Exclusief interview met Galina Oelanova
SetonIÉLschoou
EINDEXAMEN
^Brieven aan de redactie
„Bij sportbeoefening moet gewaakt
worden voor overdreven reglementen"
De „Top Naeffprijs" thans
voor Ingeborg Elzevier
BIJ HET BOLSJOI BALLET IN PARIJS
Tien woorden Duits
A Heen realisme
Alles toegestaan
Geen doorbraak
Ontmoetingsavond voor
Hervormde gemeente
Eindexamen Toneelschool
2ATERDA6 51 HEI mesgs
Nb
mm
Zaterdag muziekfeest in
park Velserbeek
Congres Nederlandse Culturele Sportbond
NCS spreekt zich in motie
uit voor algemene toto
Schuur uitgebrand
DINSDAG 3 JUNI 1958
„Voila madame, exacte comme toujours!" zegt de tolk, even
goedkeurend zijn intelligente ogen tot een slavische spleet
vernauwend, als inderdaad precies om twee uur de prima
ballerina assoluta Galina Oelanova de studio André Mes-
sager op de tweede verdieping van de Parijse Opera binnen
treedt. Het is misschien nauwelijks bedoeld als een compli
ment: de Russen verwachten van hun dansers en danseressen
niet alleen een volmaakte precisie op het toneel, maar ook
een stipte (men mag wel zeggen rigoureuze) gehoorzaamheid
aan de regels van het maatschappelijk verkeer daarbuiten.
Men onderwerpt zich aan de discipline, die trouwens tradi
tioneel is, nog stammend uit de tijd dat de balletten van
Moskou en vooral van het toenmalige Sint Petersburg tot de
keurtroepen van de tsaar behoorden, met de inspirerende
zekerheid, dat wetten er zijn om de vrijheid mogelijk te
maken. Dat wij onder het begrip vrijheid iets anders ver
staan, behoeft geen afbreuk te doen aan de waarde van dit
beginsel. Men bemerkt aan alles, vooral tijdens een repetitie,
hoezeer de dansers (ook de meermalen gelauwerde en daar
door tot multimiljonair en bevorderde solisten) zich beschou
wen als dienaren van de kunst-aan-het-volk en zich dienover
eenkomstig met opgewekte wilskracht en niets aan het toeval
overlatende zorgvuldigheid daaraan wijden. Doch voor ons
mijn collega C. Nicolai van Het Parool en mij klinkt de
geciteerde opmerking als een bevestiging van de betekenis,
die ook door de boven al haar voorgangsters en tijdgenoten
verheven ster aan het firmament in het rijk van Terpsichore
aan dit zo moeizaam verworven vraaggesprek wordt gehecht.
Wij wisten het al van vier jaar geleden, toen wij als enigen
van de tientallen uit alle delen van Europa en Amerika naar
Parijs gekomen journalisten door haar gedurende bijna ander
half uur werden ontvangen, hoezeer het getuigen haar een
behoefte is, niet alleen door de dans maar ook in woord en
geschrift. Want zij gelóóft in het psychologisch verantwoorde,
romantische realisme van het Sovjetrussische ballet met een
door geen teleurstellingen geschokte, haar een aureool van
muzische heiligheid verlenende zekerheid, die het begrijpe
lijk maakt dat zij zich altijd tot de rol van Jeanne ctArc aan
getrokken heeft gevoeld.
Intussen en ondanks dit alles was het
niet gemakkelijk geweest met haar in con
tact te treden, ofschoon wij daartoe door
de oppermachtige directeur van het Bol-
sjoi Ballet, professor Michael Tsjoelaki, de
even geleerde als gesloten minister van
schone kunsten, gemachtigd waren. Hij
had ons zelfs haar Parijse adres gegeven,
maar in het Grand Hotel bleek de telefoon
een verbindingsmiddel te zijn, dat zijn
doelmatigheid verliest als men niet over
een gemeenschappelijke taal beschikt. In
de Franse kranten lazen wij dagelijks ver
ontschuldigingen aan de lezers over het
uitblijven van interviews. Een verslagge
ver van de „Figaro" verzuchtte in zijn
kolommen: „De Russische danseressen hul
len zich in onverstaanbaarheid, zij willen
zelfs hun namen niet zeggen, noch pose
ren voor de fotograaf!" Nu moet men niet
denken dat de Franse journalisten door de
bliksemsnelle opeenvolging van onbegrij
pelijke politieke verwikkelingen niets an
ders wilden om hun clientèle mee bezig
houden, want niet slechts hadden zij door
de ingrijpende censuur op de staatkundige
berichtgeving ruimte genoeg ter beschik
king, bovendien waren zij begerig naar
wat rooskleurige afwisseling in het nieuws.
