'De Moor kijkt naar het vaderhuis"
American Ballet Theatre met
parodie en melodrama
Hans Rosbaud dirigeerde een
hybridisch programma van
Concertgebouw-Orkest
0/5 de
HOLLANDIA
WANNEER U OP
VACANTIE GAAT
Concentratie van
balletten niet
mogelijk
ild hebt U
U's werelds DAI Cll kil
C~Pracitótoel
HOLLAND IA-CE MA
PATENT
SCHOENEN
Jo Juda als solist bij
het N.Ph.O.
3
Kurhauscabaret blijft
deze zomer gesloten
„Viking" met Noren in
New York gearriveerd
Klassiek welkom voor
stoutmoedige A merika-
vaarders
Het rijk koopt dertien
beeldhouwwerken
Speciaalhuis Regenkleding
Heden geen voorstelling
in Openluchttheater
Lezingen over oecumeni
sche geschiedenis
Zilveren bruiloft van
Corry Vonk en Wim Kan
Duits cabaret door
brand gedupeerd
ZEGT AMSTERDAM
CE M A PA T E N T
Zomerconcert
VRIJDAG 27 JUNI 1958
Er bestond donderdagavond voor de
tweede voorstelling van het American Bal
let Theatre in het grote Gebouw voor
Kunsten en Wetenschappen te 's-Graven-
hage, met zijn eigenlijk te kleine toneel en
weinig adequate belichtingsmogelijkheden,
een ruime belangstelling van een zich vrij
geestdriftig tonend publiek. Nu werd men
inderdaad met „Rodeo" van Agnes de
Mille op muziek van Aaron Copland in een
plezierige stemming gebracht. Het is een
even aantrekkelijk als aanstekelijk dans
feest met folkloristische motieven op sti
mulerende ritmen, dat het staat nu al
jaren op het repertoire, ik heb het in
wisselende bezetting een keer of vijf, zes
gezien nog steeds even fris aandoet als
bij de eerste kennismaking. Als de „cow
girl" met mannelijke aspiraties en vrou
welijke verlangens deed Ady Addor min
der komisch en meer aandoenlijk aan dan
haar voorgangsters in deze grappig ge
zette rol.
Daarna volgde een wonderlijk melo
drama van de Schotse (hier door zijn werk
voor het Royal Ballet be-
u kende) choreograaf Kenneth
HOliand MacMillan op de „Variaties"
op een thema van Frank
Bridge" van Benjamin Brit
ten, waarvoor Nicholas
Georgiadis de decors en kos
tuums (met veel veren en
door dunne lijnen verbonden
stippen) heeft ontworpen.
- De verhalende inhoud wordt
teStlVal in het programma als volgt
omschreven: „Een jongeman
ontmoet een blind meisje. Aanvankelijk
niet bemerkende dat zij blind is, neemt hij
haar mee naar een danszaal. Daar aange
komen is zij niet langer in staat de waar
heid te verzwijgen. In wanhoop vlucht zij
weg. De jongeman volgt haar. Zij raken
handgemeen, waarbij de jonge vrouw per
ongeluk de man van het licht van zijn
ogen berooft. Dan leert zij hem zich op de
tast te bewegen, doch een mensenmenigte
scheidt hen en zij vinden elkaar niet
weer". Hoezeer MacMillan zich ook heeft
uitgesloofd om 'n ontroerende bewegings
studie van leven in duisternis en reiken
naar het licht van het geluk voor het voet
licht te brengen, daarbij symbolische hulp
middelen ter suggestie van innerlijke visie
en verwarring inschakelend men kan
het eenvoudig niet geloven. Te sterk be
seft men voortdurend, dat de enige aan
leiding tot dit maakwerk is geweest het
scheppen van een gelegenheid voor Nora
Kaye om haar kwaliteiten als dramatische
danseres expressief te bewijzen. Maar bij
wat nauwelijks aannemelijk te maken is,
omdat anders dan in de romantische ver
zinsels de relatie tot de werkelijkheid
wordt geschonden, wekt de bedoelde lyriek
de indruk van precieuze aanstellerij. Nu
ik Nora Kaye in de loop der jaren in ver
schillende hoedanigheden heb gezien, be
ginnen bovendien allerlei stereotiepe ma
nieren van doen mijn appreciatie te be
lemmeren. Fraai zijn echter haar korte,
markante voetbewegingen en daarvoor
heeft de choreograaf (wiens inventieve
geest zich overigens openbaart) dan ook
spectaculaire toepassingen bedacht. In de
„pas d'action" bespeurt men enige invloed
van Balanchine, doordat men aan diens
„Somnambule" herinnerd wordt. Het is
(Van onze Haagse redactie)
Het is thans wel zeker dat het Kurhaus-
Cabaret deze zomer niet meer gebruikt
zal kunnen worden. De contracten met al
le reeds aangekondigde gezelschappen
moeten dus worden afgezegd. Deze con
tracten bevatten alle een zogenaamde
„overmachtsclausule", waar de E.M.S.
