De parels van het parlement
z
1
1
1
2
3
5
4
3
2
K
R
B
L
K
0
H
H
TOTAAL AANTAL PUNTEN
Brieven van Marie-Louise
weer in Oostenrijk
Erik en de erwtensoep
Een jaar onschuldig in de
gevangenis voor niets
REGLEMENT
Het diagram van de jury
Z
O
O
O
O
O
De documenten in de
geheimzinnige kamer
Beroepen zoeken
SATERDAG 31 MEI 1958 Erbij PAGINA ZES
De vorige opgave is met succes opge
lost en het verborgen „geheim" van de
hogescholen is geen geheim gebleven. Wij
hebben de prijs plus extra premie voor
het juiste diagram moeten verdelen tussen
drie inzenders, die uit het grote aantal
goede oplossingen werden getrokken. Het
zijn:
G. Boogaard, Frankenstr. 23, Haarlem;
E. v. Ditmarsch, H. Heyermanslaan 19,
Heemstede en H. M. Morren, v. Leeuwen
straat 76, IJmuiden.
Zij behaalden 125 80 205 punten
en ontvangen dus ieder een derde van de
prijs plus premie, namelijk f 17,09.
Een troostprijs is voor J. Siegerist,
Krocht 12 rd., Haarlem, die erin slaagde
een diagram op te stellen waarvan de
aangekruiste hokjes te lezen gaven: „Hui
zen nodig".
(Van onze correspondent in Wenen)
De meer dan achtduizend brieven van en
aan Marie-Louise, de tweede vrouw van
Napoleon, zouden eind april in München
onder de hamer komen. De verkoping werd
echter afgelast. De brieven bevinden zich
nu weer in Wenen, waar ze voorlopigin
het Oostenrijkse staatsarchief worden be
waard.
Dit is te danken aan de interventie van
een aantal geleerden en officiële instanties
in Oostenrijk. Zij beriepen zich op de vol
gende feiten: de rechtmatige eigenaars zijn
nog altijd de erven Montenuovo, uit wier
bezit deze brieven met hulp van Russische
soldaten in 1945 werden ontvreemd. De
huidige bezitter, die de brieven onder de
hamer wilde brengen, heeft ze waarschijn
lijk wel te goeder trouw aangekocht en
zal dus op een vergoeding kunnen rekenen.
Dat de brieven van grote documentaire
waarde zijn, blijkt uit de jongste discussie
tussen de Oostenrijkse historicus J. de
Bourgoing en verscheidene Franse schrij
vers, waarvan enkele o.a. beweerd hebben,
dat men aan het Weense hof de zoon van
Napoleon op bevel van Metternich zou
hebben vergiftigd. Een dergelijke hypo
these wordt echter juist door deze brieven
weerlegd, evenals de veronderstelling dat
Marie-Louise haar kind volkomen zou
hebben verwaarloosd. De brieven van het
„adelaarsjong" laten duidelijk zien dat er
een innige verstandhouding moet hebben
bestaan tussen moeder en zoon.
De Zweedse historicus prof. Martin Ols-
son heeft meegedeeld, dat een onderzoek
heeft aangetoond dat koning Erik XIV
van Zweden op 25 februari 1577 is overle
den tengevolge van arsenicum-vergifti-
ging.
De legende wilde, dat de vorst werd ver
moord. Zekerheid is er echter thans pas
gekomen, nadat de stoffelijke resten van
de monarch zijn onderzocht door medi
sche deskundigen, die er sporen van ar
senicum in hebben gevonden. De onder
zoekers geloven niet, dat het arsenicum
in het lichaam is gebracht door hen die
het na de dood hebben gebalsemd. De le
gende zegt, dat koning Erik door zijn
broer Jan III werd vermoord, nadat deze
een staatsgreep had gedaan en zijn voor
ganger had opgesloten in het kasteel van
Oerbyhus. Terwijl hij hier gevangen zat,
zouden trawanten van Jan III hem met
arsenicum vermengde erwtensoep te eten
hebben gegeven, met het gevolg dat de ko
ning werd vergiftigd.
