De parels van
het parlement
FRANSE BOEKEN
15
ZATERDAG 7 JUNI 1958
Erbij
PAGINA ZES
1
1
2
2
3
4
5
2
1
R
IJ
N
S
B
U
R
G
18
L
A
W
D
G
R
O
TOTAAL AANTAL PUNTEN
S. Elte
REGLEMENT
Het diagram van de jury
5
T
ft
z>
s
K
■S
Z
u
z
O
Z
O
II! Hlilll - g
TEKST VAN
LIZZY SARA MAY
TEKENINCEN VAN
FIEP WESTENDORP
EEN LANGE BRIEF
VAN OOM IVO
Een kleine categorie van puzzelaars
heeft de bedoeling geroken, die in het vo
rige diagram verborgen zat. Het was een
verzameling van plaatsnamen, die alle
een dierenaam inhielden. Aan het hierbij
afgedrukte diagram kan men zien welke
plaatsen daartoe gekozen waren.
Een aantal inzenders is erin geslaagd,
enkele of meer van de verborgen plaats
namen op te sporen. Slechts één inzending
bracht het tot meer dan vier goede namen.
Deze ene inzending heeft niet minder dan
vijf der plaatsnamen op de juiste plaats
ingevuld en zich onbetwistbaar op de
eerste plaats genesteld. Wij geven aan vol
komen goede inzendingen altijd tachtig
punten extra, ter berekening van het
winnende aantal punten. Dat is tien pun
ten per goed ingevulde plaatsnaam. De
inzending met vijf goede plaatsnamen
verdient dus vijf maal tien is vijftig pun
ten extra, waarmee zij een totaal van 197
punten bereikt. Dit is het hoogste aantal
punten van alle inzendingen, zodat de ge
hele geldprijs ditmaal gaat naar:
MEVR. H. v. d. KORT, STOLSTRAAT 16,
IJMUIDEN-OOST.
Zij krijgt een kwartje per behaalde punt,
dus 49,25.
DE HIER enige tijd geleden besproken
roman „Tendre et violente Elisabeth"
van Henri Troyat vierde deel van de
cyclus „Les Semailles et les Moissons"
(Zaaiing en Oogst) heeft ons de herin
nering gelaten aan een jonge, aantrekke
lijke vrouw die na verschillende amoureu
ze ervaringen, uit eerlijkheid jegens zich
zelf, zowel met haar minnaar als met haar
man breekt en kwetsbaar, doch vastbe
raden, haar lot in eigen handen neemt.
In het onlangs verschenen laatste deel
van deze cyclus: „La Rencontre" (De
Ontmoeting) geheten, blijkt dat haar bit
tere ervaringen de 23-jarige Elisabeth
weinig wantrouwiger hebben gemaakt je
gens haar eigen gevoelens en dat zij nau
welijks remmend werken op de prompt
heid waarmee zij zich sentimenteel en fy
siek overgeeft. Ondanks morele bedenkin
gen, die de lezer daartegen mocht heb
ben, blijft Elisabeth dank zij de genuan
ceerde wijze, waarop de auteur haar ge
tekend heeft, een sympathieke figuur. Zij
mist het cynische en perverse van zovele
heldinnen uit contemporaine romans: zij
is volkomen oprecht en zoekt hardnek
kig, met alle risico's die een heftige le
venswil met zich meebrengt, de weg tot
geluk en de stabiliteit van haar hart en
haar zinnen. Zij vindt beide tenslotte bij
Boris Danoff, een der hoofdfiguren uit een
eerste cyclus van de schrijver: „Tant que
la terre durera.." (Zolang de aarde zal
bestaan..). Hun ontmoeting is het gevolg
van een eigenlijk weinig overtuigend toe
val. Maar waarom zou het toeval, dat in
het leven zo'n grote rol speelt, niet zijn
plaats mogen hebben in de gearrangeer
de werkelijkheid, die een roman is?
