In Bakkum opende dr. Prinsen een internaat voor verpleegsters Nederlands Kamerorkest met pianist Rudolf Firkusny Vijfde Symfonie van TsjaikofskyMassine Daniel Sorano: komediant als maker van kunst In Santpoort kan begonnen worden met de bouw van een opnamepaviljoen WOENSDAG 18 JUNI 1958 9 AANWINST VOOR PSYCHIATRISCHE INRICHTING Kerkelijk Nieuws „A fvalplastiek" Standpunt G.S. inzake IJmond ongewijzigd Afscheidscollege prof. dr. F. Zernike Nederlands boek over Duitse vijfde colonne in Russisch vertaald Slachtoffer van brand op „Artemis" gevonden Holland Festival Waarschuwingsdienst voor radio-actieve neerslag Kamer van Koophandel in Indonesië staakt werk EEN KLUCHT VAN MOLIERE De Provinciale Ziekenhpizen in Noordholland hebben er een formidabel bezit bij, dat sinds gistermiddag officieel in gebruik is: een pracht van een zuster-internaat voor de inrichting in Bakkum. De commissaris der Koningin in Noordholland, dr. M. J. Prinsen heeft de opening van het op een sober maar modern ingericht hotel lijkend flatcomplex verricht en bij deze gelegenheid in het bijzijn van vele genodigden in de grote eetzaal van het zusterhuis bijzondere aandacht besteed aan de verantwoorde lijkheid der verpleegkrachten in de psychiatrische inrichtingen. Er is ook door an deren veel gezegd deze middag en er zijn tal van cadeaus aangeboden voor het fonkelnieuwe complex. Maar het tevredenst waren de zusters, die van de verouderde onderkomens tegenover het nieuwe huis in de hemel van een modern, van centrale radio- en televisieaansluitingen voorziene pand kwamen. Dat met zijn 103 woon kamers, 3 logeervertrekken en alle mogelijke andere comfortabele woon- en werk ruimten een sterk argument kan zijn in de nog steeds niet bevredigende personeels bezetting der psychiatrische ziekenhuizen. Het nieuwe gebouw. Ned. Herv. kerk Beroepen te Ter Aar (Z.H.) (toez.) K. Schipper te Waspik; beroepen en aan genomen naar Huizum (Fr.) J. Terpstra te Neede idem naar Neede J. Uitentuis te Huizum (Fr.). Aangnomen naar Mijdrecht (toez.) M. G. Kamstra te Obergum. Bedankt voor Nijland Ph. J. Stoutjesdijk te Lobith. Geref. kerken Beroepen te Oude-Pekela B. Berends te Beetsterzwaag; beroepen te Middelburg (3de pred.pl.) en te Nieuwland J. Ytsma, laatstelijk Vrij Evang. predikant te Bus- sum te Oenkerk H. R. Zijlstra te Kou- dekerke. Aangenomen naar Sorong (Nieuw- Guinea) (Evang. Chr. Kerk) S. S. van Dijk te Witmarsum. Beroepen te Groningen-Zuid (vac. Dr. L. Praamsma) J. M. Vlaming te Gouda. Geref. Kerken onderh. art. 31 K.O. Beroepen te Deventer G. Zomer te Bun schoten-Spakenburg. Architect C. B. Posthumus Meyjes en zijn assistenten J. J. Bolderhey en J. B. Narold hebben van het, overigens uit ar chitectonisch oogpunt van buiten wat stijve gebouw, een buitengewoon aantrek kelijk geheel weten te maken en dr. Prin sen kon het dan ook een „verdiend" on derkomen noemen voor de jonge zusters, die na 'n mooie maar zware dagtaak „hun geestelijke bagage kunnen ordenen". Hij gewaagde met warmte en deernis over de patiënten en uitte zijn diepe bewondering voor degenen, die in het leven dezer zieken nog enige kleur weten te brengen. Zijn officiële opening ging gepaard met de wens, dat het nieuwe tehuis beantwoorden mag aan de bestemming, waarvoor het be doeld is. Vooraf heeft een strijdbare Jac. Rustige, voorzitter van de commissie van bestuur van de Provinciale Ziekenhuizen van Noordholland de moeilijke historie der vérnieuwing van de provinciale zieken huizen gereleveerd. In Santpoort Hjj kon meedelen, dat Inmiddels ook het nieuwe opnamepaviljoen van het Provin ciaal Ziekenhuis te Santpoort gebouwd kan worden: de plannen zijn goedgekeurd. Zijn speciale dank ging uit naar de heer R. Verbeek voor diens raad bij de voorbe reiding en uitvoering van de nieuwbouw en hij wees er tenslotte nog eens met klem op, dat de Provinciale Ziekenhuizen allang geen „krankzinnigengestichten" meer zijn, maar ziekenhuizen in de beste zin van het woord. Mevrouw J. A. BuiterKloosterman, geneesheer-directeur