Als u zachtheid zoekt, dan vindt u
GOLDEN FICTION
't zachtst
Tussen koffie en lunch even over
de barricaden naar de rebellen
Vijftig jaar geleden
Bespreking Luns-Von Brentano
„in zeer welwillende atmosfeer"
NAAIMACHINES
Zo kijkt men naar de meisjes op het strand,
zo in de lopen van machinepistolen
OP BEZOEK BIJ
SAEB SALAM
II m
lil
DINSDAG 24 JUNI 1958
3
Herdenking van Potgieter
Uit Haarlems Dagblad
van 24 juni 1908
Rassenscheiding in Little
Rock blijft gehandhaafd
Federaal optreden wordt
in Washington overwogen
GOLDEN FICTION, een gulden genieting voor 95 cent
Warrig
Vakwerk
Art
ill
Wm
€)p dc
^Praatótoel
Ofschoon het voor ons, nuchtere Ne
derlanders die geen films kunnen maken,
moeilijk is hoogte te krijgen van de in
nerlijke gesteldheid dergenen die een
werkzaam aandeel hebben in de totstand
koming van grote film„werken", kunnen
wij toch onmiddellijk accoord gaan met de
constatering dat deze lieden over een grote
mate van verbeeldingskracht moeten be
schikken.
Welnu, de grote man van de Ameri
kaanse film, Eric Johnson, president van
de „Motion Picture Association of
America", heeft zich in een soort film
taal tot de Amerikaanse regering gericht
en deze een fantastisch idee aan de hand
gedaan. Fantastisch in de betekenis van:
ongewoon, met verbeeldingskracht gela
den, uitgaande boven de traditie van
alledag.
En, ofschoon Johnson moe. de commer
ciële kant van het filmbedrijf beheerst
en nimmer blijk gegeven heeft van schep
pingskracht op het gebied van scenario
of regie, kan men toch aannemen dat hij
ideeën weet te beoordelen en de draag
wijdte kan zien van een geestesprodukt,
waarmee hij in zijn branche wordt ge
confronteerd.
Hij heeft geconstateerd dat de „vrije
wereld" in de afgelopen aa.t jaren 420
miljard dollar aan bewapening heeft uit
gegeven een reusachtige som, die ech
ter volgens hem geen enkele construc
tieve doelstelling heeft gediend. Want door
de bewapeningswedloop, aldus stelt hij
koelbloedig vast, kan onze democratische
levenswijze verwoest worden zonder dat
er een schot wordt gelost. Terwijl de hui
dige politiek der Amerikaanse regering
lijkt op die van een „reddingsbrigade",
die van de ene plek des onheils naar de
andere rent, ziet Johnson meer heil in
een dynamisch hulpprogramma voor de
economische ontwikkeling van het Mid
den-Oosten, Azië, Afrika en Zuid-Ame-
rika. Dit program zou in de komende vijf
jaren tien miljard dollar moeten kosten
een grote som, die echter in vergelij
king met de bewapeningsgelden nietig
lijkt.
Johnson ziet in deze constructieve hulp
de enige mogelijkheid om de „derde we
reld" (de landen buiten de westelijke en
de Sovjetrussische sfeer) uit de handen
van het communisme te houden.
Deze „filmtaal" zal wellicht in Was
hington enigszins sceptisch worden aan
gehoord, zoals verbeeldingskracht meestal
scepticisme opwekt in kringen, waar alle
fantasie gedood wordt door bureaucrati
sche sleur. Hét ontbreken van fantasie
in regeringsbureaus heeft in de wereld
geschiedenis echter veel vaker rampen
veroorzaakt dan voorkomen. Want ver
beeldingskracht is niets anders dan het
vermogen, in gedachten te breken met
verouderde en uitgemergelde conventies
en de rijke mogelijkheden van het nieuwe
te onderkennen.
Het valt niet tegen te spreken, dat de
politiek van de bewapeningswedloop steeds
meer de indruk maakt van veroudering
en conventionaliteit, als men ziet hoe
nieuwe, fantastische denkbeelden op ze
kere plaatsen van het wereldtoneel plotse
ling gestalte en wasdom krijgen. Helaas
zijn die nieuwe gestalten in de meeste
gevallen vijandig aan de tradities van
het westen doch speelt hier misschien
juist de tegenstelling tussen oud en
nieuw de grootste rol?