Betekent de titel: Elisabeth's ontmoe
ting met het geluk? Zij zou ook anders
verklaard kunnen worden. De drie delen
„Tant que la terre durera.." verhalen
de lotgevallen van de Russische familie
Danoff, haar vlucht tijdens de revolutie,
haar aankomst in Parijs en haar aanpas
sing aan het Franse leven. Haar ontmoe
ting en fusie met de Franse familie uit
„Les Semailles et les Moissons" brengt
de Danoff's tenslotte, evenals Elisabeth,
het vertroostende en hoopgevende dat Ge
nesis 8, vers 22 uitdrukt: Voortaan zullen,
zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst,
koude en hitte, zomer en winter, dag en
nacht, niet ophouden. Zij maakt tevens
beide romanseries tot een eenheid.
De sentimentele ervaringen van Elisa
beth zijn in „La Rencontre" nauw verwe
ven met een collectief drama: de oorlog,
de bezetting, dé benauwde dagen van de
bevrijding. Troyat heeft echter geen do
cumentaire kroniek geschreven. Het aan
trekkelijke is, dat hij de kenmerkende de
tails der recente historie steeds toont door
de belevenissen der romanfiguren heen.
Knap regisseur als hij is, heeft hij het
Franse leven in de eerste helft van deze
eeuw in zijn romanserie tot een pakkend
schouwspel in elkaar gezet. (Red. Pion).
IN „MéMOIRE CRUELLE" eerste
roman van de diplomaat Louis de Moni-
cault doet de verhaler, André de Don-
cières, een poging om door de herinnering
zijn gevoelens uit het verleden in volle in
tensiteit weer te beleven. Daaraan dan
ken wij een vage Phèdre-Hippolyte-situa-
tie, waarin de dromerige André ons min
der interesseert dan de jonggestorven
tweede vrouw van zijn vader, wier herin
nering hem niet loslaat en wier raadsel
achtig karakter hij door een sentimentele
speurtocht in het verleden tracht te begrij
pen. De schrijver toont zich een fijnzinnig
analist van de vrouwen-ziel. Zijn stijl doet
echter teveel aan de conventionele psycho
logische roman denken en de handeling
speelt zich af in een te leeg mondain mi
lieu van een voorbij „vieille France" om
de belangstelling blijvend te boeien.
DE NIEUWE OPGAVE
Ditmaal geeft de jury een van de inge
vulde plaatsnamen prijs, en vraagt de
daarbijbehorende, die weer, zoals ook de
vorige maal, iets met elkander gemeen
hebben.
N.B. Het inzenden van meer dan één
ingevuld diagram is toegestaan. Men kan
dus tegelijk dingen naar de hoogste pun-
tenprijs of de diagrampremie!
1. Op het diagram moeten Nederlandse plaats
namen worden ingevuld, zodanig dat de ge
geven letters daarin passen op de plaats, waar
zij zijn aangegeven.
2. Enkel de namen van zelfstandige Nederlandse
gemeenten mogen worden ingevuld.
3. De ingevulde letters krijgen de waarde van
het puntental, dat boven het betreffende ko
lommetje is aangegeven.
4. Degene, wiens puntenaantal het hoogst is, krijgt
een kwartje per behaald punt uitgekeerd.
5. Wie zijn diagram invult in overeenstemming
met dat van de jury, krijgt tachtig punten
(en dus twintig gulden) extra.
6. De ingevulde plaatsnamen mogen ook korter
zijn dan tien letters. (Dit geldt eveneens voor
het .geheime" diagram van de jury).
7. Wanneer meer inzenders het totale aantal pun
ten behalen, wordt de premie verdeeld onder
drie van hen, die dan door het lot worden
aangewezen.
8. Fouten in de spelling der plaatsnamen maken
de inzending ongeldig.
9. Inzendingen onder vermelding „Op Reis"
uiterlijk woensdagavonds 12 uur aan onze
bureaus in Haarlem of Velsen.
