Exclusief interview met Galina Oelanova SetonIÉLschoou EINDEXAMEN ^Brieven aan de redactie „Bij sportbeoefening moet gewaakt worden voor overdreven reglementen" De „Top Naeffprijs" thans voor Ingeborg Elzevier BIJ HET BOLSJOI BALLET IN PARIJS Tien woorden Duits A Heen realisme Alles toegestaan Geen doorbraak Ontmoetingsavond voor Hervormde gemeente Eindexamen Toneelschool 2ATERDA6 51 HEI mesgs Nb mm Zaterdag muziekfeest in park Velserbeek Congres Nederlandse Culturele Sportbond NCS spreekt zich in motie uit voor algemene toto Schuur uitgebrand DINSDAG 3 JUNI 1958 „Voila madame, exacte comme toujours!" zegt de tolk, even goedkeurend zijn intelligente ogen tot een slavische spleet vernauwend, als inderdaad precies om twee uur de prima ballerina assoluta Galina Oelanova de studio André Mes- sager op de tweede verdieping van de Parijse Opera binnen treedt. Het is misschien nauwelijks bedoeld als een compli ment: de Russen verwachten van hun dansers en danseressen niet alleen een volmaakte precisie op het toneel, maar ook een stipte (men mag wel zeggen rigoureuze) gehoorzaamheid aan de regels van het maatschappelijk verkeer daarbuiten. Men onderwerpt zich aan de discipline, die trouwens tradi tioneel is, nog stammend uit de tijd dat de balletten van Moskou en vooral van het toenmalige Sint Petersburg tot de keurtroepen van de tsaar behoorden, met de inspirerende zekerheid, dat wetten er zijn om de vrijheid mogelijk te maken. Dat wij onder het begrip vrijheid iets anders ver staan, behoeft geen afbreuk te doen aan de waarde van dit beginsel. Men bemerkt aan alles, vooral tijdens een repetitie, hoezeer de dansers (ook de meermalen gelauwerde en daar door tot multimiljonair en bevorderde solisten) zich beschou wen als dienaren van de kunst-aan-het-volk en zich dienover eenkomstig met opgewekte wilskracht en niets aan het toeval overlatende zorgvuldigheid daaraan wijden. Doch voor ons mijn collega C. Nicolai van Het Parool en mij klinkt de geciteerde opmerking als een bevestiging van de betekenis, die ook door de boven al haar voorgangsters en tijdgenoten verheven ster aan het firmament in het rijk van Terpsichore aan dit zo moeizaam verworven vraaggesprek wordt gehecht. Wij wisten het al van vier jaar geleden, toen wij als enigen van de tientallen uit alle delen van Europa en Amerika naar Parijs gekomen journalisten door haar gedurende bijna ander half uur werden ontvangen, hoezeer het getuigen haar een behoefte is, niet alleen door de dans maar ook in woord en geschrift. Want zij gelóóft in het psychologisch verantwoorde, romantische realisme van het Sovjetrussische ballet met een door geen teleurstellingen geschokte, haar een aureool van muzische heiligheid verlenende zekerheid, die het begrijpe lijk maakt dat zij zich altijd tot de rol van Jeanne ctArc aan getrokken heeft gevoeld. Intussen en ondanks dit alles was het niet gemakkelijk geweest met haar in con tact te treden, ofschoon wij daartoe door de oppermachtige directeur van het Bol- sjoi Ballet, professor Michael Tsjoelaki, de even geleerde als gesloten minister van schone kunsten, gemachtigd waren. Hij had ons zelfs haar Parijse adres gegeven, maar in het Grand Hotel bleek de telefoon een verbindingsmiddel te zijn, dat zijn doelmatigheid verliest als men niet over een gemeenschappelijke taal beschikt. In de Franse kranten lazen wij dagelijks ver ontschuldigingen aan de lezers over het uitblijven van interviews. Een verslagge ver van de „Figaro" verzuchtte in zijn kolommen: „De Russische danseressen hul len zich in onverstaanbaarheid, zij willen zelfs hun namen niet zeggen, noch pose ren voor de fotograaf!" Nu moet men niet denken dat de Franse journalisten door de bliksemsnelle opeenvolging van onbegrij pelijke politieke verwikkelingen niets an ders wilden om hun clientèle mee bezig