De wil van Koningin Victoria was wet ROYAL OPERA HOUSE COVENT GARDEN TE LONDEN BESTAAT HONDERD JAAR Latijn of landstaal BLOEIENDE TRADITIE TWEE AMERIKANEN ZATERDAG 7 JUNI 1958 Erbij* PAGINA VIL DE KONINKLIJKE OPERA in Londen maakt zich op om haar honderdjarig bestaan te vieren. Dit geschiedt op 10 juni met een gevarieerd programma, waaraan onder meer Maria Galias meewerkt. Koningin Elizabeth en de Hertog van Edin burgh zullen aanwezig zijn. Op 15 mei 1858 werd het tegenwoordige operagebouw ge opend. Het is de derde schouwburg op de plaats, waar er sinds 1732 een heeft gestaan. De beide vorige zijn afgebrand. Het is eigenlijk de laatste plek in Londen, waar men een dergelijke representatieve instelling als opera zou zoeken. Want de klas sieke, roomgele gevel ligt verscholen tussen de wirwar van nauwe, propvolle straatjes, welke Londens voorwereldlijke groentemarkt vormen. En alsof dit nog niet prozaïsch genoeg is, heeft de opera zich de politierechter tot overbuurman ge kozen. Vroeger was het hier een rustig, lieflijk oord, namelijk een kloostertuin, waaraan het verbasterde „Covent Garden" (convent betekent klooster) of „Cuffen Garden" zoals de taxi chauffeurs het uitspreken, herinnert. Het theater, dat er in de achttiende eeuw verrees, werd al meteen koninklijk, omdat de eerste eigenaar, een koopman uit de city, in het bezit was van een door Karei de Tweede verstrekte bouwvergunning.... Het „Royal Opera House" behoort tot de selecte groep beroemde operagebouwen, die de wereld kent, zoals die in Hamburg, Mi laan, Parijs, Wenen en New York, al plaatst zij zich met Britse bescheidenheid als laatste op de ranglijst, omdat in Engeland de operatraditie in feite nog maar jong is. In de eerste halve eeuw van zijn bestaan werden in het Opera House ook toneel voorstellingen en concerten gegeven. Verder trad er de beroem de Engelse clown Grimaldi in Kerstmispantomimes op. DIE OPENINGSVOORSTELLING op 15 mei 1858 vormde echter reeds een aanwijzing voor de eigenlijke roeping van het gebouw, dat met Meyerbeers „De Hugenoten" werd ingewijd Dit liep falikant uit. Het was een zaterdagavond en de voor stelling was zo laat begonnen, dat men tegen het middernachte lijke uur niet verder was gekomen dan het derde bedrijf. Di rectie en uitvoerenden waren de wanhoop nabij, omdat wets overtreding dreigde. Immers op zondag mag er in Engeland in het openbaar niet worden toneelgespeeld. De voorstelling voortzetten tot na twaalf uur zou de poppen aan het dansen brengen. Er zat daarom niets anders op dan haar vroegtijdig te laten eindigen! De directeur trad voor het voetlicht om het pijnlijke besluit mee te delen. Het def tige publiek deed wat elk ander publiek zou hebben gedaan: het protesteerde. Zo groot was de opwinding, dat men ondanks de aanwezigheid van Koningin Victoria schreeuwde, schold en floot. De dirigent redde de situatie door het volkslied te laten spelen. Ogenblikkelijk werd het stil. Zodra de laatste tonen verklonken waren, verliet Koningin Victoria de zaal. De sup poosten werkten daarop met de grootste spoed iedereen de straat c zodat klok slag twaalf het gebouw ontruimd was. Misschien was dit incident wel de reden, dat men bij het honderdjarige bestaan van een reprise van „De Hugenoten" heeft af gezien In de historie van (Jpvent Garden is Ko ningin Victoria, dank zij haar grote be langstelling voor opera en muziek, de een- De frontgevel van het honderdjarige Royal Opera House KONINGIN VICTORIA was een lief hebster van de opera en bezocht her haaldelijk het Royal Opera House in Covent GardenToen zij eens een uit voering van „Aida" bijwoonde, viel het haar op dat