1
1
1
2
3
4
3
2
K
A
T
h
K
e
11
R
A
1/
/V
T
E
/V
11
B
V
E
R
UV
U
Af
L
E
U
V
A
R
~2>
E
/V
JLl
A
r
IV
jj
/f
O
S
1
H
A
A
T
R
E
C
H
T
ll
H
O
E
J>
A
L
O
lo
totaal Aantal punten
'3S
(Nadruk verboden)
uO
LU
LU
CV.
O
O
3
LU
UL.
Parijs, woensdagavond
LIEVE ALLEMAAL. Daar zit ik dan in de
lichtstad, letterlijk! Vlak voor mijn hotel
staat boven op een huis een grote licht
reclame. Om de paar seconden gaat het
licht uit en weer aan en dat geeft een raar
gevoel als je in je bed ligt. Maar daar lig
ik nu niet in. Ik zit heerlijk op een terrasje
te genieten van het mooie weer, want
Parijs heeft z'n mooiste voorjaarskleed
aangetrokken. Parijs is het mooist in het
voorjaar. In de winter vind ik het hier al
tijd zo verdrietig. Nergens zie je dan zoveel
arme en eenzame mensen. Nee, geef de
mens het voorjaar maar. Ik heb een lek
kere kop zwarte koffie voor me staan en
langs me heen trekken de mooiste Parijse
meisjes en de liefste moedertjes met hun
allerliefst opgeprikte kindertjes.
Maar ik wilde jullie over iets heel anders
schrijven, ernstige zaken. Zoals ik reeds
een week geleden aankondigde, zou ik een
bespreking hebben met professor Tygen-
daag, de beroemde Dqense atoomgeleerde.
Welnu, die bespreking heb ik gehad. Een
zeer bijzonder mens, die professor. Iemand
die je zelden ontmoet in je leven. Een hoge
gestalte met een heldere kop, ogen als kar
bonkels die je recht aankijken, maar tege
lijkertijd ook inzichzelf turen,
Ik schrijf dit allemaal zo uitgebreid, omdat
het onderhoud dat ik met hem had zeer
merkwaardig was. Je moet je dan voorstel
len, dat ik er geen flauw benul van had,
met wat voor een mens ik te maken zou
krijgen. Je maakt je voor een ontmoeting
natuurlijk wel een bepaalde voorstelling
van iemand, maar aan de naam Tygendaag,
die me lichtelijk bespottelijk in de oren
klonk, had ik zo'n belachelijk personage
vastgeknoopt, dat ik dat zelf moeilijk voor
een beroemdheid in zo'n wetenschappelijk
vak als dat van atoomgeleerde kon houden.
Enfin, aan de bovenstaande beschrijving
van zijn uiterlijk, kun je alvast zien hoe
ik er naast was.
Hij schudde, toen ik mij bekend gemaakt
had, mijn hand als een pompzwengel en
ging me voor naar zijn werkkamer. Ook
deze was heel anders dan ik me had voor
gesteld. Een ruime, zonnige kamer, zeer
modern en comfortabel ingericht, maar
zonder die overbodige, snobistische luxe
van een reclame-advertentie.
Hij begon me mede te delen, dat hij al ja
ren geleden van me gehoord had het
geen me natuurlijk geweldig vleide in
verband met de chemische firma waarvoor
ik werkte en die toendertijd gratis medi
camenten aan in noodverkerende delen
van Azië verstrekte. Ik geloof echt dat ik
bloosde en dat is me in jaren niet meer
overkomen. Maar het deed me tevens be
seffen dat deze man geen droge geleerde
was, maar een goed mens, die medegevoel
kon opbrengen voor zijn medemensen. En
fin, hij zwamde niet lang over bijkomstig
heden, maar hij kwam al heel gauw to the
point, het belangrijke punt waarover hij
me spreken wilde: de smokkelarij van ra
dio-actieve stoffen en de daarom aange
stelde kleine chemici, die voor deze mis-
dadigersorganisatie werken. Is het niet erg
genoeg, zei prof. Tygendaag, dat onze uit
vindingen, dia wij ten behoeve van de
mensheid verrichten, misbruikt worden
voor doeleinden die de tegenovergestelde
uitwerking hebben? Wij willen de mens
heid door middel van de atoomenergie aan
een rijke energiebron helpen. De mensheid
zou hier onbeperkt gelukkig mee kunnen
zijn. De mensen zouden minder tijd ge
dwongen zijn te werken, meer vrije tijd
kunnen hebben, meer kunnen reizen, goed
koper kunnen leven. Maar wat doen ze?