houden, want niet slechts hadden zij door de ingrijpende censuur op de staatkundige berichtgeving ruimte genoeg ter beschik king, bovendien waren zij begerig naar wat rooskleurige afwisseling in het nieuws. Het bovengenoemde dagblad publiceerde bijvoorbeeld op de voorpagina van de edi tie met de zeskoloms kop „De Gaulle: Ik kom!" tevens de verluchte mededeling dat de badpakken deze zomer weer uit één stuk zullen bestaan, het liefst van gebloem de stof. Wat de Russische dansers betreft werd alleen geopenbaard, dat dezen van spersiebonen houden en mineraalwater drinken. Tijdens de lunch, dinsdagmiddag, in een restaurant tegenover de bibliotheek van de Opera, zag ik plotseling Oelanova lo pen in een roodharige mantel en in gezel schap van een gesnorde, ietwat kaalhoof dige heer. Onmiddellijk liet ik de niertjes met champignons in de steek, maakte een overhaaste omweg dwars door het snelver keer over de Place Gamier en door de Rue Scribe om haar kalm en als toevallig tegemoet te lopen en vlak bij een gebeeld houwde leeuw op een console met een af fiche, waarop haar optreden stond aange kondigd, aan te spreken met een mengel moes van uitheems? klanken, dat het meest geleek op de woordenschat van kinderen, die denken dat zij een nieuwe taal hebben lezer bij de Parijse radio stellig niet als een vreemdeling zou opvallen.... In de tijd tussen beide gesprekken heeft Galina Oelanova, minder nerveus dan vier jaar ge leden, zich kennelijk meer op haar gemak voelend in een nieuwe omgeving nu zij reizend naar Engeland, Amerika en China heeft gemaakt, een album met foto's van Serge Lido gekocht. Zij heeft nooit een Galina Oelanova (hier met Alexandre Lapaoeri als Paris) in „Romeo en Ju lia" van Lavrovski en Prokovjev. balletvoorstelling van een Europees ge zelschap gezien. Zij gelooft niet in de le vensvatbaarheid van wat men het „ab stracte" ballet noemt. Zij zegt: Onder- werploze balletten zijn in Rusland onbe staanbaar. De massa, tot wie wij ons rich ten, zou er niets van begrijpen. Wij ge- „Bcdlet moet uitgaan van een gedachte, beweging een hartstocht uitdrukken" uitgevonden. Het zal vooral verbazing zijn geweest, die haar tot glimlafchende aan dacht bewoog. Ik had mijn boek „Levend Ballet" bij me, schreef daarin een Franse opdracht aan haar, wees haar achtereen volgens op haar foto en op de samenvat ting van mijn indrukken van onze ont moeting, speciaal op het jaartal 1954 en de naam van het Hotel Commodore, waar zij toen logeerde. Vriendelijk nam zij het ge schenk in ontvangst en maakte een voor stellend gebaar aan de man, die haar echt genoot bleek te zijn: Vadym Ryndin, eer- te decorontwerper van het Bolsjoi Theater in Moskou, die naar zijn zeggen tien woor den Duits tot zijn beschikking had, genoeg nm tot een afspraak te komen: de volgende middag om half één bij de portier van de artiesteningang van de Opera. En zo zaten wij woensdag in de studio en requisietenkamer, die naar André Mès- sager is genoemd, een in hetzelfde jaar als Sêrge de Diaghilev - 1929 - overleden com ponist van operettes en balletmuziek, te vens een internationaal vermaarde diri gent. Wij namen plaats op een paar stoelen tussen een vergulde harp en verzilverde vleugel onder het toeziend oog van de le vensgrote pop, waarin de vertolker van de rol van de Astroloog in „Coppélia" (twee de akte) zich bij de vertoningen van dit Franse paradestuk opstelt. De heer Ryn din bleek een welwillende bemiddelaar te zijn, maar met zelfs het driedubbele van tien woorden Duits kwamen we niet ver. Wij vernamen met horten en stoten alleen dat Oelanova ideaal om een chereografie te maken voor een ballet over Jeanne d' Are niet in vervulling was gegaan. Wel was enkele maanden geleden het leven van de maagd van Orleans in balletvorm her schapen. doch had in een zetting van B. P. Boermeister naar