van „Bakkum" heeft in haar „aanvaardingsrede" bij de inge bruikneming van het nieuwe huis, de sociale toestanden voor verpleegden en verplegers, nu en vroeger met elkaar ver geleken en de rol van het internaat voor de jonge verpleegsters in ogenschouw ge nomen: een „doorgangshuis" als dit zal met zijn eigen sfeer de jonge werkende vrouw kunnen helpen vormen tot de zelf standige vrouw, die haar eigen leven kan gaan bouwen. Namens de hoofdinspectie voor de gees telijke volksgezondheid is voorts door dr. A L. C. Palies het woord gevoerd en bur gemeester C. F. Smeets van Castricum heeft eveneens verheugde woorden laten horen over het nieuwe internaat, waarna de architect zijn dank uitsprak jegens allen, die aan de realisering van het ge bouw meewerkten. Cadeaus Ir. J. P. A. v. d. Kroon heeft uit naam van alle aannemers een door de Amster damse kunstenaar gemaakte speelse draadplastiek voor de hal aangeboden; er kwam een platenspeler bij van het perso neel en een plaat van de ontspannings vereniging O.V.A., een elektrische gong van de Castricumse afdeling van de A.B.V.Aen een slotwoord van de heer Rustige, die onomwonden repliceerde op alle goede wensen. Burgemeester Smeets moest het even ontgelden: „U belooft hui zen voor verpleegsters, maar ze zijn er nóg niet" en tenslotte heeft men groeps gewijs de inrichting bekeken: van de enorme fietsenkelder tot de vier woonlagen met de eendere, maar stuk voor stuk smaakvolle en door genuanceerde kleuren- vondsten persoonlijk ingerichte zit-slaap- kamers. De Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland dr. M. J. Prinsen (derde van links) en mevrouw Prinsen (geheel links) maken hun en tree, vergezeld door de heer Rustige en de geneesheer-directeur der inrichting mevrouw J. A. Buiser-Kloosterman. In de ontvangsthal van het nieuwe Bakkumse zusterhuis heeft de Amster damse kunstenaar De Heus een naar onze smaak bijzonder geslaagde poging gedaan tot functioneel gebruik van zijn grondstoffen. Vit allerlei waardeloze afval, als stukjes draadijzer, stansres- tanten, moeren, en zelfs brokjes fiets- ketting maakte hij tegen een effen grijze wand een boeiende „vissenplas- tiek" een vrolijk geheel, waarin een paar scherven tegel een kleurig nootje brengen. De bedoeling was, volgens de maker, niets meer dan „een glimlach te bren gen op het gelaat van degenen, die het zien". Dit „droomhuis" voor jonge zusters, gisteren in Bakkum geopend, bevat bui ten de 103 woonkamers en 3 logeerver trekken per 25 zusters een grote huis kamer, een keukentje, een was- en strijkkamer, een badkamer en twee douchecellen; voor alLn twee ontvang kamers, een centrale eetzaal met lobby, een dienkeuken, en een door de pa tiënten aangelegd groot buitenterrein met speelveld. Gedeputeerde Staten van Noordholland blijven van mening, dat de in het wets ontwerp tot bevordering van een even wichtige ontwikkeling in het gebied van de IJmond voorgestelde regeling de ver kiezing verdient boven andere oplossin gen, die in het voorlopige verslag op dit wetsontwerp naar voren zijn gebracht. Gedeputeerden hebben dit aan de minis ter van Binnenlandse Zaken meegedeeld, nadat deze, daarnaar gevraagd door de commissie van voorbereiding uit de twee de kamer, nader overleg met gedeputeer den over deze kwestie had gevoerd. Een en ander wordt nu meegedeeld in een brief van de minister aan de voorzitter van de Tweede Kamer, waarin tevens wordt verwezen naar het nadere standpunt, dat door de gemeenten Beverwijk en Heems kerk is ingenomen. De raad van de ge meente Velsen heeft in de schriftelijke be handeling van het wetsontwerp geen aan leiding gevonden op zijn aanvankelijke standpunt terug te komen. Prof. dr. F. Zernike, die in november 1953 de Nobelprijs voor natuurkunde ver wierf, heeft in de aula van de rijksuniver siteit te Groningen zijn afscheidscollege gehouden. Prof. Zernike wordt de volgen de maand zeventig jaar. Gedurende vijf enveertig jaar was hij verbonden aan de universiteit in Groningen. Voor