Het ijzeren bed ZATERDAG 14 JUNI 1958 Erbij PAGINA VIJF Op 24 juli beginnen in Stoke-Mandeville, niet ver van Londen, wederom wat men zou kunnen noemen de olympische spelen voor gedeeltelijk ver lamden. Onze medewerker B. S. Dijstra was de vorige zomer bij dit zegen rijke evenement aanwezig en vestigt in het onderstaande artikel de aandacht op het levenswerk van initiatiefnemer dr. Ludwig Guttmann Bij de foto's Kort verhaal door Ferdinand Langen „Ja, alles goed en wel, u zult het wel druk hebben in Londen, maar ik ver wacht u terug op de 28ste juli, als hier weer de Olympische Spelen worden ge houden voor onze patiënten van over heel de wereldDr. Ludwig Gutt mann, directeur-geneesheer van het grote vèrdiepingsloze want uit barakken be staande, ziekenhuis in het plaatsje Stoke- Mandeville, tachtig kilometer buiten Londen temidden van de vriendelijk- glooiende heuvels van het graafschap Buckinghamshire gelegen, is niet groot van stuk, maar wèl zéér groot van ge dachte, initiatief, gebaar en daadKrach tig schudt hij mij de hand en verdwijnt dan met korte, energieke passen in de gang van het hoofdgebouw, deze over winnaar in de lange en zware strijd van cle medicus tegen de „gedeeltelijke ver lamming van ziekte of ongeluk" Twaalf uur eerder hadden we lang en gezellig zitten praten in de tuin van het hospitaal. Het was een heerlijke avond in de vroege zomer. Vertrouwelijk fluisterde een licht briesje in de hoge toppen van de altijd zachtjes-wuivende populieren langs de oprijlaan. In het dichte eiken- bos „zoog ene nachtegale op hare zui verste klanken voort!" SIGAREN EN PIJP gloeiden in het half duister. Van ergens uit een der barakken klonken af en toe de frisse stemmen van het koortje van jonge verpleegsters van elf landen en geboeid luisterden wij naar wat deze, op slag beroemd geworden arts te vertellen had. Het was allemaal begonnen in de goede stad Breslau, in de vroege dertiger jaren, toen het verschijnsel, toen de ramp van het nationaalsocialisme haar eerste sinis tere schaduwen vooruitwierp. In het grote stadsziekenhuis werkte een jonge neuro loog, die de chirurgie van hersenen en rug- gemerg tot zijn persoonlijke medische op gave had gekozen. De neuro-chirurgie stond in die dagen nog in haar prille kin derschoenen. In Amerika werkte de grote Cushing, in Zweden ging langzaam de Ster van de thans zo beroemde Olivecrona op. In Canada zwoegde de vermaarde neuro loog Penfield en in Nederland de grote Brouwer aan neurologische problemen die, eenmaal opgelost, de neurochirurgep tot grote steun zouden zijn. Maar het zou dr. Guttmann toch niet vergund worden zijn studies in zijn vaderland te voltooien, want Hitler was hem net even vóór. Juist voor de dictator zijn meedogenloze strijd tegen de joden begon, stelde dr. Guttmann zich en zijn gezin in veiligheid door de wijk te nemen naar Engeland, waar hij het arts examen aflegde en zich verder wilde wij den aan de ontwikkeling van de neuro chirurgie. Het zou evenwel anders gaan dan ge dacht werd. Hoe en waarom zich in Gutt- nanns medische denken de verandering van instelling ten op zichte van zekere onder delen van de neuro-chi- rurgie voltrok, zullen we niet ter sprake brengen. Dr. Guttmann verander de van specialisme in die geest, dat hij overging van de chirurgische be handeling van bepaalde verlammingen naar de psychische en wel die verlammingen, die wor den veroorzaakt door „beledidingen" van het ruggemerg door ziekte of ongeluk. Grondige studie der anatomie, fysiologie, psychologie en bewegings leer had hem ervan overtuigd, dat de doorsnee gezonde mens alle moge lijke spieren, spiergroepen en mogelijk heden, daarmee in direct verband staande, in het gewone leven niet gebruikt of toe past. Maar ook had dr. Guttmann vast gesteld, dat de „gedeeltelijk verlamde" deze gewoonlijk