een sterk van de Franse geschiedenis afwijkend libretto van Boris Pletneva de veelbelovende Eleonora Vlas- sova de titelrol toegewezen gekregen. Oela- nova's aandeel - „choreografie is een vak apart" - had zich beperkt tot het geven van aanwijzingen op grond van de studies, die zij over het heldhaftige meisje uit Do- rémy had gemaakt. Dat wisten wij al uit een Frans tijdschrift, op het omslag waar van zij onmiddelllijk Yvette Chauviré her kende. die thans met het ballet van de Parijse Opera in Moskou een tegenbezoek brengt. De onmogelijkheid van verdere, zinrijke conversatie inziende was het mevrouw Oelanova, die een nieuwe afspraak voor stelde, waarbij zij zou zorgen voor een tussenpersoon. Op dezelfde plaats, om twee uur. En hier begint dit artikel op nieuw. De tolk sprak de Franse taal zo danig zonder accent, dat hij als nieuws- bruiken een conventionele techniek om er een nieuwe zin aan te geven, om er de waarden van het algemeen menselijke mee uit te drukken. Realisme is voorwaar de voor elke kunst, die immers op her kenning moet berusten. Dat geldt ook voor werken uit het repertoire van het ver leden, zoals Giselle of Het Zwanenmeer". Om niet direct in een theoretisch dis puut verstrikt te raken vragen wij haar mening over het optreden van het Bolsjoi Ballet in 1956 te Londen, die ook in Ne derland veel belangstelling heeft getrok ken. Het antwoord: „Als men in aanmer king neemt, dat deze film op één avond werd gemaakt, na een gewone voorstelling, toen dus iedereen doodmoe was, is het resultaat uitstekend en zeker representa tief voor het peil van het ballet in het Rusland van nu". Bij wijze van welge meend compliment verklaren wij, dat zij alleen reeds door haar gefilmde Giselle een vereerd begrip, een levend model van superieure interpretatiekunst is geworden. Zij vertelt hoeveel baat zij heeft gevonden bij de bestudering van het „systeem" van Konstantin Stanislavsky voor de toneel speler om te voldoen aan de eis van het Russische humanisme: alles door de mens, alles voor de mens. Men vraagt zich, dit alles lezende, mis schien af waarom wij zoveel prijs stelden op een onderhoud met een danseres. Voor velen immers is een danseres nog steeds een even lichtzinnig als lichtvoetig vrouws persoon, die naar het woord van Heine alleen kan „denken met haar benen". Die opvatting moet men maar afschrijven in het vergeetboek der histörie. Maar in dit geval komt daar bij, dat Oelanova niet alleen een fenomenale toneelpersoonlijk heid is, vier keer met de Stalinprijs onder scheiden, doch bovendien de auteur van enkele autobiografische en theoretische boeken, brochures en artikelen, die ons een betere indruk geven van de stand van artistieke zaken in de Sovjet-Unie dan de oublikaties van litteraire specialisten, die doorgaans als bronnen van objectieve in formatie weinig waarde hebben. Onze vol gende vraag geldt de techniek Verschilt de Russische training van de Westeuro- pese, bedient men zich van andere passen? Oelanova is opgevoed volgens de ook hier bekende methode van Agrippina Vaganova en heeft veel te danken aan haar moeder, Maria Romanova, een bekende lerares. Haar vader was balletmeester. Zij heeft de indruk, dat vooral in Amerika (de school van haar gewezen landgenoot Balanchine) de expressiviteit van de pure beweging groter is. Maar zij stelt daar tegenover dat in Rusland de danstaal is verrijkt met an dere middelen, die onmiddellijk tot de ge wone burger spreken. Oelanova zegt: „In het ballet is alles toegestaan. De kunst is zo breed, dat iedere uitdrukkingsvorm erin opgenomen kan worden. Elke beweging kan zinrijk zijn, als die maar een inhoud heeft, als er een gedachte achterstaat, als er een hartstocht door wordt overgedragen, als er een begrip door verheldert". Dat is voor ons een ou derwetse, althans beperkte opvatting. Naar