Zweedse historici zijn niet verbaasd
door de conclusies van de medische ex
perts. „Dit vormt voor ons geen nieuws.
Er zijn orders aangeti'offen die Jan III
aan de bewakers van zijn broer heeft ge
geven en waarin wordt gezegd: „Doodt
hem indien dit nodig is," aldus prof. Sten
Carlsson.
Van onze correspondent in West-Duitsland)
Te Essen is aan het licht gekomen, dat
de 32-jarige loswêrkman Ewald Kruse een
jaar lang onschuldig in de gevangenis heeft
gezeten. Hij heeft in 1951 de schuld op zich
genomen voor de doodslag op zijn stief
vader, die door zijn broer Albert was ge
pleegd. Ewald deed dit, opdat zijn broer,
een metselaar voor zijn moeder zou kunnen
zorgen. Hij zag als- werkloze geen kans dat
te doen. Beide broers hadden een grote
haat tegen, huri stiefvader, die in 1951 door
Albert in een vechtpartij dodelijk werd
gewond. Ewald bekende, in overleg met
zijn broer, dat hij verantwoordelijk was
De nieuwe opgave bestaat uit plaats
namen die, evenals de vorige maal, iets
met elkander gemeen hebben. Ditkeer wij
zen de namen van de plaatsen zelf uit,
welke die gemeenschappelijke factor is.
Als men er één gevonden heeft, volgt de
rest vanzelf wanneer men zich ten
minste realiseert welke bijzonderheid de
plaatsnaam in zich bergt.
N.B. Het inzenden van meer dan één
ingevuld diagram is toegestaan. Men kan
dus tegelijk dingen naar de hoogste pun-
tenprjjs of de diagrampremie!
L. Op het diagram moeten Nederlandse plaats
namen worden ingevuld, zodanig dat de ge
geven letters daarin passen op de plaats, waar
zij zijn aangegeven.
2. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse
gemeenten mogen worden ingevuld.
3. De ingevulde letters krijgen de waarde van
het puntental, dat boven het betreffende ko
lommetje is aangegeven.
4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is. krijgt
een kwartje per behaald punt uitgekeerd.
5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming
met dat van de jury, krijgt tachtig punten
(en dus twintig gulden) extra.
6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter
zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor
het „geheime" diagram van de jury).
7. Wanneer meer inzenders het totale aantal pun
ten behalen, wordt de premie verdeeld onder
drie van hen, die dan door het lot worden
aangewezen.
8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken
de inzending ongeldig.
9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis"
uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze
bureaus in Haarlem of Velsen.
i
1
i
1
i
5
X
X
E
AJ
D
H
O
u
e
/V
/8
c
R
0
N
/V
c
E
X
/V
'8
4
n
•T
R
Jj
A
n
(8
U
T
R.
E
C
H
7
'3
R
O
r
T
(E
R
J>
A
n
L
e
D
E
A
c?
N
J
n
E
a
c
AJ
/3
uA
A
C
E
AJ
AJ
C
E
AJ
'3
HOCEStHOLiN TOTAAL AANTAL PUNTEN
'ZS
(Nadruk verboden)
UI
uu
LU
C£
- "yp
LU
3
LU
4- ;:4
TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINGEN VAN FIEP WESTENDORP
14
EN TOjEN.zeiden Ivo en Jaap tegelij
kertijd.
Nou, vervolgde Ondine, toen ging ik het
kamertje binnen natuurlijk. Ik wilde die
kaart wel eens van dichtbij' bekijken. En
er was nogal wat aan te bekijken ook!
Overal waren rode en blauwe kringetjes
opgetekend en pijltjes met onleesbare
krabbels er bij. En naast de kaart stond
een grote boekenkast met allemaal dikke
boeken over Siam daarin. „De geografi
sche ligging van Siam ten opzichte van an
dere landen in Azië" heette er een. En:
„De bevolking van Siam, haar godsdienst
en zeden". En dan stond er nog een boek
over de schedelbouw der Siamesen....