Exploitatiemaatschappij Scheveningen)
zich na de brand van maandagavond op
kan beroepen.
De E.M.S. overweegt wel in de overge
bleven ruimte een nieuw theater te stich
ten, waarbij zelfs aan een algehele moder
nisering wordt gedacht. In hoeverre deze
plannen zullen worden uitgevoerd, hangt
echter nog af van het bedrag, dat de ver
zekering voor de brandschade zal uitke
ren. Over enkele weken zullen de plannen
meer definitieve vorm krijgen.
Kapitaal verdiend
De „Viking", het door een aantal stout
moedige Noren bemande imitatie-viking-
schip is donderdag de haven van New
York binnengelopen. Het ruim 22 meter
lange schip vertrok op 4 juni uit de Noor
se havenstad Bergen. De „Viking" werd
in de Newyorkse haven op welhaast klas
sieke wijze, met sirenegeloei en watergor
dijnen van de havenbrandweer, begroet.
Een ware regen van confetti en serpen
tines daalde als begroeting van duizenden
juichende Newyorkers op zeven vikings-
uit-de-twintigste-eeuw neer, die aan het
eind van hun unieke reis over de Atlanti
sche oceaan in triomf over Broadway re
den. De zeven genoten een onthaal zoals
slechts weinigen in New York hebben ge
kend. De ondernemende Noren onder ka
pitein Thorvald Lihauf hebben de reis van
Bergen uit gemaakt op een houten viking
schip, dat een getrouwe kopie is van een
vaartuig zoals de grote vikingleider Lief
Ericsson duizend jaar geleden bevoer.
Drie weken lang hebben de mannen storm
en ontij op de oceaan getrotseerd en hun
schip was dan ook danig gehavend toen
het donderdag de Amerikaanse kust be
reikte. Het miste het roer, de tuigage en
de navigatielichten. Het hele avontuur
was eigenlijk het antwoord op een uitda
ging van de filmspeler Kirk Douglas, die
de zeewaardigheid van het schip dat
voor de film „De Vikings" was gebouwd
in twijfel had getrokken. In de wedden
schap ging het erom aan te tonen dat het
schip de oceaan over kan steken. Voor el
ke dag dat men eerder in Amerika zou
aankomen dan zaterdag 28 juni zou de
Noorse vereniging voor oorlogsinvaliden
1000 dollar krijgen. Met de inzet van 5000
krijgt de Noorse organisatie dus 7000 dol
lar!
niet uitgesloten dat dit ballet met John
Kriza in plaats van de gisteren optredende
Scott Douglas een zinrijker effect maakt.
Hoogtepunt van de voorstelling is de fa
meuze pas de deux uit „De Notenkraker"
(naar Lev Ivanov) geworden, vooral dank
zij Erik Bruhn, die met nobele allure een
volmaakt beheerste techniek uitspeelt. Lu-
pe Serrano laat zich waarderen als een
perfecte ballerina. Hun van ideaal stijlbe
grip getuigende prestaties werden met een
verdiende ovatie beloond. „Offenbach in de
onderwereld" van Anthony Tudor (het mu
zikale arrangement is van David Simon)
vormde het vrolijke slotnummer, veel te
lang om op het peil van de beste gedeelten
te kunnen blijven en met een paar duetten
waarin het sentimentele te uitvoerig au
sérieux werd genomen, maar niettemin
bijzonder amusant ook voor degenen,
dunkt me, die zo langzamerhand van de
„gaieté parisienne" in het bohémienmilieu
genoeg hebben gekregen. Het is een ge
animeerd prentenboek der opwindende de
cadentie vol verrukkelijke parodistische
vondsten, met een potsierlijk verdraaide
cancan als hoogtepunt. Violette Verdy is
met haar betoverende koketterie, die het
canailleuze niet schuwt, de pittige ster van
deze revue. John Kriza levert een buiten
gewoon geestige typering van een hertoge
lijke bon-vivant met een rond het verza
digingspunt tollend temperament, een
schitterende poseur. Al geef ik aan soort
gelijke „uitsmijters" van Massine en Li-
chine de voorkeur, het is een voor de lief
hebbers van dergelijke divertissementen
een goed gek geheel.
