'De Moor kijkt naar het vaderhuis" American Ballet Theatre met parodie en melodrama Hans Rosbaud dirigeerde een hybridisch programma van Concertgebouw-Orkest 0/5 de HOLLANDIA WANNEER U OP VACANTIE GAAT Concentratie van balletten niet mogelijk ild hebt U U's werelds DAI Cll kil C~Pracitótoel HOLLAND IA-CE MA PATENT SCHOENEN Jo Juda als solist bij het N.Ph.O. 3 Kurhauscabaret blijft deze zomer gesloten „Viking" met Noren in New York gearriveerd Klassiek welkom voor stoutmoedige A merika- vaarders Het rijk koopt dertien beeldhouwwerken Speciaalhuis Regenkleding Heden geen voorstelling in Openluchttheater Lezingen over oecumeni sche geschiedenis Zilveren bruiloft van Corry Vonk en Wim Kan Duits cabaret door brand gedupeerd ZEGT AMSTERDAM CE M A PA T E N T Zomerconcert VRIJDAG 27 JUNI 1958 Er bestond donderdagavond voor de tweede voorstelling van het American Bal let Theatre in het grote Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te 's-Graven- hage, met zijn eigenlijk te kleine toneel en weinig adequate belichtingsmogelijkheden, een ruime belangstelling van een zich vrij geestdriftig tonend publiek. Nu werd men inderdaad met „Rodeo" van Agnes de Mille op muziek van Aaron Copland in een plezierige stemming gebracht. Het is een even aantrekkelijk als aanstekelijk dans feest met folkloristische motieven op sti mulerende ritmen, dat het staat nu al jaren op het repertoire, ik heb het in wisselende bezetting een keer of vijf, zes gezien nog steeds even fris aandoet als bij de eerste kennismaking. Als de „cow girl" met mannelijke aspiraties en vrou welijke verlangens deed Ady Addor min der komisch en meer aandoenlijk aan dan haar voorgangsters in deze grappig ge zette rol. Daarna volgde een wonderlijk melo drama van de Schotse (hier door zijn werk voor het Royal Ballet be- u kende) choreograaf Kenneth HOliand MacMillan op de „Variaties" op een thema van Frank Bridge" van Benjamin Brit ten, waarvoor Nicholas Georgiadis de decors en kos tuums (met veel veren en door dunne lijnen verbonden stippen) heeft ontworpen. - De verhalende inhoud wordt teStlVal in het programma als volgt omschreven: „Een jongeman ontmoet een blind meisje. Aanvankelijk niet bemerkende dat zij blind is, neemt hij haar mee naar een danszaal. Daar aange komen is zij niet langer in staat de waar heid te verzwijgen. In wanhoop vlucht zij weg. De jongeman volgt haar. Zij raken handgemeen, waarbij de jonge vrouw per ongeluk de man van het licht van zijn ogen berooft. Dan leert zij hem zich op de tast te bewegen, doch een mensenmenigte scheidt hen en zij vinden elkaar niet weer". Hoezeer MacMillan zich ook heeft uitgesloofd om 'n ontroerende bewegings studie van leven in duisternis en reiken naar het licht van het geluk voor het voet licht te brengen, daarbij symbolische hulp middelen ter suggestie van innerlijke visie en verwarring inschakelend men kan het eenvoudig niet geloven. Te sterk be seft men voortdurend, dat de enige aan leiding tot dit maakwerk is geweest het scheppen van een gelegenheid voor Nora Kaye om haar kwaliteiten als dramatische danseres expressief te bewijzen. Maar bij wat nauwelijks aannemelijk te maken is, omdat anders dan in de romantische ver zinsels de relatie tot de werkelijkheid wordt geschonden, wekt de bedoelde lyriek de indruk van precieuze aanstellerij. Nu ik Nora Kaye in de loop der jaren in ver schillende hoedanigheden heb gezien, be ginnen bovendien allerlei stereotiepe ma nieren van doen mijn appreciatie te be lemmeren. Fraai zijn echter haar korte, markante voetbewegingen