IET MON
A
HEDENDAAGSE MARSLIEDEREN IN DUITSLAND
KLINKEN AL Ich komtn vom Alabama her" VREEDZAMER
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
jems Dagblad Oprechte Haarlemsche Cour
Wie roemt in Nederland op trotsche Kerkgewelven of konstig orgelwerk? Strijk hier uw vlag en zeil, uw roem vervalt vanzelven voor Haarlems Bavo's Kerk....
Noorse altaarstukken
zich in het Frans Halsmuseum bevindende
schilderij van het interieur van de Grote
Kerk van Pieter Saenredam en dat van
Beckheyde uit 1668 met het grote weste
lijke raam, waar in 1738 het door Müller
Het oorspronkelijke ontwerp van het
orgelfront met „horloge". Verder ziet men
ter illustratie van het artikel van onze
medewerker los. de Klerk, geschreven ter
inleiding van het komende internationale
orgelconcours, een reproduktie van het
gebouwde instrument voor werd geplaatst.
Van onze correspondent in Bonn)
Vooral uit de eerste bezettingsjaren zal
men zich nog het volgende beeld herinne
ren: een troep Duitse soldaten een
feldwebel een schreeuw „ein! lied!
drei! vier!" brullend gezang over „Rot
scheint die Sonne", „Ganz Paris traumt
von der Liebe" over Rosemarie, Heide-
marie, Lore-Liese-Lene, over bloed en
strijd, over doden en vijanden. Voor
100.000 mark heeft het nieuwe Westduitse
leger thans ook de beschikking over een
schat soldatenliederen, die ditmaal heel
wat vreedzamer woorden hebben en die
eerder verhalen van schoenenpoetsende
soldaten dan over sneuvelende strijders.
Het Westduitse ministerie van Defensie
trok 100.000 mark uit voor d.e samenstel
ling en het laten drukken van 50.000 lied-
jesboeken. Dat betekent dat deze week
één op de drie Westduitse soldaten ver
rijkt zal worden met een dergelijk bundel
tje want zoals het bovengenoemde mi
nisterie het zegt dit liederenboek poogt
het zangmateriaal van de troep kwantita
tief te verhogen. Overigens, zo werd er bij
verteld, wordt ook de lichtere vorm van
het soldatenlied in ere gehouden. Het
lijkt wel of er een lichte blos van schaam
te over de kaken van de ambtenaren en
officieren, die dit voorwoord schreven, is
gevlogen toen zij dit verkondigden.
In de toekomst zal de Westduitse sol
daat zijn moreel hoog gaan houden met
oude en nieuwe liederen. Onder de oude zijn
bekende liederen uit „Des Knaben Wun-
derhorn" in ere gebleven. Ook zal weer
worden gezongen hoe zwartbruin de ha
zelnoot er toch wel uit ziet, hoe hoog men
kan zitten op de gele wagen, hoe de sol
daten door de stad marcheren en derge
lijke. Maar het „schone Westerwald" is
er uit, evenals het soldateske „Wir wer-
MET BOVENSTAANDE van trots zwel
lende verzen begon het lofdicht, dat de
Haarlemse „rijmkonstenaar" A. van Beau
mont vervaardigde, toen in 1741 het Haar
lemse grote orgel met al zijn beeldwerk
en uiterlijke sier kon worden opgeleverd.
Het orgel zelf was toen reeds drie jaar in
gebruik, maar nu pas kon men het als
pronkstuk in zijn volkomenheid bewon
deren. De Haarlemmers hadden blijkbaar
geen oog meer voor het stijlschone gothi-
sche front van het afgedankte oude orgel
uit de vijftiende eeuw, dat aan de noord
zijde bij de ingang van het koor tegen de
hoge wand hing en dat men dertig jaar
later maar zou opruimen zonder enig spoor
ervan achter te laten. Het enige dat er ons
van rest zijn picturale voorstellingen, on
der meer de fraaie afbeelding van een deel
van het front op het schilderij van Pieter
Saenredam in het Frans Halsmuseum. Met
even weinig eerbied voor oude kunstwaar
den had men het grote glasraam uit 1539
werk van Barend van Orley spoorloos
laten verdwijnen, toen dit in 1735 uit de
westergevel weggenomen werd, waarna het
venster dichtgemetseld werd, omdat daar
het nieuwe orgel moest komen. Huib
Berckheyde geeft er ons op zijn schilderij,
dat het van de Grote Kerk naar het wes
ten weergeeft, enig idee van. Maar nie
mand weet te vertellen wat er met het re-
naissanceraam gebeurd is.