David Koning
Lupe Serrano en Erin Bruhn in het
befaamde „Notenkraker"-duet
De rijkscommissie voor de aankoop
van kunstwerken heeft dertien werken
aangekocht van Nederlandse beeldhou
wers, die op de internationale tentoon
stelling in park Sonsbeek exposeren. De
ze aankoop maakt ongeveer een vijfde
deel uit van het daar aanwezige werk van
Nederlanders.
Advertentie
wensen wij u veel zon toe.
Mocht er echter onverhoopt
een buitje komen, dan is
het erg prettig als u een
plastic mantel of jas bij de
hand heeft van
Daar de vooruitzichten voor het weer
van heden niet gunstig zijn is besloten de
voorstelling van „Een midzomernacht-
droom" van William Shakespeare door de
Oxford Playhouse Company in het Open
luchttheater te Bloemendaal af te gelas
ten. Gekochte kaarten kunnen voor vol
gende voorstellingen gebruikt worden, die
bepaald zijn op zaterdagmiddag- en avond
en op zondagmiddag- en avond. De voor
stellingen beginnen om halfdrie en kwart
over acht. De ambassadeur van Groot-
Brittannië, de heer Paul Mason, is voor
nemens zondagmiddag de voorstelling bij
te wonen.
De kroon heeft het universiteitsfonds in
Leiden toestemming verleend om gedu
rende het studiejaar 1958-59 een reeks we
tenschappelijke lezingen volgens artikel
183 van de Hoger Onderwijswet aan de
Rijksuniversiteit in Leiden te doen hou
den door prof. dr. H. Kraemer in Drieber
gen, betrekking hebbende op de nieuwste
oecumenische geschiedenis, en door dr.
Victor E. van Vriesland in Amsterdam,
betrekking hebbende op de vergelijkende
litteratuurgeschiedenis. Prof. Kraemer
was van 1937 tot 1948 hoogleraar in Lei
den en dr. Van Vriesland is sedert juni
1954 eredoctor van de Rijksuniversiteit.
Op 28 juni is het vijfentwintig jaar ge
leden dat Wim Kan en Corry Vonk in het
huwelijk traden.
„Huwelijken en bloemen behoren tot de
mooiste elementen van de schepping,
maar de meeste mensen weten er niet
mee om te gaan", zo luidt Wim Kans
motto bij het vijfentwintigjarig huwe
lijksfeest.
„Over ons eigen huwelijk valt niets an
ders te vertellen dan dat wij geen van de
ze jaren hadden willen missen, behalve dan
de drie jaar en acht maanden, dat Corry
en ik in gedwongen scheiding van tafels
en bedden moesten leven, omdat de Japan
ners niet wilden dat wij samen aan een
tafel zouden eten en in een bed zouden sla
pen.
Ergens in Europa „onvindbaar"
vieren Wim Kan en Corry Vonk hun zil
veren bruiloft.
