De parels van het parlement z 1 1 1 2 3 5 4 3 2 K R B L K 0 H H TOTAAL AANTAL PUNTEN Brieven van Marie-Louise weer in Oostenrijk Erik en de erwtensoep Een jaar onschuldig in de gevangenis voor niets REGLEMENT Het diagram van de jury Z O O O O O De documenten in de geheimzinnige kamer Beroepen zoeken SATERDAG 31 MEI 1958 Erbij PAGINA ZES De vorige opgave is met succes opge lost en het verborgen „geheim" van de hogescholen is geen geheim gebleven. Wij hebben de prijs plus extra premie voor het juiste diagram moeten verdelen tussen drie inzenders, die uit het grote aantal goede oplossingen werden getrokken. Het zijn: G. Boogaard, Frankenstr. 23, Haarlem; E. v. Ditmarsch, H. Heyermanslaan 19, Heemstede en H. M. Morren, v. Leeuwen straat 76, IJmuiden. Zij behaalden 125 80 205 punten en ontvangen dus ieder een derde van de prijs plus premie, namelijk f 17,09. Een troostprijs is voor J. Siegerist, Krocht 12 rd., Haarlem, die erin slaagde een diagram op te stellen waarvan de aangekruiste hokjes te lezen gaven: „Hui zen nodig". (Van onze correspondent in Wenen) De meer dan achtduizend brieven van en aan Marie-Louise, de tweede vrouw van Napoleon, zouden eind april in München onder de hamer komen. De verkoping werd echter afgelast. De brieven bevinden zich nu weer in Wenen, waar ze voorlopigin het Oostenrijkse staatsarchief worden be waard. Dit is te danken aan de interventie van een aantal geleerden en officiële instanties in Oostenrijk. Zij beriepen zich op de vol gende feiten: de rechtmatige eigenaars zijn nog altijd de erven Montenuovo, uit wier bezit deze brieven met hulp van Russische soldaten in 1945 werden ontvreemd. De huidige bezitter, die de brieven onder de hamer wilde brengen, heeft ze waarschijn lijk wel te goeder trouw aangekocht en zal dus op een vergoeding kunnen rekenen. Dat de brieven van grote documentaire waarde zijn, blijkt uit de jongste discussie tussen de Oostenrijkse historicus J. de Bourgoing en verscheidene Franse schrij vers, waarvan enkele o.a. beweerd hebben, dat men aan het Weense hof de zoon van Napoleon op bevel van Metternich zou hebben vergiftigd. Een dergelijke hypo these wordt echter juist door deze brieven weerlegd, evenals de veronderstelling dat Marie-Louise haar kind volkomen zou hebben verwaarloosd. De brieven van het „adelaarsjong" laten duidelijk zien dat er een innige verstandhouding moet hebben bestaan tussen moeder en zoon. De Zweedse historicus prof. Martin Ols- son heeft meegedeeld, dat een onderzoek heeft aangetoond dat koning Erik XIV van Zweden op 25 februari 1577 is overle den tengevolge van arsenicum-vergifti- ging. De legende wilde, dat de vorst werd ver moord. Zekerheid is er echter thans pas gekomen, nadat de stoffelijke resten van de monarch zijn onderzocht door medi sche deskundigen, die er sporen van ar senicum in hebben gevonden. De onder zoekers geloven niet, dat het arsenicum in het lichaam is gebracht door hen die het na de dood hebben gebalsemd. De le gende zegt, dat koning Erik door zijn broer Jan III werd vermoord, nadat deze een staatsgreep had gedaan en zijn voor ganger had opgesloten in het kasteel van Oerbyhus. Terwijl hij hier gevangen zat, zouden trawanten van Jan III hem met arsenicum vermengde erwtensoep te eten hebben gegeven, met het gevolg dat de ko ning werd vergiftigd. Zweedse historici zijn niet verbaasd door de conclusies van de medische ex perts. „Dit vormt voor ons geen nieuws. Er zijn orders aangeti'offen die Jan III aan de bewakers van zijn broer heeft ge geven en waarin wordt gezegd: „Doodt hem indien dit nodig is," aldus prof. Sten Carlsson. Van onze correspondent in West-Duitsland) Te Essen is aan het licht gekomen, dat de 32-jarige loswêrkman Ewald Kruse een jaar lang onschuldig in de gevangenis heeft gezeten. Hij heeft in 1951 de schuld op zich genomen voor de doodslag op zijn stief