en daarvoor heeft de choreograaf (wiens inventieve geest zich overigens openbaart) dan ook spectaculaire toepassingen bedacht. In de „pas d'action" bespeurt men enige invloed van Balanchine, doordat men aan diens „Somnambule" herinnerd wordt. Het is (Van onze Haagse redactie) Het is thans wel zeker dat het Kurhaus- Cabaret deze zomer niet meer gebruikt zal kunnen worden. De contracten met al le reeds aangekondigde gezelschappen moeten dus worden afgezegd. Deze con tracten bevatten alle een zogenaamde „overmachtsclausule", waar de E.M.S. Exploitatiemaatschappij Scheveningen) zich na de brand van maandagavond op kan beroepen. De E.M.S. overweegt wel in de overge bleven ruimte een nieuw theater te stich ten, waarbij zelfs aan een algehele moder nisering wordt gedacht. In hoeverre deze plannen zullen worden uitgevoerd, hangt echter nog af van het bedrag, dat de ver zekering voor de brandschade zal uitke ren. Over enkele weken zullen de plannen meer definitieve vorm krijgen. Kapitaal verdiend De „Viking", het door een aantal stout moedige Noren bemande imitatie-viking- schip is donderdag de haven van New York binnengelopen. Het ruim 22 meter lange schip vertrok op 4 juni uit de Noor se havenstad Bergen. De „Viking" werd in de Newyorkse haven op welhaast klas sieke wijze, met sirenegeloei en watergor dijnen van de havenbrandweer, begroet. Een ware regen van confetti en serpen tines daalde als begroeting van duizenden juichende Newyorkers op zeven vikings- uit-de-twintigste-eeuw neer, die aan het eind van hun unieke reis over de Atlanti sche oceaan in triomf over Broadway re den. De zeven genoten een onthaal zoals slechts weinigen in New York hebben ge kend. De ondernemende Noren onder ka pitein Thorvald Lihauf hebben de reis van Bergen uit gemaakt op een houten viking schip, dat een getrouwe kopie is van een vaartuig zoals de grote vikingleider Lief Ericsson duizend jaar geleden bevoer. Drie weken lang hebben de mannen storm en ontij op de oceaan getrotseerd en hun schip was dan ook danig gehavend toen het donderdag de Amerikaanse kust be reikte. Het miste het roer, de tuigage en de navigatielichten. Het hele avontuur was eigenlijk het antwoord op een uitda ging van de filmspeler Kirk Douglas, die de zeewaardigheid van het schip dat voor de film „De Vikings" was gebouwd in twijfel had getrokken. In de wedden schap ging het erom aan te tonen dat het schip de oceaan over kan steken. Voor el ke dag dat men eerder in Amerika zou aankomen dan zaterdag 28 juni zou de Noorse vereniging voor oorlogsinvaliden 1000 dollar krijgen. Met de inzet van 5000 krijgt de Noorse organisatie dus 7000 dol lar! niet uitgesloten dat dit ballet met John Kriza in plaats van de gisteren optredende Scott Douglas een zinrijker effect maakt. Hoogtepunt van de voorstelling is de fa meuze pas de deux uit „De Notenkraker" (naar Lev Ivanov) geworden, vooral dank zij Erik Bruhn, die met nobele allure een volmaakt beheerste techniek uitspeelt. Lu- pe Serrano laat zich waarderen als een perfecte ballerina. Hun van ideaal stijlbe grip getuigende prestaties werden met een verdiende ovatie beloond. „Offenbach in de onderwereld" van Anthony Tudor (het mu zikale arrangement is van David Simon) vormde het vrolijke slotnummer, veel te lang om op het peil van de beste gedeelten te kunnen blijven en met een paar duetten waarin het sentimentele te uitvoerig au sérieux werd genomen, maar niettemin bijzonder amusant ook voor degenen, dunkt me, die zo langzamerhand van de „gaieté parisienne" in het bohémienmilieu genoeg