De barok was nu de heersende stijl. Het
nieuwe orgel, met alles wat er aan te pas
kwam, voldeed innerlijk en uiterlijk aan
horen zal." En toen het wonderkind Wolf
gang Amadeus Mozart in het voorjaar van
1766 een uur op het instrument gemusi
ceerd had, schreef zijn vader naar Salz
burg over het „so berümten grossen Orgel
in Harlem" in lovende termen. Hij noemde
het „ein trefflich schönes Werck van 68
Register, n.b. alles Zünn, denn Holz
dauert nicht in diesen feuchten Land."
Het is werkelijk zo, dat de orgelbouwer
de pijpen van het subbasregister, die in de
regel van hout gemaakt worden, van tin
vervaardigd had. Of dit gebeurde wegens
de vochtigheid van het Hollandse klimaat,
zoals Leopold Mozart schreef, is te on
waarschijnlijk om het ernstig te nemen.
Wat er van zij, enige jaren na het bezoek
van de Mozarts is die metalen subbas door
een houten vervangen, die nu nog aan
wezig is. Wat die vochtigheid betreft, waar
verdeeld over vijftien spelen) hun plaats
hebben. Tussen die twee pijlers in ziet men
onder elkaar de drie orgels, die respectie
velijk bediend worden via de drie hand
klavieren. Vlak onder het stadswapen zit
ten in één kast de ruim duizend pijpen van
de zestien registers, die corresponderen
met het bovenklavier. Wat men er van ziet
zijn achtvoets prestanten. In dit hoogge
plaatste deel van het instrument zijn de
eenenvijftig pijpen van de beroemde „vox
humana" ondergebracht.
Een verdieping lager, afgelijnd door or
namenten met musicerende kindertjes, zijn
bij elkaar opgesteld de zestien spelen (on
geveer twaalfhonderd pijpen) van het
groot-manuaal of middenklavier; het toont
in het front zijn zestienvoets prestanten.
De onderste etage van het orgel, beant
woordend aan het eerste klavier, wordt
een nieuwe strijkende stem, daar de oude
niet voldeed. Uit het rugpositief verdwenen
Quintadena, Cimbel en Regaal, om voor
Bourdon 16', Carillon en Klarinet plaats te
maken. Het pedaal kreeg, zoals reeds aan
gestipt werd, een houten subbas in plaats
van de metalen en de enige mixtuur werd
opgeruimd om plaats te gunnen aan een
Violon 16'. Bovendien hebben belangrijke
veranderingen in de winddruk en wijzigin
gen in de tractuur ongetwijfeld iets van
het oorspronkelijke karakter weggenomen.
De Haarlemse overheid, terecht trots op
zijn wereldberoemd orgel, heeft zich altijd
graag de offers getroost als het er om ging
het instrument volwaardig in stand te
houden en het aan het klankideaal van de
tijd aan te passen, voor zover dit met een
compromis doenlijk was. Ook nu toont zij
zich bereid dat kostbaar cultuurbezit te
laten restauteren, wat wil zeggen: het
zijn historisch karakter terug te geven en
het instrument weer vaardig te maken om
het weer voor een langdurige periode veilig
te stellen. Dat de acht registers die niet
van Müller afkomstig zijn, uit het orgel
zullen verdwijnen, is in zekere zin te be
treuren, daar zij het instrument bepaalde
mogelijkheden zullen ontnemen. Zij brach
ten destijds verrijking, terwijl zij tevens
het orgel verarmden door de noodzakelijke
verwijdering van registers wier plaats zij
innamen. Misschien bezint men zich nog
eens op de mogelijkheid om niet alleen
historisch te herstellen, doch tevens ook
te bewaren wat in feite historisch gegroeid
is en voldaan heeft aan het karakter van
een cultuurperiode die niet weg te cijferen
is. Uiteraard zou dit een nieuwe windlade
en een vierde klavier betekenen.