vader, die door zijn broer Albert was ge pleegd. Ewald deed dit, opdat zijn broer, een metselaar voor zijn moeder zou kunnen zorgen. Hij zag als- werkloze geen kans dat te doen. Beide broers hadden een grote haat tegen, huri stiefvader, die in 1951 door Albert in een vechtpartij dodelijk werd gewond. Ewald bekende, in overleg met zijn broer, dat hij verantwoordelijk was De nieuwe opgave bestaat uit plaats namen die, evenals de vorige maal, iets met elkander gemeen hebben. Ditkeer wij zen de namen van de plaatsen zelf uit, welke die gemeenschappelijke factor is. Als men er één gevonden heeft, volgt de rest vanzelf wanneer men zich ten minste realiseert welke bijzonderheid de plaatsnaam in zich bergt. N.B. Het inzenden van meer dan één ingevuld diagram is toegestaan. Men kan dus tegelijk dingen naar de hoogste pun- tenprjjs of de diagrampremie! L. Op het diagram moeten Nederlandse plaats namen worden ingevuld, zodanig dat de ge geven letters daarin passen op de plaats, waar zij zijn aangegeven. 2. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse gemeenten mogen worden ingevuld. 3. De ingevulde letters krijgen de waarde van het puntental, dat boven het betreffende ko lommetje is aangegeven. 4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is. krijgt een kwartje per behaald punt uitgekeerd. 5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming met dat van de jury, krijgt tachtig punten (en dus twintig gulden) extra. 6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor het „geheime" diagram van de jury). 7. Wanneer meer inzenders het totale aantal pun ten behalen, wordt de premie verdeeld onder drie van hen, die dan door het lot worden aangewezen. 8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken de inzending ongeldig. 9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis" uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze bureaus in Haarlem of Velsen. i 1 i 1 i 5 X X E AJ D H O u e /V /8 c R 0 N /V c E X /V '8 4 n •T R Jj A n (8 U T R. E C H 7 '3 R O r T (E R J> A n L e D E A c? N J n E a c AJ /3 uA A C E AJ AJ C E AJ '3 HOCEStHOLiN TOTAAL AANTAL PUNTEN 'ZS (Nadruk verboden) UI uu LU C£ - "yp LU 3 LU 4- ;:4 TEKST VAN LIZZY SARA MAY TEKENINGEN VAN FIEP WESTENDORP 14 EN TOjEN.zeiden Ivo en Jaap tegelij kertijd. Nou, vervolgde Ondine, toen ging ik het kamertje binnen natuurlijk. Ik wilde die kaart wel eens van dichtbij' bekijken. En er was nogal wat aan te bekijken ook! Overal waren rode en blauwe kringetjes opgetekend en pijltjes met onleesbare krabbels er bij. En naast de kaart stond een grote boekenkast met allemaal dikke boeken over Siam daarin. „De geografi sche ligging van Siam ten opzichte van an dere landen in Azië" heette er een. En: „De bevolking van Siam, haar godsdienst en zeden". En dan stond er nog een boek over de schedelbouw der Siamesen.... Enfin, het was al Siam wat de klok sloeg. Goed, zei Jaap, nu weten we dus dat hij in elk geval iets met Siam te maken heeft, maar verder weten we nog niets. Ho, ho, zei Ivo, niets is een beetje over dreven. We wetén toch wel iets. Ten eer ste, dat hij geheimzinnigh^en uithaalt met doosjes en flesjes. En de vissen niet te vergeten, viel Ondi ne hem in de rede. ....en vissen, ging Ivo verder. En ten tweede weten we nu met alle zekerheid dat hij iéts met Siam te maken heeft. Maar Jaap schudde een beetje mismoedig het hoofd: Dat zijn allemaal nog geen bewij zen. We moeten daadwerkelijke bewijzen tegen hem hebben. We moeten hem zoge zegd op heterdaad betrappen als hij ge vaarlijke streken aan het uithalen is. Zijn jullie toch eens even stil, mopperde Ondine, ik was nog niet eens uitverteld. O, dierbare, zeg het dan, zei Ivo. Ondine stak haar tong tegen hem uit: Dierbare, sprak ze smalend, je tante met haar scheve hakken zul je bedoelen.... Toe, ga nu maar door tante, suste Jaap, we