hebben gekregen. Het is een ge animeerd prentenboek der opwindende de cadentie vol verrukkelijke parodistische vondsten, met een potsierlijk verdraaide cancan als hoogtepunt. Violette Verdy is met haar betoverende koketterie, die het canailleuze niet schuwt, de pittige ster van deze revue. John Kriza levert een buiten gewoon geestige typering van een hertoge lijke bon-vivant met een rond het verza digingspunt tollend temperament, een schitterende poseur. Al geef ik aan soort gelijke „uitsmijters" van Massine en Li- chine de voorkeur, het is een voor de lief hebbers van dergelijke divertissementen een goed gek geheel. David Koning Lupe Serrano en Erin Bruhn in het befaamde „Notenkraker"-duet De rijkscommissie voor de aankoop van kunstwerken heeft dertien werken aangekocht van Nederlandse beeldhou wers, die op de internationale tentoon stelling in park Sonsbeek exposeren. De ze aankoop maakt ongeveer een vijfde deel uit van het daar aanwezige werk van Nederlanders. Advertentie wensen wij u veel zon toe. Mocht er echter onverhoopt een buitje komen, dan is het erg prettig als u een plastic mantel of jas bij de hand heeft van Daar de vooruitzichten voor het weer van heden niet gunstig zijn is besloten de voorstelling van „Een midzomernacht- droom" van William Shakespeare door de Oxford Playhouse Company in het Open luchttheater te Bloemendaal af te gelas ten. Gekochte kaarten kunnen voor vol gende voorstellingen gebruikt worden, die bepaald zijn op zaterdagmiddag- en avond en op zondagmiddag- en avond. De voor stellingen beginnen om halfdrie en kwart over acht. De ambassadeur van Groot- Brittannië, de heer Paul Mason, is voor nemens zondagmiddag de voorstelling bij te wonen. De kroon heeft het universiteitsfonds in Leiden toestemming verleend om gedu rende het studiejaar 1958-59 een reeks we tenschappelijke lezingen volgens artikel 183 van de Hoger Onderwijswet aan de Rijksuniversiteit in Leiden te doen hou den door prof. dr. H. Kraemer in Drieber gen, betrekking hebbende op de nieuwste oecumenische geschiedenis, en door dr. Victor E. van Vriesland in Amsterdam, betrekking hebbende op de vergelijkende litteratuurgeschiedenis. Prof. Kraemer was van 1937 tot 1948 hoogleraar in Lei den en dr. Van Vriesland is sedert juni 1954 eredoctor van de Rijksuniversiteit. Op 28 juni is het vijfentwintig jaar ge leden dat Wim Kan en Corry Vonk in het huwelijk traden. „Huwelijken en bloemen behoren tot de mooiste elementen van de schepping, maar de meeste mensen weten er niet mee om te gaan", zo luidt Wim Kans motto bij het vijfentwintigjarig huwe lijksfeest. „Over ons eigen huwelijk valt niets an ders te vertellen dan dat wij geen van de ze jaren hadden willen missen, behalve dan de drie jaar en acht maanden, dat Corry en ik in gedwongen scheiding van tafels en bedden moesten leven, omdat de Japan ners niet wilden dat wij samen aan een tafel zouden eten en in een bed zouden sla pen. Ergens in Europa „onvindbaar" vieren Wim Kan en Corry Vonk hun zil veren bruiloft. Haydn Sehönberg Brahms vermeld de het programma dat donderdagavond in Amsterdam door het Concertgebouw-Or kest onder leiding van gastdirigent Hans Rosbaud werd uitgevoerd. Men vraagt zich af of een dergelijke rangschikking van volkomen ongelijksoortige muzieken alleen geschiedt volgens het beproefde principe van een koekje bij de levertraan. De psy chische uitwerking van een goed uitge voerd stuk muziek is een realiteit en het moet toch voor de samenstelling van een programma van belang zijn dat men bij het bepalen van een