mijn mening ontwikkelt het ballet zich uit de afhankelijkheid van zusterkunsten als muziek en litteratuur naar een zelfstan dige organisatie met een scheppende in plaats van een ontleende symboliek. Voor haar is dit „een spel van estheten" dat „de massa niet ontroert". Goed, wij zullen daar niet over twisten. Wij hebben bij de Russische balletten nu eenmaal te doen met een vertolkende kunst en Oelanova vertelt ons hoeveel baat zij heeft gevon den bij de bestudering van schilderijen en van voortbrengselen van letterkunde, waarbij zij Shakespeare en Poesjkin voor opstelt. Door voortdurende studie heeft zij steeds meer materiaal gevonden om zich in de omstandigheden van haar rolfiguren in te leven. Het komt bij de uitbeelding niet alleen aan op invoelen in een zielstoe stand, maar ook op een consequent dóór denken van motieven en op een zich ver plaatsen in de sociale verhoudingen: „Als ik voor de voorstelling het toneel betreed, dan verschuif ik altijd een stoel en kijk in de nagemaakte spiegel, al weet ik dat ik daar niets zie. Ik moet mij er thuis voelen". Geen wonder dat Oelanova pen bij uit stek lyrische danseres is, vermaard om haar melodische lijnen en de subtiele plas tiek, waarmee zij het gevoelsleven tot uit drukking brengt.Oelanova danst de liefde, heeft een Russische criticus eens over haar geschreven - en dnt is dan toch een ab stractie, zij het dan dat zij het bijzondere geval tot het algemene plan verheft. Veel van haar illusies zijn niet^in ver vulling gegaan. Het publiielk groeit nog steeds, maar jonge talenten zijn zeldzaam. Talent, zegt zij, is niet alleen een aange boren gave. maar ook de behoefte en de volharding om te werken. Heeft de Sovjet- Unie de danskunst een nieuw gezicht ge geven? Vier jaar geleden verwachtte zij een beslissende doorbraak. Nu verklaart zij: ..Het Bolsjoi Theater levert twee pro- duktis per jaar. Er worden wel experi menten ondernomen, maar de meeste van deze proefnemingen komen niet tot ver toning. omdat hun waarde nog niet ver gelijkbaar is met die van de standaard werken van het repertoire. Wij zijn be scheiden mensen, die zeer hoge eisen stel len". Zij vertelt tenslotte, dat men nu be zig is „Othello" tot een ballet te bewerken en dat zij hoopt op een uitwisseling van leraren en choreografen. Alicia Alonso en Beryl Grey hebben al in Rusland gewerkt. Speciaal wat betreft de elegantie van op treden kunnen de Russische dansers nog veel leren, heeft Leonide Lavrovski ver klaard. Maar geldt dat ook voor Oelanova? Zii is nu achtenveertig, maar zij maakt zelfs in een eenvoudig mantelpak de in- indruk - hoewel zij allerminst mooi is in de commerciële zin van dat woord - van een superieure lieftalligheid. David Koning (Verkort weergegeven) Expogé contra „Nazischade". Het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Ex- Politieke Gevangenen uit de Bezettings tijd schrijft ons onder meer het volgende: „Pers en radio hebben meegedeeld, dat er een bemiddelingsbureau is opgericht, met als juridisch adviseur mr. A. J. Fokker uit Den Haag, om de schadevergoeding te regelen tegenover de Westduitse regering, voor allen, die in welk opzicht ook, tijdens de bezettingsjaren zijn gedupeerd. Men behoeft slechts tegen storting van 15, de hiervoor vastgestelde bescheiden op te vragen via een postbus in Den Haag en nadat de toegezonden formulieren inge vuld zijn, wordt in samenwerking met een Duits advocatenknatoor de schade ge regeld. De heren noemen ook al de bedragen er bij, die voor 1958 en 1959 door de Rege ring te Bonn beschikbaar worden gesteld, neerkomende voor de buitenlanders op 60 percent van respectievelijk 1,7 miljard en van 2,1 miljard D.M. Als telegramadres hebben de oprichters zich de naam „Nazischade" aangemeten, terwijl de oproep zó is gesteld, dat een ieder die zich op een bonafide opgestelde