Het bovengenoemde dagblad publiceerde
bijvoorbeeld op de voorpagina van de edi
tie met de zeskoloms kop „De Gaulle: Ik
kom!" tevens de verluchte mededeling dat
de badpakken deze zomer weer uit één
stuk zullen bestaan, het liefst van gebloem
de stof. Wat de Russische dansers betreft
werd alleen geopenbaard, dat dezen van
spersiebonen houden en mineraalwater
drinken.
Tijdens de lunch, dinsdagmiddag, in een
restaurant tegenover de bibliotheek van
de Opera, zag ik plotseling Oelanova lo
pen in een roodharige mantel en in gezel
schap van een gesnorde, ietwat kaalhoof
dige heer. Onmiddellijk liet ik de niertjes
met champignons in de steek, maakte een
overhaaste omweg dwars door het snelver
keer over de Place Gamier en door de
Rue Scribe om haar kalm en als toevallig
tegemoet te lopen en vlak bij een gebeeld
houwde leeuw op een console met een af
fiche, waarop haar optreden stond aange
kondigd, aan te spreken met een mengel
moes van uitheems? klanken, dat het meest
geleek op de woordenschat van kinderen,
die denken dat zij een nieuwe taal hebben
lezer bij de Parijse radio stellig niet als
een vreemdeling zou opvallen.... In de
tijd tussen beide gesprekken heeft Galina
Oelanova, minder nerveus dan vier jaar ge
leden, zich kennelijk meer op haar gemak
voelend in een nieuwe omgeving nu zij
reizend naar Engeland, Amerika en China
heeft gemaakt, een album met foto's van
Serge Lido gekocht. Zij heeft nooit een
Galina Oelanova (hier met Alexandre
Lapaoeri als Paris) in „Romeo en Ju
lia" van Lavrovski en Prokovjev.
balletvoorstelling van een Europees ge
zelschap gezien. Zij gelooft niet in de le
vensvatbaarheid van wat men het „ab
stracte" ballet noemt. Zij zegt: Onder-
werploze balletten zijn in Rusland onbe
staanbaar. De massa, tot wie wij ons rich
ten, zou er niets van begrijpen. Wij ge-
„Bcdlet moet uitgaan van een gedachte,
beweging een hartstocht uitdrukken"
uitgevonden. Het zal vooral verbazing zijn
geweest, die haar tot glimlafchende aan
dacht bewoog. Ik had mijn boek „Levend
Ballet" bij me, schreef daarin een Franse
opdracht aan haar, wees haar achtereen
volgens op haar foto en op de samenvat
ting van mijn indrukken van onze ont
moeting, speciaal op het jaartal 1954 en de
naam van het Hotel Commodore, waar zij
toen logeerde. Vriendelijk nam zij het ge
schenk in ontvangst en maakte een voor
stellend gebaar aan de man, die haar echt
genoot bleek te zijn: Vadym Ryndin, eer-
te decorontwerper van het Bolsjoi Theater
in Moskou, die naar zijn zeggen tien woor
den Duits tot zijn beschikking had, genoeg
nm tot een afspraak te komen: de volgende
middag om half één bij de portier van de
artiesteningang van de Opera.
En zo zaten wij woensdag in de studio
en requisietenkamer, die naar André Mès-
sager is genoemd, een in hetzelfde jaar als
Sêrge de Diaghilev - 1929 - overleden com
ponist van operettes en balletmuziek, te
vens een internationaal vermaarde diri
gent. Wij namen plaats op een paar stoelen
tussen een vergulde harp en verzilverde
vleugel onder het toeziend oog van de le
vensgrote pop, waarin de vertolker van de
rol van de Astroloog in „Coppélia" (twee
de akte) zich bij de vertoningen van dit
Franse paradestuk opstelt. De heer Ryn
din bleek een welwillende bemiddelaar te
zijn, maar met zelfs het driedubbele van
tien woorden Duits kwamen we niet ver.
Wij vernamen met horten en stoten alleen
dat Oelanova ideaal om een chereografie
te maken voor een ballet over Jeanne
d' Are niet in vervulling was gegaan. Wel
was enkele maanden geleden het leven van
de maagd van Orleans in balletvorm her
schapen. doch had in een zetting van B. P.