opeenvolging met deze realiteit rekening houdt. Kennelijk voelt men zich enerzijds verplicht de artistieke ondernemingslust, die voor een Festival een erezaak is, niet geheel te verloochenen, maar anderzijds kan men natuurlijk de re cette niet uit het oog verliezen. Ik vraag mij af of men hierin niet veel te veel uit gaat van verstarde denkbeelden betreffen de datgenen wat muzikaal gesproken „eten en drinken" is voor een deel van het pu bliek. Is het per se 'nodig om zoals thans geschiedt, zulke gedurende een geheel sei zoen afgereden paradepaarden als de viool concerten van Mendelssohn li li J en Bra^ms> pianoconcerten Holland van Schumann, Litszt en Tsjaikofsky, wederom van stal te halen en door virtuoze jockeys te laten vóórdraven? Iedereen kan uit ten minste tien verschillende uitvoerin gen van deze werken kiezen om er zijn discotheek mee te verrijken, de radio brengt ze Festival in de grootst denkbare ver scheidenheid inzake solisten, dirigenten en orkesten, op géén seizoenpro gramma ontbreken ze zou menige mu ziekliefhebber niet eens verlangen deze stukken, hoe dierbaar ook, eens even niét te horen om in plaats daarvan kennis te maken met muzikale rijkdommen die min der tot pasmunt geworden zijn? Dit staat natuurlijk geheel buiten de inderdaad prachtige, door zuiverheid van toon en in getogenheid van expressie uitmuntende in terpretatie, die Arthur Grumiaux na de pauze van het Vioolconcert van Brahms gaf. De zaal bracht hem een langdurige hulde, waarvoor hij met een toegift dankte Rosbaud had de avond geopend met een Symfonie van Haydn (nr. 90 in C). In een strakke, gracieuze kamermuziekstijl liet hij het orkest met grote accuratesse musi ceren, allen dwingend met zijn tegelijk hoekige en ronde gebaren tot een gecon centreerd musiceren. Vermelding verdie nen solopassages van eerste fluitist Bar- wahser in het Andante en van Haakon Sto tijn (hobo) in het „trio" van het derde deel. Pièce de résistance van dit hybridische programma waren Arnold Schönbergs Or kestvariaties opus 31. Vooropgesteld zij, dat Het cabaret „Die kleinen Fische" uit München moet zijn optreden in Neder land —het hoopt voorlopig beperken tot de opvoeringen van zijn revue „Ohne Blatt vol- dem Mund" in het Nieuwe de la Martheater in Amsterdam van 1 tot 14 ju li. De brand in het Kurhaus heeft het en semble ernstig geduppeerd. Het zou op 15 juli het seizoen in Scheveningen openen. Pogingen om elders in deze badplaats of in Den Haag geschikte theaterruimte te vinden zijn vruchteloos gebleven. Rosbaud zich opnieuw een vurig en zeld zaam capabel propagandist voor deze on toegankelijke muziek toonde. Het orkest speelde onder zijn overtuigde en overtui gende leiding met grote toewijding en de aartsmoeilijke partituur kreeg aldus de best denkbare kansen. Ik zal mij hier niet in het debat mengen dat sinds veertig jaar gaande is over de waarde van Schönbergs nog steeds problematische vernieuwingen. Zijn muziek wekt door de aard van haar uitgangspunt (uiteindelijk dus door die van haar maker) het onbehagen van een mist die naderbij sluipt over een grauw nie' mandsland tussen niet meer willen leven en niet kunnen sterven. Ongetwijfeld voelt men hier een uiterst subtiel vermogen tot het organiseren van muzikale gedachten, maar het geheel laat een laffe smaak van zinloosheid achter, omdat alle kanalen, waardoor de muziek in verbinding staat met gebieden van zijn en leven, afgesne den worden. Het is niet een muziek die verbindt in de zin van het woord harmonie samenvoeging, maar één die isoleert, die opsluit in