Enfin, het was al Siam wat de klok sloeg.
Goed, zei Jaap, nu weten we dus dat hij
in elk geval iets met Siam te maken heeft,
maar verder weten we nog niets.
Ho, ho, zei Ivo, niets is een beetje over
dreven. We wetén toch wel iets. Ten eer
ste, dat hij geheimzinnigh^en uithaalt
met doosjes en flesjes.
En de vissen niet te vergeten, viel Ondi
ne hem in de rede.
....en vissen, ging Ivo verder. En ten
tweede weten we nu met alle zekerheid dat
hij iéts met Siam te maken heeft. Maar
Jaap schudde een beetje mismoedig het
hoofd: Dat zijn allemaal nog geen bewij
zen. We moeten daadwerkelijke bewijzen
tegen hem hebben. We moeten hem zoge
zegd op heterdaad betrappen als hij ge
vaarlijke streken aan het uithalen is.
Zijn jullie toch eens even stil, mopperde
Ondine, ik was nog niet eens uitverteld.
O, dierbare, zeg het dan, zei Ivo.
Ondine stak haar tong tegen hem uit:
Dierbare, sprak ze smalend, je tante met
haar scheve hakken zul je bedoelen....
Toe, ga nu maar door tante, suste Jaap,
we branden van nieuwsgierigheid.
Jawel brandt maar, zei Ondine. Dus die
boekenkast stond vol geleerde wérken die
dan wel op Siam sloegen, maar waar we
verder geen klap aan hebben. Ik keek ver
der de kamer rond. In een hoek bij het
raam stond een tafeltje. En op dat tafeltje
stond een doosje dat klopte met cte beschrij
ving, die jullie er van gegeven hebben. Zo
voor deze doodslag. Toen hij uit de ge
vangenis kwam, bleek hem-dat hij een jaar
lang voor'niets gezeten had.Zijn broer
had zich niet aan zijn belofte gehouden
en niet voor hun-moeder gezorgd. Toen
Albert weigerde Ewald geld te geven, ging
deze naar de politie en bekende zijn on
schuld. Albert is nu tot drie jaar veroor
deeld en Ewald moet zich binnenkort ver
antwoorden wegens, het ten onrechte op
zich nemen van een strafbare daad.
een als de schulpprof van die vent met de
pet gekregen had. Het zag er dus uit als een
lucifersdoosje, alleen was het van metaal.
Ik pakte het op. Het was loodzwaar, be
lachelijk zwaar zelfs voor zo'n klein .ding.
Het aal wel van lood geweest zijn. En als
dat zo is, was het nog een gevaarlijk speel
goed ook, want lood kan massa's gevaarlij
ke stoffen verbergen. Ik legde het dus
weer neer en keek of er nog meer interes
sante dingen te zien waren. En jawel hoor,
naast het doosje lag een dossier en op dat
dossier stond met grote krulletters: Docu
menten XA. Net wilde ik het dossier open
slaan om het in te zien, toen ik geluid aan
de voordeur hoorde. Tante Cor, dacht ik.
Wat is ze gauw weer terug. Snel deed ik het
licht in het kamertje uit en sloot de deur
weer af. En ik had dat nog maar net ge
daan, of ik hoorde de stem van de schulp
prof: „Daar ies main poeschen, daar ies
main klaines poeschen. Wo ies dan die
werkvrouw?"
Gauw liep ik de gang in en legde in het vo
bij gaan nog even de sleutels, die ik uit de
sloten gehaald had, op de keukentafel.
Daarna ging ik naar de schulpprof toe.
„Dag dr. Tygendaag", zei ik. „Ik pas op het
huis omdat de werkvrouw even een bood
schap moest doen. Ze vroeg me om even
op Troeltel te willen letten, omdat die zo
onrustig was nu u niet thuis was."