Haydn Sehönberg Brahms vermeld
de het programma dat donderdagavond in
Amsterdam door het Concertgebouw-Or
kest onder leiding van gastdirigent Hans
Rosbaud werd uitgevoerd. Men vraagt zich
af of een dergelijke rangschikking van
volkomen ongelijksoortige muzieken alleen
geschiedt volgens het beproefde principe
van een koekje bij de levertraan. De psy
chische uitwerking van een goed uitge
voerd stuk muziek is een realiteit en het
moet toch voor de samenstelling van een
programma van belang zijn dat men bij
het bepalen van een opeenvolging met deze
realiteit rekening houdt. Kennelijk voelt
men zich enerzijds verplicht de artistieke
ondernemingslust, die voor een Festival
een erezaak is, niet geheel te verloochenen,
maar anderzijds kan men natuurlijk de re
cette niet uit het oog verliezen. Ik vraag
mij af of men hierin niet veel te veel uit
gaat van verstarde denkbeelden betreffen
de datgenen wat muzikaal gesproken „eten
en drinken" is voor een deel van het pu
bliek. Is het per se 'nodig om zoals thans
geschiedt, zulke gedurende een geheel sei
zoen afgereden paradepaarden als de viool
concerten van Mendelssohn
li li J en Bra^ms> pianoconcerten
Holland van Schumann, Litszt en
Tsjaikofsky, wederom van
stal te halen en door virtuoze
jockeys te laten vóórdraven?
Iedereen kan uit ten minste
tien verschillende uitvoerin
gen van deze werken kiezen
om er zijn discotheek mee te
verrijken, de radio brengt ze
Festival in de grootst denkbare ver
scheidenheid inzake solisten,
dirigenten en orkesten, op géén seizoenpro
gramma ontbreken ze zou menige mu
ziekliefhebber niet eens verlangen deze
stukken, hoe dierbaar ook, eens even niét
te horen om in plaats daarvan kennis te
maken met muzikale rijkdommen die min
der tot pasmunt geworden zijn? Dit staat
natuurlijk geheel buiten de inderdaad
prachtige, door zuiverheid van toon en in
getogenheid van expressie uitmuntende in
terpretatie, die Arthur Grumiaux na de
pauze van het Vioolconcert van Brahms
gaf. De zaal bracht hem een langdurige
hulde, waarvoor hij met een toegift dankte
Rosbaud had de avond geopend met een
Symfonie van Haydn (nr. 90 in C). In een
strakke, gracieuze kamermuziekstijl liet
hij het orkest met grote accuratesse musi
ceren, allen dwingend met zijn tegelijk
hoekige en ronde gebaren tot een gecon
centreerd musiceren. Vermelding verdie
nen solopassages van eerste fluitist Bar-
wahser in het Andante en van Haakon Sto
tijn (hobo) in het „trio" van het derde deel.
Pièce de résistance van dit hybridische
programma waren Arnold Schönbergs Or
kestvariaties opus 31. Vooropgesteld zij, dat
Het cabaret „Die kleinen Fische" uit
München moet zijn optreden in Neder
land —het hoopt voorlopig beperken
tot de opvoeringen van zijn revue „Ohne
Blatt vol- dem Mund" in het Nieuwe de la
Martheater in Amsterdam van 1 tot 14 ju
li.
De brand in het Kurhaus heeft het en
semble ernstig geduppeerd. Het zou op
15 juli het seizoen in Scheveningen openen.
Pogingen om elders in deze badplaats of
in Den Haag geschikte theaterruimte te
vinden zijn vruchteloos gebleven.
Rosbaud zich opnieuw een vurig en zeld
zaam capabel propagandist voor deze on
toegankelijke muziek toonde. Het orkest
speelde onder zijn overtuigde en overtui
gende leiding met grote toewijding en de
aartsmoeilijke partituur kreeg aldus de
best denkbare kansen. Ik zal mij hier niet
in het debat mengen dat sinds veertig jaar
gaande is over de waarde van Schönbergs
nog steeds problematische vernieuwingen.
Zijn muziek wekt door de aard van haar
uitgangspunt (uiteindelijk dus door die van
haar maker) het onbehagen van een mist
die naderbij sluipt over een grauw nie'
mandsland tussen niet meer willen leven
en niet kunnen sterven. Ongetwijfeld voelt
men hier een uiterst subtiel vermogen tot
het organiseren van muzikale gedachten,
maar het geheel laat een laffe smaak van
zinloosheid achter, omdat alle kanalen,
waardoor de muziek in verbinding staat
met gebieden van zijn en leven, afgesne
den worden. Het is niet een muziek die
verbindt in de zin van het woord harmonie
samenvoeging, maar één die isoleert, die
opsluit in de steeds maar rondcirkelende
reeks van „twaalf slechts op elkaar be
trekking hebbende tonen" (zoals Sehönberg
zijn componeerwijze aanduidde).