schade kan beroepen, zich van uitbetaling verzekerd mag houden. Onze secretaris heeft zich met mr. A. J. Fokker in verbinding gesteld, waarbij is is gebleken dat de heren hun kennis van zaken hadden geput uit een paar waarde loze Duitse persberichten en dat zij van de Duitse wet niets afwisten. De juridische adviseur, die er dan toch in ieder geval wat van weten moest, ver wijst naar de andere leden van de kongsi, die er ook niets van afweten. Op de aanvragers berust, zo zeggen de heren in een van de uitgezonden stukken, geen bewijsplicht. Er zou alleen rekening gehouden wor den met de geloofwaardigheid van de aan vrager, wat natuurlijk voor vele mensen, die nooit aan terugbetaling van geleden schade hebben mogen denken, zeer aan trekkelijk zal zijn. Wij willen niet de veronderstelling uit spreken, dat dit bemiddelingsbureau er op uit is óm tienduizenden postwissels te in casseren van f 15,met de wetenschap dat dit bij voorbaat weggegooid geld is. Wat wij wél vaststellen is, dat het drie manschap, dat van de gang van zaken iets af weet, een poging heeft gedaan om meer dan 100.000 mensen te benaderen met geen andere vraag dan 15,te sturen aan een bemiddelingsbureau Schadevergoeding Slachtoffers Naziregiem onder een post busnummer op grond van de verklaring, in een circulaire omschreven, dat er ein delijk aanvulling zal komen op de reeds op 29 juni 1956 in Duitsland aangenomen wet, waarbij de slachtoffers van het Naziregiem schadeloos zullen worden gesteld. Nu reeds staat vast, dat een groot aan tal mensen, die wel of geen nazi-slacht offers zijn, er in gelopen zijn. Mr. Fokker vertelde althans bij het onderhoud, dat er al heel wat aanvragen zijn binnenge komen. Met nadruk wordt dezerzijds vastge steld, dat er van de tot stand gekomen regeling als door het driemanschap wordt beweerd, geen sprake is. Ook is er geen sprake van, dat de mil jarden Duitse marken, die uitgetrokken zijn voor schadeuitkeringen bestemd zijn voor Nederlandse slachtoffers. Wel is juist, dat sedert een paar jaar onderhan delingen op hoog niveau worden gevoerd door de Internationale Organisatie van Ex-Politieke Gevangenen, de F.I.L.D.I.R. De Nederlands Hervormde gemeente te Heemskerk heeft maandag in het Vereni gingsgebouw aan de M. van Heemskerk straat een ontmoetingsavond gehouden. Deze was speciaal bedoeld voor degenen die zich de laatste maanden hier hebben gevestigd. Ondanks het zomerweer kan van een ge slaagde bijeenkomst gesproken worden omdat de publieke belangstelling goed was. Na een openingswoord van ds. M. Wendte sprak de ouderling-kerkvoogd de heer P. de Graaf over de financiële situatie. Uit zijn betoog bleek duidelijk dat met de bevolkingstoeneming de uitbouw van de Hervormde gemeente gelijke tred moet houden, waarvoor offers gebracht moeten worden. Ouderling T. Wentink ver telde iets over de geschiedenis van deze kerkelijke gemeente. en eveneens door de bij de vereiste schade loosstelling betrokken acht regeringen. De ex-politieke gevangenen mogen zich ervan verzekerd houden, dat hun belan gen bij welslagen volkomen veilig zijn gesteld zonder dat aan hen de verplichting wordt opgelegd om gelden te storten voor het indienen van hun schadegevallen. Ook voor de ex-politieke gevangenen, die geen lid van de bij de F.I.D.I.R. aan gesloten verenigingen zijn, zullen bij wel slagen via te vormen Stichtingen of Ver enigingen van Ex-Politieke Gevangenen in de uitwerking van de schadegevallen worden betrokken. Voor de Nederlandse Ex-Politieke ge vangenen geldt dus handen af van het in Den Haag gevestigde bemiddelingsbureau, d?