Sinds, acht jaar geleden, te Haarlem
een begin gemaakt werd met het houden
van internationale wedstrijden voor orgel
improvisatie, is de belangstelling voor het
orgel van Christiaan Müller en voor de
orgelcultuur in de stad aan het Spaarne
nog aanzienlijk toegenomen. Het is de uit
groei van een eeuwenoude traditie, die in
hout niet tegen bestand zou zijn, valt het
dus pogal mee. Het was een experiment
geweest, dat echter niet voldeed.
de smaak van de tijd. De stad Haarlem, die
reeds een eeuw lang de traditie van vaste
orgelconcerten onderhield, kon nu met
verzekerd succes in concurrentie treden
met andere Nederlandse steden, die in deze
tijd van hoogbloei der orgelkunst met
machtige instrumenten hun waardigheid
lieten uitkomen. In 1721 had Franz Caspar
Schnitger voor Zwolle een orgel met 63
registers (verdeeld over vier manualen en
pedaal) afgeleverd. Dezelfde bouwer vol
tooide in 1725 in Alkmaar een werk met
drie handklavieren en pedaal en 56
spelen. De Amsterdamse Oude Kerk
werd in hetzelfde jaar verrijkt met een in
strument met 53 registers. In 1736 heeft
Jean Moreau zijn beroemde orgel (52 spe
len) in de St. Jan te Gouda geleverd. Toen
was het de beurt aan Haarlem: in 1738
legde Christiaan Müller de laatste hand
aan zijn meesterwerk: het drie-manuaals
orgel met zestig stemmen in de Grote
Kerk.
Müller had met succes het barokkarak-
ter van het orgel nagestreefd op be
scheiden wijze zelfs strijkende stemmen als
Viola da Gamba 8' en Sallicionaal 4 toege
past. Het kon dus doorgaan als beantwoor
dend aan de nieuwste inzichten inzake or
gelbouw. En wat nu de aankleding betreft:
het majestueuze front en al wat er, van de
vloer tot aan het gewelf der kerk, aan ar
chitectuur, beeldhouwwerk en schilder
werk bijkwam, moet voor iedereen, zelfs
voor de muzikaal doven, wel het ideaal be
tekend hebben van wat men, naar de mode
van de tijd, verwachten kon. Het hierboven
geciteerde lofdicht betreft hoofdzakelijk
het uiterlijk van het orgel, dus datgene
wat haast iedereen meende te kunnen be
oordelen.
AFGEZIEN van de onderlinge wedijver
der Hollandse steden, was het voor Haar
lem omstreeks 1730 dringend noodzakelijk
geworden, dat er op het gebied van orgel
bouw in de Grote Kerk iets gebeurde. Een
rapport over de toestand van het oude
orgel wees uit, dat zijn ouderdomskwalen
ongeneeslijk waren. Van de in 1634 inge
stelde gemeentelijke bespelingen zal in die
tijd wel niet veel meer terecht gekomen
zijn. Er was slechts één afdoende oplossing:
een nieuw orgel laten bouwen dat. in staat
zou zijn de enorme ruimte met klank te
vullen en dat aan de burgertrots van
Haarlem zou voldoen. Eindelijk, op 14
maart 1735, besloten burgemeesteren en
vroedschap tot de uitvoering van het lang
gekoesterde plan. Een maand later was
men reeds zover, dat een fonds, bedragende
vijftigduizend gulden, kon worden gevormd
om daaruit de kosten te bestrijden en werd
aan de gemeente-architect opgedragen met
de orgelbouwer Christiaan Müller en met
de beeldhouwer Jan van Logteren te on
derhandelen. Een paar weken later was het
contract met Müller al afgesloten voor het
leveren van een orgel bestaande ,.uyt drie
manuaal clavieren en een vrij pedaal cla
vier". Voor de architectuur van het klank
monument wendde men zich tot de Haagse
architect Daniel Marot, wiens tekening van
het front waarvoor hij achttien gulden
en achttien stuivers ontving! nog in het
gemeente-archief berust. Men vindt dit
document, naar een foto ervan, hierbij af
gedrukt. Het uitgevoerde werk beantwoordt
nagenoeg volkomen aan dit project, alleen
was er, zoals men zien kan, onder het
Haarlemse wapen een wijzerplaat gedacht,
die met het uurwerk van de toren in ver
binding zou staan. Hoewel reeds aanbe
steed, heeft men naderhand het plaatsen
van de uurplaat verworpen, wat de stad
een schadevergoeding van zestig gulden
aan de aannemer-horlogemaker kostte.