de steeds maar rondcirkelende reeks van „twaalf slechts op elkaar be trekking hebbende tonen" (zoals Sehönberg zijn componeerwijze aanduidde). Sas Bunge Uit besprekingen tussen het rijk en en kele gemeenten is gebleken, dat een con centratie van balletgroepen in ons land onder de tegenwoordige omstandigheden geen werkelijke kans van slagen biedt, Hierbij is in het midden gelaten de vraag, of concentratie tot lagere uitgaven leidt, Deze opmerking maken B. en W. van Am sterdam in hun toelichting op de voor dracht aan de raad: de stichting Neder landse Opera voor het komende seizoen een subsidie te verlenen van 1.175.000 waarvan 950.000.- te bestemmen voor de opera-exploitatie en 225.000.- voor de balletexploitatie. Hiermee heeft Amster dam zijn subsidie van het vorige seizoen met 50.000 voor de opera verhoogd en met 75.000 voor het ballet verminderd In de begroting van de opera zelf is re kening gehouden met subsidies van de ge meenten Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Hilversum, ten behoeve van aldaar te geven voorstellingen, tot een bedrag van 250.958, alsmede met een subsidie van de provincie Noordholland, van 50.000 Te verwachten is dat het rijk 950.000 voor het nieuwe seizoen zal bijdragen 50.000 meer dan voor het vorige sei zoen). Het bestuur van de Nederlandse Ope ra had aanvankelijk het plan het opera ballet tot een groep van ongeveer twintig personen terug te brengen. Daartegen over werd gesteld, dat het ballet een zo danig peil heeft bereikt en dat er zo veel aan ten koste is gelegd dat een in krimping met als gevolg een beperking van de taak tot in hoofdzaak de diensten aan operavoorstellingen, economisch wei nig aantrekkelijk en voor de danskunste naars moeilijk aanvaardbaar moet wor den geacht. Daarom heeft het bestuur een groep samengesteld van ongeveer dertig personen, die onder nieuwe leiding zal op treden. „Hier heeft Cervantes nog eens geslapen," zegt de man van Turismo in Ronda bijna eerbiedig. Ik kijk met ver schuldigd ontzag naar de uit 1500 daterende herberg, die bloemrijk Posada de las Ani mas (Zielen) heet. Het zal wel zo zijn en ik vertel hem maar niet deze mededeling al ette lijke malen te hebben gehoord: In Valladolid, in Toledo, in Jaen. Natuurlijk, Cervantes moest in zijn tijd toch ergens slapen? Hij heeft zijn hele leven bepaald niet doorge bracht met het schrijven van Don Quijote. Veel belangrijker voor hem, want hij leefde er van, was het innen van de be lasting voor de Spaanse staat en die bezigheid voerde hem elk jaar van stad tot stad. We mogen hem slechts erken telijk zijn, dat hij daarnaast nog voldoende gelegenheid vond voor het scheppen van zijn kostelijke persiflage op de ridderroman van die da gen en talrijke andere wer ken. Even aandacht voor de plaatsbepaling: we bevinden ons nog steeds in Andalusië en wel in de hoofdstad van het district Serrania, gelegen aan de spoorlijn van Boba- dilla naar Algeciras. Mij heeft de trein er echter niet ge bracht. Ergens op de weg van Malaga naar Sevilla stuitte ik op een onoverkomelijk ob stakel, gevormd door een in gestorte brug over een rivier tje. Ik sloeg met goed geluk linksaf en reed over een weg, die letterlijk niet meer was dan een muilezelpad, vol hob bels en kuilen, met een snel heid van twintig kilometer per uur naar Ronda. Onder weg had ik moeite mijn slaap te bedwingen: vlakbij me, aan de rechterkant, gaapte een griezelige afgrond uiterst aan stekelijk. Maar het was mijn Misschien hebt u nog nooit van Ronda gehoord en het zal u waarschijnlijk verbazen te