Wij zouden met een glimlach de fanta
sie van Eric Johnson en de conventies
van het Witte Huis met elkander kunnen
laten plukharen, ware het niet dat in ons
eigen land en in ons e' m milieu ingrij
pende invloeden werkzaam zijn van de
politiek, die daar overwint.
Als de bewapeningswedloop niet ook
onze eigen economie aa-tastte en onze
eiffen democratische toekomstkansen ver
kleinde, zouden wij toeschouwer kunnen
blijven. Doch zo is het heden niet meer.
En indien ons duidelijk zou worden, dat
er verbeeldingskracht nodig is om het
westen te redden, waarom zouden wij die
dan niet zelf proberen op te brengen?
Wij kunnen geen speelfilms maken
helaas. Maar misschien kunnen wij op
het podium van het wereldtoneel een be
zielende rol spelen, die een nieuwe stijl
en een nieuwe toekomst dienen kan.
In Zwolle wordt vrijdag 27 juni her
dacht, dat de dichter en schrijver E. J.
Potgieter honderdvijftig jaar geleden in
deze stad werd geboren. In het museum
aan de Melkmarkt wordt die dag een ten
toonstelling geopend, die gewijd is aan
Potgieter en zijn tijd. Prof. dr. W. A. P.
Smit uit Utrecht zal bij deze gelegenheid
spreken over „De betekenis van Potgieter".
's-GRAVENHAGE Bij de Tweede
Kamer komt weldra een wetsontwerp
tot het aanbrengen van eenige wijzigin
gen in de Motor- en Rijwielwet in be
handeling. Met de bedoeling het aan
tal ongelukken met automobielen in
bebouwde kommen tegen te gaan, heb
ben de heeren Van Citters c.s. in een
amendement voorgesteld, de maximum
snelheid in de bebouwde kommen der
gemeenten van 15 op 10 kilometers per
uur terug te brengen.
WASHINGTON (UPI) De federale
districtsrechter van Little Rock, Lemley
heeft een verzoek van de N.A.A.C.P. (Na
tional Association for the Advancement
of the Coloured People de nationale
vereniging voor de belangen van gekleur
de volksgroepen), het bevel de integratie
van de middelbare school tot februari
1961 op te schorten in te trekken, van de
hand gewezen. In zijn motivering wijst
Lemley erop, dat de kwestie hoogstwaar
schijnlijk nog vele maanden voor het Hof
van Appèl en het Hooggerechtshof zal die
nen.
Inmiddels heeft president Eisenhower
vier vooraanstaande leiders van de ne
gerbevolking ontvangen: Roy Wilkins, se
cretaris van de N.A.A.C.P., dr. Martin
Luther King die de busboycot in Mont
gomery leidde Lester Granger, secre
taris van de National Urban League en
Phillip Randolf, vice-president van het
vakverbond A.F.L.-C.I.O. Zij verzochten
de president „met alle hem ten dienste
staande middelen... de schoolintegratie
door te voeren" en legden hem hiertoe
een programma van negen punten voor.
Na afloop verklaarden de vier negerlei
ders dat de president hun adviezen „wel
willend" had ontvangen, doch zich tot niets
had gebonden. De procureur-generaal, Ro
gers, zei na afloop van het onderhoud dat
federaal optreden wordt overwogen.
In het negen punten omvattende pro
gramma wordt gezegd: „Als gevolg van
het ontbreken van autoriteit en gezag ver
vult de federale overheid in de bescha
mende manoeuvres te Little Rock slechts
de rol van toeschouwer". „Het departe
ment van Justitie dient krachtens de be
staande wetgeving op te treden tegen het
plegen van aanslagen op kerken, synago
gen en particuliere woningen en de mis
dadige activiteit tegen negerburgers in
Dawson en andere gemeenten. „Dé pre
sident dient het congres voor te stellen,
de commissie voor de burgerrechten nog
ten minste een jaar zitting te laten hou
den. „De president dient in woord en daad
duidelijk te maken dat hij is gekant tegen
het beschikbaarstellen van federale gel
den in programma's voor woning- en zie-
kenhuisbouw, onderwijs enzovoort waarin
de rassenscheiding wordt onderschreven".
FINSE COMPONIST OVERLEDEN
STOCKHOLM (Reuter) De in Finland
geboren componist en dirigent prof. Armas
Jaernefelt is maandagavond in Stockholm
na een korte ziekte overleden. Hij is negen
entachtig jaar geworden.