ongebruikte mogelijkheden van zijn lichaam tot groot voordeel voor zich zelf zou kunnen aanwenden, mits hij of zij daartoe deskundig werd opgeleid en ge traind! Wie zijn die „gedeeltelijk-verlamden" eigenlijk? Mannen en vrouwen jongens en meisjes, die door ziekte (infectie of gezwel) of door een ongeluk het gebruik hunner ledematen (meestal de benen) hebben ver loren. De gevreesde „polio" en verkeers ongelukken zijn dé grote boosdoeners in deze. Wat deze laatste categorie betreft, zijn het voornamelijk ongelukken over komen aan motorrijders en hun duopassa giers. TOEN DE OORLOG uitbrak werd dr. Guttmann aangewezen als hoofd van het „Medisch Centrum voor Ruggegraatsver- wondingen". Dit werd gevestigd in het in derhaast gebouwde noodhospitaal voor ge wonde burgers van Londen, te Stoke-Man deville. Engeland was medisch niet erg modern te noemen. Vóór de oorlog, vóór dr. Gutt mann zijn zegenrijke ontdekking deed en een behandeling op psychische en psycho logische grondslag bouwde, had de „ge deeltelijk-verlamde" nog ongeveer twee jaren te leven. Hij of zij werd maar ge wóón in bed gelegd. De patiënt was ver lamd en düs was er verder niets meer aan te doen. Veelal waren deze mensen nog jong, nog in de kracht van hun leven. Het effect van niets-meer-waard-en-zichzelf- en-iedereen-tot-last-te-zijn was geestelijk natuurlijk móórdend. Hun toekomst was vernietigd, hun huwelijk ging op den duur mis. Door het voortdurende liggen ging de algemene lichamelijke toestand achteruit. Het einde was een versnelde dood. Slechts bij een enkeling mocht chirurgisch ingrij pen baat brengen Dr. Guttmann meende echter dat deze patiënten volkomen „herschoold" dienden te worden, herschoold tot „bruikbare ver lamden". Dergelijke mensen moesten wel iswaar hun gehele verdere leven in een rolstoel of invalidenwagentje doorbrengen, maar konden toch wel weer worden opge leid tot volwaardige werkkrachten,.die in het eigen onderhoud en/of dat van èen ge zin konden voorzien. Hij legde zijn „thera pie" voor aan een schare van medische autoriteiten en verkreeg terstond de volle medewerking, iets wat „nieuwlichters" in deze tak vgn wetenschap zelden beschoren is. Dr. GUTTMANN leidde ons persoonlijk een hele dag lang door zijn ziekenhuis rond. In de grote oefenzalen zagen wij slachtoffertjes van poliomyelitis (kinder verlamming) met grote energie en onder de bezielende leiding van speciaal opge leide trainsters „zwoegen" aan de „éérste- stap-alléén". Zij droegen bijzonder inge wikkelde beugels en een soort van harnas rond de borstkas, maar na ongeveer drie maanden van verbeten doorzetten lukte het dan toch! Een jochie van zeven, dat al een heel eind gevorderd was, demonstreer de voor ons hoe hij alweer met zijn voetbal kon omspringen. En in de prachtige over dekte „zwemzaal" zagen wij jongens en meisjes van zes tot twaalf en veertien jaar zwemmen als waterratten! Allemaal slachtoffertjes van polio of van een ver keersongeluk. In de oefenzaal voor volwassenen spra ken wij met het Franse vrouwtje van een Engelse medicus, nauwelijks eenentwintig jaar oud en vlak na de geboorte van haar eerste baby door polio getroffen en ver lamd van het middel af. Toch zou zij over drie weken naar huis gaan en daar althans zich weer, zij het dan ook gebrekkig, alleen kunnen bewegen. Buitenshuis rondlopen zal nooit meer mogelijk zijn, maar ze hoeft in elk geval niet haar leven lang op een bed, of divan, door te brengen. Een andere dankbare patiënt was een Engelse ambtenaar uit Cyprus, die door terroristen in de rug werd geschoten, ter wijl hij wat in z'n tuintje werkte. Het was een bijna grotesk gezicht deze man, van enorme gestalte, zich met geweldige in spanning en zwaar transpirerende te zien oefenen in het „loophek" een soort van brug, zoals in de gymnastiekzaal te vinden is. Maar hij kwam