de door hem ontwikkelde optische fase-contrast-methode en de daarop be rustende fase-contrastmicroscoop, die in de naoorlogse jaren bekendheid kreeg, kreeg hij de Nobelprijs voor natuurkunde in november 1953, en tevens verscheidene binnen- en buitenlandse onderscheidingen. In een nogal wonderlijk samengesteld programma: werken van Corelli, Mozart, Janatsjek, Flothuis en na de pauze weder om Mozart, liet het Nederlands Kamer orkest zich dinsdagavond horen in het Concertgebouw te Amsterdam, het eerste van een reeks van drie concerten, die ook in Schevenirfgen gegeven worden. Dit soort koppelverkoop van oud en nieuw, zoals het willekeurig bijeenbrengen van vroegere en recente werken op één avond onlangs door een recensent van een week blad genoemd werd, is hoofdzakelijk er op gericht om kool en geit te sparen. Men miskent daarbij de wezenlijke verschillen in spanningsgraad bij de toepassing der muzikale elementen vroeger en nu, als mede analoog daaraan het feit dat psy chische spanning die bij de hoorder ge wekt wordt door een modern werk hem in het algemeen Hnllanrl minder ontvankelijk maakt om onmiddellijk daarop =en werk in zich op te nemen waarin een nobele symmetrie de begrenzing vormt van een zoveel serenere gedach- tenwereld. Wat het pro gramma van deze avond be treft kwam daarbij nog dat FSStiVSi de beide composities van onze tijd bepaald geen partij vormden voor de andere werken, zodat ook door het niveauverschil hier niet van een geslaagde programmacompositie kon wor den gesproken in die zin waarin ook het totaal van een concertprogramma een compositie in de tweede graad zou dienen te zijn, dat wil zeggen een samenbinding der delen tot een geheel van hoger orde. Het Kamerorkest was deze avond prach tig op dreef en toonde onder leiding van zijn dirigent Szymon Goldberg een bezie ling, die zich manifesteerde in een bijzon dere eenheid, niet alleen van ensemblespel maar ook van muzikale intentie. De eigen aard van het orkest kan men het best om schrijven als binnenlyriek, waaronder dan te verstaan is dat de schone klank hier de uitstraling is van een gezamenlijk muzikale gevoeligheid, de reflex van het collectieve contact dat de musici met de compositie hebben. Het orkest kan soms zó musiceren dat men zich afvraagt waar de klank van daan komt en dat lijkt me een groot com pliment. Een zeer sterke suggestieve kracht ging aldus reeds direct uit van het openings- werk, de bekende „Folia" van Corelli, in een fraaie bewerking van Max Reger voor viool en orkest. Goldberg wist de statige cadans van deze chaconne in volmaakte harmonie met het orkest zó te doen vibre ren, dat men de stilte tussen de klank er voer. Een zelfde bezonkenheid had de voordracht van twee losse stukken van Mozart, eveneens voor viool en orkest: een Adagio in E (K.V. 261) en een Rondo in C (K.V. 373). Opvallend was ook de eenheid in het musiceren tussen de Tsjechisch- Amerikaanse pianist Rudolf Firkusny en het orkest in het Pianoconcert in Bes (K.V. 456) van Mozart in de tweede helft van de avond. Firkusny is een musicus bij wie directheid en openheid de ruimte scheppen voor een gevoelig contact met A uteur wist van niets Bij de Staatsuitgeverij voor Buiten landse Literatuur in Moskou is dezer da gen de Russische vertaling verschenen van het in 1953 in Nederland gepubli ceerde werk van dr. L. de Jong: „De Duitse vijfde colonne in de Tweede We reldoorlog", dat inmiddels ook in Enge land en Amerika het licht zag. De auteur deelde ons mede, dat hij door de Russische uitgave van zijn werk geheel verrast was. De Russische uitgeverij had geen enkel contact met de auteur gezocht, die in middels de Russische uitgave heeft kun nen laten vergelijken met het origineel en daarbij is volgens hem gebleken dat op de vertaling weinig aan te marken valt. De passages waarin kritisch gesproken wordt over de aard van een totalitair regiem en over het beleid van Stalin, zijn gehand haafd. Slechts één passage, gewijd aan de Moskouse processen van de