Advertentie
BEIROET, midden juni Het strand van St. Simonde Corniche
Palm Beach.Joe's Bar.het kleine autootje snort tevreden over Beiroets
brede boulevards, langs de witte wolkenkrabbers onder de blauwe hemel. Men
kijkt eens naar de gebruine meisjes in bikini op het strand en voelt zich in
vakantiestemming. Maar niet lang. Want als men de hoek is omgegaan, kijkt men
plotseling in de lopen van Russische machinepistolen, die worden vastgehouden
door ongewassen jongemannen. Die jongemannen liggen achter barricaden van
zandzakken en prikkeldraad. En dan bevat men ineens het ongelooflijke weer:
in Libanon, het eeuwig vredige paradijsje, eiland van redelijkheid in de zee van
het Arabische fanatisme, heerst burgeroorlog. Van die redelijkheid is nog maar
één restant over: er is geen land ter wereld, waar men tussen de koffie en de
lunch kan zeggen: „Kom, ik ga eens even bij de rebellen kijken". In Beiroet kan
dat wel. Men begeeft zich naar de somptueuze villa van Hadji Hoessein Oueini,
het politieke hoofdkwartier van de rebellen, waar het krioelt van oud-premiers,
van rijke jongemannen, die naast het waterskieën, het nasserisme als nieuwe
hobby hebben ontdekt en van onduidelijke, maar mooie, Libanese meisjes, naar
wier taak men slechts kan gissen. Een telefoontje is genoeg ook het afsnijden
van rebellentelefoons wordt in Libanon als onredelijk beschouwd en tien
minuten later is men met twee gidsen onderweg naar Beiroets rebellenwijken,
de Basta en Mousseir Bey.
In de frontlijn zelf gaat het iets minder
gezellig toe. In de verte klinken de gemene
klappen van een lankkanon, Twee straten
verderop ratelt een mitrailleur. Men pas
seert een groepje soldaten, dat met een
geweer in de ene hand en een (jsco in de
andere) dekking heeft gezocht in een portiek
en rjjdt dan een smal en verdacht kronkel
straatje in. Op de hoek van dat straatje
kijkt men dan ineens in de lopen van de
rebellen. Men schrikt ten onrechte, want
de gids zegt het wachtwoord en de rebellen
roepen vriendelijk: „Hello, Hello". Eén
klimt er van zjjn post op een muur, reikt
u de hand en trekt u behulpzaam over de
barricade, met de andere hand zjjn mitrail-
lettc vasthoudend. Bij de trekker natuur
lijk, noteert men wat nerveus.
Dan staat men in de rebellenwijk Mous
seir Bey, een van de moslimwijken van de
half christelijke, half mohammedaanse
stad Beiroet en wandelt verder naar het
hoofdkwartier van Saeb Salam, oud-pre
mier, die de rebellentroepen in Beiroet
commandeert. Het wordt geen rustige wan
deling, want het blijkt dat alle rebellen
hun wapens nieuwe Russische mitrail-
lettes uit Syrië, oude tommy-guns, kara
bijnen, jachtgeweren en pistolen bij de
trekker vasthouden. En soms hoort men
het langgerekte „piiiiing" van een kogel,
die in de blauwe lucht ongezien, maar wel
gehoord, zijn levenstaak aan het volbren
gen is. De rebellen, die vanwege de roman
tiek dolken in hun gordels, en vanwege de
militaire ernst, toneelkijkers om de hals
dragen, vinden dat niet erg, de Beiroetse
chirurgen doen iedere dag een paar hersen
operaties op rebellen, die door zichzelf of
hun vrienden, per ongeluk, in het hoofd
geschoten zijn.
Zij vinden de rebellie, geloof ik, een
geweldig feest, want zij hoeven niet te
werken en eten er toch goed van. Hun
vrouwen halen eten in de stad want de
voedselvoorziening van de opstandige wij
ken afsnijden, vinden de Libanezen ook al
onredelijk en zij bakken en braden
Arabische „kebab" dat het een lieve lust is.
Na vijf minuten wandelen staat men dan
voor een oud Turks paleisje, waar een tot
de tanden gewapende lijfwacht in het zon
netje ligt te slapen: het hoofdkwartier van
Saeb Salam. Het krioelt er in dat met
zandzakken beschermde huis van mensen.
Alle zoons en dochters, kleinkinderen,
neven en nichten van de oude Bey zitten er
limonade te drinken. Er loopt een legioen
onduidelijke secretaressen rond, lijfwach
ten roeren er met dolken hun koffie om en
iedereen gilt en schreeuwt door elkaar.