de figurerende soldaten er maar wat bij hingen. Zij ontbood de directeur, die tekst en uitleg moest ge ven van hun merkwaardige gedragin gen. Wat was het geval? In deze rom melige buurt was een overvloed van zwervers en dronkelappen, die het operagebouw als verzamelpunt hadden gekozen. Wanneer men figuranten nodig had, werden deze vreemde lieden, die altijd beschikbaar en bovendien goed koop waren, geëngageerd en in enkele repetities wat geoefend. Het resultaat was dan ook navenant! Koningin Victoria maakte na de ont hulling aan deze praktijken onmiddel lijk een einde. Zij bepaalde dat voort aan alleen leden van haar eigen garde regiment in opera's als soldaten zouden mogen optreden. Dit is tot op de huidige dag zo gebleven! Vroeger werden ze er niet extra voor betaald, thans wel. Ze vatten hun operaplichten even ernstig op als hun gewone uiterst strenge dienst. Ze verschijnen met hun ser geant-majoor op het toneel, die hen tijdens de repetities toebuldert zoals op het exercitieveld DE POLITIEBUREAUS in heel Enge land hebben bij de ingang blauwe lan taarns als kenteken. Bij het tegenover het Opera House gelegen posthuis ont breken ze echter. Ook hiervan is Konin gin Victoria de oorzaak. Toen zij op een avond de opera verliet, viel haar oog op twee blauwe lantaarns. Wat zijn dat voor afschuwelijke lichten? vroeg de vorstin, nog helemaal onder de in druk van de schitterende operascènes. Maar majesteit, dat is een politiebu reau. antwoordde de haar uitgeleide doende directeur. Onverstoorbaar ant woordde de vorstin: Zorg dat ze ver dwijnen! Ja, majesteit! stamelde de di recteur, die wel op hoog bevel verande ringen op het toneel kon aanbrengen, maar over een politiebureau natuurlijk geen zeggenschap had. Het toeval wilde echter, dat de volgende dag de opera werd bezichtigd door een belangrijke Hguur van het departement van Open bare Werken, waaronder ook de politie- gebouwen vallen. De directeur herhaal de het verzoek van de koningin en er werd ogenblikkelijk aan voldaan. Het posthuis deelt nu In de feestverlichting van de opera en de naar huis kerende bezoekers, die nog in de wereld van fan tasie leven, welke ze juist hebben aan schouwd, wordt de rauwe werkelijkheid nog even bespaard! MIDDEN op een kaal terrein in Amster dam-Noord tussen allerlei fabrieken staat het atelier van de vroeger in Haarlem woonachtige kunstenaar André Volten; een overgebleven poortgebouw van het al enige jaren geleden afgebroken Aster dorp, dat eens voor maatschappelijk on voldoende volwaardigen gebouwd werd. Moge deze industriewijk zeker interes sante aanleidingen bieden tot picturale en plastische verbeeldingen en nog heilig genoemd worden in vergelijking met an dere van dergelijke centra,bepaald aan trekkelijk is het hier voor ons niet. In deze omgeving heeft zich Voltens plas tische kunst voor een belangrijk deel ont wikkeld en wellicht behoorde hij daarom tot één der meest aangewezen figuren die zouden kunnen bijdragen aan het schoner aspect van nieuwe industrie-ne derzettingen. Onze foto toont een van Voltens laatste werken: een industrieel teken, zoals hij het zelf noemde. De ar chitecten Maaskant en Bouwman, die de op de achtergrond staande fabriek teken den, de aannemer van dit bouwwerk en het gemeentebestuur van 's Hertogen bosch, waar we dit ensemble kunnen aan treffen, waren Voltens opdrachtgevers. Met beplanting valt iets te verzachten aan het voor ons gevoel toch altijd wat zakelijke aspect, dat zelfs deze fraaie ge bouwen voor velen onzer hebben. Maar tussen fabriek en natuur is nog iets nodig, iets dat uit de menselijke geest onstond, zonder dat daarbij aan