Boermeister naar een sterk van de Franse
geschiedenis afwijkend libretto van Boris
Pletneva de veelbelovende Eleonora Vlas-
sova de titelrol toegewezen gekregen. Oela-
nova's aandeel - „choreografie is een vak
apart" - had zich beperkt tot het geven
van aanwijzingen op grond van de studies,
die zij over het heldhaftige meisje uit Do-
rémy had gemaakt. Dat wisten wij al uit
een Frans tijdschrift, op het omslag waar
van zij onmiddelllijk Yvette Chauviré her
kende. die thans met het ballet van de
Parijse Opera in Moskou een tegenbezoek
brengt.
De onmogelijkheid van verdere, zinrijke
conversatie inziende was het mevrouw
Oelanova, die een nieuwe afspraak voor
stelde, waarbij zij zou zorgen voor een
tussenpersoon. Op dezelfde plaats, om
twee uur. En hier begint dit artikel op
nieuw. De tolk sprak de Franse taal zo
danig zonder accent, dat hij als nieuws-
bruiken een conventionele techniek om er
een nieuwe zin aan te geven, om er de
waarden van het algemeen menselijke
mee uit te drukken. Realisme is voorwaar
de voor elke kunst, die immers op her
kenning moet berusten. Dat geldt ook voor
werken uit het repertoire van het ver
leden, zoals Giselle of Het Zwanenmeer".
Om niet direct in een theoretisch dis
puut verstrikt te raken vragen wij haar
mening over het optreden van het Bolsjoi
Ballet in 1956 te Londen, die ook in Ne
derland veel belangstelling heeft getrok
ken. Het antwoord: „Als men in aanmer
king neemt, dat deze film op één avond
werd gemaakt, na een gewone voorstelling,
toen dus iedereen doodmoe was, is het
resultaat uitstekend en zeker representa
tief voor het peil van het ballet in het
Rusland van nu". Bij wijze van welge
meend compliment verklaren wij, dat zij
alleen reeds door haar gefilmde Giselle
een vereerd begrip, een levend model van
superieure interpretatiekunst is geworden.
Zij vertelt hoeveel baat zij heeft gevonden
bij de bestudering van het „systeem" van
Konstantin Stanislavsky voor de toneel
speler om te voldoen aan de eis van het
Russische humanisme: alles door de mens,
alles voor de mens.
Men vraagt zich, dit alles lezende, mis
schien af waarom wij zoveel prijs stelden
op een onderhoud met een danseres. Voor
velen immers is een danseres nog steeds
een even lichtzinnig als lichtvoetig vrouws
persoon, die naar het woord van Heine
alleen kan „denken met haar benen". Die
opvatting moet men maar afschrijven in
het vergeetboek der histörie. Maar in dit
geval komt daar bij, dat Oelanova niet
alleen een fenomenale toneelpersoonlijk
heid is, vier keer met de Stalinprijs onder
scheiden, doch bovendien de auteur van
enkele autobiografische en theoretische
boeken, brochures en artikelen, die ons
een betere indruk geven van de stand van
artistieke zaken in de Sovjet-Unie dan de
oublikaties van litteraire specialisten, die
doorgaans als bronnen van objectieve in
formatie weinig waarde hebben. Onze vol
gende vraag geldt de techniek Verschilt
de Russische training van de Westeuro-
pese, bedient men zich van andere passen?
Oelanova is opgevoed volgens de ook hier
bekende methode van Agrippina Vaganova
en heeft veel te danken aan haar moeder,
Maria Romanova, een bekende lerares.
Haar vader was balletmeester. Zij heeft
de indruk, dat vooral in Amerika (de school
van haar gewezen landgenoot Balanchine)
de expressiviteit van de pure beweging
groter is. Maar zij stelt daar tegenover dat
in Rusland de danstaal is verrijkt met an
dere middelen, die onmiddellijk tot de ge
wone burger spreken.