branden van nieuwsgierigheid. Jawel brandt maar, zei Ondine. Dus die boekenkast stond vol geleerde wérken die dan wel op Siam sloegen, maar waar we verder geen klap aan hebben. Ik keek ver der de kamer rond. In een hoek bij het raam stond een tafeltje. En op dat tafeltje stond een doosje dat klopte met cte beschrij ving, die jullie er van gegeven hebben. Zo voor deze doodslag. Toen hij uit de ge vangenis kwam, bleek hem-dat hij een jaar lang voor'niets gezeten had.Zijn broer had zich niet aan zijn belofte gehouden en niet voor hun-moeder gezorgd. Toen Albert weigerde Ewald geld te geven, ging deze naar de politie en bekende zijn on schuld. Albert is nu tot drie jaar veroor deeld en Ewald moet zich binnenkort ver antwoorden wegens, het ten onrechte op zich nemen van een strafbare daad. een als de schulpprof van die vent met de pet gekregen had. Het zag er dus uit als een lucifersdoosje, alleen was het van metaal. Ik pakte het op. Het was loodzwaar, be lachelijk zwaar zelfs voor zo'n klein .ding. Het aal wel van lood geweest zijn. En als dat zo is, was het nog een gevaarlijk speel goed ook, want lood kan massa's gevaarlij ke stoffen verbergen. Ik legde het dus weer neer en keek of er nog meer interes sante dingen te zien waren. En jawel hoor, naast het doosje lag een dossier en op dat dossier stond met grote krulletters: Docu menten XA. Net wilde ik het dossier open slaan om het in te zien, toen ik geluid aan de voordeur hoorde. Tante Cor, dacht ik. Wat is ze gauw weer terug. Snel deed ik het licht in het kamertje uit en sloot de deur weer af. En ik had dat nog maar net ge daan, of ik hoorde de stem van de schulp prof: „Daar ies main poeschen, daar ies main klaines poeschen. Wo ies dan die werkvrouw?" Gauw liep ik de gang in en legde in het vo bij gaan nog even de sleutels, die ik uit de sloten gehaald had, op de keukentafel. Daarna ging ik naar de schulpprof toe. „Dag dr. Tygendaag", zei ik. „Ik pas op het huis omdat de werkvrouw even een bood schap moest doen. Ze vroeg me om even op Troeltel te willen letten, omdat die zo onrustig was nu u niet thuis was." Jongens, ik wist zo gauw niet wat ik alle maal moest opratelen om zijn aandacht af te leiden. Want het was natuurlijk krank zinnig dat ik daar helemaal alleen in dat huis was. Gelukkig kwam juist op het mo ment, dat de schulpprof zijn mond open deed om iets terug te zeggen, tante Cor te rug. En toen was er natuurlijk geen speld meer tussen te krijgen. Als die tante Cor haar kakement van elkaar doet, hou je dan vast. Hoewel het een schat is, hoor, dat moet ik zeggen Met dat al, zuchtte Ivo, weet je niet wat dat voor documenten waren. We zullen een inbraak moeten plegen om die te pakken te krijgen, zei Jaap. Dat zal je niet meevallen, zei Ondine. Dat ik nu die kamer binnengekomen ben is zuiver toeval plus een beetje geluk. Maar wie zal zeggen wanneer de schulpprof weer op reis gaat en of de documenten er dan nog wel zijn. En dan, tante Cor hoeft er op die dag nog niet te zijn! Maar de schulpprof is nu tenminste weer terug en voorlopig moeten we het dan maar met hem proberen. Ik bedoel, of we hem rechtstreeks kunnen uithoren. Ja, zei Ivo, wat beroerd toch dat we de recherche er niet in kunnen betrekken. Ze hoeven gewoon maar een inval te doen en de zaak is voor elkaar. We kunnen de recherche er in geen geval eerder in betrekken dan dat w^de bewij zen hebben zei Jaap. Trouwens, ze zouden ons immer? toch niet geloven.. Nee, we zouden alléén maar een spaak in onze eigen wielen steken. Wat zitten jullie toch te zwammen, zei Ondine. Inplaats dat jullie er over naden ken, wat ons nu weer te doen staat, zitten jullie een potje te zanikpieten over recher che en spaken in wielen. Maar wat kunnen we doen, zei Ivo en hij stak vol wanhoop zijn armen in de lucht toch zeker niets Öh nee, zei Ondine, kunnen we geen plan opzetten