jaren 1930, is zodanig gewijzigd, dat er alle namen uit verdwenen zijn. Tenslotte heeft een gene raal aan de vertaling een lange inleiding toegevoegd die een propagandistisch ka rakter draagt. Er wordt de Nederlandse auteur onder andere in verweten, niet te hebben ingezien dat de Amerkanen thans dezelfde perfide vijfde colonne methode toepassen als eertijds Hitier, aldus dr. De Jong. Op het strand te Wassenaar is het stof felijk overschot aangespoeld van de twin tigjarige lichtmatroos Per Holmesland, een van de vier Noorse zeelieden, die ten gevolge van de brand op het Noorse tank schip „Artemis" op 7 juni om het leven zijn gekomen. Een van de slachtoffers is in het ziekenhuis Zuidwal in Den Haag overleden, van de andere twee zijn de lijken de dag na de scheepsbrand te Hoek van Holland aangespoeld. Het programma voor het Holland Fes tival van het Nederlands Ballet, waar van gisteren reeds het door eigen choreo grafen, te weten Rudi van Dantzig en Jaap Flier geleverde aandeel werd besproken, vermeldt als openingsnummer „Vijfde Symfonie" zo genoemd naar de muziek van Pjotr Iljitsj Tsjaikofsky van Leo- nide Massine, dat in 1935 als „Les Pré- sages" zijn wereldpremière beleefde. Als men het niet wist, zou men gemakkelijk hebben kunnen raden in welke tijd het ontstond, omdat de invloed van Kurt Jooss er zo duidelijk in merkbaar is gebleven, ook nu de programmatische titel (De Voor tekenen) door een neutrale aanduiding is vervangen. Want al worden de delen niet meer met de aandacht bepalende slagzin nen aangekondigd, de vooropgestelde sym boliek doet zich nog onver minderd gelden. Zodoende kan men dit ballet zonder een verhalende inhoud op het eerste gezicht in vier hoofdstukken „lezen" met achtereenvolgens de motto's: amusement en ambities, de strijd tussen verheven en profane liefde, lichtzinnig heid en tenslotte oorlog en vrede. Ook nu in plaats van de oorspronkelijke, nadruk kelijk de bedoelingen illustrerende kos tuums van André Masson romantische tutu's in limonadekleuren gedragen wor den, behoudt men de indruk van figuren en groepen die rollen vertolken, een be dachte betekenis uitdragen. Men heeft dus te doen met een zinne beeldige voorstelling. Zoals men door „De driekante steek" (waarvan het Ballet van de Nederlandse Opera in het Holland Festi val enige vertoningen geeft) aan de ge danste pantomine „Petroesjka" van zijn voorganger Michael Fokine werd herin nerd, zo is men nu geneigd te veronder stellen dat Kurt Jooss op Massine een zelfde invloed heeft uitgeoefend als Isa dora Duncan op de maker van „Les Sylphi- des" een kwart eeuw tevoren. Alle midde len van de danser worden ingeschakeld om een optimale expressie te bereiken met in- achtneming van de traditionele patronen. Het is niet moeilijk om in het laatste deel van deze „Vijfde symfonie" een zekere ge lijkenis met „De groene tafel" te ontdek ken, voor zover men die al niet eerder heeft bespeurd. Het is geen wonder dat Massine, die voor hij zijn loopbaan als dan ser begon tot acteur werd geschoold, zich door de toch enigszins theatrale muziek van Tsjaikofsky liet verleiden tot een alle gorisch toneel van de strijd tussen de „held" en zijn „noodlot". De wals echter het derde „tafreel" verplaatst ons evenzeer naar het klimaat van de dertiger jaren, de roes van uitdagende zorgeloos heid. En gezegd moet worden, dat de dra matisch aandoende contrastwerkingen een bijzondere spanning teweegbrengen. Dat Massine zijn schepping thans onder een muzikaal opusnummer de wereld in stuurt is louter een formele kwestie van principe. Hij huldigt immers het beginsel van het zogeheten symfonische ballet, het geen hierop neerkomt dat hij, steunpunten zoekend in de gegeven compositie, een ei gen structuur verlangt voor een bewe gingsspel zonder een litterair gegeven. Men doet hem dan ook onrecht door zijn crea ties met die van Balanchine te vergelijken, want hij wil uit oprechte overtuiging bij wijze van spreken een filosofische inhoud tussen de regels laten uitkomen. Voor