Maar aangezien Arabieren ook op deze
manier hun staatszaken afdoen, is er geen
enkele reden waarom zij zo geen opstand
zouden maken.
De menigte hijst zich respectvol overeind
wanneer Saeb Bey binnenkomt. Een man
van achter in de vijftig in Europees kos
tuum, een rond gezicht met zware oogleden
en warrig grijs haar, waaronder zich een
even warrig, maar helaas gevaarlijk, brein
blijkt te verschuilen. Hij vindt het fijn
reeds bij voorbaat met „Excellentie" te
worden aangesproken en begint eer ik de
tijd heb gehad te zeggen dat ik Nederlan
der ben, furieus op de Amerikanen te
schelden. „De Amerikanen hebben het ge
daan, zij willen ons knechten. President
Sjamoen is in dienst van de Britse „intel
ligence service". Maar wij laten ons niet
knechten. Wij zullen tot onze dood voor
onze vrijheid strijden. Tegen iedereen. Ook
tegen de UNO-politie, als die hierheen ge
zonden wordt. Wij hebben niets tegen
UNO-waarnemers, maar wij willen geen
politie. De.Libanese opstand is een binnen
landse zaak. Het is een gemene leugen, dat
wij wapens van Syrië krijgen (hoewel de
lijfwacht voor zijn deur een Syrische mi-
traillette op de schoot heeft - reisred.). Wij
handelen niet op orders van Nasser. Alle
maal leugens. Maar onze jongens worden
doodgeschoten met Amerikaanse kogels.
Hammarskjoeld mag bemiddelen, maar al
leen op deze basis: eerst Sjamoen weg,
want Sjamoen is een agent van 't Westen".
Saeb Salam bedaart even en zegt: „Mis
schien moet ik het Westen niet met Ame
rika vereenzelvigen. Wij zijn niet anti
westers. Wij houden veel van Nederland.
Nederlanders zijn heel anders dan Ameri
kanen".
Ik val hem, mijn geprikkeldheid onder
een glimlach verbergend, in de rede:
„Spreekt u gerust over het Westen, Excel
lentie. Welke verschillen er tussen Ameri
kanen en andere westelijke volken zijn, er
komt misschien een punt, waarop wij die
verschillen vergeten. Namelijk wanneer
men ons als Westen te hard op de tenen
trapt."
Het ontgaat, hem niet helemaal.
Hij begint ov'ër te vloeien van vriende
lijkheid en noodt mij de toren van zijn
paleis te komen zien, „die door Sjamoens
beulen met tankgeschut bestookt is". Een
lift brengt ons erheen, er zitten inderdaad
een paar gaten in de muur, maar vakwerk
is het nog niet. Pas wanneer ik verneem,
dat de regeringstroepen de kroon van het
plafond hebben geschoten en dat Saeb
Bey's secretaris het kristallen ding om zijn
hals kreeg, krijg ik neiging tot goedkeuring.
Het bezoek neigt ten einde. Saeb Bey
verzoekt mij zijn hartelijke groeten aan
het dappere Nederlandse volk over te
brengen hetgeen ik bij deze doe en
we gaan terug. Door de kronkelstraatjes
van de mohammedaanse wijk, over de bar
ricaden, door het niemandsland, langs de
tanks van het leger naar het zonnige terras
van het Saint George-hotel aan zee, waar
alweer gewaterskied wordt. „Een bier,
ober. en doe er wat zoutjes bij."
In de verte ratelt een mitrailleur het
antwoord. Een vreemde burgeroorlog.
l|Ë
Gisteren hebben de Duitse minister van
Buitenlandse Zaken, dr. Von Brentano, de
Nederlandse minister van Buitenlandse
Zaken, mr. Luns, en de staatssecretaris,
Van der Beugel in het ministerie van Bui
tenlandse Zaken te Den Haag uitvoerige
besprekingen over de nog steeds hangen
de Nederlands-Duitse vraagstukken ge
voerd.
