den wisten zich echter enige tijd in Vijf
huizen staande te houden en staken, toen
zij na herhaalde aanvallen der Haarlem
mers moesten wijken, het dorp in brand.
Nadien werd Vijfhuizen herbouwd en
kwam de bevolking terug. Voor korte duur
echter, want enkele tientallen jaren later
zweepte tijdens een felle storm het water
van het Haarlemmer Meer zó hoog op,
dat Vijfhuizen in de golven verdween.
Het oude dorp lag oostelijker dan het
thans bestaande, namelijk in de omgeving
van de plaats, waar nu de Schipholweg en
de IJweg elkaar kruisen. Een gedeelte
van het dorp stond bij de bevolking bekend
als „De ijser inck" (is: de ijser enk of de
ijzerhoek). Het was de bewoners namelijk
opgevallen, dat hier de slootkanten rood
bruin waren aangeslagen door het „roest"
in het water, dat daar zeer ijzerhoudend
was (en nog is, vandaar dat op dezelfde
plaats de Hollandia Bron verrees, die dit
ijzerhoudende water verwerkt). De
volksmond verbond de woorden „de ijser
inck" tot d'IJserinck. Deze uitdrukking
uit de zestiende eeuw is thans de naam ge
worden voor de dorpsuitbreiding van het
Vijfhuizen van de twintigste eeuw.
NIET ALLEEN de naam van de weg
wijst echter op de geschiedenis. Naast de
plaats van de werkzaamheden, die voor
de toekomst van het dorp aan de d'IJse-
ricnkweg worden verricht, is dit verleden
hier nog duidelijk te zien.
Op het stuk land langs de d'IJserinck
weg en de Vijfhuizerweg tot de zogenaam
de Patrimoniumhuizen ziet men in de
blauwgrijze kleigrond een smalle, grillig
kronkelende streep van donkergekleurde
aarde. Bij nadere beschouwing blijkt dit
bruine veengrond te zijn, waarin hier en
daar nog de bijna geheel verteerde plan
tenresten zijn te onderkennen. Deze smal
le veenstrook, die vooral in de avondsche
mering na een zonnige dag op het nu nog
kale land goed waarneembaar is, was
eens de met riet begroeide oever van het
Haarlemmermeer.
Hier kabbelde het meerwater tegen de
ruisende waterplantenvegetatie. Daar
achter lagen de tuinen, waar destijds
groente werd gekweekt, welke in Haarlem
werd verkocht. Tot in de herfstnacht, nu
ruim driehonderdvijftig jaar geleden,
de watervlakte door de storm veran
derde in een woeste, kolkende binnenzee.
Een groot stuk land, op de plaats waar
nu Vijfhuizen ligt, verdween in de golven.
De Haarlemmermeerpolder telt heden
ten dage maar weinig plaatsen, die aan
het verre verleden herinneren. Eén ervan
vinden we hier, achter de nieuwbouw aan
de d'IJserinckweg, waar de zestiende en
de twintigste eeuw elkaar ontmoeten.
Over enkele maanden zullen hier weer
de graanakkers, doorspikkeld met het
rood van de klaprozen, het blauw van de
korenbloemen en het wit van de kamille,
als een grootse en levende veldboeket de
belofte inhouden voor de komende oogst,
op de plaats waar de bodem zwijgend
vertelt van het drama, dat hier drie en
een halve eeuw geleden plaatsvond.
HET IS VOOR ons zieleleven wel eens
nuttig om oude kranten door te snuffelen.
Ik ondervond dat, toen ik de „Delftsche
Courant van 6 October 1905" onder ogen
kreeg. Een kort gemengd bericht verloste
me van een jeugdtrauma, waar een psy
choanalyst een harde dobber aan zou heb
ben gehad.
Ik had namelijk tot dan een onverklaar
bare angst voor koeien. Niet zo'n heel erg
belangrijk psychisch defect, maar toch be
schamend als je op een buitenpaadje op
de vlucht moet slaan voor een koe als
tegenligger. Nu ik weet, waar het ligt
(of lag) ben ik van die narigheid bevrijd
Ik kan een koe weer vrij in de ogen zien.