Ze willen koste wat wil deze prachtige
energiebron voor vernietigingsdoeleinden
aanwenden. En wat erger is, er zijn al klei
ne uitvinders die in ons zog meevaren en
die de meest gevaarlijke dingen uithalen,
zodat hele landen en werelddelen met de
uitroeiing van hun bevolking bedreigd
worden.
Ik weet er alles van, professor, zei ik. En
ik vertelde hem hoe mij het schone land
Siam ter harte gaat en hoe ik van zijn be
woners was gaan houden. Maar wat kun
nen we doen? vervolgde ik.
Een actie voeren, zei professor Tygendaag,
steun vragen bij de UNESCO en de Veilig
heidsraad.
Maar met zo'n actie hebben we de ware
misdadigers nog niet in handen, wierp ik
tegen.
Uiteraard, zei professor Tygendaag, maar
we kunnen in elk geval de internationale
recherche aan het werk zetten.
Tja, zei ik, maar l.et beroerde is, dat ze
niet zullen weten waar die organisatie te
zoeken. Ik heb zo'n idee, dat ze zo klein is
en met zo'n onschuldig gezicht werkt, dat
ze juist daardoor niet te benaderen is."
Daarom is het particuliere initiatief van zo
groot belang, zei professor Tygendaag.
En toen moest ik plotseling aan Ondine,
Jaap en Ivo denken. Ik dacht er aan, hoe
oprecht verontwaardigd jullie die zondag
geweest waren, toen ik jullie dat hele ver
haal over Siam vertelde. En dat er toen al
in jullie ogen allerlei plannen gestaan
hadden om het kwaad te bestrijden.
Nee, ik drijf heus niet de spot met jullie.
Ik meen het werkelijk. En daarom ga ik
jullie nu een geheimpje verklappen: die
organisatie bevindt zich in Nederland en
naar ik vermoed zelfs in jullie goede va
derstad. Ik kan je zelfs het signalement
geven van de hoofdpersoon uit dit misda-
digersdrama. Het moet een klein mannetje
zijn met een puntbaardje, dat met een
sterk Deens accent spreekt en voorgeeft
Tygendaag te heten. Hij onderhoudt con
necties met andere leden van de bende,
welke weet ik echter nog niet. Zouden jul
lie, juist omdat je nog niet volwassen bent
en zodoende niet zo gauw achterdocht
wekt, eens naar dat mannetje willen uit
kijken? En mij daarover een rapport willen
zenden?
Maar natuurlijk alleen dan, als het geen
tegenstand van diverse ouders ondervindt
en het huiswerk ook niet in gedrang komt.
Ik blijf deze week nog in Parijs om andere
zaken af te handelen en daarna ga ik weer
naar mijn geliefde Siam, naar Chieng Mai.
Jammer dat ik jullie voor die tijd niet
meer aan het hart kan drukken, dat dat
weer een paar maanden uitgesteld zal
moeten worden. Zusje, ik kocht het ge
vraagde parfum voor je. Deze week ont
vang je het pakje.
Beste zwager, zusje, jongelui, allemaal om
helsd van jullie
Ivo
Haarlem, vrijdagmiddag
LIEVE OOM IVO. We ontvingen met grote
vreugde uw brief. We zijn blij dat profes
sor Tygendaag een heel ander iemand is,
dan degene die wij kennen en bespieden.