In het officiële gemeenschappelijke com
muniqué, dat over deze besprekingen is
uitgegeven, wordt gezegd:
„De besprekingen hadden plaats in een
zeer welwillende atmosfeer, waarbij van
weerskanten de standpunten openhartig
naar voren werden gebracht. Alle be
langrijke nog op een oplossing wachtende
problemen werden aan de orde gesteld en
er werden middelen gezocht om de afwik
keling dezer reeds vele jaren hangende
problemen zoveel mogelijk te bespoedi
gen. De onderhandelingen zullen op korte
termijn worden voortgezet. De beide mi
nisters van Buitenlandse Zaken zullen zo
nodig in persoonlijke ontmoetingen de be
slissingen nemen, die voor het bereiken
van wederzijdse overeenstemming nodig
zullen zijn.
De Nederlandse minister van Buiten
landse Zaken, mrLuns (rechts) heeft
gisteren in Den Haag met zijn Duitse
ambtgenoot, dr. Von Brentano, bespre
kingen gevoerd over tussen de beide
landen bestaande kwesties
Van deze gelegenheid hebben de minis'
ters gebruik gemaakt voor een algemene
gedachtenwisseling over een aantal mul
tilaterale vraagstukken, welke voor bei
de landen van groot belang zijn. Zo is ook
aan de orde gekomen de komende ver
gadering van de raad van ministers van
de E.E.G. en Euratom. Gebleken is daar
bij, dat volledige overeenstemming tus
sen de inzichten van beide landen over
deze vraagstukken bestaat, in het bijzon
der ten aanzien van de voor de organisa
tie dezer gemeenschappen te kiezen zetel
en over de oplossing der problemen, ver
band houdende met de instelling van de
vrijhandelszone. De beide ministers van
Buitenlandse Zaken zijn het erover eens,
dat de instelling van de vrijhandelszone
een noodzakelijke aanvulling van de
E.E.G. vormt.
Allemaal anders
In het Rijksmuseum zag ik een kleine,
bijzonder aardige tentoonstelling van
prenten, die vertellen hoe onze naaste
voorvaderen en -moederen zich buitens
huis plachten te vermaken.
Zonder radio, televisie en bioscoop, zon
der auto's, brommers en allerlei andere
grappen, zonder welke wij ons leven niet
kunnen indenken, hadden die mensen na
tuurlijk evenveel plezier als wij. Wat niet
weet, dat deert niet. En wie de mogelijk
heid. van bioscoop, radio, televisie en auto
zelfs in de verste verte niet eens vermoe
den kan, voelt niet dat hij iets mist, wan
neer zij er niet zijn.
Er waren toen wel vele danshuizen. En
daarvan waren er vele waar schalkse da
mes (niet zo kinderlijk) kind aan huis wa
ren. Die laatste waren nur für Herren,
maar er waren ook uiterst decente bij,
waarheen oma opa gaarne vergezelde.
Op schouwburggebied zijn wij danig
achteruit geboerd. V zoudt het niet ver
moeden: het waren er bijna net zoveel als
tegenwoordig bioscopen. Ik heb het over
Amsterdam. Elders was dat niet het ge
val, maar Den Haag, Rotterdam en Utrecht
waren een eeuw of anderhalf geleden dor
pen en Amsterdam was de enige stad van
grote allure in ons land.
Er was toen veel gevrij. Niet meer dan
nu, hoogstwaarschijnlijk, maar anders. Ik
zal geen poging doen hierover een eroto-
sociologische studie voor u te schrijven.
Ik heb daar, terwille van uw zielerust,
mijn redenen voor. Ik zag op deze tentoon
stelling wel, dat met de vrijerij meer open
bare rekening werd gehouden dan thans
het geval is. Men had er mooie tuinen met
consumptie en prielen voor ingericht op
romantische plekjes. Die hadden naast hun
natuurlijke bekoorlijkheid, de bekoring
van het verstolene. Als u begrijpt wat ik
bedoel, betreurt u het misschien dat het
prieelwezen is weggekwijnd.
Dol waren de mensen van toen op dwaal
tuinen en doolhoven. Zij waren verrukt van
panopticums met al die starre, wassen
beelden. De voetballerij bestond niet. Maar
rustig roeien en zeilen was er ruimschoots
bij en de kolfbanen zagen veel vertier.
Vergeet vooral de herbergen en de kof
fiehuizen niet. Zij namen een veel belang
rijker plaats in het amusementsleven in
dan nu het geval is- Als het kermis was,
beleefden zij een extra hoogtij. Het bier
huis van Roetemeyer aan de Amsfelstraat
had in de kermisweek een omzet van der
tigduizend grote pullen bier en tienduizend
glazen punch.
Het is een aardige en eigenaardige ten
toonstelling in die paar zaaltjes van het
Rijksmuseum.
