IN DELFT WORDT PIONIERSWERK GEDAAN Kamers voor 56.000 studenten Taak voor het bedrijfsleven V ertroiaweesoian NEDERLAND HEEFT ONTSTELLENDE ACHTERSTAND OP HET GEBIED VAN DE HUISVESTING VOOR STUDENTEN Eigen woonvorm Erbij (Zie vervolg pagina 5) Bij de foto's ZATERDAG 31 MEI 1958 PAGINA VIER Aan de Technische Hogeschool in Delft studeren jongeren uit alle we relddelen. De heer Aat Karsen, de con cierge van de studentenflatgebouwen, is de vertrouwensman van allemaal zon der onderscheid. Maar vooral bij de Hongaren kan hij geen kwaad meer doen sinds de avond dat de motorbri gade van de Delftse politie bij de flats verscheen omdat omwonenden over bu rengerucht hadden geklaagd. De agen ten wilden reeds de trappen opsnellen naar de kamer vanwaar grammofoon- muziek en luide stemmen door de open ramen klonken. Het was bij de Hon garen, die een feestje gaven. De heer Karsen wist de gewapende macht er van te overtuigen, dat hij dat karwei beter zelf kon opknappen. Hij ging naar de feestvierders toe en vertelde ze, dat ze best konden fuiven, als ze de ramen slechts sloten. Toen drong het tot ze door, dat de politie aan de deur was, maar dat de concierge haar niet had willen toelaten, „Ben jij dan niet voor de politie, Aai?" „Neem jij het voor ons op tegen de politie?" vroegen ze, de ogen vol verbazing. De volgende dag vond de heer Karsen zijn woning vol bloemen ten teken van de dank der Hongaren. H EEN PAAR weken geleden konden alle Nederlandse dagbladlezers minister H Cals op een stier zien zitten. Nu be- klimmen doorsnee-mensen al niet vaak een dergelijk rund, laat staan een mi- nister, van wie men zoiets alleen kan verwachten als hij de portefeuille van S landbouw en veeteelt beheert. Het is dus begrijpelijk dat het plaatje van de gouvernementele ruiter de publieke Hj aandacht afleidde van de zaak waar het om ging: de huisvesting der studenten. jf Dat is jammer, want ook de wonipg van de student vormt een ernstig pro- bleem. In elke Nederlandse universi- teitsstad komt men gemiddeld drie- tot vierhonderd kamers tekort. Delft is 2 zelfs recordhouder met een manco van ongeveer 650 kamers. Van Delft is ech- g ter ook de victorie begonnen in de strijd tegen de woningnood der studenten. jf Want toen de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zijn uit- zonderlijk rijdier besteeg deed hij dat Het betreft hier natuurlijk geen spe cifiek Delfts vraagstuk al is het daar wel het nijpendst en is de toekomstige oplossing ervan daar ook het verst ge vorderd. Volgens prognoses van het Centraal Bureau voor de Statistiek is echter in veertien jaar tijd bijna een verdubbeling van het aantal studenten in ons land te verwachten. In 1970 zal men er ongeveer 56.000 aan een onder- dak dienen te helpen. Na Delft heeft men te Leiden het vraagstuk aange- pakt. Van het Leidse station af kan men ook daar de om een sportveld ge- schaarde paviljoens zien welke als E woongelegenheid voor studenten wer- den ingericht. Bovendien is dezer dagen 2 de bouw van 222 studentenflats aan de E Haagweg aanbesteed welke evenzeer tot leniging der kamernood zullen bij- j| dragen. Bij dit alles moet men wel bedenken, dat Nederland op het punt van de stu- dentenhuisvesting een aanzienlijke ach- Een studentenkamer kost bij nieuw bouw ruw geschat negenduizend gul den, inclusief meubilair, verwarmings installatie en het aandeel in de centrale voorzieningen aan sanitair en derge lijke. Van die negen mille is 5700 gul den onrendabel wanneer men uitgaat van het door het Ministerie van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen bij zijn subsidieregeling aanvaarde huur bedrag van ongeveer 53 gulden per kamer per maand. De „naakte huur" bedraagt dertig gulden, de andere kos ten zijn variabel omdat ze betrekking hebben op verlichting, verwarming, beschadiging en