hem zijn dansers niet alleen instrumenten, maar in de eerste plaats mensen. Is Balanchine een apollinisch, Massine wenst niet anders als een dionysisch kunstenaar te zijn. Over voorkeuren behoeft in dit geval niet ge twist te worden. „Vijfde symfonie" is on danks alle verouderde ballast een schitte rend pleidooi. In zekere zin is het zelfs een der weinige voortbrengselen van dans kunst dat op de ten onrechte gangbare noemer „klassiek ballet" aanspraak kan maken, vooral met betrekking tot het krachtig-bewogen eerste deel, omdat daarin de mythologische gedrevenheid der antie ken herleeft. De romantische impulsen zijn door de transformator van een gevoelig ordenende geest geleid. Willy de la Bye en in tweede instantie Andrea Jungen wisten bewonderenswaar dig de vereiste energie te wekken, waarbij de hoekige armzwaaien in het allegro de golvende ontwikkeling der ensembles mar kant accentueerden zoals er trouwens in het gehele ballet een fantastisch mooie wisselwerking is tussen groepen en solis ten. Wederom kon men genieten van de stijlzuiverheid van Marianna Hilarides, die in het andante cantabile (met Jaap Flier als „dans"-partner en Aart Verstegen als tegen-,.speler") de melodie voordroeg met een lyriek van volmaakte eenvoud. Janine van Thor was niet briljant, maar muzikaal nauwgezet in de wals. Het corps de ballet zal nog ernstig moeten repeteren om tot een gelijkwaardige beheersing en afwer king te komen. Als vrijwel volmaakt model van de idealen van een nauwelijks verleden tijd lijkt mij dit werk sensitief, maar nergens sentimenteel een belangrijke aanvulling van het reeds zo veelzijdige repertoire. David Koning de muziek, dat zich vooral in het Andante openbaarde: tegen dit wat mistroostige gavottepatroon bewogen zich de omspelin gen van de variaties met een bijna pijn lijke gratie. Wat het Concertino voor piano en zes instrumenten van Janatsjek betreft, waar in de solopartij eveneens door Firkusny gespeeld werd: de waarde van deze com positie ontgaat mij ten enenmale. De naam Janatsjek komt men de laatste jaren vrij vaak op de concertprogramma's voor en in dit Holland Festival wordt wederom een opera van zijn hand uitgevoerd. Even als in de andere werken, die mij van hem bekend zijn, hoor ik hier niet veel anders dan de oprechte maar onbeholpen mede delingspogingen van een ongearticuleerd mens. Motiefherhaling en variatie moeten de plaats innemen van werkelijke con structie, het polyfone denken is nauwelijks ontwikkeld en de als vrijheid genoemde ongebondenheid zou wel eens alleen een onvermogen tot werkelijke binding kunnen zijn. Het is voor mij in muzikale trans positie de conversatie van de „Aard appeleters" van Vincent van Gogh: duis ter en benepen. Een Capriccio voor strijkorkest van Marius Flothuis sloot de eerste helft van dit programma af. Het stuk munt uit door menige goede 'inval, waarvan men echter nogal eens de indruk krijgt dat ze „in het zand verloopt". In zijn flitsende momenten en fraaie contrapuntiek vormde het echter een dankbare opgave voor het orkest, dat er opnieuw zijn grote vooruitgang mee bewees. Sas Bunge De ministers van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Be drijfsorganisatie, van Defensie en van Ver keer en Waterstaat hebben besloten een „werkgroep waarschuwingsdienst radio actieve neerslag" in te stellen. Zij zal tot taak hebben voorbereidingen te treffen voor de inrichting van een waarschuwings dienst voor radioactieve neerslag. Deze dienst zal ervoor moeten zorgen dat zo spoedig mogelijk na een kernexplosie in of buiten Nederland het gebied wordt aan gegeven dat eventueel door radioactieve neerslag bedreigd wordt. Voorts moet zij een meldingssysteem ontwerpen voor doorgifte van radiologische metingen aan de waarschuwingsdienst, waardoor deze dienst in staat wordt gesteld de uitgege ven verwachting te verifiëren en eventueel te corrigeren, de geografische verdeling van de opgetreden stralingsintensiteit vast te leggen en het tijdstip voor intrekking