Sas Bunge
Uit besprekingen tussen het rijk en en
kele gemeenten is gebleken, dat een con
centratie van balletgroepen in ons land
onder de tegenwoordige omstandigheden
geen werkelijke kans van slagen biedt,
Hierbij is in het midden gelaten de vraag,
of concentratie tot lagere uitgaven leidt,
Deze opmerking maken B. en W. van Am
sterdam in hun toelichting op de voor
dracht aan de raad: de stichting Neder
landse Opera voor het komende seizoen
een subsidie te verlenen van 1.175.000
waarvan 950.000.- te bestemmen voor
de opera-exploitatie en 225.000.- voor de
balletexploitatie. Hiermee heeft Amster
dam zijn subsidie van het vorige seizoen
met 50.000 voor de opera verhoogd en
met 75.000 voor het ballet verminderd
In de begroting van de opera zelf is re
kening gehouden met subsidies van de ge
meenten Den Haag, Rotterdam, Utrecht
en Hilversum, ten behoeve van aldaar te
geven voorstellingen, tot een bedrag van
250.958, alsmede met een subsidie van
de provincie Noordholland, van 50.000
Te verwachten is dat het rijk 950.000
voor het nieuwe seizoen zal bijdragen
50.000 meer dan voor het vorige sei
zoen).
Het bestuur van de Nederlandse Ope
ra had aanvankelijk het plan het opera
ballet tot een groep van ongeveer twintig
personen terug te brengen. Daartegen
over werd gesteld, dat het ballet een zo
danig peil heeft bereikt en dat er zo
veel aan ten koste is gelegd dat een in
krimping met als gevolg een beperking
van de taak tot in hoofdzaak de diensten
aan operavoorstellingen, economisch wei
nig aantrekkelijk en voor de danskunste
naars moeilijk aanvaardbaar moet wor
den geacht. Daarom heeft het bestuur een
groep samengesteld van ongeveer dertig
personen, die onder nieuwe leiding zal op
treden.
„Hier heeft Cervantes nog
eens geslapen," zegt de man
van Turismo in Ronda bijna
eerbiedig. Ik kijk met ver
schuldigd ontzag naar de uit
1500 daterende herberg, die
bloemrijk Posada de las Ani
mas (Zielen) heet. Het zal wel
zo zijn en ik vertel hem maar
niet deze mededeling al ette
lijke malen te hebben gehoord:
In Valladolid, in Toledo, in
Jaen. Natuurlijk, Cervantes
moest in zijn tijd toch ergens
slapen? Hij heeft zijn hele
leven bepaald niet doorge
bracht met het schrijven van
Don Quijote. Veel belangrijker
voor hem, want hij leefde er
van, was het innen van de be
lasting voor de Spaanse staat
en die bezigheid voerde hem
elk jaar van stad tot stad.
We mogen hem slechts erken
telijk zijn, dat hij daarnaast
nog voldoende gelegenheid
vond voor het scheppen van
zijn kostelijke persiflage op
de ridderroman van die da
gen en talrijke andere wer
ken.
Even aandacht voor de
plaatsbepaling: we bevinden
ons nog steeds in Andalusië
en wel in de hoofdstad van
het district Serrania, gelegen
aan de spoorlijn van Boba-
dilla naar Algeciras. Mij heeft
de trein er echter niet ge
bracht. Ergens op de weg van
Malaga naar Sevilla stuitte ik
op een onoverkomelijk ob
stakel, gevormd door een in
gestorte brug over een rivier
tje. Ik sloeg met goed geluk
linksaf en reed over een weg,
die letterlijk niet meer was
dan een muilezelpad, vol hob
bels en kuilen, met een snel
heid van twintig kilometer
per uur naar Ronda. Onder
weg had ik moeite mijn slaap
te bedwingen: vlakbij me, aan
de rechterkant, gaapte een
griezelige afgrond uiterst aan
stekelijk. Maar het was mijn
Misschien hebt u nog nooit van Ronda gehoord en het zal u
waarschijnlijk verbazen te vernemen, dat deze Zuid-Spaanse
plaats vroeger de hoofdstad was van een koninkrijk. Nu ligt
Ronda rustig temidden van een krans van middelhoge bergen
van het verleden te dromen en fokt varkens van formaat.