dergelijke en door de studenten zelf kunnen worden gedrukt. De overheid heeft zich bereid ver klaard de helft van die onrendabele top voor haar rekening te nemen op voorwaarde dat de Centrale Stichting Studentenhuisvesting het overkoe pelende orgaan van alle universiteiten en hogescholen, waarbij dus ook de Delftse stichting is aangesloten voor de andere helft zorgt. De Centrale Stichting tracht dit te bereiken door een beroep te doen op het bedrijfsleven. De regering en de Centrale Stichting hebben zich ten doel gesteld voorlopig zestienhonderd kamers, verdeeld over de verschillende universiteitssteden te bouwen. De Stichting hoopt haar aan deel in de onrendabele kosten drie tot vier miljoen in vijf jaar bij elkaar te brengen. Ongeveer de helft van dat bedrag is nu binnen, maar men moet niet uit het oog verliezen, dat het programma van zestienhonderd kamers nog maar een eerste stoot betekent, een bescheiden begin in vergelijking met wat in het buitenland op het gebied van de stu dentenhuisvesting wordt gepresteerd. Op den duur zal men ook een veelvoud nodig hebben van de vier miljoen welke de impasse van dit moment moeten helpen doorbreken. Men kan dan ook van harte instemmen met de conclusie van de Centrale Stichting Studentenhuisvesting: Helpt de stu derende jeugd, die door het tekort aan kamers ernstig in haar studie en haar vorming wordt bedreigd. Door de op heffing van de kamernood onder de studenten werkt men mede aan de toe komstige kadervorming van het Neder landse bedrijfsleven en daardoor aan de toekomst van geheel Nederland. Geef hun de ruimte! Onverantwoorde studentenhuisvesting: bedompte zolderkamertjes zonder sani tair. Hoe kan men hier studeren? douches gebruik konden maken op het moment dat ze zelf verkozen. Voor exces sen behoeft men niet te vrezen omdat de jongelui bijzonder gevoelig zijn voor de goede naam van hun étage en hun flat; degene die zij ervan verdenken er een „rotzooi" van te willen maken wordt heus wel aan het verstand gebracht, dat hij daar niet aan behoeft te beginnen. De studenten zijn ook vrij in de regeling van de dagelijkse gang van zaken op hun étage. Elke verdieping heeft haar eigen werkster. De studenten bepalen zelf of deze vandaag de kamers zal stoffen en 'morgen in de gemeenschappelijke koffie- keuken bij de clubkamer de afwas doen of omgekeerd. Ze zijn al evenzeer vrij in hun gemeenschappelijke exploitatievr- antwoordelijkheid. Want de student be taalt een vast bedrag aan huur voor de gemeubileerde kamer dertig gulden ~>er maand en daarnaast een wisselende heffing voor de.variabele kosten zoals ver lichting en verwarming, voor het breken van glaswerk en dergelijke. Al deze be dragen worden per verdieping hoofdelijk omgeslagen, zodat de achttien studenten die op dezelfde étage zijn ondergebracht gezamenlijk kunnen streven naar het drukken van dat soort rekeningen. Daar de student-beheerder wel enige steur bij zijn taak kan gebruiken woont bij het complex aan de Oudraadtweg ook een lid van de wetenschappelijke staf van de T.H., die als een op de achtergrond blijvende mentor optreedt. De derde ver trouwensman van de bewoners is de con cierge, die de technische zorg voor het leven in de flats op zich heeft genomen en deze combineert met het drijven van een winkeltje, waar de studenten ingrediënten voor hun ontbijt en hun lunch kunnen kopen. ELKE ETAGE der studentenflatgebou wen met zijn achttien kamers, zijn sani taire ruimten,zijn keuken en zijn club kamer vormt dus een zelfstandige eenheid en dat is ook de opzet van de veertien naviljoens in het woonoord „Duyvelsgat". Dat de sfeer er anders en voor velen ook aantrekkelijker is dan in de nog van nieuwheid glanzende flats heeft ver scheidene oorzaken. Het Duyvelsgat wekt herinneringen op aan kamperen. Men is er inderdaad meer buiten, want