vooruit. En drie maan den daarvoor kon hij nog geen centimeter gaan! Elders in het gebouw zagen wij patiën ten een vak leren, dat niet het hunne was geweest "voor zij ziek werden. Zij leerden nu een beroep, dat zij, als gedeeltelijk-ver lamde, wel konden uitoefenen: boekhouden, horlogemaken, boekbinden. Anderen wor- Schermwedstrijden worden in Stoke- Mandeville ook voor gedeeltelijk verlamde vrouwen georganiseerd. De finale in basketbal ging in 1957 tussen ploegen uit Nederland en Engeland en eindigde in een kleine overwinning van de „thuisclub". De houder van het record op het gebied van speerwerpen in actie. Kogelstoten ontbreekt niet op het programma van deze internationale sportieve ontmoeting. In een lange colonne zitten de tal rijke deelnemers aan het boog schieten op hun beurt te wachten. den opgeleid voor het onderwijs, voor kan- loorwerkzaamheden, tot vertaler enzovoort. Lichamelijk worden zij fit gehouden door sporten, die zij, in hun invalidewagentje gezeten, konden beoefenen. Voorbeelden: schermen, boogschieten, knotszwaaien, bas ketball, tafeltennis. Het doel hiervan is mede hun borstkas en ademhalingsorganen zo flink mogelijk te ontwikkelen. Maar die sportbeoefening bracht ook nog iets an ders.... namelijk de „Jaarlijkse spelen voor de gedeeltelijk verlamden!" De„Stoke_ Mandeville-Games" worden elk jaar ge houden. WIJ TROKKEN eind juli naar Stoke- Mandeville en zagen vertegenwoordigers, mannen en vrouwen, uit zevenentwintig landen meedingen in de diverse wedstrij den. Het défilé van de verschillende equi pes met de vlaggen der deelnemende na ties was in z'n genre niet minder indruk wekkend dan dat op de Olympische Spelen en er werd om de hoogste eer gestreden met hetzelfde élan en de vaste wil tot win nen als de grote internationale atleten in Helsinki en Melbourne toonden. Een der deelnemers had „gelift" om mee te kunnen doen.... van Johannesburg naar Londen: een Zuidafrikaans paar maakte een reis per auto dwars door de Sahara om ver volgens per boot naar Engeland over te steken en bood deze patiënt een plaats in de wagen aan zonder enige vergoeding te vragen. Van Nederlandse zijde waren er zeven tien deelnemers. De uitzending was ver zorgd, als altijd, door de Bond van Mili taire Oorlogsslachtoffers, waarvoor dr. Guttmann een speciaal zwak heeft en niet alleen omdat hij bijzonder op Neder land is gesteld. Het feit dat deze organisa tie, die voor de uitzending der Nederlandse deelnemers zorg draagt, daarbij ook de civiele patiënten niet vergeet, waardeert hij bijzonder. En ook was het hem een grote voldoening, dat in dit jaar, 1957, de Hollanders met drie eerste prijzen naar huis gingen, namelijk twee voor badminton en één voor zwemmen. Bovendien werd er nog een tweede prijs behaald in tafeltennis. Toen wij die avond Stoke-Mandeville verlieten en het gammele treintje ons naar Londen terugbracht, hadden wij een der mooiste sportdagenachter ons V die wij in onze journalistieke carrière, r waar dan ook, doorbrachten. Het was een zeldzaam genot te zien met hoeveel energie en overgave, met hoeveel plezier en stralend enthousiasme ook, al die toch eigenlijk zo zwaar getroffenen daar tot het uiterste hun best deden. Zij waren geen „patiënten" meer. Zij zijn overigens normale, gewone mensen, die gehandi capt door het leven moeten gaan en dank zij de genialiteit van een dr. Gutt mann en de toegewijde steun van zijn medewerkers en medewerksters over heel de wereld, geholpen door de vrijgevig heid van duizenden, de morele moed en de lichamelijke kracht en gezondheid kunnen opbrengen om, tenslotte, toch een rijk. vol m nuttig leven te leiden! IPilllsiiBasw MIJN SCHOONVADER komt opgewekt binnen. Hij omarmt mijn vrouw en klopt mij joviaal op de schouder. Dat kan gezellig worden. Even later is mijn vrouw al naar de keuken