Oelanova zegt: „In het ballet is alles
toegestaan. De kunst is zo breed, dat iedere
uitdrukkingsvorm erin opgenomen kan
worden. Elke beweging kan zinrijk zijn,
als die maar een inhoud heeft, als er een
gedachte achterstaat, als er een hartstocht
door wordt overgedragen, als er een begrip
door verheldert". Dat is voor ons een ou
derwetse, althans beperkte opvatting. Naar
mijn mening ontwikkelt het ballet zich uit
de afhankelijkheid van zusterkunsten als
muziek en litteratuur naar een zelfstan
dige organisatie met een scheppende in
plaats van een ontleende symboliek. Voor
haar is dit „een spel van estheten" dat
„de massa niet ontroert". Goed, wij zullen
daar niet over twisten. Wij hebben bij de
Russische balletten nu eenmaal te doen
met een vertolkende kunst en Oelanova
vertelt ons hoeveel baat zij heeft gevon
den bij de bestudering van schilderijen en
van voortbrengselen van letterkunde,
waarbij zij Shakespeare en Poesjkin voor
opstelt. Door voortdurende studie heeft zij
steeds meer materiaal gevonden om zich
in de omstandigheden van haar rolfiguren
in te leven. Het komt bij de uitbeelding
niet alleen aan op invoelen in een zielstoe
stand, maar ook op een consequent dóór
denken van motieven en op een zich ver
plaatsen in de sociale verhoudingen: „Als
ik voor de voorstelling het toneel betreed,
dan verschuif ik altijd een stoel en kijk in
de nagemaakte spiegel, al weet ik dat ik
daar niets zie. Ik moet mij er thuis voelen".
Geen wonder dat Oelanova pen bij uit
stek lyrische danseres is, vermaard om
haar melodische lijnen en de subtiele plas
tiek, waarmee zij het gevoelsleven tot uit
drukking brengt.Oelanova danst de liefde,
heeft een Russische criticus eens over haar
geschreven - en dnt is dan toch een ab
stractie, zij het dan dat zij het bijzondere
geval tot het algemene plan verheft.
Veel van haar illusies zijn niet^in ver
vulling gegaan. Het publiielk groeit nog
steeds, maar jonge talenten zijn zeldzaam.
Talent, zegt zij, is niet alleen een aange
boren gave. maar ook de behoefte en de
volharding om te werken. Heeft de Sovjet-
Unie de danskunst een nieuw gezicht ge
geven? Vier jaar geleden verwachtte zij
een beslissende doorbraak. Nu verklaart
zij: ..Het Bolsjoi Theater levert twee pro-
duktis per jaar. Er worden wel experi
menten ondernomen, maar de meeste van
deze proefnemingen komen niet tot ver
toning. omdat hun waarde nog niet ver
gelijkbaar is met die van de standaard
werken van het repertoire. Wij zijn be
scheiden mensen, die zeer hoge eisen stel
len". Zij vertelt tenslotte, dat men nu be
zig is „Othello" tot een ballet te bewerken
en dat zij hoopt op een uitwisseling van
leraren en choreografen. Alicia Alonso en
Beryl Grey hebben al in Rusland gewerkt.
Speciaal wat betreft de elegantie van op
treden kunnen de Russische dansers nog
veel leren, heeft Leonide Lavrovski ver
klaard. Maar geldt dat ook voor Oelanova?
Zii is nu achtenveertig, maar zij maakt
zelfs in een eenvoudig mantelpak de in-
indruk - hoewel zij allerminst mooi is in
de commerciële zin van dat woord - van
een superieure lieftalligheid.
David Koning
(Verkort weergegeven)
Expogé contra „Nazischade". Het bestuur
van de Nederlandse Vereniging van Ex-
Politieke Gevangenen uit de Bezettings
tijd schrijft ons onder meer het volgende:
„Pers en radio hebben meegedeeld, dat er
een bemiddelingsbureau is opgericht, met
als juridisch adviseur mr. A. J. Fokker uit
Den Haag, om de schadevergoeding te
regelen tegenover de Westduitse regering,
voor allen, die in welk opzicht ook, tijdens
de bezettingsjaren zijn gedupeerd. Men
behoeft slechts tegen storting van 15,
de hiervoor vastgestelde bescheiden op te
vragen via een postbus in Den Haag en
nadat de toegezonden formulieren inge
vuld zijn, wordt in samenwerking met een
Duits advocatenknatoor de schade ge
regeld.
De heren noemen ook al de bedragen er
bij, die voor 1958 en 1959 door de Rege
ring te Bonn beschikbaar worden gesteld,
neerkomende voor de buitenlanders op 60
percent van respectievelijk 1,7 miljard en
van 2,1 miljard D.M.
Als telegramadres hebben de oprichters
zich de naam „Nazischade" aangemeten,
terwijl de oproep zó is gesteld, dat een
ieder die zich op een bonafide opgestelde
schade kan beroepen, zich van uitbetaling
verzekerd mag houden.
Onze secretaris heeft zich met mr. A. J.