waarbij we elkaar ieder een taak toebedelen? Niet gek, vond Jaap, heb jij een plan? Een kleintje, zei Ondine. Vertel op, zei Ivo. Ten eerste, zei Ondine, moet een van ons voortdurend het huis van de schulpprof in de gaten houden. We zullen toch precies te weten moeten komen wie er binnenkomen en uitgaan. Ten tweede moeten we trach ten te bereiken dat hij ons zo vertrouwt, dat hij ons te allen tijde binnen laat. Ten derde moeten we op die manier zien dat we die documenten te pakken krijgen, voor dat het te laat is. Voordat het te laat is? zei Ivo. Natuurlijk rund, zei Jaap. Straks gaat hij met die dingen naar zijn baas in... weet-ik-veel Siam of ergens anders en heb ben wij het nakijken En dat niet alleen, zei Ondine, erger zal zijn: heel Siam heeft het nakijken. Even bleef het stil, toen zei Ivo: Maar zeg eens even Ondine, zonet be weerde jij dat een van ons voortdurend het huis van de schulpprof in de gaten moet houden. Maar hoe wil je dat in vre desnaam doen? We kunnen toch moeilijk dag en nacht op de been blijven! Da's waar, viel Jaap Ivo bij en hij keek Ondine vragend aan. Nee... je hebt wel gelijk, zei Ondine, in principe zullen we het huis natuurlijk dag en nacht in de gaten moeten houden, maar in praktijk zal dat moeilijk gaan. Het enige dat we doen kunnen, is zo veel mógelijk het huis bewaken. Bijvoorbeeld: als een van ons thuis is, blijft hij zoveel mogelijk in de buurt van de ramen, maakt daar zijn huiswerk en zo. Nogal naïef hoor, zei Ivo. Eten, sla pen, koken, bakken, braden, wassen, strij ken, stofzuigen voor het raam. Onmoge lijk, onmogelijk. Trouwens, wat moet Jaap dan doen? Die is hier praktisch nooit. Ivo heeft gelijk, Ondine, zei Jaap, we moeten echt iets anders verzinnen, dit is ondoenlijk. Ik weet al iets anders, zei Ivo. Wat zouden jullie vinden van een soort spiona- genet. We ondervragen zoveel mogelijk mensen natuurlijk zo onopvallend mo gelijk. We vragen er elke dag een paar uit en dat kunnen we allemaal. We moe ten het alleen zo doen, dat ze het beslist niet in de gaten krijgen. Da's een beter idee, vind je niet, Ondi ne, zei Jaap. Dit ligt tenminste binnen de perken der uitvoerbaarheid. We zou den Joost bijvoorbeeld ook kunnen in schakelen. Joost...? zei Ondine haar kleine neus in rimpels trekkend. Joost wil er vast niets mee te maken hebben. Dat heeft hij ten minste al ettelijke keren beweerd. Nou, dan komt-ie maar eens uit z'n ivo ren toren, vond Ivo. Potverdrie, het ge luk van een heel volk staat, op het spel en wie weet, misschien wel van de hele wereld. (Wordt volgende week vervolgd) In een land dat helemaal omringd was door grote stekelbomen woonde het volk van de zuurpruimen. Niet al leen dat ze altijd zure gezichten trok ken en op alles en iedereen mopper den, nee, ze hadden inplaats van fijne bloemen en bomen ook allemaal zure- pruimenbomen in hun tuin staan. Of je nu met de armsten of de rijksten van dat land te maken had, lachen deed er niet eentje. Nooit. Ook de koning, de koningin en het prinsesje niet. Zelfs niet als er iets echt vrolijks gebeurde of wanneer ze iets leuks of iets moois zagen of hoorden hielden ze hun zure- pruimengezichten. Daarom lachte er ook niemand toen de mooie brief met een boeket lelietjes van dalen op het paleis werd gebracht. Andere mensen in andere landen zou den daar heel blij mee zijn geweest. Maar de zuurpruimen niet hoor! De koning maakte de brief open, las hem met een zuur gezicht en gaf hem toen aan de koningin, die hem, óók met een zuur gezicht, doorlas en hem toen aan de prinses gaf, die hem met net zo'n zuur gezicht aanpakte. „Wat doe jij nog hier?", vroeg de koning aan de bode die de brief ge bracht had. „Ik moet op antwoord wachten", zei hij, „en bovendien moet ik dit aan de prinses geven". Hij gaf haar de boeket lelietjes van dalen, die ze met een pruilmond naast zich neersmeet. „Maak dat