Jongens, ik wist zo gauw niet wat ik alle
maal moest opratelen om zijn aandacht af
te leiden. Want het was natuurlijk krank
zinnig dat ik daar helemaal alleen in dat
huis was. Gelukkig kwam juist op het mo
ment, dat de schulpprof zijn mond open
deed om iets terug te zeggen, tante Cor te
rug. En toen was er natuurlijk geen speld
meer tussen te krijgen. Als die tante Cor
haar kakement van elkaar doet, hou je dan
vast. Hoewel het een schat is, hoor, dat
moet ik zeggen
Met dat al, zuchtte Ivo, weet je niet wat
dat voor documenten waren.
We zullen een inbraak moeten plegen om
die te pakken te krijgen, zei Jaap.
Dat zal je niet meevallen, zei Ondine.
Dat ik nu die kamer binnengekomen ben
is zuiver toeval plus een beetje geluk. Maar
wie zal zeggen wanneer de schulpprof weer
op reis gaat en of de documenten er dan
nog wel zijn. En dan, tante Cor hoeft er op
die dag nog niet te zijn!
Maar de schulpprof is nu tenminste
weer terug en voorlopig moeten we het
dan maar met hem proberen. Ik bedoel, of
we hem rechtstreeks kunnen uithoren.
Ja, zei Ivo, wat beroerd toch dat we de
recherche er niet in kunnen betrekken.
Ze hoeven gewoon maar een inval te doen
en de zaak is voor elkaar.
We kunnen de recherche er in geen geval
eerder in betrekken dan dat w^de bewij
zen hebben zei Jaap. Trouwens, ze zouden
ons immer? toch niet geloven.. Nee, we
zouden alléén maar een spaak in onze
eigen wielen steken.
Wat zitten jullie toch te zwammen, zei
Ondine. Inplaats dat jullie er over naden
ken, wat ons nu weer te doen staat, zitten
jullie een potje te zanikpieten over recher
che en spaken in wielen.
Maar wat kunnen we doen, zei Ivo en hij
stak vol wanhoop zijn armen in de lucht
toch zeker niets
Öh nee, zei Ondine, kunnen we geen
plan opzetten waarbij we elkaar ieder een
taak toebedelen?
Niet gek, vond Jaap, heb jij een plan?
Een kleintje, zei Ondine.
Vertel op, zei Ivo.
Ten eerste, zei Ondine, moet een van ons
voortdurend het huis van de schulpprof in
de gaten houden. We zullen toch precies te
weten moeten komen wie er binnenkomen
en uitgaan. Ten tweede moeten we trach
ten te bereiken dat hij ons zo vertrouwt,
dat hij ons te allen tijde binnen laat. Ten
derde moeten we op die manier zien dat
we die documenten te pakken krijgen, voor
dat het te laat is.
Voordat het te laat is? zei Ivo.
Natuurlijk rund, zei Jaap. Straks gaat
hij met die dingen naar zijn baas in...
weet-ik-veel Siam of ergens anders en heb
ben wij het nakijken
En dat niet alleen, zei Ondine, erger
zal zijn: heel Siam heeft het nakijken.
Even bleef het stil, toen zei Ivo:
Maar zeg eens even Ondine, zonet be
weerde jij dat een van ons voortdurend
het huis van de schulpprof in de gaten
moet houden. Maar hoe wil je dat in vre
desnaam doen? We kunnen toch moeilijk
dag en nacht op de been blijven!
Da's waar, viel Jaap Ivo bij en hij keek
Ondine vragend aan.
Nee... je hebt wel gelijk, zei Ondine,
in principe zullen we het huis natuurlijk
dag en nacht in de gaten moeten houden,
maar in praktijk zal dat moeilijk gaan.
Het enige dat we doen kunnen, is zo veel
mógelijk het huis bewaken. Bijvoorbeeld:
als een van ons thuis is, blijft hij zoveel
mogelijk in de buurt van de ramen, maakt
daar zijn huiswerk en zo.
Nogal naïef hoor, zei Ivo. Eten, sla
pen, koken, bakken, braden, wassen, strij
ken, stofzuigen voor het raam. Onmoge
lijk, onmogelijk. Trouwens, wat moet
Jaap dan doen? Die is hier praktisch
nooit.