de pavil joens staan temidden van grasveldjes: sommige bewoners hebben zelfs een tuin aangelegd en de leden van de „sleutel club" vinden er de ruimte om hun wagen tjes steeds weer opnieuw in en uit elkaar te halen. Er is vooral meer „privacy" en dat komt omdat men elkaar in de gangen der paviljoens minder tegenkomt dan in die der flatgebouwen: een gevolg van het feit dat de sanitaire ruimten en het trap penhuis in de laatste centraal zijn gelegen, hetgeen de kans op ontmoetingen vergroot. De meeste paviljoens staan ook al vele jaren en werden aanvankelijk ook niet uniform ingericht, zoals de flats, zodat ze een veel heterogener maar zeker geen ongezellige indruk op de bezoeker maken. In dat opzicht gaat er wel wat veranderen, want waar een te grote rommel dreigt te ontstaan zal drs. Heemstra ongetwijfeld zijn vak wooncultuur doceren, waarbij de geleidelijke vervanging van het meubilair door de uniforme stoelen en vooral door het nieuwe bed met zijn plastic matras speciaal voor de T.H. ontworpen tot onopzettelijke aanleiding dient. DE BEVOLKING van de flats en de paviljoens wordt zorgvuldig „gemengd", dat wil zeggen dat men erop toe ziet dat niet meer dan de helft der bewoners tot dezelfde „club" behoren. Op die manier vindt men leden van de algemene, de protestants-christelijke en rooms-katho- lieke studentenbonden, van het Corps en de zogenaamde „nihilisten" dat zijn degenen die zich vooralsnog tot geen enkele groepering aangetrokken voelen in bonte verscheidenheid door elkaar. De clubkamers ontwikkelen zich tot een nieuw dagelijks trefpunt in de Delftse studentengemeenschap, die weliswaar niet de plaats van 't Corps of van een der bon den innemen, maar die toch een geheel eigen betekenis verwerven. Dat is een kenmerkend verschil met de oude huizen in de binnenstad, die natuur lijk veel minder bewoners tellen, en waar dan ook eerder gestreefd wordt naar een gemeenschappelijke band, welke voor alles op vriendschap is gebaseerd maar daarnaast toch ook op geestverwantschap. Zo treft men op de Spoorsingel een huis vol „Virgilianen", leden van de rooms- katholieke studentenvereniging, aan. Die huizen in de binnenstad, hoe ver waarloosd ze soms ook zijn, hebben toch evenzeer hun pleizierige kanten. Nergens kunnen de aanstaande architecten en bouwkundige ingenieurs zoveel praktijk opdoen vooral in de binnenhuisarchi tectuur dan juist hier. Het Nathan om het eerste complex van vier mo derne flatgebouwen voor studenten in studentikoze stijl te openen. Bijna driehonderd toekomstige ingenieurs vinden daar een eenvoudig maar com fortabel onderdak. Het vormt wel het meest spectaculaire resultaat van de activiteit van de Stichting tot Huisves ting van Studenten der Technische Hogeschool, maar lang niet het enige. Men tracht namelijk op drie manieren in de behoefte aan kamers te voorzien: door oude huizen in de binnenstad aan te kopen en op te knappen, door de ex ploitatie van het paviljoencomplex „Duyvelsgat" en door de stichting en het beheer van de reeds genoemde stu dentenflats, waarvan men er voor 1963 dreigend topjaar met zevenduizend studenten nog achthonderd wil bou wen. De plannen voor de eerste twee torengebouwen van dertien verdie pingen liggen reeds enige tijd gereed. terstand heeft op het buitenland. Het voorbeeld van de in de dertiger jaren tot stand gekomen „Cité Universitaire" van Parijs is overbekend, kort geleden is in de voorstad Antony opnieuw een prachtig woongebouw voor de studen ten van de Sorbonne gereed gekomen. In de Scandinavische landen, in Brussel en in Bonn vindt men voortreffelijke voorbeelden van studentenwoonge meenschappen. Men zou in ons land ten minste anderhalf miljoen aan jaar lijkse subsidie ten koste moeten leggen aan de studentenhuisvesting om gelijke tred te houden met wat in Duitsland in dit