COMMISSIES
Paul Hörbiöer
OP DRIE NIVEAUS
3
KUNST AAN ZEE
voor ons land
g
(Van onze correspondent in Wenen)
OM de spierwitte glans van zijn dikke
haardos nog beter te accentueren heeft
Paul Hörbiger, de eeuwige bon vivant in
talloze films, een zwart snorretje laten
groeien. Met deze make-up verscheen hij
voor de rechter om zich te verantwoor
den over zijn beledigende uitlating, dat
„de officier van Justitie Riccabona cor
rupt is".
Dit geval heeft een zeer lange voorge
schiedenis, waaruit men Paul Hörbiger
als een querulant leert kennen. Kort na
de oorlog is namelijk dr. Alfred Hörbiger,
de oudste broer van de twee toneelspelers
Paul en Attila, vrij plotseling gestorven.
Nu is Paul van mening dat zijn schoon
zuster Marina Hörbiger haar man Alfred
door middel van vergif heeft omgebracht.
Hij heeft deze mening niet onder stoelen
of banken gestoken en er werd een proces
gevoerd, waarbij zich echter Attila die
veel rustiger is en die men nu tijdens het
Holland Festival in „Das Konzert" heeft
kunnen bewonderen afzijdig hield.
Tijdens het proces heeft de officier van
Justitie verklaard, dat moord niet is be
wezen, waarop Paul Hörbiger iedereen,
die het wilde horen, verkondigde dat deze
rechter corrupt zou zijn. En hij maakte
het nog erger door deze bewering tijdens
de rechtszitting nog eens met het nodige
pathos te herhalen. Hij sprak hierbij zo
ongegeneerd en onbeheerst, dat zijn ad-
vokaat, dr. Schreiber, de verdediging
neerlegde. Daarom moest hij na enkele
dagen opnieuw, maar nu voor een andere
rechter verschijnen en zich verantwoor
den,
In tegenstelling met zijn eerste, thea
trale en onbeheerste optreden, verscheen
hij thans in de rol van de boetvaardige
zondaar, want nauwelijks was de zitting
begonnen of hij vroeg het woord om een
verklaring af te leggen. Tot tweemaal toe
zei hij: „In het openbaar bied ik de offi
cier van Justitie, die ik onrecht heb aan
gedaan, mijn verontschuldiging aan".
Hörbiger moet intussen gemerkt hebben,
dat hij uiterst zwak stond en dat iedereen
hem in de steek liet, want niet alleen zijn
broer Attila en zijn schoonzuster Paula
Wessely hebben zich geheel van hem te
ruggetrokken, maar ook het grootste ge
deelte van het Oostenrijkse publiek be
gint hem om zijn particuliere leven te
veroordelen. Bovendien had hij een van
de hoogste vertegenwoordigers van de
rechterlijke macht in zijn onkreukbaar
heid aangetast. Daarom trad hij nu op in
de rol van de rouwmoedige „alte Sünder".
Het heeft hem echter niet veel gebaat.