tijd nog niet en zo bereikte
ik volkomen gaaf de stad waar
toeristen nooit in massa ko
men, daar ze niet bepaald in
de route ligt. Als ik u dan
verder nog toevertrouw, dat
Ronda ongeveer het middel
punt vormt van een dal van
veertig kilometer middellijn
en dat de omringende bergen
zevenhonderdvijftig meter
hoog zijn, weet u aardrijks
kundig dunkt me wel genoeg.
Vreemdelingen mogen dan
de stad niet bepaald overstro
men, een plaatselijke afdeling
van Turismo is er wel dege
lijk. En de kantoorhouder,
een klein, vief manneke,
wiens zwarte gleufhoed on
danks de moordende hitte
geen moment zijn hoofd ver
laat, beschouwt mijn komst
als een welkome afwisseling
in zijn eentonig bestaan. Hij
wuift mijn beleefde protesten
opzij en vergezelt me van de
ene bezienswaardigheid naar
de andere; ir -t bewonderens
waardige volharding in ge
broken Engels uitweidend over
geschiedenis, architectuur, ka
rakter, economische gesteld
heid en schoonheid van de
stad, waarvoor hij moedig
opkomt.
Nu weet ik dan ook haast
evenveel als hij en verdenk
me niet van spotten: Ronda is
bijzonder de moeite waard.
Wanneer mijn begeleider los
jes opmerkt: „Deze brug over
de Guadalevin is in 1761 vol
tooid," word ik minder door
het jaartal dan door de unie
ke constructie geïmponeerd.
Dwars door Ronda loopt een
rotskloof, El Tajo, die op en
kele plaatsen een diepte van
honderdzestig meter heeft
dat zijn meer dan twee torens
van de Sint Bavo op elkaar.
Op de zuidelijke oever hebben
Keltische stammen, lang voor
de komst van de Romeinen,
een nederzetting gesticht; la
ter vestigden zich ook mensen
aan de noordzijde. Deze buren
woonden even ver van elkaar
af als wij van de Amsterdam
mers de omweg was lang
en moeilijk en het was echt
geen pretje de loodrechte rots
wand af te dalen en aan de
tegenovergestelde kant op te
klauteren om even naar de
kruidenier te gaan. En daar
om bouwde ene Aldehuela dan
de brug op de plaats waar EI
Tajo zeventig meter breed en
honderd meter diep is.
In de onmiddellijke omge
ving hiervan móet ik de Casa
del Rey Moro het Huis van
de Moorse Koning binnen.
Thans is het een museum van
archeologische merkwaardig
heden en antieke meubelen.
Nou, ik vind de weelderige
Arabische tuin nog wel zo in
teressant. En ik zou de waar
heid ernstig geweld aan doen
als ik u nu tracht wijs te
maken, dat ik alle driehon
derdvijfenzestig treden van de
onderaardse, in de rots uit
gehouwen trap, die het dag
licht bereikt op de bodem van
de kloof, ben afgedaald. Aan
gezien koning Alumelek in
1319 verzuimd heeft een lift
te laten inbouwen, vind ik de
eerste honderd treden in de
vochtig-koele ruimte al meer
dan genoeg en laat de rest
aan mijn fantasie over.
We staan weer buiten. Mijn
beweeglijke vriend ziet mijn
aandacht voor een oude poort.
„Romeins zeker?" vraag ik
met een air van deskundig
heid. Hij heeft pretlichtjes in
zijn ogen bij zijn antwoord:
„Nee, achttiende eeuw. Maar,"
voegt hij er goedig aan toe,
„de stijl heeft er wel iets van
weg en hij ziet er oud genoeg
uit. U bent niet de eerste, die
zich vergist." Schrale troost.
„Deze bank," vervolgt hij,
wijzend op een stenen zetel
onder de poort, „is van veel
oudere datum. We noemen
hem de Bank van de Moor en
er zijn allerlei legenden aan
verbonden. Een ervan gaat
over een oude Arabier, die
zich in Ronda had gevestigd
en daar dag in dag uit zat.