vernemen, dat deze Zuid-Spaanse plaats vroeger de hoofdstad was van een koninkrijk. Nu ligt Ronda rustig temidden van een krans van middelhoge bergen van het verleden te dromen en fokt varkens van formaat. tijd nog niet en zo bereikte ik volkomen gaaf de stad waar toeristen nooit in massa ko men, daar ze niet bepaald in de route ligt. Als ik u dan verder nog toevertrouw, dat Ronda ongeveer het middel punt vormt van een dal van veertig kilometer middellijn en dat de omringende bergen zevenhonderdvijftig meter hoog zijn, weet u aardrijks kundig dunkt me wel genoeg. Vreemdelingen mogen dan de stad niet bepaald overstro men, een plaatselijke afdeling van Turismo is er wel dege lijk. En de kantoorhouder, een klein, vief manneke, wiens zwarte gleufhoed on danks de moordende hitte geen moment zijn hoofd ver laat, beschouwt mijn komst als een welkome afwisseling in zijn eentonig bestaan. Hij wuift mijn beleefde protesten opzij en vergezelt me van de ene bezienswaardigheid naar de andere; ir -t bewonderens waardige volharding in ge broken Engels uitweidend over geschiedenis, architectuur, ka rakter, economische gesteld heid en schoonheid van de stad, waarvoor hij moedig opkomt. Nu weet ik dan ook haast evenveel als hij en verdenk me niet van spotten: Ronda is bijzonder de moeite waard. Wanneer mijn begeleider los jes opmerkt: „Deze brug over de Guadalevin is in 1761 vol tooid," word ik minder door het jaartal dan door de unie ke constructie geïmponeerd. Dwars door Ronda loopt een rotskloof, El Tajo, die op en kele plaatsen een diepte van honderdzestig meter heeft dat zijn meer dan twee torens van de Sint Bavo op elkaar. Op de zuidelijke oever hebben Keltische stammen, lang voor de komst van de Romeinen, een nederzetting gesticht; la ter vestigden zich ook mensen aan de noordzijde. Deze buren woonden even ver van elkaar af als wij van de Amsterdam mers de omweg was lang en moeilijk en het was echt geen pretje de loodrechte rots wand af te dalen en aan de tegenovergestelde kant op te klauteren om even naar de kruidenier te gaan. En daar om bouwde ene Aldehuela dan de brug op de plaats waar EI Tajo zeventig meter breed en honderd meter diep is. In de onmiddellijke omge ving hiervan móet ik de Casa del Rey Moro het Huis van de Moorse Koning binnen. Thans is het een museum van archeologische merkwaardig heden en antieke meubelen. Nou, ik vind de weelderige Arabische tuin nog wel zo in teressant. En ik zou de waar heid ernstig geweld aan doen als ik u nu tracht wijs te maken, dat ik alle driehon derdvijfenzestig treden van de onderaardse, in de rots uit gehouwen trap, die het dag licht bereikt op de bodem van de kloof, ben afgedaald. Aan gezien koning Alumelek in 1319 verzuimd heeft een lift te laten inbouwen, vind ik de eerste honderd treden in de vochtig-koele ruimte al meer dan genoeg en laat de rest aan mijn fantasie over. We staan weer buiten. Mijn beweeglijke vriend ziet mijn aandacht voor een oude poort. „Romeins zeker?" vraag ik met een air van deskundig heid. Hij heeft pretlichtjes in zijn ogen bij zijn antwoord: „Nee, achttiende eeuw. Maar," voegt hij er goedig aan toe, „de stijl heeft er wel iets van weg en hij ziet er oud genoeg uit. U bent niet de eerste, die zich vergist." Schrale troost. „Deze bank," vervolgt hij, wijzend op een stenen zetel onder de poort, „is van veel oudere datum. We noemen hem de Bank van de Moor en er zijn allerlei legenden aan verbonden. Een ervan gaat over een oude Arabier, die zich in Ronda had gevestigd en daar dag in dag uit zat. Het was onmogelijk