*: zich om bepaalde overwegingen het lot heeft willen aantrekken van allen, die zich het slachtoffer noemen van het Nazi regiem en die voor f 15,blij worden ge maakt met een dode mus. Zaterdagmiddag heeft in de goedgevulde Amsterdamse Stadsschouwburg de traditionele manifestatie naar aanleiding van het eindexamen van de Academie voor dramatische kunst „De Toneelschool" plaatsgehad. Dat is altijd een feestelijke gebeurtenis. Met enige spanning zien de getrouwe liefhebbers van het theaterleven de kennismaking tegemoet met de zojuist afgestudeerde krachten, die aan de grote gezelschappen zullen worden toegevoegd. Ditkeer was van die plezierige anticipatie wel wat weggenomen, doordat men het thans gediplomeerde viertal kort tevoren al proeven van bekwaamheid voor de televisie had zien geven. Het is te hopen, dat men het in de toekomst zo zal kunnen regelen, dat deze volgorde wordt om gedraaid. Maar goed, het toneel is de kunst van de levende adem van mens tot mens, zoals directeur W. Ph. Pos het na afloop ongeveer zei en daarom gaat het tenslotte. Ver wacht mag worden, dat ook de herhaling op dinsdagavond in de Haarlemse Schouwburg een zaal vol hartelijke belang stellenden zal trekken. Het is overigens bijzonder moeilijk om naar aanleiding van een dergelijke demonstratie een critische bespreking te leveren. Zoals ter inleiding wordt opgemerkt: „Het programma hiervan wordt in de eerste plaats bepaald door de mate, waarin de te spelen fragmenten geschikt bleken als studiestof voor een klas, waarvan de mógelijkheden Bepaald 'wérden door de aanleg van de leerlingen en hun aantal". Men ziet bovendien deze kandidaten geplaatst voor opgaven, ter voldoening waaraan zij wellicht pas na jaren rijp zullen zijn. Het komt dus neer op een „geestelijke en technische toetsing van hun mogelijkheden". De consequentie daarvan is dat eventueel uit te brengen cri- tiek over de hoofden van deze jonge mensen neerkomt op de docenten, die hen in beide opzichten hebben gevormd. Aan een dergelijke onoverzichtelijke zaak zal ik mij niet wagen, al moet ik wel vaststellen dat er aan duidelijkheid van tekstvoordracht en vooral in plastisch opzicht veel wensen onbevredigd bleven Opvallend is voorts bij de gedane keuze, dat van slechts enkelen der spelleraren werkstukken voor het voetlicht zijn gekomen. Van de vier debutanten moet in de eerste plaats Ingeborg Elzevier worden genoemd, die met gevoelige intelligentie blij ken van veelzijdige mogelijkheden gaf, waarvan de toneel groep „Theater" gaat profiteren en waarvoor zij als tweede (na Sigrid Koetse) met de Top Naeffprijs werd onderscheiden. Bijzonder opvallend (ondanks een vaak ongelukkige mise-en- scène en zeer ontoereikend tegenspel) was haar vertolking van de titelrol in gedeelten uit drie bedrijven van „Yerma" van Federico Garcia Lorca (waarom worden in de programma's van De Toneelschool toch nooit de vervaardigers der gebruikte ver talingen genoemd?) en aantrekkelijk als komisch contrast haar werkster in „Alleen" van Henri Duvernois. Wil van Seist zal zijn komisch natuurtalent, dat hij op doel treffende wijze heeft leren beheersen, in dienst van „Puck" gaan stellen. Al had de opvoering allerminst de wat men noemt „gedistingeerde" lichte komediestijl, toch zorgde hij in de tweede akte van „Intimiteiten" van Noel Coward voor fiks amusement, tezamen met Ingeborg Elzevier aldus een vrolijk sluitstuk leverend van een „voorstelling" in de dubbele zin van het woord, die met scènes uit „Othello" begon. „Leonce en OPENBARE DEMONSTRATIE***!HET piAATSEUlL 'm batevsStudAforAs. VAN 59 MSI AF AAN DE KASSA De vier geslaagden van links naar rechts: Femke Boersma, Wil van Seist, Ingeborg Elzevier en Louis Bongers in een gelukkige stemming bij de eerste tempel van hun voorland, de Stadsschouwburg te Amsterdam, waar zij zaterdagmiddag in het openbaar hun proeven van thans gediplomeerde bekwaam heid hebben afgelegd. Lena" van Büchner bleek voor deze aankomende krachten vrij wel onspeelbaar te zijn, maar niettemin kreeg men gelegenheid de tot de Nederlandse Comedie toegetreden „jeune amoureuze" Femke Boersma (die men zich wellicht uit de Willem Parelfilm herinnert) om haar heldere charme te waarderen. Louis Bon gers die naar het zuiden gaat om bii „Ensemble" te spelen werd door directeur Pos geprezen om de eerlijkheid, waarmee hij te werk gaat bij het opbouwen van zijn rolfiguren uit zijn persoonlijke ervaringen. David Koning De Stichting De Velser Gemeenschap heeft haar sectie muziek een muzikfestival doen voorbereiden dat op zaterdag 7 juni in het park Velserbeek zal worden ge houden met medewerking van negen der bekendste plaatselijke korpsen. De deelnemers zijn: de R.-K. Harmonie „Soli Deo Gloria" uit Driehuis, onder lei ding van J. Heeremans (uitgevoerd worden o.m. de ouverture Magda en dte ouverture Le Rocher Fantöme van Stazaw); de IJmui- der Harmonie o.l.v. J. Groot met l'Italiana in Algeri van Rossini in de bewerking van Boudijn en de Valerius Suite van Meindert Boekei; het jeugdorkest van de IJmuider Harmonie eveneens onder J. Groot en met de Johann Krieger Suite van A. Arend en Les Moisetiers van Robert Martin; de Chr. muziekvereniging „Wilhelmina" (dirigent N. v. Duk) met Cassazione no. 1 van Boe- dijn en de ouverture Fantastique van Go- vaert. Het jeugdorkest van deze laatste vereniging treedt onder leiding van N. v. Dijk op met La Grappe d'Or van Delbecq en Ballet Bergère van Francois. De Hoogovenharmonie heeft onder lei ding van W. Stein eveneens ingeschreven en brengt de tweede Dansensuite van Meu- lemans en de eerste Slavische Rhapsodie van Friedeman ten gehore; het Santpoort- se „Wilhelmina" komt onder J. Groot met de Foster Ouverture van Boedijn en de Irish Suite van dezelfde componist, waar na St. Caecilia en De Eendracht uit Velsen- Noord de rij sluiten; de eerste met o.m. de ouverture Allessandro Stradella van Von Flotow en de ouverture d'Iphégenie en Aulide van Von Glück. De Eendracht brengt onder leiding van C. Luttik Detibes' „Le roi s'amuse" en Verdi's ouverture tot „Nabucco". HOOGDRAADKUNST IN HEEMSKERK Dinsdagmiddag en -avond (heden) vinden op een terrein nabij de Zaalberglaan te Heemskerk voorstellingen plaats van een aantal artiesten die zich op de hoogdraad hebben gespecialiseerd. Het koord wordt vijftien meter hoog gespannen. Zaterdag en zondag is in Haarlem het congres van de Nederlandse Culturele Sportbond gehouden, dat begon met een openingswoord door de voorzitter van de federatie Haarlem van de N.C.S., de heer B. Schraa, die tevens de bondsvlag van de Arnhemse federatie overnam. Hierna hield de voorzitter van de N.C.S., de heer II. Stapel, een inleiding waarin hij mededeelde, dat de Bond op het ogen blik bijna 18.000 leden telt en dat er nieu we verenigingen opgericht zijn in Eindho ven, Heerlen, Waubach, Maastricht, Sit- tard en Beverwijk. In zijn inleiding zei de heer Stapel onder meer, dat de sportbe- weging in een periode verkeert van ken tering, waardoor de eigenlijke jeugdbewe ging haar greep op de jeugd in voortgaan de mate ziet dalen. De sportbeweging wordt daardoor hoe langer hoe meer een jeugdbeweging, hetgeen uiteraard voor de besturen grote consequenties met zich meebrengt. Spreker noemde het een ramp, dat de zo voorzichtig begonnen subsidie van de overheid aan de diverse sportorganisaties weer is ingekrompen en dat het toch al lage voorzieningsniveau in de sport door de bestedingsbeperking het zwaarst is ge troffen. Bovendien wordt de sport een andere bron van inkomsten onthouden, waarbij spreker dacht aan de toto. De N.C.S. meent, al dus de heer Stapel, dat de huidige situa tie onjuist is. Daarbij is namelijk sprake van een sterker bevoordeling van de voet balsport en de N.C.S is dan ook voor een algemene sporttotalisator onder rijkstoe- zicht. Sprekend over het tekort aan accommoda tie voor de sport was de heer Stapel van oordeel, dat in Nederland over