Dat had u niet gedacht, hè? We kennen hem
al een paar weken en koesterden al meteen
achterdocht tegen hem. Hij woont toevallig
bij ons aan de overkant en we hebben al
een heleboel ontdekt. Onder meer dat hij
dol is op zijn poes en daar maken wij ge
bruik van door het lieve beest viskoppen
te brengen en ons zodoende bij de heer
Tygendaag die wij „de schulpprof" noe
men binnen te dringen. Ook ontdekten
wij dat hij kleine loden doosjes ontvangt
en vissen heeft met drie koppen en zeven
staarten. Bovendien is hij in het bezit van
documenten, maar die hebben we nog niet
te pakken kunnen krijgen omdat hij toen
net thuiskwam.
Zodra we iets naders te weten kunnen ko
men, zullen we het u schrijven. We hopen
hem ergens op heterdaad te kunnen be
trappen om hem dan rechtstreeks aan de
recherche te kunnen overleveren. Kunt u
de internationale recherche niet vast waar
schuwen of zo, zodat ze voorbereid zijn.
We zijn zo bang dat ze ons als onvolwas-
senen niet zullen geloven. Zodra we nieuws
hebben zullen we u per luchtpost naar
Chieng Mai schrijven.
Lieve Oom, verder weten we niets. Pappa
en Mamma hebben nergens iets tegen. De
ouders van Jaap laten we echter overal
buiten, want die vinden nooit iets goeds.
We lopen nu grootse plannen uit te broe
den.
Dag, hartelijke groeten.
Ondine, Jaap en Ivo.
(Wordt volgende week vervolgd)
MISSCHIEN was de kleine ^ebra wel
het allerliefste diertje van het hele cir
cus. En misschien werd hij daarom ook
zo verwend. Door zijn moeder natuur
lijk, door de andere dieren, want zelfs
de leeuw hield zijn grote muil als de
kleine zebra sliep en zelfs 't ondeugende
aapje plaagde hem niet, door de men
sen natuurlijk ook, de oppassers die de
lekkerste hapjes voor hem bewaarden
en ook door de kinderen die een kijkje
kwamen nemen in de stallen van het
circus.
Wat is-ie mooi, wat is-ie lief. Ik wou
dat ik thuis zo'n zebraatje had. Ik vind
hem het allermooiste dier van het cir
cus... Iets anders hoorde de kleine ze
bra nooit. En daardoor kwam het mis
schien dat de kleine zebra dacht dat al
les wat hij wenste gebeuren zou.
Als hij bijvoorbeeld tegen het paard,
zijn grote vriend zei: „Paard, geef me
jouw klontje" dan gaf het paard hem
zijn klontje. En als hij aan de hand van
de stalknecht snuffelde, net zo lang tot
die begreep dat de kleine zebra een
wandelingetje wilde maken dan
mócht-ie een wandelingetje maken. En
zo werd het kleine zebraatje een heel
verwend diertje. Als 's morgens het eer
ste licht door de staldeur naar binnen
viel, dan begon de kleine zebra al te
wensen wat hij nu vandaag eens zou wil
len. En alles wat hij wilde gebeurde,
net zo lang tot hij op het laatst niet
meer wist wat hij wensen moest. Hij
was 's morgens wakker geworden, keek
naar de zonnestraaltjes die door het bo-
venraampje van de deur vielen en wist
het niet meer. Hij dacht heel lang, wel
een half uur en keek onafgebroken
naar de deur. En toen opeens wist hij
het: de deur! Hij wou gaan kijken wat
er achter die deur was! Meteen sprak
hij die wens hardop uit, maar hé, an
ders vochten de dieren in de stal bijna
wie zijn wens zou vervullen, maar dit
keer: niks hoor. De paarden stampten
met hun hoeven, de olifanten trompet
terden boos, de leeuwen wiegden hun
koppen heen en weer en de tijger siste
boos van nee. De kleine zebra vroeg
verbaasd aan zijn moeder: „Waar
om? Waarom mag ik niet kijken wat
er achter de deur is? U zult me toch wel
laten gaan, hè?"