van waarschuwingen te bepalen. Tot voorzitter van de werkgroep is be noemd de heer G. J. D. Franken, chef van de hoofdafdeling organisatie Be scherming Bevolking van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Tot leden zijn benoemd enige militaire vertegenwoordi gers, vertegenwoordigers van het Konink lijk Meteorologisch Instituut en van de organisatie Bescherming Bevolking. DJAKARTA (ANP) De Nederlandse Kamer van Koophandel in Indonesië zal de volgende week haar werkzaamheden voorlopig staken, aldus verneemt de ANP- correspondent in Djakarta. De laatste le den van het personeel, secretaris W. J. Minzinga Zijlstra en de plaatsvervangend secretaris W. H. N. van Leeuwen, zullen naar Nederland terugkeren. De Kamer werd gesticht in 1956 en om vatte vrijwel het gehele Nederlandse za kenleven in de archipel. Het besluit de werkzaamheden te staken wordt gezien als „een duidelijke aanwijzing, dat de om standigheden ongunstig blijven voor Ne derlandse zakenbelangen in Indonesië", aldus werd in zakenkringen gezegd. Het vertrek van de secretarissen van de kamer valt samen met het afscheid van een aanzienlijk aantal Nederlandse zaken- leiders, die aanvankelijk hadden besloten in Indonesië te blijven in afwachting van betere tijden, doch die thans de hoop heb ben opgegeven, dat de omstandigheden in de nabije toekomst zich in gunstige zin zul len wijzigen. Daniel Sorano als Mascarille. Het toch voornamelijk voor artistieke fijnproevers bestemde Holland Festival heeft plaats ingeruimd voor een kermis klucht van ruim driehonderd jaar ge leden, voor het eerst vertoond op een marktplein in Lyon door een der vele rondzwervende troepen van destijds als uit. bundig volksvermaak. Het was het eerste stuk van de toen ruim dertigjarige Jean- Baptiste Poquelin, zich noemende Molière, die zich bediende van een der populaire Italiaanse intrigespelen om (al is dat mis schien slechts een gevolg geweest van zijn inspanning om het repertoire uit te brei den) een nieuw geluid te laten horen. Dat geluid bleef door de eeuwen heen onverminderd krachtig, HOllSIIQ want men kan nu wel zeggen dat het in wezen een arm zalig en conventioneel maak werk is, dat bij gebrek aan personen van menselijk for maat niemand belang inboe zemt, het vormt nog steeds een bron van kostelijk amu sement, die door een onder- FBStiV3l nemende ingenieur (vernuf- teling) werd aangeboord. Mo lière beschikte blijkbaar over een wichel roede om op afgegraasde terreinen tussen de bezinksels van vorige perioden de aders te ontdekken, waaruit de humor destijds als een vloeistof beschouwd vrijelijk kon opspuiten. En al bevat de taal weinig pas sages van dichterlijke waarde, iedere scène is geschreven in een taal, die de kleur en de sappigheid van het hartstochtelijke leven meedraagt. Wie „l'Etourdi" niet mocht kennen en in het door Dick Elffers typografisch fraai verzorgde programma de inhoudsbeschrij ving van dit spel van „De onbezonnen jon geling" leest, zal zich bevangen voelen door de vrees er niets van te begrijpen, zo in gewikkeld ziet de samenvatting der ge beurtenissen er uit. Dat is geen wonder, want de nog onervaren Molière heeft zijn tweeduizend regels aan elkaar gebreid vol gens het systeem van één-recht-twee-ave- recht. Het is een langdurige cyclus van telkens nieuwe variaties op hetzelfde the ma: een slim plan van de één dat door de onbesuisde kortzichtigheid van de ander verijdeld wordt. Tien keer, in onderling zonder enig bezwaar te verwisselen episo des, maakt men het mee hoe listig beraam de triomf in tegenspoed verkeert. De ach tereenvolgende tafrelen zijn als „nummers" uit een variété, die wegens behaald succes met kleine wijzigingen worden geprolon geerd, tot het publiek moe is van het lachen en het verder wel gelooft, waarop dan ook haastig en domweg de beproefde finale volgt, waarin alle betrokkenen razendsnel gelukkig worden gemaakt of tevreden gesteld. Maar ziet uien het samenstel van ge beurtenissen voor zich op het toneel, dan is alles even