je wegkomt", snauwde de koning tegen de bode, „wij zullen over de brief nadenken". Nou, de bode die met een feestelijk gezicht en zingend en wel was aange komen, verdween met een vaart. Hij rende tot over de grens van stekelbo men zonder te rusten door tot aan het paleis van zijn eigen koning. „EN?", vroeg die. „En?", vroeg de prins, die naast de koning op de bode stond te wachten. „Verschrikkelijk", hijgde de bode, „verschrikkelijk gewoon. Allemaal zuurpruimen, geen lachje kon eraf, de bloemen werden meteen opzij gelegd en een antwoord hadden ze niet klaar". De prins werd er bleek van. „Vader", zei hij tegen de koning, „stuur onmid dellijk een nieuwe bode en zeg dat ze mijn brief maar vergeten moeten. Ik wil helemaal niet trouwen met een prinses die een zuurpruim is en niet lachen kan". De koning knikte en de bode vertrok meteen weer met zijn nieuwe brief. Ondertussen waren de zuurpruimen met zure gezichten aan het overleggen. „Ik denk", zei de zure koning, „dat het een goed idee is om met die prins te trouwen". „Ik ook", zei de koningin. „Goed dan", zei de prinses en zon der op of om te kijken stapte ze over haar lelietjes heen naar haar kamer. De volgende morgen was de tweede bode er al. De koning van de zuurprui men las de brief en werd vuurrood van kwaadheid. „Wat denken ze wel?", zei hij, „eerst mijn dochter vragen om te trouwen en dan zeggen dat het niet doorgaat!" „Wat denken ze wel!", riep ook de koningin. En de prinses was nog veel bozer. „Ga naar je prins terug", zei ze te gen de bode, „zeg hem dat ik helemaal geen zuurpruim ben en dat ik best kan lachen. Zeg hem dat ik morgen naar zijn paleis kom". De bode durfde niets te antwoorden. Hij zette het op een lopen, terug naar zijn eigen land. „Wat denkt ze wel", zei de prins daar ook en de mensen van zijn volk die alles al gehoord hadden, zeiden ook: „wat denkt ze wel!" Alleen de koning, die heel wijs en vriendelijk was, zei: „luister mensen. Als die prinses echt probeert om geen zuurpruim te zijn en als ze echt lachen kan, dan mogen we haar niet tegen houden. Laten we het dus maar pro beren" De zure prinses maakte zich onder tussen klaar voor de reis. Ze had zich nu één keer voorgenomen om met die prins te trouwen, nu zou het ook ge beuren. Er was alleen één moeilijk ding. Hoe kon ze laten zien dat ze geen zuurpruim was en best lachen kon? Ze vroeg haar hofdames om raad en die zeiden dat ze wel iets wisten. Nou, erg goed wisten ze het ook niet, maar een tje zei: vrolijke mensen zetten feest- hoedjes op of een feestneus en daar moet dan iedereen vreselijk om lachen". „Oo", zei de prinses met haar zuur ste gezicht, „en kun je me nu ook nog vertellen hoe ik zelf moet lachen?" „Jawel", zeiden de hofdames, „u plukt gewoon twee zure pruimen van één van de zurepruimenbomen. En als u die achter uw kiezen doet is het net of u lacht". „Oo", zei de prinses weer en ze stuurde onmiddellijk de hofdames uit om een feesthoed je, een feestneus en twee zure pruimen. Tot aan het paleis van de prins toe stonden de mensen in dichte rijen te wachten tot de prinses tevoorschijn zou komen uit het bos van stekelbomen. De prins en zijn vader stonden vol span ning op de stoep van het paleis. „Zou de prinses een zuurpruim zijn? Zou ze kunnen lachen?", dachten ze telkens. En toen eindelijk staken de wachters de trompet. Nu was de prinses uit het stekelbos tevoorschijn gekomen in haar prachtige koets. De koning en de prins spitsten hun oren of ze de mensen langs de kant nog niet hoorden juichen, maar nee, er viel juist een doodse stilte. „Wat gebeurt er?", vroeg de prins die de koets nog niet zien kon. „Wat gebeurt er?", vroeg ook de ko ning die zijn volk nog nooit zó stil had gezien. Toen draaide de koets door een bocht en zagen ook zij het. In de koets zat een monsterlijke prinses, een wezen met uitpuilende wangen, een geweldi ge neus