Zijn moeder was zó geschrokken van
zijn vraag, dat ze eerst niet eens had
kunnen antwoorden, maar nu zei ze met
een stem, die het kleine zebraatje he
lemaal niet van haar kende: „Luister
kind. Ga nooit, nóóit achter die deur.
Als je dat doet is het met je afgelopen.
Dan zie je al je grote vrienden uit de
stal nooit meer terug".
Het kleine zebraatj stond paf. Wat
was dat? Een wens van hem die niet
vervuld werd? Dat was hem nog nooit
gebeurd. Wat was er nou gewoner dan
achter een deur gaan kijken? Hij. zou
toch meteen weer terugkomen? En als
hij niet wist hoe, zou hij aan een ander
vragen of die hem terugbracht? Maar
toen hij probeerde om bij de deur te
komen, begonnen alle dieren zo'n ver
schrikkelijk lawaai te maken, dat de
stalknechten hard kwamen aanlopen en
met stevige hand het zebraatje terug
brachten bij zijn moeder. Toen werd de
kleine zebra boos. Hij trapte met zijn
hoefjes, hij nam geen klontjes meer aan
en hij draaide zijn kop af als de kinde
ren iets vriendelijks tegen hem zeiden.
En zelfs tegen zijn moeder en zijn gro
te vrienden was hij helemaal niet aar
dig meer. Iedereen werd er somber van
en alle vrolijkheid verdween uit de stal.
Maar nog altijd droomde het zebraatje
over wat achter die deur was. Op een
goeie dag, toen de stalknechten hooi
naar binnen moesten slepen, kreeg hij
zijn kans. Eén van de knechten droeg
twee balen hooi tegelijk naar binnen.
Hij kon dus niet zien wat er in de stal
gebeurde. En dat was de kans voor het
zebraatje. Onder die twee balen hooi
door trippelde hij naar buiten en zette
het op een lopen, toen hij hoorde hoe
achter hem alle dieren begonnen te
loeien en brullen, want zij hadden het
wel gezien. Hij rende, rende zonder te
weten waar hij liep en hij hield pas stil,
toen hij het geschreeuw van de dieren
en de stalknechts niet meer hoorde. De
kleine zebra keek om zich heen: wat
was het mooi buiten. Zo ver hij kon
zien prachtig groen land vol gele bloe
men en middenin dat land paarden.
Niet zo mooi als zijn vrienden, de paar
den in de stal, maar het waren paar
den, dat stond vast. Nu hij wist wat er
achter de deur was, zou hij ze meteen
vragen om hem terug te brengen naar
zijn moeder. Hij stapte erheen. Maar
wat was dat? Ze zetten het op een lopen
toen ze hem zagen. Waarom? Nog nooit
had iemand het op een lopen gezet voor
de kleine zebra. „Wacht toch, wacht
toch!" riep hij, maar de paarden hiel
den niet stil voor ze een brede sloot en
een hek tussen zich en het zebraatje
hadden. „Wat moet je?" vroeg één van
de grootsten.
„Ik ben de kleine zebra", zei hij. „Ik
wil vragen of jullie me even terug wil
len brengen naar de stal van 't circus".
„Welja", zei het grote paard, „wel
ja. Dacht je dat wij zo'n gek beest als
jij gingen thuisbrengen?"
„Een gek beest?" zei de kleine ze
bra. „Ik ben helemaal geen gek beest.
Ik ben een lief klein zebraatje. Dat
zegt iedereen".
„Wij zijn iedereen niet", zei het
paard. „En wij hebben onze benen veel
te nodig voor onszelf en de mensen".
„Goed, dan zoek ik wel iemand an
ders", zei de kleine zebra. „Maar geef
me dan even een klontje, want ik heb
honger".
Alle paarden barstten in lachen uit.