hem in een gesprek te betrekken en hij keek maar, altijd naar het zelfde, naar la Casa del Rey Moro tegenover hem. Was het iemand, die er zijn diep ste geluk in vond te filoso feren over het machtige Ara bische rijk van vroeger? Dat maakten de toenmalige bewo ners van Ronda ervan en hoe wel hij met niemand contadt onderhield, behandelde ieder een hem met de grootste eer bied. Het kan ook een dood gewone zielige oude man zijn geweest, die hier zijn laatste jaren zat uit te suffen." Pratend over de specialiteit van de streek, het fokken van varkens „we hebben de beste eikels van Spanje, dus ook de beste hammen" slenteren we voort. Honderd meter verder, de afstanden zijn niet groot, wijst hij op een gebouw: „K t Teatro de Espinel. Zegt die naam u niets? Espinel is de man, die de vijfde snaar op de gitaar spande; hij werd in Ronda ge boren." Hij gaat mij weer kwiek voor naar een rond bouw werk, dat er van buiten nogal saai uitziet. Eenmaal de poort door staan we in een arena voor stierengevechten, zoals ik in Spanje nog niet heb ge zien. In tegenstelling tot de andere zijn de zitplaatsen er alle overdekt. „Houdt u van het stieren gevecht?" informeert hij. Ik antwoord voorzichtig, begrij pend met een enthousiasteling te doen te hebben, dat dit soort volksvermaak ons wat vreemd is. „Dit is de oudste Plaza de Toros van Spanje," verklaart hij. Met vakkundige wendingen en gebaren begint hij te demonstreren welke de kenmerken zijn van de school van Ronda en welke nieuwe principes sinds de opening van deze arena in 1784 aan deze barbaarse sport zijn toege voegd. Het is warm en ik word onder zijn uiteenzettingen hoe langer hoe soezeriger. Zijn stem begint van heel veraf te komen, nog verder dan de rondom liggende bergen waar op de klipgeit huist en een pijnboom groeit, die behalve hier alleen in de Oeral voor komt het is een wetenschap, die ik deze Spanjaard dank. Maar plotseling kom ik bij en ik geef haastig mijn steuntje tegen een van de tribunepilaren op, als ik hem hoor zeggen: „Bij de opening van deze Plaza de Toros heeft zich nog een incident voorgedaan. Een onvoorzichtige soldaat leunde tegen een wat wankele pilaar (hoe kan dat? denk ik) met het gevolg, dat een gedeelte van het dak instortte. Er wa ren meen ik negenenzeventig doden." F. Remming Doorgeven Uit het arsenaal van de ouderwetse sym boliek is nog aan iedereen het beeld be-. kend van de fakkel die, vanaf de vroegste tijden doorgeven, elke keer iets hoger, in zijn stijgen voortdurend groter gebieden en daarin steeds meer mensen met zijn stralen verlicht. Het is de fakkel der beschaving. Men stelde zich voor dat elk volgende ge slacht hoger geplaatst was dan 't vooraf gaande en dat de fakkel, naarmate hij wij der om zich heen moest schijnen, opvlamde tot groter licht alsof hij niet alleen doorge geven werd maar ook daarbij nog aange blazen. In dit doorgeven veredelde hij die doorgaf en werd hetgene wat hij doorgaf zegenrijker. Een tweede beeld van doorgeven komt ons voor ogen wanneer we bij 't bezoek aan een museum van oudheden een leren br.andemmer zien staanEen nauwe steeg, zoals van Damrak naar Nieuwendijk waar in een lange rij donkere gestalten die al len zwijgend en in een gelijkmatige cadans emmer na emmer aanpakken en weer ver der geven, een stilstaande slang van men sen die een slang van emmers voortbe weegt. En verderop, achter de huizen, gloed en geknetter waar dat water naartoe moet, war het zijn dienst moet verrichten. Maar de mensen in de steeg zien daar niets van en dat is ook niet hun zorg, hun