en een raar feesthoed je op. De koning en de prins konden geen woord uitbrengen. Dat hoefde ook niet, want vlak voor de koets het paleis bereikte begon er opeens 'n geschreeuw, de hele weg die de prinses gegaan was, langs. „We nemen het niet", riepen de men sen, „we laten onze prins niet voor gek zetten. Dit is nog erger dan een zuur pruim!" Ze spanden de paarden van haar koets uit, trokken hem met z'n allen de weg die ze gekomen was, terug en gaven de koets met de gillende prinses erin een duw. Hij rolde nog even door en bleef toen tegen één van de bomen in het stekelbos staan. De prinses durfde eerste niet op te kijken. Ze dacht dat ze haar met z'n alien zouden nazitten, maar nee, ze wa ren weg; het was stil om haar heen. Langzaam kwam ze overeind. De zure pruimen achter haar kiezen had ze al gillende al verloren en ook het feest hoed je en de neus waren weggewaaid. De prinses kon alleen maar huilen, hui len van woede, om wat er gebeurd was. Ze huilde zó lang tot ze op het laatst niet meer kon en in slaap viel, onder de bomen van het stekelbos. Ze werd pas wakker toen de zon al lang op was; in de verte hoorde ze het gemopper van haar volk aan de ene kant van het bos en aan de andere kant in het land van de prins hoorde ze de vogels fluiten en de schoolkinderen zin gen. „Waar moet ik heen?", dacht ze. „Terug naar mijn volk? Ze nóg harder laten mopperen en zelf meemopperen, mijn hele leven lang? Of naar de ande re kant gaan? Leren hoe je lachen en zingen moet?" Ze deed het laatste. Ze scheurde een stuk van haar lange satijnen jurk af, legde haar juwelen en armbanden op het mos en deed haar haar in twee vlechtjes. Niemand zou haar zo her kennen als de prinses met het hoedje en de neus. Ze zag dat overal waar ze liep lelietjes van dalen stonden. Ze maakt er kleine boeketjes van en bond ze samen met een stukje van haar satij nen rok. En toen was ze opeens buiten het bos. Verlegen liep ze op de eerste mensen die ze zag af en gaf ze een boeketje. „Dank je wel", zeiden de mensen, „waar is het voor?" „Zo maar", zei de prinses en ze keek hoe de mensen met een blij gezicht hun gezicht in de btoemen staken. Het grap pige was dat ze bij ieder boeketje dat ze weggaf zelf ook telkens een beetje blijer werd. Ze merkte opeens dat ze lachte en toen ze tot bij het paleis was gekomen en nog maar één boeketje over had, zóng ze zelfs. Zo maar een liedje over lelietjes en vogels in de morgen. Op de stoep van het paleis zag ze een hele sombere jongeman zitten. „Die ga ik mijn laatste boeketje geven", dacht ze en ze danste op hem toe. Maar de jongeman schudde zijn hoofd. „Nee", zei hij, „ik wil geen lelietjes. Ik heb zelf eens zo'n boeketje aan iemand ge geven en weet je wat ze deed, bloemen meisje? Ze trapte erop". „Maar daarom hoeft u toch niet zo somber te zijn", zei de prinses met een kleur. „O, jawel", zei de prins, „want ik heb zo'n verschrikkelijk medelijden met die prinses die niet lachen kan en die denkt dat vrolijkheid alleen maar in een feesthoedje en een feestneus zit". „Ze kan wel lachen", zei de prinses, „en zingen en dansen kan ze ook en ze weet dat je pas vrolijk wordt als je zelf iets hebt weggegeven". De prins keek op. „Wie ben je dat je dat allemaal weet?", vroeg hij, maar eigenlijk hoefde hij niets meer te vra gen, want hij had het al begrepen. Nog geen uur later luidden alle klok ken van zijn land, alle mensen zongen en juichten en alle kleine meisjes strooi den lelietjes van dalen voor de prinses die het liefste lachen kon van de hele wereld. Want dat dat zo is zal iedereen je vertellen in het land achter het ste kelbos, waar de prins en de prinses nog heel lang en heel gelukkig zullen leven. Mies Bouhuys In deze\kaartjes zijn beroepen verbor gen. Zet de letters in de juiste volgorde, de grote letter voorop.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 18