Ivo heeft gelijk, Ondine, zei Jaap, we
moeten echt iets anders verzinnen, dit is
ondoenlijk.
Ik weet al iets anders, zei Ivo. Wat
zouden jullie vinden van een soort spiona-
genet. We ondervragen zoveel mogelijk
mensen natuurlijk zo onopvallend mo
gelijk. We vragen er elke dag een paar
uit en dat kunnen we allemaal. We moe
ten het alleen zo doen, dat ze het beslist
niet in de gaten krijgen.
Da's een beter idee, vind je niet, Ondi
ne, zei Jaap. Dit ligt tenminste binnen
de perken der uitvoerbaarheid. We zou
den Joost bijvoorbeeld ook kunnen in
schakelen.
Joost...? zei Ondine haar kleine neus
in rimpels trekkend. Joost wil er vast niets
mee te maken hebben. Dat heeft hij ten
minste al ettelijke keren beweerd.
Nou, dan komt-ie maar eens uit z'n ivo
ren toren, vond Ivo. Potverdrie, het ge
luk van een heel volk staat, op het spel
en wie weet, misschien wel van de hele
wereld.
(Wordt volgende week vervolgd)
In een land dat helemaal omringd
was door grote stekelbomen woonde
het volk van de zuurpruimen. Niet al
leen dat ze altijd zure gezichten trok
ken en op alles en iedereen mopper
den, nee, ze hadden inplaats van fijne
bloemen en bomen ook allemaal zure-
pruimenbomen in hun tuin staan. Of
je nu met de armsten of de rijksten
van dat land te maken had, lachen deed
er niet eentje. Nooit. Ook de koning,
de koningin en het prinsesje niet. Zelfs
niet als er iets echt vrolijks gebeurde
of wanneer ze iets leuks of iets moois
zagen of hoorden hielden ze hun zure-
pruimengezichten.
Daarom lachte er ook niemand toen
de mooie brief met een boeket lelietjes
van dalen op het paleis werd gebracht.
Andere mensen in andere landen zou
den daar heel blij mee zijn geweest.
Maar de zuurpruimen niet hoor!
De koning maakte de brief open, las
hem met een zuur gezicht en gaf hem
toen aan de koningin, die hem, óók met
een zuur gezicht, doorlas en hem toen
aan de prinses gaf, die hem met net
zo'n zuur gezicht aanpakte.
„Wat doe jij nog hier?", vroeg de
koning aan de bode die de brief ge
bracht had.
„Ik moet op antwoord wachten", zei
hij, „en bovendien moet ik dit aan de
prinses geven". Hij gaf haar de boeket
lelietjes van dalen, die ze met een
pruilmond naast zich neersmeet.
„Maak dat je wegkomt", snauwde
de koning tegen de bode, „wij zullen
over de brief nadenken".
Nou, de bode die met een feestelijk
gezicht en zingend en wel was aange
komen, verdween met een vaart. Hij
rende tot over de grens van stekelbo
men zonder te rusten door tot aan het
paleis van zijn eigen koning.
„EN?", vroeg die. „En?", vroeg de
prins, die naast de koning op de bode
stond te wachten.
„Verschrikkelijk", hijgde de bode,
„verschrikkelijk gewoon. Allemaal
zuurpruimen, geen lachje kon eraf, de
bloemen werden meteen opzij gelegd
en een antwoord hadden ze niet klaar".
De prins werd er bleek van. „Vader",
zei hij tegen de koning, „stuur onmid
dellijk een nieuwe bode en zeg dat ze
mijn brief maar vergeten moeten. Ik
wil helemaal niet trouwen met een
prinses die een zuurpruim is en niet
lachen kan".
De koning knikte en de bode vertrok
meteen weer met zijn nieuwe brief.
Ondertussen waren de zuurpruimen
met zure gezichten aan het overleggen.