tien jaar over een noodtoestand gesproken kan wor den. Reeds 65 pet. van de gemeenten heeft geen overdekte of openluchtzwembaden; er zijn 500 sporthallen nodig en ongeveer 2000 gymnastieklokalen. In 1957 zijn voor 424 nieuwe scholen bouwvergunningen uit gereikt zonder gymnastiekloka 1. Een sportnota van de regering aan de Tweede Kamer zou, aldus spreker, deze tekorten kunnen aantonen, maar ook dit voorstel heeft geen doorgang gevonden. De N.C.S. heeft dan ook medewerking ver leend aan de sportnota van het N.O.C. De N.C.S. geeft voorts zijn medewer- kine aan de voorbereiding van een nieu we Nederlandse Sportfederatie waarin, aldus de heer Stapel, de N.C.S. zijn eigen kracht moet blijven ontwikkelen. Daarbij zal men vooral moeten blijven letten op het feit, dat sport een middel tot vorming is, dat een veelzijdige oefening noodzake lijk is voor het opvoeren van het prestatie vermogen en dat men moet waken voor een opgeschroefde reglementering met een groot aantal straffen. Men moet, vol gens de N.C.S., meer denken aan de on geschreven regels die veel sterker zijn dan de geschreven wetten. Voorts deelde de heer Stapel mee, dat het eigen bondsleven in de N.C.S. gedurende de afgelopen twee jaar behoorlijk ontwik keld is. Er is grote aandacht geschonken aan de kaderscholen en na een driejarige opleidingsperiode worden er thans in juli voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse Culturele Sportbond de offi cieel erkende gymnastiekleidersdiploma's uitgegeven na een examen onder rijkstoe- zicht. Met een oproep aan de congressis ten om zich te weren tegen de opgeschroef de sensatiesport besloot de heer Stapel deze openingstoespraak. Hierna hield de heer E. Kupers, voorzit- 1 ter van de landelijke contactraad voor de Maandagmiddag omstreeks 12 uur is een schuur met landbouwwerktuigen, eigen dom van de gebroeders D. uit Beverwijk tot de grond toe afgebrand. De brandweer was bij de schuur, die stond bij de Rijks straatweg nabij de Oosterstreng te Heems kerk, snel ter plaatse, maar kon het vuur niet tijdig onder controle krijgen. gemeentelijke bemoeienissen met de licha melijke opvoeding en de sport, een inlei ding, waarin hij onder meer wees op het gebrek aan zalen en sporthallen en op het belang van het „open-deur-sportwerk" waardoor een ieder in de gelegenheid ge steld wordt de een of andere sport te be oefenen zonder gebonden te zijn aan een organisatie. De verkiezing van het bondsbestuur had de volgende uitslag: voorzitter: H. Stapel, secretaris: J. Meijer, penningmeester: H. J. ten Brink, tweede voorzitter: J. van der leer, tweede secretaris: H. P. van Hagen, vertegenwoordiger gewest west I: A. van Lindhout (IJmuiden). Het congres nam tenslotte een motie aan, waarin het zijn verontrusting uitspreekt over het stijgend tekort aan sportaccom modaties. Tevens roept het congres op tot waakzaamheid tegen de gevaren, die in de verzakelijking van de sportbeweging lig gen. In de motie wordt de verlaging van de rijkssubsidie aan de sportverenigingen voorts ernstig betreurd en het congres acht het de taak van de overheid om een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van de sport te scheppen waaronder ook de re geling van de sporttotalisator wordt gere kend. Voorts acht het congres het een ongewenste stiuatie, dat bij de bestaande toto slechts één tak van sport wordt be voordeeld. Het congres spreekt zich uit voor een algemene totalisator onder me deverantwoordelijkheid van de rijksover heid. Deze toto dient te voldoen aan de rechtovertuiging van het Nederlandse volk en alle sportbonden moeten uit de op brengst hun aandeel ontvangen. Onder de vele gasten bij dit congres be vond zich de heer Jules Devlieger, secre taris van het Internationaal Comité voor Arbeiderssport te België.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 11