nuttigheid ge dacht werd. Een figuratief beeld zou in dit geval misschien wat te dicht bij de natuur hebben gestaan en geen overgang zijn van deze naar de fabriek. Het is goed zich te bedenken, dat met de techniek ook gespééld kan worden en deze ons niet per se behoeft te beheersen. Komt men niet op deze gedachte wanneer men Voltens voor een belangrijk deel uit ijze ren batken samengestelde teken bekijkt? Duidelijk toont de foto hoe Volten zijn vormen heeft gedacht in contrast en har monie voor een deel met de vorm van de architectuur. Ook lijkt het of hij zich bewust was van het spel der schaduwen dat bij zon optreedt. Zijn aan een zonne wijzer herinnerende plastische constructie op de Keukenhof rechtvaardigt wel deze veronderstelling. Bob Buys trale figuur. Haar beeltenis van een eeuw geleden is aangebracht op de brede fries boven het toneel. Overigens is de architec tuur gelukkig niet al te Victoriaans. De drukke overdrevenheid behoort bij een la tere periode. Ondanks het feit dat er ruim tweedui zend plaatsen zijn, bezit de zaal een „ouderwetse" warme intimiteit. Dit komt niet alleen door het rode pluche, maar vooral door de dubbele rij boxen, welke de toeschouwersruime in een groot aantal salonnetjes verdeelt. Oorspronkelijk be stonden de gaanderijen geheel uit boxen. De nummers heeft men laten staan. In vervlogen tijden huurden gegoede families altijd een box. De goedkope plaatsen voor de mindere man vond men in de stalles. De Engelsen, die aan tra 'tie niet tornen, hebben de afstand tussen de stoelen in de zaal nog even groot gelaten, zoals die in de tijd van de wijde hoepelrokken was voorgeschreven.... De huiskamersfeer wordt nog verhoogd door de langs de ver sierde gaanderij-afscheidingen in bundels aangebrachte schemerlampjes. Hoog in het schellinkje ontwaart men een reeks rood- overtrokken en verlichte muzieklessenaars. Dit zijn de plaatsen voor de studenten van het conservatorium, die zodoende hun partituren kunnen gebruiken. Sfeer is natuurlijk heel wat waard, maar het operagebouw is in vele opzichten hope loos verouderd. Er is geen repetitieruimte. De meeste repetities, ook die van het bal let, moeten elders worden gehouden. Soms neemt men zijn toevlucht tot de „crush bar" (de onlangs door Oliver Messei restaureerde grote buffetzaal) met zijn enorme schilderijen, vergulde stoeltjes en kristallen luchter. De eikenhouten podiumvloer is vol on effenheden en het is onbegrijpelijk dat men er op dansen kan. Dat het Bolsjoi- Ballet hiertegen protesteerde, was dan ook begrijpelijk! Het plafond van de konink lijke loge bladdert, maar aangezien elke opera nu eenmaal arm is, laat men het maar zo. Hier zitten de vorstelijke per sonen, wanneer zij een gewone voorstel ling bijwonen. Bij gala-voorstellingen ne men de koninklijke familie en haar gasten op de eerste verdieping tegenover het to neel in het midden van de schouwburg plaats. Regeringsleiders zoals Boelganin en Kroesjtsjev krijgen de koninklijke loge toegewezen. De beide Russen werd des tijds in de kleine daarbij behorende anti chambre door Sir Anthony Eden een diner aangeboden, waarbij na elke pauze een gang werd genuttigd. Generaal Serov, hoofd van de Russische veiligheidsdienst, Margot Fonteyn viert triomfen in „Het Zwanenmeer". had gevraagd om een extra driehonderd politieagenten, die zich buiten onder het raam moesten opstellen. Dit gebeurde, maar toen het gezelschap zat te eten, klonk plotseling een donderende ontploffing. Iedereen in de kamer werd bleek. Maar spoedig kwam de opluchting. Een straat jongen had tussen de benen van de agen ten door een stuk vuurwerk afgestoken en de