„Ik denk", zei de zure koning, „dat het
een goed idee is om met die prins te
trouwen".
„Ik ook", zei de koningin.
„Goed dan", zei de prinses en zon
der op of om te kijken stapte ze over
haar lelietjes heen naar haar kamer.
De volgende morgen was de tweede
bode er al. De koning van de zuurprui
men las de brief en werd vuurrood van
kwaadheid. „Wat denken ze wel?", zei
hij, „eerst mijn dochter vragen om te
trouwen en dan zeggen dat het niet
doorgaat!"
„Wat denken ze wel!", riep ook de
koningin. En de prinses was nog veel
bozer.
„Ga naar je prins terug", zei ze te
gen de bode, „zeg hem dat ik helemaal
geen zuurpruim ben en dat ik best kan
lachen. Zeg hem dat ik morgen naar
zijn paleis kom".
De bode durfde niets te antwoorden.
Hij zette het op een lopen, terug naar
zijn eigen land. „Wat denkt ze wel",
zei de prins daar ook en de mensen van
zijn volk die alles al gehoord hadden,
zeiden ook: „wat denkt ze wel!"
Alleen de koning, die heel wijs en
vriendelijk was, zei: „luister mensen.
Als die prinses echt probeert om geen
zuurpruim te zijn en als ze echt lachen
kan, dan mogen we haar niet tegen
houden. Laten we het dus maar pro
beren"
De zure prinses maakte zich onder
tussen klaar voor de reis. Ze had zich
nu één keer voorgenomen om met die
prins te trouwen, nu zou het ook ge
beuren. Er was alleen één moeilijk
ding. Hoe kon ze laten zien dat ze geen
zuurpruim was en best lachen kon? Ze
vroeg haar hofdames om raad en die
zeiden dat ze wel iets wisten. Nou, erg
goed wisten ze het ook niet, maar een
tje zei: vrolijke mensen zetten feest-
hoedjes op of een feestneus en daar
moet dan iedereen vreselijk om
lachen".
„Oo", zei de prinses met haar zuur
ste gezicht, „en kun je me nu ook nog
vertellen hoe ik zelf moet lachen?"
„Jawel", zeiden de hofdames, „u
plukt gewoon twee zure pruimen van
één van de zurepruimenbomen. En als
u die achter uw kiezen doet is het net
of u lacht".
„Oo", zei de prinses weer en ze
stuurde onmiddellijk de hofdames uit
om een feesthoed je, een feestneus en
twee zure pruimen.
Tot aan het paleis van de prins toe
stonden de mensen in dichte rijen te
wachten tot de prinses tevoorschijn zou
komen uit het bos van stekelbomen. De
prins en zijn vader stonden vol span
ning op de stoep van het paleis. „Zou
de prinses een zuurpruim zijn? Zou ze
kunnen lachen?", dachten ze telkens.
En toen eindelijk staken de wachters
de trompet. Nu was de prinses uit het
stekelbos tevoorschijn gekomen in haar
prachtige koets. De koning en de prins
spitsten hun oren of ze de mensen langs
de kant nog niet hoorden juichen, maar
nee, er viel juist een doodse stilte.
„Wat gebeurt er?", vroeg de prins
die de koets nog niet zien kon.
„Wat gebeurt er?", vroeg ook de ko
ning die zijn volk nog nooit zó stil had
gezien.
Toen draaide de koets door een bocht
en zagen ook zij het. In de koets zat
een monsterlijke prinses, een wezen
met uitpuilende wangen, een geweldi
ge neus en een raar feesthoed je op. De
koning en de prins konden geen woord
uitbrengen. Dat hoefde ook niet, want
vlak voor de koets het paleis bereikte
begon er opeens 'n geschreeuw, de hele
weg die de prinses gegaan was, langs.
„We nemen het niet", riepen de men
sen, „we laten onze prins niet voor gek
zetten. Dit is nog erger dan een zuur
pruim!"