MAAR HET BEHOEFT geen betoog dat
de Haarlemmers, zich herinnerend hoe ge
brekkig het oude orgel klonk, met bewon
dering vervuld werden nu zij een zo mach
tig geheel te horen kregen als de ruim
vierduizend pijpen bij het spel van de or
ganist ingeschakeld werden en de daver
van de 32-voetsbazuinen in het volle werk
door de ruimte ging, hoe de „vox humana"
zijn merkwaardige geluid openbaarde,
waarin men de menselijke stem meende te
horen, hoe licht en accuraat de vijftien
tongwerken aanspraken, hoe fraai de tim
bres van schalmei, dolceaan, hobo, fagot
en regaal klonken en hoe de mixturen met
zilverige cimbelklank verrassende effecten
teweegbrachten.
Geen wonder dat zij het uitbazuinden,
dat zij het mooiste orgel ter wereld beza
ten en dat de roem van het instrument de
grenzen van stad en land te buiten ging.
Het werd dan ook een attractie voor bui
tenlandse reizigers, die, zoals Handel bij
voorbeeld, er wel eens een omweg voor
over hadden om met het opzienbarende
meesterwerk van Müller kennis te maken.
Aan Handel wordt een zeer lovende beoor
deling toegeschreven, die besluit met de
woorden: „Het geheel van dit kunststuk is
bijzonder voortreffelijk en indrukwekkend,
ik zou wel mogen zeggen hemels, want
wanneer men het bespeelt wordt het oor
gestreeld door geluiden die als tot in de ziel
doordringen en die men voorzeker nergens
elders in enig ander orgel gehoord heeft of
DE SAMENSTELLING van het instru
ment: drie manualen en pedaal is op
het frontaanzicht duidelijk waarneembaar.
De beide grote torens aan weerszijde tonen
de reusachtige 32-voets prestantpijpen van
het pedaalwerk, waarachter de rest van de
voetspelregisters (ruim vijfhonderd pijpen,
1634 een aanvang nam met di
instelling van haar gemeen
telijke orgelbespelingen, dik
tot op op onze dagen onafge
broken in stand bleef. Alvo
rens het orgel van Fuller ter
dege onder handen zal worde
genomen, zal het volgend,
week in zijn gekende en noj
steeds majestueuse klanken
taal zijn functie verrichte:
bij het jaarlijks orgel festijr
en aan landzaat en vreemde
ling de impressie meedelen
van wat Haarlem, als meest
kenmerkends en eigen, muzi
kaal te bieden heeft.
Hiernaast: Klaas Bolt, die de
wisselprijs in het Internatio
naal Orgelconcours te Haarlem
moet verdedigen.
Op de jubileumtentoonstelling „De Mid
deleeuwse kunst der Noordelijke Neder
landen" in het Rijksmuseum in Amster
dam staan twee fraai gebeeldhouwde al
taarstukken, vervaardigd in Nederland
omstreeks 1500 en afkomstig uit Lutherse
kapellen op de Noorse eilandjes Leka en
Oersta. Dit zijn voorbeelden van ruim
vierhonderdvijftig jaar oude gebeeld
houwde Nederlandse triptieken, die in ons
land niet meer worden gevonden. Ze zijn
vermoedelijk tijdens de Beeldenstorm ver
loren gegaan. Noorwegen heeft de direc-
van het Rijksmuseum op deze zeldzame
stukken geattendeerd. De Noorse triptie
ken, die nog gebruikt worden in de luther
se eredienst, zijn vermoedelijk op bestel
ling in werkplaatsen in Amsterdam en
Utrecht vervaardigd
den weiter marschieren". Er valt tenslot
te niet meer weiter te marschieren in de
ze tijd zullen we maar hopen.