wereld laten beven IN DE EERSTE HONDERD JAAR van de oorspronkelijke schouwburg van Co vent Garden was toneel hoofdzaak en opera bijzaak. Omstreeks 1740 was Handel als operacomponist zeer actief en vele van zijn werken beleefden in Londen hun pre mière. In het tweede gebouw werden in het begin van de negentiende eeuw ver schillende onherkenbare versies van Mo- zarts opera's uitgevoerd, waarbij de mu ziekdirecteur Henry Bishop er meestal nog iets bij fantaseerde. Een belangrijke ge beurtenis was toen Weber speciaal voor Covent Garden zijn „Oberon" componeer de en in 1826 er de wereldpremière van leidde. In 1847 werd Covent Garden een Italiaanse opera. Grote zangers als Grisi, Viardot, Mario, Tamberlik, Tamburini en Lablanche traden er op. Van 1859 tot 1939, met uitzondering van de jaren van de eerste wereldoorlog, wer den elk jaar gedurende het „society"-sei- zoen, dat niet veel langer dan zes weken EEN VAN DE opvallende verschillen tussen een roomskatholieke en een pro testantse eredienst wordt srevormd door de taal. In de roomskatholieke liturgie wordt Latijn gesproken, in de kerken van de hervorming gebruikt men de taal van het betreffende land en volk. Het Latijn als kerktaal is zo nauw verbonden aan het roomskatholicisme, dat men zich in dit opzicht ternauwernood een verandering kan indenken. Daarom trof ons onlangs een uitvoerig artikel in de Volkrkrant, waarin een aantal bezwaren werden opge somd tegen de Latijnse liturgie. Aan dit opmerkelijk pleidooi, waarin de schrijver constateert, dat de prediking zonder Latijn in vele landen geboden lijkt, willen wij en kele passages ontlenen. ZELFS IN EUROPA, waar het Latijn in tal van landen ingeburgerd is geweest, weerklinken steeds 'meer stemmen dat men tenminste het eerste deel van de Hei lige Mis magi lezen in de taal van het volk en aan dit' idee wordt ernstig aandacht lesleed. In de moderne wereld is 't Latijn 'en onbekende taal geworden voor de rvergrote meerderheid. Onder de jonge mlken van Azië en Afrika, van wie de oekomst van de wereld in zo belangrijke mate afhangt, leeft dit vraagstuk nog meer. Daar is het Latijn zeker een vreem de, westerse taal, die door geen enkele schakel verbinding heeft met eigen tradi tie en cultuur. In een wereld, waar de meerderheid ongeletterd is en boeken du re zeldzaamheden zijn, is de gelegenheid om de Heilige Mis te volgen aan de hand 'an een vertaling, klein. Daar, waar geen sterke traditie van taal en lit teratuur bestaat, kan men de Latijnse liturgie vinden, al zal die op een bepaalde manier aan de Afrikaanse tra dities moeten worden langepast. Maar in Azië, waar de rooms- atholieke kerk in aanraking komt met en kele oude culturen van de wereld die in geen enkel opzicht minder rijk zijn dan die van Griekenland en Rome, pleit alles voor het gebruik van de eigen taal van het land. Als de kerk, zoals steeds, -espect toont voor de traditionele waarden van de culturen waarmee zij in contact komt, hoe kan ze dan de culturele tradities van landen als China, India en Japan negeren? Daar wonen volken, die wel zeer ver ver wijderd staan van de tradities van het westen. Hun hele manier van denken en voelen, van handelen en zich uitdrukken, verschilt volkomen van de onze. Door het epistel en het evangelie en de lezingen uit het Oude Testament worden de kerk gangers in het geloof onderwezen. Daar om juist is het zo noodzakelijk, dat het volk het Woord hoort in zijn eigen taal of in ieder geval in een verstaanbare taal. Ook destijds op het Pinksterfeest daalde de Heilige Geest neer en trad binnen in de zielen der gelovigen, zodat ieder van hen het Woord in zijn eigen taal