opzicht wordt gepresteerd. Er zitten aan dit vraagstuk zoveel belangwekkende kanten dat wij het de moeite van een nadere oriëntering waard vonden. Onze bevindingen treft men aan in het artikel op deze pagina van ERBIJ. J. H. Bartman Studentenhuisvesting nieuwe stijU de kamers in de flats aan de Oudraadtweg in Delft. De bewoners zijn vrij in de aanvulling van het standaard-meubilair dat er bijzonder fris en fleurig uitziet, (foto links onder) WAT VALT IN DELFT het meeste op? De gracht jes, zegt de een. De oude gevels, meent ^een ander. De fabrieken, houdt een derde staande. Wij antwoorden De tekentafels. Beter dan de steenmassa's die de gebouwen van de Technische Hogeschool vormen, demonstreren die tekentafels achter menig venster de aard en de be tekenis van onze nationale technische academie. Elke tekentafel duidt op een studentenkamer, maar de tijd lijkt al ver weg dat een verzameling studentenkamers in één huis een „ploerterij" werd genoemd. De hospita die daar de scepter zwaaide hield volgens de litteratuur het midden tussen een bezorgde moeder en een bedil lende feeks. Nog steeds woont de meerderhejd yan de 5500 Delftse studenten op de 3300, 3400 kamers welke bij beroeps- en' semiberoepsverhuursters beschikbaar zijn. Dat lijkt veel florissanter dan het in werkelijkheid is wanneer men de kwaliteit der aangeboden kamers on derzoekt. En verder worden er steeds minder kamers verhuurd, want de gestegen welvaart maakt voor heel wat gezinnen die bron van inkomsten niet zo urgent meer, de woningnood doet tal van jonggehuwden bij hun ouders intrekken en meer dan één verhuurster heeft ontdekt, dat een employé van een der vele industrieën in en om de Prinsenstad of een toerist een beter be talende en een rustiger klant is dan de gemiddelde student. De algemene ouderdomswet wakkert de animo onder de oudere kamerverhuurstér ook niet bepaald aan en tenslotte zal de sanering van de binnenstad even eens nadelig blijken voor het kameraanbod. De student moet echter toch wonen, want de „spoorstudent" wordt nog steeds niet als een „echte" student beschouwd om dat hij immers geeri deel heeft aan de universiteits gemeenschap buiten de collegezalen, welke van grote waarde voor de vorming van zijn persoonlijkheid is. MEN HEEFT alle beschikbare kamer ruimte in Delft dus radicaal uitgekamd. Dat begon al dadelijk na de bevrijding. De terugkerende studenten vonden hun ver trouwde kamers meeestal bezet door „bur gers", vaak slachtoffers van of vluchtelin gen voor de bombardementen op Rotter dam en Den Haag. Een commissie herover de door haar activiteit tweeduizend ka mers, de uit die beginperiode voortgeko men Stichting tot Huisvesting van Studen ten der Technische Hogeschool zette haar werk voort, maar kwam al spoedig tot de ontdekking dat men andere wegen moest inslaan en drastischer plannen moest ma ken om in de toekomst de groeiende stu dentenbevolking onderdak te verschaffen. Want gewone huurkamers zijn er in Delft niet meer te vinden. Twee jaar gele den riepen Burgemeester en Wethouders van Delft de burgerij op om, zo even moge lijk een student in huis te nemen. Men plakte affiches aan, er werden reclame plaatjes in de bioscopen vertoond en het aanbod bleef vrijwel nihil. Daarop werden zestienduizend door Burgemeester en Wet houders en de Rector Magnificus onder tekende oproepen bij alle Delftenaren in de brievenbus gestopt. Het resultaat was dat negentig studenten nog aan een onderdak konden worden geholpen in ruimten waar in van de bewoners zelf nimmer gedroomd hadden dat zij voor studentenhuisvesting in aanmerking zouden komen. ZO WERD MEN wel gedwongen een eigen woonvorm voor de student te vinden, Oj.; al tilde de pas beginnende academicus niet zo zwaar aan al die moeilijkheden. Want alle kamernood ten spijt kan de di recteur van de