„Een klontje? Dat krijgen we alleen
op zondag en dacht je dat we dat aan
zo'n raar streepjespaard zouden ge
ven? Ga nou gauw!" Ze werden echt
boos, toen de zebra ook nog vroeg of
ze hem misschien aan wat gras konden
helpen. „Hoor je dat, hij is zelfs te lui
om zijn eigen gras af te bijten!"
Ze joegen hem weg. En overal waar
de kleine zebra kwam, ging het hem
hetzelfde. Ze lachten hem uit als hij
iets wenste en ze joegen hem weg als
hij om eten vroeg. Toen hij geen raad
meer wist, zocht hij het bij de mensen,
maar daar ging het hem ook niet beter.
De man die hij achterna liep, zoals
vroeger de stalknecht, probeerde hem
voor een karretje te spannen alsof
hij een ponnie was. Maar de kleine ze
bra had nooit geleerd om een karretje
te trekken. De man joeg hem weg.
DE KLEINE ZEBRA wist niet meer
wat hij beginnen moest. Hij begon te
begrijpen dat zijn leventje in de stal een
heerlijk leven was geweest. Iedereen
was daar aardig, het eten werd je zo
maar voor je neus geduwd en niemand
zei dat je lui of lelijk was. Hoe kon
hij ooit zijn stal terugvinden? Hij zocht
en zocht, zijn hoefjes versleten van het
lopen, zijn vel hing als een te wijd jasje
om hem heen, zó mager was hij ge
worden en zijn mooie zwart-witte stre
pen waren haast niet meer te zien, zó
vuil was hij geworden van het zwerven.
Hij waagde het niet meer om bij men
sen of dieren in de -buurt te komen.
Toen het op een dag weer eens vrese
lijk regende, kroop hij in een hok, waar
van hij de deur zag openstaan. Als ze
hem daar nu maar met rust lieten!
Maar nee, toen hij een poosje in het
hok zat, gooide iemand de deur dicht.
Hij stampte met zijn hoeven, hij pro
beerde met zijn neus om de deur weer
open te schuiven. Niets. En toen begon
het lawaai. Zijn hok rolde weg, het
leek of er aan de andere kant nog een
hoek tegenaan gestoten werd. Buiten
was geschreeuw en gestommel van gro
te kisten. En toen.toen ging zijn deur
weer open: een reusachtige kist werd
in het hok van de kleine zebra gescho
ven. De ogen van de kleine zebra, die
zich bang tegen een muur had gedrukt,
werden héél groot: hij kende die' kist.
Het was een hok, het mooiste hok van
de wereld! Daarin woonde zijn moeder,
wanneer het circus op reis ging. En
kijk eens: daar kwamen ook de grote
vrienden: de paarden, de olifant, de ge
traliede hokken van de leeuwen en tij
gers. De kleine zebra danste er om
heen en ook om de stalknechten, die de
dieren één voor één in de goederenwagen
brachten, want dat was het hok natuur
lijk.
Eerst herkenden zijn grote vrienden
hem niet eens, maar toen hij zijn zach
te neus tegen ze aandrukte, toen wis
ten ze het. Hij vertelde ze hoe vrese
lijk alles achter de deur was geweest
en dat hij had begrepen hoe heerlijk
zijn leventje was, voor hij was wegge
lopen. „Nu loop ik nooit meer weg. Al
tijd blijf ik bij jullie!" zei hij en daar
was iedereen blij om. Tjoek tjoek, begon
de trein te rijden en de reis van het
circus begon en niemand kan zó blij
geweest zijn als de kleine zebra dat hij
meemocht.
En verwennen? Dat doet hij nu de an
deren: als een klein knechtje in een ge
streept pak draaft hij voor zijn vrienden
heen en weer. En als er niets te doen
is, vertelt hij verhalen. Verhalen over
zijn grote avontuur achter de deur,
want daar komt hij nooit over uit
verteld. Nooit!
Mies Bouhuys
Hoe heet deze ballonnenman? Het staat
in de ballonnen. Als je de tekening goed,
bekijkt, is er iets, dat je opvalt. Dat
heeft iets met zijn naam te maken.