Het was onmogelijk hem in
een gesprek te betrekken en
hij keek maar, altijd naar het
zelfde, naar la Casa del Rey
Moro tegenover hem. Was
het iemand, die er zijn diep
ste geluk in vond te filoso
feren over het machtige Ara
bische rijk van vroeger? Dat
maakten de toenmalige bewo
ners van Ronda ervan en hoe
wel hij met niemand contadt
onderhield, behandelde ieder
een hem met de grootste eer
bied. Het kan ook een dood
gewone zielige oude man zijn
geweest, die hier zijn laatste
jaren zat uit te suffen."
Pratend over de specialiteit
van de streek, het fokken van
varkens „we hebben de
beste eikels van Spanje, dus
ook de beste hammen"
slenteren we voort. Honderd
meter verder, de afstanden
zijn niet groot, wijst hij op
een gebouw: „K t Teatro de
Espinel. Zegt die naam u
niets? Espinel is de man, die
de vijfde snaar op de gitaar
spande; hij werd in Ronda ge
boren."
Hij gaat mij weer kwiek
voor naar een rond bouw
werk, dat er van buiten nogal
saai uitziet. Eenmaal de poort
door staan we in een arena
voor stierengevechten, zoals ik
in Spanje nog niet heb ge
zien. In tegenstelling tot de
andere zijn de zitplaatsen er
alle overdekt.
„Houdt u van het stieren
gevecht?" informeert hij. Ik
antwoord voorzichtig, begrij
pend met een enthousiasteling
te doen te hebben, dat dit
soort volksvermaak ons wat
vreemd is. „Dit is de oudste
Plaza de Toros van Spanje,"
verklaart hij. Met vakkundige
wendingen en gebaren begint
hij te demonstreren welke de
kenmerken zijn van de school
van Ronda en welke nieuwe
principes sinds de opening van
deze arena in 1784 aan deze
barbaarse sport zijn toege
voegd.
Het is warm en ik word
onder zijn uiteenzettingen hoe
langer hoe soezeriger. Zijn
stem begint van heel veraf te
komen, nog verder dan de
rondom liggende bergen waar
op de klipgeit huist en een
pijnboom groeit, die behalve
hier alleen in de Oeral voor
komt het is een wetenschap,
die ik deze Spanjaard dank.
Maar plotseling kom ik bij
en ik geef haastig mijn
steuntje tegen een van de
tribunepilaren op, als ik hem
hoor zeggen:
„Bij de opening van deze
Plaza de Toros heeft zich nog
een incident voorgedaan. Een
onvoorzichtige soldaat leunde
tegen een wat wankele pilaar
(hoe kan dat? denk ik) met
het gevolg, dat een gedeelte
van het dak instortte. Er wa
ren meen ik negenenzeventig
doden."
F. Remming
Doorgeven
Uit het arsenaal van de ouderwetse sym
boliek is nog aan iedereen het beeld be-.
kend van de fakkel die, vanaf de vroegste
tijden doorgeven, elke keer iets hoger, in
zijn stijgen voortdurend groter gebieden en
daarin steeds meer mensen met zijn stralen
verlicht. Het is de fakkel der beschaving.
Men stelde zich voor dat elk volgende ge
slacht hoger geplaatst was dan 't vooraf
gaande en dat de fakkel, naarmate hij wij
der om zich heen moest schijnen, opvlamde
tot groter licht alsof hij niet alleen doorge
geven werd maar ook daarbij nog aange
blazen. In dit doorgeven veredelde hij die
doorgaf en werd hetgene wat hij doorgaf
zegenrijker.
Een tweede beeld van doorgeven komt
ons voor ogen wanneer we bij 't bezoek
aan een museum van oudheden een leren
br.andemmer zien staanEen nauwe steeg,
zoals van Damrak naar Nieuwendijk waar
in een lange rij donkere gestalten die al
len zwijgend en in een gelijkmatige cadans
emmer na emmer aanpakken en weer ver
der geven, een stilstaande slang van men
sen die een slang van emmers voortbe
weegt. En verderop, achter de huizen, gloed
en geknetter waar dat water naartoe moet,
war het zijn dienst moet verrichten. Maar
de mensen in de steeg zien daar niets van
en dat is ook niet hun zorg, hun enige zorg
is dat het water verder gaat.