hoorde en er met zijn hele ziel op antwoordde. De kerk gaat nu een nieuw tijdperk bin nen. Een gröot aantal nieuwe naties en volken wacht om het licht van het geloof te mogen ontvangen. Maar als de predi king van het geloof ten doel heeft diep in hun leven door te dringen en het patroon van hun cultuur te kerstenen, dan moet de prediking hen bereiken op een manier, die aan hun behoeften is aangepast. In India is al een oosterse liturgie in gebruik, die in de eigen taal gebeden en gezongen kan worden. Toch bezit India in het Sanskriet een van de grote heilige talen van de we reld. Het Sanskriet is 't voornaamste mid del geweest bij een eenmaking van India's cultuur en is binnengedrongen in de struc tuur van haast al zijn talen. De mogelijk heden van een liturgie in het Sanskriet moeten nog worden onderzocht, maar een proefvertaling is al gemaakt. In China is het klassiek Chinees een van de grootste van alle litteraire talen. In de zeventiende eeuw gaf Rome vergunning om de Heilige Mis in het Chinees te lezen. Een missaal en een brevier in het Chinees werden voorbereid maar omstandigheden verhinderden, dat zij werden ingevoerd. duurt, operavoorstellingen gegeven. Opera werd toen beschouwd als een vermaak voor de welgestelde burgerij en de aristo- era tie. Avondkleding was voorschrift. Het jË einde van de vorige eeuw zag de glorie- periode onder Augustus Harris, gedurende welke Melba, de De Reszkes, Zelie de Lus- san en Nordica hun debuut maakten. Har- ris brak met de gewoonte om alle opera's =j in het Italiaans uit te voeren. Elke opera werd gezongen in de eigen taal en het woord Italiaans werd uit de titel van het gezelschap geschrapt. Daarna volgde tot 1914 de periode van Caruso, Scotti, Destinn en Tetrazzini en van de Wagnervoorstel- E lingen onder Hans Richter. De artistieke leiders vroegen zich toen H af, of in Engeland de opera eenzelfde kans H had als op het vasteland, waar het publiek E toestroomde, niet alleen om beroemde zan- E gers te horen, maar ook om de operakunst zelf. In 1910 werd daarom Thomas Bee- cham belast met de leiding van een ex- EE perimenteel operaseizoen. Geld mocht' hierbij geen rol spelen. In diezelfde tijd bracht Beecham het Russische"Éallet naar E Londen, waarmee praktisch de balletkunst E haar intrede in Covent Garden deed, hoe- wel er al vroeger enkele grote dansers en danseressen waren opgetreden. De Sad- E ler's Wells Company verscheen voor het EE eerst in maart 1939 in het theater bij een galavoorstelling voor de president van Frankrijk. BEECHAM'S WERK sloeg in, maar spoe dig trad de eerste wereldoorlog als spel breker op. Toen werd het Royal Opera House verlaagd totmeubelopslagplaats zoals het in de tweede wereldoorlog dans zaal werd, waar avond aan avond de jazz klonk. In 1919 nam Beecham de draad weer op. Van 1934 tot 1939 deed hij als artistiek leider van Covent Garden enorm veel voor de opera. Alle bekende opera's vinden er thans een tehuis, evenals 's werelds beroemdhe den op het gebied van zang en dans. Eva Turner, Chaljapien, Kirsten Flagstad, Anna Pavlova, Nijinsky en Fokine vierden er triomfen. Covent Garden bevindt zich, zo als de meeste andere operacentra, eigen lijk in een voortdurende financiële crisis. Het rijk geeft een jaarlijkse subsidie van drie miljoen gulden, maar dit bedrag kan de steeds toenemende exploitatiekosten, die meer dan het dubbele bedragen, nauwe lijks dekken. Covent Garden geeft niet meer, zoals eertijds, maar een kort seizoen, doch werkt elf maanden in het jaar. Na Wenen is het wat de toegangsprijzen be treft de goedkoopste opera. Voor deze ju bileum-periode koos men „Don