gesneld. Zij heeft de deur achter zich open gelaten. „Alles goed?" vraagt mijn schoonvader. „Alles best!" antwoord ik. Ik hoor mijn vrouw koffie malen. Mijn schoonvader komt dicht bij mij staan. „Zeg jongen", zegt hij op een toon, die naar het vertrouwelijke zweemt, „zouden jullie een prima bed kunnen gebrui ken?" „Ochzeg ik. Een goed bed zou ons best van pas komen. Wat wij hebben is, eerlijk gezegd, niet veel zaaks. Maar ik vind het niet nodig mijn schoonvader dat meteen te laten weten. Ik houd liever een slag om de arm. Je kunt nooit weten, waar dat goed voor is. En daarom zeg ik nog eens: „Och „Nou ja, ik dacht het zozegt mijn schoon vader. „Ik zag vandaag een mooi bed op een veiling. Niet nieuw meer natuur lijk, maar in een uitsteken de staat. En als jullie er prijs op stellen.... nou, dan schenk ik jullie het" Er trekt een behagelijke koffiegeur de kamer bin nen. „Dat is aardig aange boden" zeg ik, „verdraaid aardig. Kom, ga er toch bij zitten. Hier, neem deze stoel. Alleen Mijn vrouw komt binnen met de koffie. „Waar heb ben jullie het over?" „Dat is een geheimpje" zegt mijn schoonvader en hij steekt speels zijn oude vin ger op. Hij is al ver over de zestig, maar nog merk waardig kwiek en levens lustig. Een paar minuten later zit hij aan de koffie en hij rookt een sigaar uit het kistje dat wij apart voor hem hebben aange schaft. Hij zit er bij als een toonbeeld van weldadig heid. DRIE DAGEN later wordt er bij ons gebeld door twee mannen van een stadsbe- steldienst. Zij roepen naar boven dat ze een bed ko men brengen en ik roep terug: „Mooi zo!" Want ik verwachtte al zo iets. Als hun gestommel onze verdieping nadert, houd ik de slaapkamerdeur open, om het hun gemakkelijk te maken. Zij schuiven rake lings langs mij, met het ijzeren gevaarte. Een van de kerels knikt mij grijn zend toe. „Zet het maar zo lang tegen die kast daar" zeg ik schikkelijk, want ik leg dit soort mannen liefst geen strobreed in de weg. Ze laten ogenblikkelijk het bed met een donderend ge raas tegen de kast vallen. Daarna vegen ze hun han den aan hun broek af. Nu moet er nog afgerekend worden en dan is het weer gebeurd. „Hoeveel is het?" vraag ik. „Zeveneneenhalve gulden" antwoordt een van hen resoluut. Goed, ik ga naar de huiskamer, haal het geld uit onze gelddoos, betaal ze en wens ze ver der veel succes toe met die zeveneneenhalve gulden van mij op zak. Even later onderwerpen mijn vrouw en ik het bed aan een nauwkeurige in spectie. Wij duwen eens op de veren, we trekken er eens aan en het geknars gaat door onze botten. „Het is niet helemaal nieuw meer" zegt mijn vrouw vergoelijkend, want het geschenk is tenslotte van haar vader. „Nee" zeg ik, „nee, dat is het niet". En ik verzwijg dat ik het een vervaarlijk stuk oud ijzer vind. „Nou, wat geeft het" gaat mijn vrouw verder. Als er maar goed op te slapen valt. Dat is toch het voor naamste niet?" „Ja zeg ik. En wij kijken beiden een andere kant op, omdat wij niet van eikaars ge zicht willen lezen, hoe zwart wij de toekomst in zien, wat onze nachtrust betreft. DRIE NACHTEN hebben wij het geprobeerd. En nu zijn wij dan ook aan het eind van onze krachten. Wij lopen met glazige ogen rond. Als we een kwartier tje rustig in een stoel zit ten, knikkebollen we. Drie nachten hebben we tussen half vergaan ijzerdraad gehangen, dat hartver scheurend knarste, kraakte en reutelde, zo gauw wij het waagden een teen te verroeren. Drie lange nach ten hebben we gedommeld tussen angst en vrees om met een smak op de vloer terecht te komen, want tel kens was er weer iets in dat bed dat „pang" zei Maar nu is dan ook uit. Het liefst zou ik dat stuk lawaaierig /oest gewoon het raam uitsmijten. Maar ik heb rekening te houden met mijn schoonvader. Vandaag of morgen, zul je zien, staat hij weer bij ons op de vloer. Hoe zal ik dan dat smijten