De toneelspeler werd tot drie weken ge
vangenisstraf veroordeeld, zij het voor
waardelijk met een proeftijd van drie
jaar. Het vonnis is hem blijkbaar mee
gevallen, want Paul Hörbiger verliet het
gerechtsgebouw met een glimlach om de
zwarte snor en op straat gaf hij weer
autogrammen aan zijn jeugdige bewonde
raars die even onverbeterlijk zijn als hij
zelf
m
'Van onze correspondent in Washington)
PROF. Dr. H. M. H. A. VAN DER
VALK, een Nederlander die reeds vele
jaren te Washington werkzaam is, heeft
een nuttig boekje over het onderwijs in
Amerika geschreven. Zijn geschrift 'kan
van belang zijn voor twee groepen van
Nederlanders: voor hen die hun kinde
ren in Amerika willen laten studeren en
verder vooral voor hen, die het onder
wijs in Nederland wensen te doen profi
teren van de goede aspecten van het
Amerikaanse systeem. Niet voor niets
luidt de titel van het boekje dan ook
„De betekenis van het Amerikaanse on
derwijs voor Nederland". (De uitgever is
G. van der Wiel en Co. te Arnhemp
Prof. van der Valk begint zijn betoog
met een schets van de omstandigheden,
waarin het Amerikaanse schoolsysteem
is ontstaan. Daaruit tracht hij te verkla
ren, waarom dit onderwijssysteem groei
de tot wat het is. Vervolgens geeft hij
een overzicht van de verschillende
schooltypen en universiteiten. In het
laatste deel van zijn publikatie noemt
hij vooral de aspecten waar men in Ne
derland een voorbeeld aan zou kunnen
nemen. De schrijver wijst b:j voorbeeld
op het feit, dat een Amerikaanse leer
ling meer geschikt wordt gemaakt om
met mensen te kunnen omgaan. Ook
moedigt men bij het Amerikaanse kind
sterker de zelfwerkzaamheid aan. onder
meer bij het vervaardigen van kleine
technische installaties. Een ander voor
deel van het Amerikaanse systeem is de
grote mate van differentiatie. In Ne
derland moet een kind meekunnen in
een stelsel, dat voor allen gelijk is, in
Amerika bestaat veel meer mogelijk
heid om een diploma te behalen door de
vakken te kiezen, die overeenkomen met
de aanleg van de leerling. Over de be
zwaren van dit „a la carte" geestelijk
voedsel consumeren schrijft Van der
Valk eveneens. Veel waardering toont de
auteur voor het Amerikaanse „college".
NAAR VELER MENING
zou de weg naar de hel even
goed met commissies gepla
veid kunnen zijn als met goe
de voornemens. En inderdaad
blijkt er in de praktjjk nogal
het een en ander aan het
werken in en van allerlei
commissies te schorten. Tot
overmaat van ramp komen er
in de loop der tjjd voort
durend nieuwe commissies bij,
zowel bp de overheid als in
bedrijven en het verenigings
leven. Dit verschijnsel heeft
verschillende oorzaken. De
maatschappij is enerzijds
gecompliceerder geworden,
waardoor tal van groepen zijn
ontstaan met zeer uiteen
lopende doeleinden, anderzijds
trachten deze groepen, als ze
elkaar niet bestreden, met el
kaar samen te werken en
daarvoor benoemt men dan
commissies, waarin vertegen
woordigers van diverse par
tijen, vakbonden, bedrijven,
omroepverenigingen, kerkge
nootschappen, verenigingen,
overheidsorganen en derge
lijke plaatsnemen.
Het terrein van wetenschap is
sterk uitgebreid. Het is zo
groot geworden, dat in de di
verse wetenschappen alleen
de specialisten nog werkelijk
ter zake kundig kunnen wor
den genoemd. Wil men goed
op feiten gefundeerd overleg,
dan moet vaak een beroep op
deze specialisten worden ge
daan. Daar dezen moeite heb
ben elkaar te begrijpen ze
spreken immers hun eigen
vakjargon moeten er nog
een paar coördinatoren of tol
ken aan de commissies wor
den toegevoegd, meerzijdige
figuren dus, die van de ver
schillende specialismen iets
begrijpen, afweten en aan
voelen.
Een andere oorzaak is een
democratische. Men wil by
het overleg alle in aanmer
king komende groepen be
trekken, niet zonder u en over
u maar met u, dus in een
commissie. Een typisch Ne
derlandse aangelegenheid, die
het aantal commissies aan
merkelijk moet vergroten is
de verzuiling. De levensbe
schouwelijke groeperingen
wensen ook hun slem in ieder
kapittel en daarvoor dienen
idem zoveel commissies te
worden gecreëerd of uitge
breid. En dan is er de steeds
voortschrijdende neiging tot
bureaucratisering in alle sec
toren van het maatschappe
lijke leven. Een van de ken
merken van de bureaucratie is
het langdurig wikken en we
gen, het langzaam beslissen en
het vastleggen van alle feiten
tijdens en na het overleg. Dit
zijn eigenschappen, waaraan
de meeste commissies ook zeer
rijk zijn.