Hij die doorgeeft verandert hier niet en
dat wat hij doorgeeft wordt evenmin ver
anderd. Alleen een schijnsel boven de da
ken of een vliegende vonk zijn soms een
aanwijzing dat het zin heeft wat hier ge
beurt
En nu een derde type van doorgeven.
Een tafel met kinderen er omheen en er op
een spel afgekeurde, in de lengte gevouwen
kaarten die parmantig in een fraai slin
gerend gelid staan opgesteldAls alles
klaar is brengt een van de kleinen de ach
terste ten val en zie, de duw gaat door en
houdt niet op voordat alles plat ligt.
Hier gaat hij die doorgeeft aan zijn door
geven ten gronde en datgene wat hij door
geeft, de omstortende kracht, wordt gaan
deweg erger, want elke kaart krijgt in zijn
val een deel uit alle reeds gevaallen kaar
ten mee over. Wij zien de beweging dan
ook steeds vlugger gaan.
Maar nu de vraag, de kernvraag van
ons leven: wat geven w ij door tijdens ons
aardse bestaan? De fakkel, de emmer of
de duw?
Belcampo
Advertentie
zijn BUIGZAAM als de voet zélf!
Aanbevolen door voet-specialisten. r-
De schoen die U GULDENS'
bespaart aan reparatiekosten.
MET 6 MAANDEN CARANTIE OP 06
ZOLEN.
Op het door Marinus Adam gedirigeerde
zomerconcert van het Noordhollands Phil-
harmonisch Orkest, dat donderdagavond
plaats had in de Haarlemse Concertzaal,
was Jo Juda solist in het Vioolconcert in
A (K.V. 219) van Mozart.
De verfijnde technische beheersing en
de artistieke distinctie vaii deze concert
meester van het Utrechts Stedelijk Orkest
zijn ons te zeer b<§tend om van zijn inter
pretatie iets minder te verwachten dan
een uiterst gave, fraai klinkende en gra
cieuze herschepping van het steeds frisse
en charmante werk van de jeugdige
meester. Daarin werden wij niet be
schaamd, niettegenstaande de ernst waar
mee Juda de beminnelijke blijheid van
Mozart tegemoettreedt. Het was bovendien
bijzonder verheugend hoe de solist met
fijne smaak de cadenzen en vrije over
gangen op de fermata te pas bracht. Dit
viel te meer op, daar we ons nog niet zo
lang geleden hebben geërgerd op dit punt,
toen op het slotconcert in het Minerva-
Theater de Franse violiste mevrouw Theu-
veny haar vertolking van hetzelfde con
cert hopeloos bedierf met een aantal ca
denzen (op elke fermate een uitvoerige
tirade) die kant noch wal raakten. Wat
kunstvaardigheid en goede smaak betreft
is het niet altijd noodzakelijk beroep te
doen op buitenlandse solisten hetgeen
deze zich opdringende vergelijking weer
eens duidelijk maakte. Dirigent Adam wist
bij het beheerste spel van Jo Juda een
gelijkwaardige orkestrale begeleiding aan
te passen.
De avond was ingezet met een Chaconne
voor strijkorkest an Purcell in een be
werking, waarvan wij de portée, dus even
min de noodzakelijkheid, kunnen beoor
delen. Verder hadden de strijkers een
concertante wedijver te demonstreren met
een „Sinfonia pastorale" van Giuseppe
Tartini, een soort concerto grosso, waarin
Jan Hesmerg, Leendert de Graaf en Hen-
drica Hoekstra het concertino vormden.
Van een meester van het vioolspel als Tar
tini is het voor de hand liggend, dat hij
het de concertmeester van dit trio niet al
te gemakkelijk maakte. Het geheel schonk
in zijn vaak verrassende afwisseling veel
bevrediging.
Tot besluit vergastte Adam het publiek
op een bewogen vertolking van de „Zesde"
van Tsjaikofsky, de zogenaamde „Pathéti-
que" of afscheidssymfonie van de compo
nist. In de verzadigde klank van het vol
ledige orkest maakte het dankbare werk
de gewenste indruk.
Jos. de Klerk