Tenslotte, zo schrijft het ministerie van
Defensie, spiegelen geest en houding van
de hele troep zich in deze liederen. Het
lied, zo gaat het ministerie verder, is een
bron van vreugde in vrolijke en moeilijke
uren, tijdens de mars, in rusturen en bij
het feest. Vandaar het volgende fraais:
,Auf Marsch, du junges Blut,
jetzo bist du ein Rekrut,
doch nach kurzen harten Wochen
nennst du stolz dich alter Knochen".
En het iets meer krijgshaftige:
„Auf der Erde hingestreckt
mit dem Koppel zugedeckt
kalt der Bauch und der Popo
hollerie und hollero".
Natuurlijk bezingen zij ook hun idealen:
„Ach nichts schöneres gibts im Leben
nichts schöneres gibts im Leben,
als den Stiefeln glanz zu geben".
Deze ballade op het schoenen-poetsen
door soldaten voor zichzelf èn voor hun
officieren, wordt nader toegelicht met de
woorden „hij die met zijn schoenen klaar
is, fluit erbij".
Goed, in het „Liederbuch für die Bun-
deswehr" staat geen soldaat meer op
wacht bij Sedan, en oorlog, heldendom en
dergelijke zijn verdwenen. Maar of dit
door zangpedagogen goedgekeurde boek
je de geest en houding der soldaten van
thans zal verbeteren, lijkt 'n beetje teveel
gewenst. Ook al is een vertaling als „ich
komm von Alabama her, hab mein Banjo
mitgebracht" wel een fraaie buiging naar
de NAVO en een teken van moderne in
slag. Maar het lied van de.brug over de
Kwai of een verbasterd jazz-lied zal er wel
beter ingaan dan het fraais over de glans
van de soldaten- en officierenschoenen,
over de maneschijn en over koude buiken
en dergelijke—,
gevormd door het rugpositief, zo genoemd
omdat de bespeler het achter zich heeft.
Vóór aan de balustrade hangend is het dus
los van de grote, drievoudige orgelkast. Het
is als het ware de pronkkast van het mo
nument, waarin vooral hoge tintelende ge
luiden, zoals superoctaaf 2' cimbel en
scherpe mixturen ondergebracht werden,
maar ook fagot 16' éen plaats kreeg. Op
zichzelf is dit aanhangsel van het instru
ment, met zijn twaalfhonderdachtenzestig
pijpen, verdeeld over veertien registers,
een vrij uitgebreid orgel.
UITERAARD kunnen de verschillende
dimensies van het instrument apart in
werking gesteld worden; maar zij kunnen
ook, aan elkaar gekoppeld, gezamenlijk tot
klinken worden gebracht via eenzelfde
klavier. Dat dit alles niets specifieks is aan
het orgel van Christiaan Müller, weet
iedereen die zich voor de orgelkunst inte
resseert. Maar wél een aparte eigenschap
in het instrument is de gedeeltelijk dubbele
bezetting van de prestanten der manualen.
Fantasieregisters als cimbelster, klokken,
nachtegaal, koekoek enzovoorts, heeft Mül.
Ier wijselijk geweerd. Zij zouden ook niet
passen bij het majestueus karakter van het
instrument. De omvang van de toetsenbor
den was de gebruikelijke: eenenvijftig
toetsen voor de manualen en zevenentwin
tig voor het pedaal, respectievelijk dus van
C tot d 3 en van C tot d 1. Wat de Deense
orgelbouwer Sybrand Zachariassen hierom
trent meedeelt in het programmaboekje
van het orgelconcours, is een vergissing.
Hij is in de veronderstelling, dat de kla
vieren slechts tot C reiken.
IEDER TIJDVAK huldigt zijn eigen
klankideaal Stendhal beweerde zelfs
dat de mode in de muziek om de dertig
jaar verandert. Müller distancieerde zich
reeds van de Schnitgers, onder meer door
geen hoge mixtuur in het hoofdwerk te
plaatsen, hoewel hij van hun school is
uitgegaan. Met een totaal van vijftien tong
werken deed de bouwer van het Haarlemse
orgel een belangrijke stap in de richting
van de Franse orgelkunst.
Ondertussen is er in de loop der tijden
nog al het een en ander in de oorspronke
lijke dispositie veranderd. Op het boven-
manuaal werd de cimbel weggenomen en
een echo-cornet in de plaats gesteld, boven
dien ook de mixtuur vervangen door een
viola di gamba. Het middenklavier kreeg
I