Carlos", van Verdi dat in waarlijk grote stijl door een glanzende bezetting, waartoe ook Gré Brouwenstijn behoort, wordt uitgevoerd. Op deze wijze is dé grond in het Verre Oosten wel voorbereid voor het invoeren van een liturgie, die ook in overeenstem ming is met de oude tradities van het volk en die niet te ver afligt van de taal. die heden ten dage gesproken wordt. In het Midden-Oosten onder de Arabieren die door hun ontwakend nationalisme een van de grote hedendaagse machten vormen, heeft de kerk de laatste duizend jaar wei nig vorderingen gemaakt. Maar kunnen we verwachten dat de Arabieren hun cultu rele erfenis opgeven, die gebaseerd is op de taal van de Koran? Kunnen we ver wachten, dat zij een Latijnse liturgie over nemen? Anderzijds: er zijn reeds Syri sche en Egyptische riten in het Arabisch vertaald. Die zijn vanzelfsprekend de na tuurlijke middelen voor de evangelisatie van de Arabische volken. Tenslotte is daar Rusland, een land waar van de terugkeer-naar het oude geloof hoe ver dit ook nog af moge zijn on derwerp is van zo menig gebed. Kunnen we de terugkeer van Rusland naar het oude geloof ons anders indenken als via zijn oude Slavische liturgie, die het hart was van zijn godsdienst en die vandaag bestudeerd en gecultiveerd wordt door ve le katholieken onder leiding van de Heili ge Stoel? TOT ZOVER het artikel in de Volks krant, dat wij met instemming hebben ge citeerd. Het komt ons namelijk voor, dat de realisering van deze gedachten voor de roomskatholieke kerk, met name in de missiegebieden, van grote betekenis kan zijn. Maar afgezien daarvan, het Woord van God moet altijd verstaanbaar zijn. Daarvan is de schrijver van boven genoemd artikel overtuigd en daarmee be weegt hij zich in de lijn van de evangeli sche boodschap en opdracht. Naar aanleiding van „Memories of a catholic girlhood" door Mary McCarthy en „The dud avocado" van Elaine Dun dy, respectievelijk verschenen by Hei- nemann en Gollancz in Londen. Mary McCarthy is een onberispelijke schrijfster. Zij doet nooit iets dom, of an derszins slecht; helaas doet zij ook nooit iets vrijmoedig. Het is verbazend dat wei nig lezers haar werk vervelend vinden, terwijl het toch zo hygiënisch is dat het geur noch smaak heeft; maar wie alleen deze paar regels leest moet dat er bij in aanmerking nemen, en bedenken dat er makkelijk vele gunstige waarderingen tegenovergesteld zouden kunnen worden. Haar jeugd was niet zo katholiek als de titel van haar nieuwste boek doet voorko men. Na de vroege dood van haar ouders in de griep-epidemie van 1918 woonde zij eerst enige jaren bij haar katholieke fa milie van vaderszijde, en bezocht toen ook een katholieke school; maar verder werd zij opgevoed door de protestantse ouders van haar moeder in Seattle, in het uiterste noordwesten van de V.S. In ^e katholieke periode had zij haar geloof al verloren, dat wil zeggen toen had zij be grepen dat de formaliteiten ervan niets voor haar betekenden geen wonder, want zij toont een van de minst religieuze temperamenten die m n zich kan voor stellen. Wie in haar boek zoekt naar op helderingen over de strijd om het geloof of om het ongeloof, zal er niets in vinden. Wat er wel in te vinden is, zijn goede uitbeeldingen van de verschillende opvoe ders van de schrijfster, die allen moeilij ke mensen waren, en verhalen over het leven op school, waarvan sommige inte ressant zijn. Het is zeer bekwaam en in telligent geschreven, ingedeeld in acht min of meer zelfstandige hoofdstukken, de meeste eerder gepubliceerd door The New Yorker. Aan ieder hoofdstuk is een corri gerend naschrift toegevoegd, waarin Ma ry McCarthy zichzelf