tegenover hem verdedigen? Daar begin ik niet aan. Want ik weet al bij voorbaat dat het kwaad bloed zal zetten. Ik weet wel iets anders. Ik ga naar een beddenspecialist en ik vraag hem of hij nog iets van dat aftands geval weet te maken. Met wat nieuwe veren misschien.... Het gaat geld kosten. Ja, ik zie al aankomen, dat mijn nieuwe regenjas er wel bij in zal schieten DE BEDDENSPECIALIST is geweest. Hij ziet kans, zegt hij, om het oude beestje helemaal op te knappen. Al het inwendige nieuw en dan nog een kwastje lak over de po ten.... Daar schiet niet alleen mijn nieuwe regen jas bij in, maar mijn vrouw zal ook nog wel een paar maandjes op haar oude schoenen moeten sloffen. Ze heeft het er echter graag voor over, zegt ze. Wat mankeert haar? Maar dat kan ik ook aan mijzelf vragen. Met het geld dat wij naar dat oude bed gooien, hadden wij ook zo wat een nieuw kunnen kopen. Soms begrijp je je zelf niet. VEERTIEN DAGEN staat het van fonkelend nieuwe onderdelen en glanzend nieuwe lak voorziene bed nu alweer in onze slaap kamer te pronken. Als wij iemand zouden vertellen dat dit bed een stuk ver roest ijzer was geweest, zouden wij ongelovig aan gekeken worden. Er is dan ook niets ouds meer aan te zien. En wij slapen er op als rozen. PLOTSELING staat mijn schoonvader weer in onze kamer. Hij omhelst mijn vrouw teder en drukt mij innig de hand. Maar ik neem mij voor hem koel te woord te staan. Op meer kan hij, met zijn mooie ge schenken, van mijn kant niet rekenen. Hij gaat uit zichzelf zitten. „Kinderen" zegt hij dan gevoelig, „kinderen, dat bed had an ders gemoeten...." Mijn. vrouw, die zich al weer naar de keuken had begeven om koffie te zet ten, keert op haar schreden terug. Zij kijkt alsof ze zeggen wil: natuurlijk va der, dat hadden we dade lijk al gedacht. Denk maar niet, dat wij dat bed serieus hebben opgevat. Maar ik ben voorzichtiger. Ik zeg: „O!" Daarmee kan ik altijd nog alle kanten uit. Toch neem ik alvast het sigarenkistje van de schoorsteen. Om het bij de hand te hebben, wanneer de verzoening mocht vol gen. „Ik had het niet moe ten doen" vervolgt mijn schoonvader hoofdschud dend. „Ik had het niet moeten doen. Maar ja, zo ben ik nu eenmaal. Ik zie dat jullie geen goed bed hebben en ik denk.nou vooruit, dan mijn eigen maar". „Uw eigen!" juicht mijn vrouw. „Jawel.... mijn bloed eigen" zegt mijn schoonva der. „Ik weet wel, ik heb jullie gezegd, dat ik het op een veiling had gezien. Ja, waarom zeg je zo iets hè? 't Schiet je ineens te bin nen dan denk je, vooruit maar. 't Klinkt ook wat aardiger". „Jazeker" zeg ik. Ik peuter aan het deksel van mijn sigarenkistje. „Waar slaapt u nu zelf op?" vraagt mijn vrouw bezorgd. Mijn schoonvader zucht diep. „Daar gaat het nu juist om" zegt hij. Hij slaat zijn ogen deemoedig neer. „Ik had een oude divan op de zolder staan en ik dacht, daar gaat het ook wel op. Maar het gaat niet. 't Is eerlijk gezegd niks gedaan, dat slagen op die divan. Ik zou graag mijn eigen bed weer terug willen heb ben Dat valt als een steen tus sen ons in. Mijn vrouw en ik kijken verschrikt op. Wij zijn sprakeloos. Lang zaam dringt het verplette rende feit tot ons door. Dan sta ik eindelijk op. „Zo...." zeg ik. En ik zet de sigaren weer op de schoorsteen. WIJ HEBBEN nog één nacht op het bed geslanen. Toen hebben wij het naar mijn schoonvader terug gestuurd. Want wij zijn gqen onmensen. Wij willen niet dat een oude man op een kapotte divan zijn nachten zou moeten slijten. Al spijt het ons zeer van al dat geld, dat wij in dat bed hebben gestoken. Maar kom aan, flink gespaard. Geen pijpjes meer stoppen en geen snoep meer b'j de thee. Dan komt het ook nog wel eens zover, dat wij onszelf een nieuw bed kunnen aanschaffen. Het is altijd zaliger te kopen dan te krijgen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 17