Wij hadden altijd de fout vorige ge
slachten te zien als primitieverds en te
denken dat w ij het geschoten hebben, dat
wij het allemaal veel beter en aardiger
doen dan die kinderlijke ouwentjes.
Maar over honderdvijftig jaar kijken de
mensen van dan nèt zo vertederd naar on
ze primitiviteit als wij naar die van de
vorigen. Zij zullen dan glimlachen om de
toverlantaarn die wij film noemen; radio
en televisie zijn dan precies zo als voor ons
hun verguld-avondjes. Er zullen dan alle
maal dingen zijn, wier bestaan wij nu zelfs
niet kunnen vermoeden.
Alleen het vrijen zal er dan ook nog wel
bij zijn.
Misschien weer in droomtuinen en rozen-
priëlen.
Want soms keert de mens terug op de
dwalingen zijner wegen.
Het lieve leven onzer overgrootouders
was zo lief niet als uit die vele prenten in
het Rijksmuseum zou kunnen blijken. Zij
waren misschien wel rustiger dan wij,
want Sigmund Freud was toen nog niet
geboren. Zij zullen hun complexen wel
gehad hebben, maar zij wisten dat niet zo
best als wij. Wij weten er nu raad mee en
zij wisten dat nietMijn overgrootvader
sukkelde het leven maar door, gebukt en
scheefgetrokken van de frustraties. Er was
in velden noch wegen een psychiater te
bekennen om hem er af te helpen. Arme
kerel. En vooral: arme overgrootmoeder.
Op de tentoonstelling, aan hun ver-
maaksleven gewijd, zien wij die ouwetjes
uiteraard op d'rlui aardigst. Wie zich aan
zijn tweede leven gaat wijden doft er zich,
uiterlijk en innerlijk, voor op. Hij ziet er
allerkeurigst uit, de voorpret tintelt in zijn
ogen en mondhoeken. Daarom geven die
prenten een geflatteerd beeld-
Thuis lijkt 't mij toch niet alles geweest
te zijn-. Vooral de onhygiëne mijner groot
ouders houdt mij bezig, wanneer ik aan
hun leven denk. Het waren - met alle res
pect - tamelijke viezerikken zonder water
leiding en met kannen en kommen. Zij
moeten - hoe oneerbiedig dit ook klinkt -
vrij onwelriekend zijn geweest onder de
zware vracht hunner kleren. Daar kon geen
odeklonje tegen op.
Hoe vaak per jaar zou mijn bet-over
grootmoeder in het bad zijn gegaanIk
moet er niet aan denken. Ik mag er niet
eens aan denken. Wie denkt nu aan zijn
bet-overgrootmoeder in het bad? Hoe dik
wijls per jaar? Misschien nooit in haar
hele leven. De goden vergeven mij. Ik heb
al bezwaar tegen mijn tijdgenoten die één
maal per week baden. Op vrijdag in de
tram is dat akelig merkbaar.
Het was allemaal anders. Oma ging vóór
zij met opa trouwde, misschien wel eens
héél verstolen met hem prielen, maar dat
was zondig. Gechaperonneerd zijn was de
de regelmatige regelWaren zij er zediger
om dan de jongens en meisjes van thans?
Ik, waag het niet op die vraag te antwoor
den. In ieder geval waren zij niet benij
denswaardiger, dacht ik. Ook niet om de
avondjes thuis bij de theetafel of aan de
kaarttafel. Of met die dolle spelletjes.
Soms was het allemaal wel gemakkelij
ker. Nu het toeristentijd is, denk ik aan
hun thuisblijven. Een huwelijksreisje naar
Valkenburg. En verder nooit meer. Nie
mand deed het en dus kwam het niemand
in z'n hoofd op om van huis te gaan. Nu
moeten wij allemaal zo nodig. Wat nu
de Rivièra is was toen het Kalfje, Scheve-
ningen of Zeist. Niets is betrekkelijker dan
afstand.
In ieder geval: wij zouden geweldig gek
staan te kijken wanneer wij anderhalve
eeuw werden teruggedraaid en met ons
twintigste-eeuwse smoeltje bij de bet-over-
groters in de huiskamer zaten.
Moet u zich eens indenken!
Uw bet-over-achterkleinkinderen zouden
het bij u ook geen dag uithouden.
Elias
Advertentie
Alle merken, dus ruime keuze
ENGEL, Gr. Houtstr. 181, Tel. 14444