Fokker in verbinding gesteld, waarbij is
is gebleken dat de heren hun kennis van
zaken hadden geput uit een paar waarde
loze Duitse persberichten en dat zij van
de Duitse wet niets afwisten.
De juridische adviseur, die er dan toch
in ieder geval wat van weten moest, ver
wijst naar de andere leden van de kongsi,
die er ook niets van afweten.
Op de aanvragers berust, zo zeggen de
heren in een van de uitgezonden stukken,
geen bewijsplicht.
Er zou alleen rekening gehouden wor
den met de geloofwaardigheid van de aan
vrager, wat natuurlijk voor vele mensen,
die nooit aan terugbetaling van geleden
schade hebben mogen denken, zeer aan
trekkelijk zal zijn.
Wij willen niet de veronderstelling uit
spreken, dat dit bemiddelingsbureau er op
uit is óm tienduizenden postwissels te in
casseren van f 15,met de wetenschap
dat dit bij voorbaat weggegooid geld is.
Wat wij wél vaststellen is, dat het drie
manschap, dat van de gang van zaken iets
af weet, een poging heeft gedaan om meer
dan 100.000 mensen te benaderen met geen
andere vraag dan 15,te sturen aan een
bemiddelingsbureau Schadevergoeding
Slachtoffers Naziregiem onder een post
busnummer op grond van de verklaring,
in een circulaire omschreven, dat er ein
delijk aanvulling zal komen op de reeds op
29 juni 1956 in Duitsland aangenomen wet,
waarbij de slachtoffers van het Naziregiem
schadeloos zullen worden gesteld.
Nu reeds staat vast, dat een groot aan
tal mensen, die wel of geen nazi-slacht
offers zijn, er in gelopen zijn. Mr. Fokker
vertelde althans bij het onderhoud, dat er
al heel wat aanvragen zijn binnenge
komen.
Met nadruk wordt dezerzijds vastge
steld, dat er van de tot stand gekomen
regeling als door het driemanschap wordt
beweerd, geen sprake is.
Ook is er geen sprake van, dat de mil
jarden Duitse marken, die uitgetrokken
zijn voor schadeuitkeringen bestemd zijn
voor Nederlandse slachtoffers. Wel is
juist, dat sedert een paar jaar onderhan
delingen op hoog niveau worden gevoerd
door de Internationale Organisatie van
Ex-Politieke Gevangenen, de F.I.L.D.I.R.
De Nederlands Hervormde gemeente te
Heemskerk heeft maandag in het Vereni
gingsgebouw aan de M. van Heemskerk
straat een ontmoetingsavond gehouden.
Deze was speciaal bedoeld voor degenen
die zich de laatste maanden hier hebben
gevestigd.
Ondanks het zomerweer kan van een ge
slaagde bijeenkomst gesproken worden
omdat de publieke belangstelling goed was.
Na een openingswoord van ds. M. Wendte
sprak de ouderling-kerkvoogd de heer P.
de Graaf over de financiële situatie.
Uit zijn betoog bleek duidelijk dat
met de bevolkingstoeneming de uitbouw
van de Hervormde gemeente gelijke tred
moet houden, waarvoor offers gebracht
moeten worden. Ouderling T. Wentink ver
telde iets over de geschiedenis van deze
kerkelijke gemeente.
en eveneens door de bij de vereiste schade
loosstelling betrokken acht regeringen.
De ex-politieke gevangenen mogen zich
ervan verzekerd houden, dat hun belan
gen bij welslagen volkomen veilig zijn
gesteld zonder dat aan hen de verplichting
wordt opgelegd om gelden te storten voor
het indienen van hun schadegevallen.
Ook voor de ex-politieke gevangenen,
die geen lid van de bij de F.I.D.I.R. aan
gesloten verenigingen zijn, zullen bij wel
slagen via te vormen Stichtingen of Ver
enigingen van Ex-Politieke Gevangenen
in de uitwerking van de schadegevallen
worden betrokken.
Voor de Nederlandse Ex-Politieke ge
vangenen geldt dus handen af van het in
Den Haag gevestigde bemiddelingsbureau,
d?*: zich om bepaalde overwegingen het
lot heeft willen aantrekken van allen, die
zich het slachtoffer noemen van het Nazi
regiem en die voor f 15,blij worden ge
maakt met een dode mus.