Ze spanden de paarden van haar
koets uit, trokken hem met z'n allen
de weg die ze gekomen was, terug en
gaven de koets met de gillende prinses
erin een duw. Hij rolde nog even door
en bleef toen tegen één van de bomen
in het stekelbos staan.
De prinses durfde eerste niet op te
kijken. Ze dacht dat ze haar met z'n
alien zouden nazitten, maar nee, ze wa
ren weg; het was stil om haar heen.
Langzaam kwam ze overeind. De zure
pruimen achter haar kiezen had ze al
gillende al verloren en ook het feest
hoed je en de neus waren weggewaaid.
De prinses kon alleen maar huilen, hui
len van woede, om wat er gebeurd was.
Ze huilde zó lang tot ze op het laatst
niet meer kon en in slaap viel, onder de
bomen van het stekelbos.
Ze werd pas wakker toen de zon al
lang op was; in de verte hoorde ze het
gemopper van haar volk aan de ene
kant van het bos en aan de andere kant
in het land van de prins hoorde ze de
vogels fluiten en de schoolkinderen zin
gen. „Waar moet ik heen?", dacht ze.
„Terug naar mijn volk? Ze nóg harder
laten mopperen en zelf meemopperen,
mijn hele leven lang? Of naar de ande
re kant gaan? Leren hoe je lachen en
zingen moet?"
Ze deed het laatste. Ze scheurde een
stuk van haar lange satijnen jurk af,
legde haar juwelen en armbanden op
het mos en deed haar haar in twee
vlechtjes. Niemand zou haar zo her
kennen als de prinses met het hoedje
en de neus. Ze zag dat overal waar ze
liep lelietjes van dalen stonden. Ze
maakt er kleine boeketjes van en bond
ze samen met een stukje van haar satij
nen rok. En toen was ze opeens buiten
het bos. Verlegen liep ze op de eerste
mensen die ze zag af en gaf ze een
boeketje.
„Dank je wel", zeiden de mensen,
„waar is het voor?"
„Zo maar", zei de prinses en ze keek
hoe de mensen met een blij gezicht hun
gezicht in de btoemen staken. Het grap
pige was dat ze bij ieder boeketje dat
ze weggaf zelf ook telkens een beetje
blijer werd. Ze merkte opeens dat ze
lachte en toen ze tot bij het paleis was
gekomen en nog maar één boeketje over
had, zóng ze zelfs. Zo maar een liedje
over lelietjes en vogels in de morgen.
Op de stoep van het paleis zag ze een
hele sombere jongeman zitten. „Die ga
ik mijn laatste boeketje geven", dacht
ze en ze danste op hem toe. Maar de
jongeman schudde zijn hoofd. „Nee",
zei hij, „ik wil geen lelietjes. Ik heb
zelf eens zo'n boeketje aan iemand ge
geven en weet je wat ze deed, bloemen
meisje? Ze trapte erop".
„Maar daarom hoeft u toch niet zo
somber te zijn", zei de prinses met een
kleur.
„O, jawel", zei de prins, „want ik
heb zo'n verschrikkelijk medelijden
met die prinses die niet lachen kan en
die denkt dat vrolijkheid alleen maar in
een feesthoedje en een feestneus zit".
„Ze kan wel lachen", zei de prinses,
„en zingen en dansen kan ze ook en ze
weet dat je pas vrolijk wordt als je zelf
iets hebt weggegeven".
De prins keek op. „Wie ben je dat
je dat allemaal weet?", vroeg hij, maar
eigenlijk hoefde hij niets meer te vra
gen, want hij had het al begrepen.
Nog geen uur later luidden alle klok
ken van zijn land, alle mensen zongen
en juichten en alle kleine meisjes strooi
den lelietjes van dalen voor de prinses
die het liefste lachen kon van de hele
wereld. Want dat dat zo is zal iedereen
je vertellen in het land achter het ste
kelbos, waar de prins en de prinses nog
heel lang en heel gelukkig zullen leven.
Mies Bouhuys
In deze\kaartjes zijn beroepen verbor
gen. Zet de letters in de juiste volgorde,
de grote letter voorop.