enige zorg is dat het water verder gaat. Hij die doorgeeft verandert hier niet en dat wat hij doorgeeft wordt evenmin ver anderd. Alleen een schijnsel boven de da ken of een vliegende vonk zijn soms een aanwijzing dat het zin heeft wat hier ge beurt En nu een derde type van doorgeven. Een tafel met kinderen er omheen en er op een spel afgekeurde, in de lengte gevouwen kaarten die parmantig in een fraai slin gerend gelid staan opgesteldAls alles klaar is brengt een van de kleinen de ach terste ten val en zie, de duw gaat door en houdt niet op voordat alles plat ligt. Hier gaat hij die doorgeeft aan zijn door geven ten gronde en datgene wat hij door geeft, de omstortende kracht, wordt gaan deweg erger, want elke kaart krijgt in zijn val een deel uit alle reeds gevaallen kaar ten mee over. Wij zien de beweging dan ook steeds vlugger gaan. Maar nu de vraag, de kernvraag van ons leven: wat geven w ij door tijdens ons aardse bestaan? De fakkel, de emmer of de duw? Belcampo Advertentie zijn BUIGZAAM als de voet zélf! Aanbevolen door voet-specialisten. r- De schoen die U GULDENS' bespaart aan reparatiekosten. MET 6 MAANDEN CARANTIE OP 06 ZOLEN. Op het door Marinus Adam gedirigeerde zomerconcert van het Noordhollands Phil- harmonisch Orkest, dat donderdagavond plaats had in de Haarlemse Concertzaal, was Jo Juda solist in het Vioolconcert in A (K.V. 219) van Mozart. De verfijnde technische beheersing en de artistieke distinctie vaii deze concert meester van het Utrechts Stedelijk Orkest zijn ons te zeer b<§tend om van zijn inter pretatie iets minder te verwachten dan een uiterst gave, fraai klinkende en gra cieuze herschepping van het steeds frisse en charmante werk van de jeugdige meester. Daarin werden wij niet be schaamd, niettegenstaande de ernst waar mee Juda de beminnelijke blijheid van Mozart tegemoettreedt. Het was bovendien bijzonder verheugend hoe de solist met fijne smaak de cadenzen en vrije over gangen op de fermata te pas bracht. Dit viel te meer op, daar we ons nog niet zo lang geleden hebben geërgerd op dit punt, toen op het slotconcert in het Minerva- Theater de Franse violiste mevrouw Theu- veny haar vertolking van hetzelfde con cert hopeloos bedierf met een aantal ca denzen (op elke fermate een uitvoerige tirade) die kant noch wal raakten. Wat kunstvaardigheid en goede smaak betreft is het niet altijd noodzakelijk beroep te doen op buitenlandse solisten hetgeen deze zich opdringende vergelijking weer eens duidelijk maakte. Dirigent Adam wist bij het beheerste spel van Jo Juda een gelijkwaardige orkestrale begeleiding aan te passen. De avond was ingezet met een Chaconne voor strijkorkest an Purcell in een be werking, waarvan wij de portée, dus even min de noodzakelijkheid, kunnen beoor delen. Verder hadden de strijkers een concertante wedijver te demonstreren met een „Sinfonia pastorale" van Giuseppe Tartini, een soort concerto grosso, waarin Jan Hesmerg, Leendert de Graaf en Hen- drica Hoekstra het concertino vormden. Van een meester van het vioolspel als Tar tini is het voor de hand liggend, dat hij het de concertmeester van dit trio niet al te gemakkelijk maakte. Het geheel schonk in zijn vaak verrassende afwisseling veel bevrediging. Tot besluit vergastte Adam het publiek op een bewogen vertolking van de „Zesde" van Tsjaikofsky, de zogenaamde „Pathéti- que" of afscheidssymfonie van de compo nist. In de verzadigde klank van het vol ledige orkest maakte het dankbare werk de gewenste indruk. Jos. de Klerk

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 5