Zaterdagmiddag heeft in de goedgevulde Amsterdamse
Stadsschouwburg de traditionele manifestatie naar aanleiding
van het eindexamen van de Academie voor dramatische kunst
„De Toneelschool" plaatsgehad. Dat is altijd een feestelijke
gebeurtenis. Met enige spanning zien de getrouwe liefhebbers
van het theaterleven de kennismaking tegemoet met de zojuist
afgestudeerde krachten, die aan de grote gezelschappen zullen
worden toegevoegd. Ditkeer was van die plezierige anticipatie
wel wat weggenomen, doordat men het thans gediplomeerde
viertal kort tevoren al proeven van bekwaamheid voor de
televisie had zien geven. Het is te hopen, dat men het in de
toekomst zo zal kunnen regelen, dat deze volgorde wordt om
gedraaid. Maar goed, het toneel is de kunst van de levende
adem van mens tot mens, zoals directeur W. Ph. Pos het na
afloop ongeveer zei en daarom gaat het tenslotte. Ver
wacht mag worden, dat ook de herhaling op dinsdagavond in
de Haarlemse Schouwburg een zaal vol hartelijke belang
stellenden zal trekken.
Het is overigens bijzonder moeilijk om naar aanleiding van
een dergelijke demonstratie een critische bespreking te leveren.
Zoals ter inleiding wordt opgemerkt: „Het programma hiervan
wordt in de eerste plaats bepaald door de mate, waarin de te
spelen fragmenten geschikt bleken als studiestof voor een klas,
waarvan de mógelijkheden Bepaald 'wérden door de aanleg
van de leerlingen en hun aantal". Men ziet bovendien deze
kandidaten geplaatst voor opgaven, ter voldoening waaraan zij
wellicht pas na jaren rijp zullen zijn. Het komt dus neer op
een „geestelijke en technische toetsing van hun mogelijkheden".
De consequentie daarvan is dat eventueel uit te brengen cri-
tiek over de hoofden van deze jonge mensen neerkomt op de
docenten, die hen in beide opzichten hebben gevormd. Aan een
dergelijke onoverzichtelijke zaak zal ik mij niet wagen, al moet
ik wel vaststellen dat er aan duidelijkheid van tekstvoordracht
en vooral in plastisch opzicht veel wensen onbevredigd bleven
Opvallend is voorts bij de gedane keuze, dat van slechts enkelen
der spelleraren werkstukken voor het voetlicht zijn gekomen.
Van de vier debutanten moet in de eerste plaats Ingeborg
Elzevier worden genoemd, die met gevoelige intelligentie blij
ken van veelzijdige mogelijkheden gaf, waarvan de toneel
groep „Theater" gaat profiteren en waarvoor zij als tweede
(na Sigrid Koetse) met de Top Naeffprijs werd onderscheiden.
Bijzonder opvallend (ondanks een vaak ongelukkige mise-en-
scène en zeer ontoereikend tegenspel) was haar vertolking van
de titelrol in gedeelten uit drie bedrijven van „Yerma" van
Federico Garcia Lorca (waarom worden in de programma's van
De Toneelschool toch nooit de vervaardigers der gebruikte ver
talingen genoemd?) en aantrekkelijk als komisch contrast haar
werkster in „Alleen" van Henri Duvernois.
Wil van Seist zal zijn komisch natuurtalent, dat hij op doel
treffende wijze heeft leren beheersen, in dienst van „Puck"
gaan stellen. Al had de opvoering allerminst de wat men noemt
„gedistingeerde" lichte komediestijl, toch zorgde hij in de
tweede akte van „Intimiteiten" van Noel Coward voor fiks
amusement, tezamen met Ingeborg Elzevier aldus een vrolijk
sluitstuk leverend van een „voorstelling" in de dubbele zin van
het woord, die met scènes uit „Othello" begon. „Leonce en
OPENBARE DEMONSTRATIE***!HET
piAATSEUlL 'm batevsStudAforAs.
VAN 59 MSI AF AAN DE KASSA
De vier geslaagden van links naar rechts: Femke Boersma,
Wil van Seist, Ingeborg Elzevier en Louis Bongers in een
gelukkige stemming bij de eerste tempel van hun voorland, de
Stadsschouwburg te Amsterdam, waar zij zaterdagmiddag in
het openbaar hun proeven van thans gediplomeerde bekwaam
heid hebben afgelegd.