Stichting tot Huisvesting van Studenten der Technische Hogeschool toch verklaren dat men tot nu toe elk jaar nog uit de problemen is gekomen. Zo'n eerstejaars gaat naar de door de studenten zelf ingestelde en geleide kamercommissie, krijgt daar als zijn ge val urgent wordt be oordeeld een lijst waar op altijd wel een vijf tig adressen voorko men, maar waarvan slechts de helft aan spraak kan maken op h£t predikaat „redelij ke en aanvaardbare woonruimte". Hij moet verder zelf maar ont dekken of de opgege ven adressen inmiddels niet al verhuurd zijn. Op die manier houden de onderdak zoekenden zelf de woonruimte administratie een beet je bij. Als regel doet de nieuweling in zijn novietentijd genoeg kennissen op om het kamerprobleem in on derling overleg te kun nen regelen. Men schikt een beetje in en het vraagstuk is voor de eerste tijd althans weer opgelost. Men slaapt dan met twee, drie man op één kamer of met nog meer te gelijk op een tochtige zolder, de kamertjes zijn dikwijls minuscuul klein, zonder stromend water en stookgele- genheid en overal treft men het kuilige, ingezakte studentenbed aan, dat al zo vaak oorzaak is geworden van herniaklachten. Zo'n eerste jaar wordt daar weinig over getobd en van studeren komt dan toch niet veel. Later zal wel duidelijker blijken hoe de studie door zo'n ontoereikende huisves ting wordt geschaad. DE AL MEER genoemde Stichting be greep al spoedig dat men beter deed onder dak en gros te scheppen dan en detail. Een oud gebouw van de T.H. aan de Oude Delft werd als onderkomen voor vijfenzeventig studenten ingericht. Er volgden in de loop der jaren meer van dergelijke oplossingen, zodat men over heel Delft verspreid nu wel vijftien panden in eigendom of beheer heeft, waarvan alleen al zes aan de Oude Delft. Het betreft vaak voormalige „ploer terijen" w^rvan de hospita de exploiatie met het oog op haar leeftijd heeft opgege ven. Een kleine tweehonderd studerenden konden daardoor worden geholpen. Dat opkopen van die vaak zeer verwaar loosde oude huizen is overigens een kost bare zaak, die de totstandkoming van een echte „Cité Universitaire" in het geheel niet bevordert. Dat was wel het geval toen de Stichting de beschikking kreeg over elf barakken van de voormalige Nederlandse Arbeidsdienst en het gemeentebestuur een bouwrijp terrein in bruikleen gaf, waarop in 1949 het studentenwoonoord „Duyvels gat" in gebruik werd genomen. Verleden jaar is het met drie moderne paviljoens uitgebreid, waardoor het thans ongeveer tweehonderdvijftig bewoners herbergt. Uiteraard vergt zo'n paviljoencomplex veel ruimte en ook de onderhoudskosten lopen nogal op. Daar staan voordelen tegenover waarover wij het nog zullen hebben. Het lag voor de hand, dat de Stichting naar een definitiever vorm van studenten huisvesting zou streven, waarin een ratio nele beheersvorm zal samengaan met een specifieke eis van het studentenleven, wel ke zal samengaan met een specifieke eis an het studentenleven, welke heel een- Het exterieur van de vier flatgebouwen aan de Oudraadtweg in Delft, die aan 284 ingeschrevenen van de Technische Hogeschool een comfortabel onderdak bieden, (hierboven). Zo richtten vier Hongaarse studenten een gezamenlijke zitkamer in. (foto hieronder) voudig wordt vertolkt door het woord: vrijheid. De Delftse architect H. Postel heeft dat vraagstuk voor het grootste deel opgelost in de door hem ontworpen studentenflats aan de Oudraadtweg. Drie woongebouwen, elk plaats biedend aan eenenzeventig stu denten, werden door de gemeente Delft als geschenk ter gelegenheid van het gouden jubileum van de Technische Hogeschool in 1955 aangeboden. Een vierde flat nam de Stichting voor haar rekening, zij het dan dat de gemeente ook de bouw daarvan voorfinancierde. Het zijn dus deze vier flatgebouwen die door minister Cals in