OP EEN van de vele grachten in Delft
hadden de ouders van een aangetrouwde
nicht een boter-en-kaaswinkelWij lieten
daar eens per week onze keulse boterpot
vullen, hetgeen een bezigheid was die tijd
vergde, want de inhoud van de pot werd
bekroond met 'n kunstige boterroos en in
de tijd van de grasboter met een lammetje,
dat een-echt-madeliefje in de kop gesto
ken kreeg. Terwijl dan onze dienstbode
met de vrouw van de winkelier haar huis
houdelijke gesprekken hield, kon ik - vier
jarig jongetje - vrijelijk in de winkel
rondscharrelen, qok achter de toonbank
als ik dat wilde. Die toonbank was nogal
hoog, of ik nogal klein, in ieder geval: als
ik recht stond, kon ik net met mijn kin er
op rusten en dan overzag ik een grote
vlakte van blank eikenhout met de el
kaar kruisende krassen van het mes, dal
moeizaam door de grote kaas was gedrukt
en dan met een plofje zijn einddoel be
reikt had. Wat telkens een kleine sensatie
voor me was. Ik kwam graag in die win
kel, waarvan ik de wat zurige lucht nu
ineens weer in de neusgaten krijg.
Tot het verschrikkelijke gebeurde! Op
5 oktober 1905! Ik was die dag weer ach
ter de toonbank bezig. Met wijd gespreide
benen zat ik de boterpotten te inspecteren,
die in het gelid onder die toonbank ston
den, plotseling de stemmen om me
heen stil vielen. Een vreemd gestommel
was er voor in de plaats gekomen. Toen
was het even helemaal stil. Nieuwsgierig
hees ik me aan de rand van de toonbank
op en toen mijn hoofd boven die rand uit
kwam. keek ik recht in de ogen van een
koe, die evenals ik met haar kin op de
rand van de toonbank lag en mij aan
keek! Wat is een koe groot als hij in een
boter-en-kaaswinkel staat en hoe groot is
een koeiekop, die op de toonbank rust.
Ik was verstijfd van schrik en moest, of
'k wilde of niet, maar in die ogen kijken,
'k weet dat er een man kwam, die de
koeiekop met een touw wegtrok en dat
'edereen ginn lachen. Misschien heb ik
ook icnt ivitjes meere1arhen. Maar mijn
'rauma had ik te pakken.
VAN HET VERVOLG herinner ik me
niets. De krant maakte een „leuk" stukje
over de koe, die aan haar bewaker ont
snapt was en eens in de winkel was ko
men rondneuzen hoe het met haar pro-
dukten stond. Dit verhaaltje heb ik nu,
meer dan vijftig jaar later, gelezen. Het
moet wel een raar gezicht geweest zijn,
oens en dier ivaarsehijnlijk even oud -
Akaar in de ogen ziende over een toon
bank. Gek. dat je zo'n gebeurtenis volko
men vergeet en er alleen een onderde-
maatse waardering van overhoudt voor
koeiekoppen en wat daar aan vastzit.
Maar nu ik de oorzaak ken van deze af
wijking, heeft een koe voor mij niets grie
zeligs meer. Ik ben van blijdschap door
het dolle heen Ik denk er over een koe
te gaan houden in het weitje achter ons
huis.
Op ditzelfde plekje foto hieronder graasden ruim een
jaar geleden nog de koeien. Nu schiet hier langs de d' IJse
rinckweg het nieuwe dorp uit de grond. Links de gemeen
tewoningen, rechts particuliere bouw. Aan het begin van
de weg wordt nog een plantsoen aangelegd. In de avond
schemering - foto hieronder - toont een grillig kronkelende
veenstreep in de klei achter de nieuwe huizen de plaats,
waar drie-en-een-halve eeuw geleden de meeroever was.