zonneklaar en doorzichtig, zeker wanneer het zo voortreffelijk als nu door het Théatre National Populaire uit Parijs wordt ontwikkeld in een zeldzaam vitaal ritme. Al het geharrewar is er om begonnen het mooie slavinnetje Célie, dat gevangen wordt gehouden door de gierige Truffaldin, in de armen te spelen van de verliefde Lélie. die voor de amoureuze ver overing de hulp van zijn knecht Mascarille heeft ingeroepen. Maar wat deze lepe be drieger ook uitdenkt met zijn grenzeloze fantasie, steeds veroorzaakt de onhandige minnaar door zijn op onwetendheid berus tende eerlijkheid de mislukking der ge waagde initiatieven. Telkens verandert daardoor de situatie op gelijksoortige wijze van aspect. Bij al zijn stukken is Molière van situaties uitgegaan, maar in de jaren van gerijpt kunstenaarschap wist hij door middel daarvan een karakter te open baren. Daarvan is hier geen sprake. Ook Mascarille, de spil waar alles om draait, is een type zonder tegenvoeter in de werkelijkheid. Hij is een afstammeling van de schelmen uit de commedia dell'arte, die in zich de trekken en eigenaardigheden van Scapino, Capitano en Arlecchino verenigt. Molière heeft deze rol voor zichzelf ge schreven. Het is een opgave voor een kunstenmaker, die van alle markten thuis is, om deze schelm in het kwadraat, die men beurtelings ziet en hoort als groot spreker en lafaard, als raddraaier en dich ter, als slechte overwinnaar en goede ver liezer, springlevend op het toneel te zetten. Dat lukt Daniel Sorano op een bijna onge loofwaardige manier. Zijn virtuositeit is zo volmaakt en veelzijdig, dat hij het wonder klaarspeelt hartelijk sympathie te wekken voor deze picareske gangmaker met zijn uitbundige verbeeldingskracht, die meteen de ondernemende daad voegt bij het licht vaardige woord. Springlevend inderdaad is deze Mascarille dank zij het onvermoei- baie elan van Sorano, die als een duivels- kunstenaar in de gedaante van een dan sende mime over de planken buitelt. Alles beweegt aan hem, van zijn vingertoppen tot zijn oogleden en zijn mondhoeken, hij is voortdurend in actie, met zoveel tech nische hulpmiddelen tot zijn beschikking dat hij de illusie kan volhouden van een voortdurende improvisatie en tcch is er geen accent en geen trek teveel bij deze vrolijke, soms dolle transformaties Als regisseur bleek Sorano over dezelf de combinatie van vindingrijkheid en be heersing te beschikken. Tussen de bedrij ven treedt er een ensemble van straatmu zikanten op, waarvoor Maurice Jarre dar tele composities leverde. Zij geven als het ware de toon aan van deze opvoering, die klatert als een fanfare. Zoals bij zijn eigen creatie wordt ook door de anderen op zijn aanwijzingen ieder motief in de tekst om gezet in plastische of mimische handeling of reactie, flitsend en vlug en steeds ter zake dienend. Zo moet men Molière voor het voetlicht brengen, de tekst spelend met alle expressieve faculteiten van de mens. Dank zij kostelijke karikaturen van Georges Riquier en Philippe Noiret is de scène van de doodgewaande Anselme en de hard maar zuinig lachende Truffaldin een der hoogtepunten. Jean-Frangois Re- mi zorgt er als de vermeende Egyptenaar voor, dat er ook in het bedrijf der tradi tionele afwikkelingen een komische ver rassing opduikt. Yves Gasc verenigt in Lélie de charme van de latere vlinder markiezen met de gewenste goedhartige stupiditeit en Nadine Berger lijkt bege renswaardig genoeg om als aanleiding tot zoveel plezierig tumult te fungeren. Dinsdag had de enige opvoering in Am sterdam plaats, hedenavond volgt een her haling in Den Haag en daarna kan men het T.N.P. en zijn directeur Jean Vila'r met „Hendrik de Vierde" van Pirandello zien tijdens dit veel te korte bezoek. David Koning Koeldeskundigen-congres. Te Delft is in het gebouw voor Werktuig- en Scheeps- bouwkunde der Technische Hogeschool een congres van het International Institute of Refrigeration geopend, dat tot en met za terdag zal duren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 7