maart op zo spectaculaire wijze werden geopend en die met gerechtvaardigde trots door de directeur der Stichting, drs. J. Heemstra, aan belangstellende bezoekers worden getoond. DE TWEEHONDERDVIERENTACHTIG raamvlakken van de vier flatgebouwen aan de Oudraadtweg vormen in de vroege morgenuren, wanneer nog niet alle bewo ners uit de veren zijn. een veelkleurig mo- zaiek van dobbystoffen. De interieurs daar achter maken een niet minder frisse en vrolijke indruk, die door de uniformiteit der meubilering niet in het minst wordt geschaad. Elk der kamers bergt op zijn twaalf vierkante meter oppervlakte een bed een studentenbed, wel zeker, maar zonder kuilen een schrijftafel, een stoel en een boekenrek, allemaal volgens een standaardmodel. De bewoners accentueren die uniformiteit door daaraan een of meer standaard-wijnflessen en standaard-wand versieringen Franse affiches zijn zeer in trek aan toe te voegen. Op de boeken planken staan natuurlijk de standaard pockets. Er zijn inderdaad ook een paar afwijkende indelingen, voornamelijk daar waar twee of drie studenten hun zitkamers en slaapkamers hebben gecombineerd. Vier Hongaarse studenten hebben bijvoorbeeld een allerbekoorlijkste gezamenlijke zit- en werkkamer ingericht. Wanneer men nu be denkt, dat de meeste bewoners van de Oudraadtweg uit allerlei opgepropte spe lonken uit de Delftse binnenstad afkomstig zijn, dan geraakt men overtuigd van de sa nerende invloed van het moderne interieur. De kelders van de flatgebouwen hebben de eerste weken vol gestaan met het meestal vervallen meubilair dat hen op de vroegere kamer in de weg stond. Behalve van het meubilair kraakten de vloeren daarginds onder de last van alle drukwerken en snuisterijen waarvan de student meende ze te eniger tijd nog wel eens nodig te kunnen hebben. Nadat hij zich in zijn nieuwe om geving had geïnstalleerd bleek hij daaraan veel minder waarde te hechten. Natuurlijk kon hij de bewaargewoonte niet ineens van zich afschudden.Bij dat proces kwam de directeur der Stichting, drs. Heemstra, hem echter van tijd tot tijd een handje helpen door in te grijpen wanneer zich achter de fleurige dobbygordijnen toch weer kernen voor de rommelzolder gingen vormen. Nu is iedereen erg los geworden van z'n aardse bezittingen, naar de als regel keurig opgeruimde, maar toch wel degelijk zichtbaar bewoonde kamers te oordelen. DE STICHTING verschaft aan zo'n acht honderd studenten onderdak, waarvan bij na driehonderd in deze flats wonen. Des ondanks doet de heer Heemstra al het daaraan verbonden werk met de assistentie van slechts twee anderen. Dat is alleen mogelijk omdat drs. Heem stra zoveel mogelijk werk door de stu denten zelf laat doen. Hij begint er bij voorbeeld niet aan met zijn huurders afzonderlijk af te rekenen. Dat doet hij uitsluitend met de student-beheerders van de flatgebouwen, van 't Duyvelsgat en van de afzonderlijke huizen in de binnenstad. Die student-beheerders zijn verantwoorde lijk tegenover de Stichting voor de gang van zijn zaken in het hun toevertrouwde gebouw. Dat geldt trouwens niet alleen voor de betaling, maar ook voor de hand having van de orde en de goede zeden. Drs. Heemstra stelt zich op het standpunt dat deze studentengemeenschap haar eigen „mores" moet leren. Damesbezoek op de flats is inderdaad toegestaan, maar wil een van de bewoners zijn verloofde nok laten overnachten dan dient hij de „oud ste" van zijn étage daarvan in kennis te stellen. Het meisje krijgt dan de kamer van een afwezige student of twee vrien den slapen voor een nacht bij elkaar. Toen de flats pas in gebruik genomen waren, kwam dat nogal eens voor. Maar het be gon de studenten zelf al spoedig te ver velen, toen ze merkten dat ze door al dat damesbezoek niet van hun waslokaal en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 20