Lena" van Büchner bleek voor deze aankomende krachten vrij
wel onspeelbaar te zijn, maar niettemin kreeg men gelegenheid
de tot de Nederlandse Comedie toegetreden „jeune amoureuze"
Femke Boersma (die men zich wellicht uit de Willem Parelfilm
herinnert) om haar heldere charme te waarderen. Louis Bon
gers die naar het zuiden gaat om bii „Ensemble" te spelen
werd door directeur Pos geprezen om de eerlijkheid, waarmee
hij te werk gaat bij het opbouwen van zijn rolfiguren uit zijn
persoonlijke ervaringen.
David Koning
De Stichting De Velser Gemeenschap
heeft haar sectie muziek een muzikfestival
doen voorbereiden dat op zaterdag 7 juni
in het park Velserbeek zal worden ge
houden met medewerking van negen der
bekendste plaatselijke korpsen.
De deelnemers zijn: de R.-K. Harmonie
„Soli Deo Gloria" uit Driehuis, onder lei
ding van J. Heeremans (uitgevoerd worden
o.m. de ouverture Magda en dte ouverture
Le Rocher Fantöme van Stazaw); de IJmui-
der Harmonie o.l.v. J. Groot met l'Italiana
in Algeri van Rossini in de bewerking van
Boudijn en de Valerius Suite van Meindert
Boekei; het jeugdorkest van de IJmuider
Harmonie eveneens onder J. Groot en met
de Johann Krieger Suite van A. Arend en
Les Moisetiers van Robert Martin; de Chr.
muziekvereniging „Wilhelmina" (dirigent
N. v. Duk) met Cassazione no. 1 van Boe-
dijn en de ouverture Fantastique van Go-
vaert. Het jeugdorkest van deze laatste
vereniging treedt onder leiding van N. v.
Dijk op met La Grappe d'Or van Delbecq
en Ballet Bergère van Francois.
De Hoogovenharmonie heeft onder lei
ding van W. Stein eveneens ingeschreven
en brengt de tweede Dansensuite van Meu-
lemans en de eerste Slavische Rhapsodie
van Friedeman ten gehore; het Santpoort-
se „Wilhelmina" komt onder J. Groot met
de Foster Ouverture van Boedijn en de
Irish Suite van dezelfde componist, waar
na St. Caecilia en De Eendracht uit Velsen-
Noord de rij sluiten; de eerste met o.m. de
ouverture Allessandro Stradella van Von
Flotow en de ouverture d'Iphégenie en
Aulide van Von Glück. De Eendracht
brengt onder leiding van C. Luttik Detibes'
„Le roi s'amuse" en Verdi's ouverture tot
„Nabucco".
HOOGDRAADKUNST IN HEEMSKERK
Dinsdagmiddag en -avond (heden) vinden
op een terrein nabij de Zaalberglaan te
Heemskerk voorstellingen plaats van een
aantal artiesten die zich op de hoogdraad
hebben gespecialiseerd. Het koord wordt
vijftien meter hoog gespannen.
Zaterdag en zondag is in Haarlem het
congres van de Nederlandse Culturele
Sportbond gehouden, dat begon met een
openingswoord door de voorzitter van de
federatie Haarlem van de N.C.S., de
heer B. Schraa, die tevens de bondsvlag
van de Arnhemse federatie overnam.
Hierna hield de voorzitter van de N.C.S.,
de heer II. Stapel, een inleiding waarin
hij mededeelde, dat de Bond op het ogen
blik bijna 18.000 leden telt en dat er nieu
we verenigingen opgericht zijn in Eindho
ven, Heerlen, Waubach, Maastricht, Sit-
tard en Beverwijk. In zijn inleiding zei de
heer Stapel onder meer, dat de sportbe-
weging in een periode verkeert van ken
tering, waardoor de eigenlijke jeugdbewe
ging haar greep op de jeugd in voortgaan
de mate ziet dalen. De sportbeweging
wordt daardoor hoe langer hoe meer een
jeugdbeweging, hetgeen uiteraard voor de
besturen grote consequenties met zich
meebrengt.
Spreker noemde het een ramp, dat de
zo voorzichtig begonnen subsidie van de
overheid aan de diverse sportorganisaties
weer is ingekrompen en dat het toch al
lage voorzieningsniveau in de sport door
de bestedingsbeperking het zwaarst is ge
troffen.
Bovendien wordt de sport een andere bron
van inkomsten onthouden, waarbij spreker
dacht aan de toto. De N.C.S. meent, al
dus de heer Stapel, dat de huidige situa
tie onjuist is. Daarbij is namelijk sprake
van een sterker bevoordeling van de voet
balsport en de N.C.S is dan ook voor een
algemene sporttotalisator onder rijkstoe-
zicht.