betrapt op overdrij vingen en verzinsels in de oorspronkelij ke tekst; wij lijken dus wel in haar ver trouwen genomen te worden, en mogen helpen nadenken over de neiging tot het maken van samenhangende maa*- onwa- de verhalen, die in de beroepsromancière nog moeilijker te bedwingen is dan in an dere mensen. Het gemis dat wij het duidelijkst onder vinden, is dat aan de kleine Mary McCar thy zelf. De schrijfster vertelt wel over zo'n soort personage, maar dat lijkt niets op een kind; het is alsof zij zichzelf alleen erkent in zoverre als zij in haar jeugd al verstandig en ontwikkeld was. Bij gebrek aan een klein meisje is er, op de plaats waar wij haar verwachten zouden, een lege ruimte in het boek, want de „ik" die er optreedt is geen ander dan de schrijf ster in haar huidige gedaante. De lezer die in de huidige schrijfsters gedaante plezier heeft, zal dat niet erg vinden, misschien zelfs verheugend; maar hij kan toch niet volhouden dat deze her inneringen een levend wezen vertonen. Er is iets onbewoonds aan de huizen waar Mary McCarthy haar verhaal laat spe len, en wie daar gevoelig voor is wordt er op den duur neerslachtig van. Men kan het ook zo zeggen dat zij talent en intel ligentie te over heeft, maar een lelijk ge brek aan originaliteit een onvermogen om de dingen in andere dan aangeleerde termen te beschrijven. Nergens een ver rassing, nergens een vergissing. Des te aardiger is in vergelijking daar mee het eerste boek van Elaine Dundy, ook een Amerikaanse, en als zodanig niet zonder verwantschap met Mary McCar thy, maar juist bezig met aan die verwant schap te ontkomen. Haar tweede ik in de romar The Dud Avocado, Sally Jay Gorce, is naar Parijs uitgeweken om er het leven te leren kennen zonder Amerikaanse ver plichtingen en terminologie. Zij vertelt ons van een minnaar die Italiaan is en van een volgende, een Amerikaan, en van haar vergeefse liefde voor een andere Amerikaan; tenslotte ontmoet zij een En gelsman met wie zij trouwt. Haar bestaan is in de ware zin van het woord losban dig, en zij raakt in verscheidene moeilijk heden tegelijk. De personen die daarin betrokken zijn worden in objektieve zin maar half duidelijk; als men hem beoor deelt naar wat hij te zien geeft, is de ro man nog niet voorbeeldig. Des te beter is hij in wat hij laat horen, precies het ge luid van de jonge Amerikaanse in Parijs, alleen veel intelligenter en grappiger dan het gewoonlijk gehoord wordt. Hij is ook als verhaal geslaagd, steeds onderhou dend zonder ooit spannend te worden „spannend" zijnde de kwaliteit van een boek dat in de lezer een dwingende behoef te wekt om te horen hoe het vervolg ver loopt waardoor hij tenslotte altijd teleur gesteld wordt. Er is een passage waar Sally Jay, uit haar humeur over een vervelende vakan tie, een kat beschrijft die de vaste bewo ner lijkt te zijn van het gehuurde zomer huis. Dat eindigt met de beschrijving van de kat die een sprong maakt naar een mus: „De kat keek verlangend naar die domme kleine mus die op een van de ste nen vazen zat en deed er tenslotte een me lodramatische uitval naar en die onnozele vogel vloog pal tegen een telefoondraad op. Ik bedoel, hij moet toch al jaren ge vlogen hebben, hij hoorde langzamerhand de weg weten in de lucht". Zulke aar digheden zijn goed genoeg om ons, zo niet voor de andere personen, dan toch voor Sally Jay zelf te interesseren. Hoewel het boek van Elaine Dundy technisch niet zo goed is als dat van Mary MacCarthy. blijkt het vele malen (««•Gaarder, als een ontdekking van het 1»ven :n plaats van een rapport erover. S. M.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 14