Sprekend over het tekort aan accommoda
tie voor de sport was de heer Stapel van
oordeel, dat in Nederland over tien jaar
over een noodtoestand gesproken kan wor
den. Reeds 65 pet. van de gemeenten heeft
geen overdekte of openluchtzwembaden;
er zijn 500 sporthallen nodig en ongeveer
2000 gymnastieklokalen. In 1957 zijn voor
424 nieuwe scholen bouwvergunningen uit
gereikt zonder gymnastiekloka 1.
Een sportnota van de regering aan de
Tweede Kamer zou, aldus spreker, deze
tekorten kunnen aantonen, maar ook dit
voorstel heeft geen doorgang gevonden.
De N.C.S. heeft dan ook medewerking ver
leend aan de sportnota van het N.O.C.
De N.C.S. geeft voorts zijn medewer-
kine aan de voorbereiding van een nieu
we Nederlandse Sportfederatie waarin,
aldus de heer Stapel, de N.C.S. zijn eigen
kracht moet blijven ontwikkelen. Daarbij
zal men vooral moeten blijven letten op
het feit, dat sport een middel tot vorming
is, dat een veelzijdige oefening noodzake
lijk is voor het opvoeren van het prestatie
vermogen en dat men moet waken voor
een opgeschroefde reglementering met
een groot aantal straffen. Men moet, vol
gens de N.C.S., meer denken aan de on
geschreven regels die veel sterker zijn
dan de geschreven wetten.
Voorts deelde de heer Stapel mee, dat het
eigen bondsleven in de N.C.S. gedurende
de afgelopen twee jaar behoorlijk ontwik
keld is. Er is grote aandacht geschonken
aan de kaderscholen en na een driejarige
opleidingsperiode worden er thans in juli
voor het eerst in de geschiedenis van de
Nederlandse Culturele Sportbond de offi
cieel erkende gymnastiekleidersdiploma's
uitgegeven na een examen onder rijkstoe-
zicht. Met een oproep aan de congressis
ten om zich te weren tegen de opgeschroef
de sensatiesport besloot de heer Stapel deze
openingstoespraak.
Hierna hield de heer E. Kupers, voorzit-
1 ter van de landelijke contactraad voor de
Maandagmiddag omstreeks 12 uur is een
schuur met landbouwwerktuigen, eigen
dom van de gebroeders D. uit Beverwijk
tot de grond toe afgebrand. De brandweer
was bij de schuur, die stond bij de Rijks
straatweg nabij de Oosterstreng te Heems
kerk, snel ter plaatse, maar kon het vuur
niet tijdig onder controle krijgen.
gemeentelijke bemoeienissen met de licha
melijke opvoeding en de sport, een inlei
ding, waarin hij onder meer wees op het
gebrek aan zalen en sporthallen en op het
belang van het „open-deur-sportwerk"
waardoor een ieder in de gelegenheid ge
steld wordt de een of andere sport te be
oefenen zonder gebonden te zijn aan een
organisatie.
De verkiezing van het bondsbestuur had
de volgende uitslag: voorzitter: H. Stapel,
secretaris: J. Meijer, penningmeester: H.
J. ten Brink, tweede voorzitter: J. van der
leer, tweede secretaris: H. P. van Hagen,
vertegenwoordiger gewest west I: A. van
Lindhout (IJmuiden).
Het congres nam tenslotte een motie aan,
waarin het zijn verontrusting uitspreekt
over het stijgend tekort aan sportaccom
modaties. Tevens roept het congres op tot
waakzaamheid tegen de gevaren, die in
de verzakelijking van de sportbeweging lig
gen. In de motie wordt de verlaging van
de rijkssubsidie aan de sportverenigingen
voorts ernstig betreurd en het congres
acht het de taak van de overheid om een
gunstig klimaat voor de ontwikkeling van
de sport te scheppen waaronder ook de re
geling van de sporttotalisator wordt gere
kend. Voorts acht het congres het een
ongewenste stiuatie, dat bij de bestaande
toto slechts één tak van sport wordt be
voordeeld. Het congres spreekt zich uit
voor een algemene totalisator onder me
deverantwoordelijkheid van de rijksover
heid. Deze toto dient te voldoen aan de
rechtovertuiging van het Nederlandse volk
en alle sportbonden moeten uit de op
brengst hun aandeel ontvangen.
Onder de vele gasten bij dit congres be
vond zich de heer Jules Devlieger, secre
taris van het Internationaal Comité voor
Arbeiderssport te België.