Ook voor commissies geldt
de algemene sociologische
wet, dat groepen, die zich een
maal geformeerd hebben, zeer
moeilijk de geest geven. Com
missies kunnen daarom trach
ten hun leven eindeloos te
rekken door hun oorspronke
lijke taak trachten uit te brei
den, of wel door zich te gaan
bezighouden met vraagstuk
ken, die in feite buiten hun
jurisdictie vallen. Dan zijn er
nog de vele commissies, die in
het leven worden geroepen
omdat men in de moedercom
missie geen raad wist met een
bepaald probleem. Men zag
het als onoplosbaar en wilde
er eigenlijk wel van af. Wat
doet men in zo'n geval, men
vormt een subcommissie en
men heeft daarmee het pro
bleem opgelost, omdat de
werkelijke concrete oplossing
tot sint juttemis is verdaagd.
Of er zijn de commissies, die
DE HIERBIJ gereproduceerde „Ciowns" van H. Fiedler
durft het bekende „Huis ter Duin" te Noordwijk zijn gas
ten voor te zetten en dat is een compliment waard. Het
is niet nieuw, het idee werk van schilders in cafés, restau
rants en hotels op te hangen. Meestal geschiedt dat in de
eerste plaats met het oog op verkoop en maar al te vaak
moesten we ervaren dat het met de kwaliteit niet bijster
goed gesteld was. Het „Huis ter Duin" wenste echter voor
alles een tentoonstelling van kwaliteit, samengesteld uit
werk van kunstenaars, die hun naam in Nederland waar
lijk verdienden en verzekerde zich daartoe van de mede
werking van een bekend kunsthandelaar, wiens exposities
steeds uitvoerige besprekingen wettigden. Dat men zich
beperkte tot louter figuratieve kunst kan voortkomen uit
de overtuigingen van de adviseur, een zekere voorzichtig
heid ten aanzien van de gasten hier en uit de wetenschap
dat de meest vooraanstaande ..non-figuratieven" in de
belangriikste musea toch voldoende ruime gelegenheid
tot het tonen van hun werk verkrijgen of met hun werk
voor exposities van Nederlandse kunst in het buiten
land meer dan anderen mochten afstaan. Men bracht voor
deze seizoententoonstelling dan een en ander van de r»eds
genoemde Fiedler en verder van Jan Sluijters. Kees Ver-
wey. prof. Jan Wingers, H. H. Kamorlingh Onnes, prof.
G. V. A. Röling. Albers Muis. Jan Groenestein, Jan van
Heel, Jan Peeters en Juta Metzger bijeen. Het werk wordt
getoond in de zaal, waar de gasten gelegenheid tot schrij
ven. lezen of een rustig gesnrek hebben zodat zeker is
dat het tot meer dient dan een wandversiering.
Bob Buys
alleen bestaan om hun leden
een schijn van gewichtigheid
te verlenen, een typisch voor
beeld is de ontvangstcommis
sie. Meestal trouwens vindt
men in iedere commisssie wel
een paar leden, die het werk
in deze groepen fijn vinden.
Zij hebben vaak ook de lei
dinggevende posten. Zitten zij
daar niet op, dan mag men ge
voeglijk aannemen, dat de
commissie traag werkt. Ten
slotte bestaan er commissies,
die zijn ingesteld door een
versagende leider, door een
voorzitter die de problemen,
waarmee hij te maken heeft,
niet aan kan en dus het be
slissen verschuift naar een
veelhoofdige groep, die het nu
maar moet uitzoeken.
praten praten praten praten praten praten
E
W
O.
"O
a
praten praten praten praten praten praten
ZO GEZIEN is met het ontstaan van een commissie eigenlijk
al de grondslag gelegd voor het al of niet hebben van succes.
Het is jammer dat in de zo juist verschenen publikatie van het
Gidor (Gemeenschappelijk Informatie- en Documentatiebureau
van Organisatiewerk in de Rijksdienst) „De commissie als een
middel voor de uitvoering van een taak" door drs. P. D. A. van
Lith, dit aspect van het commissiewerk niet naar voren is ge
komen. Nu heeft de verhandeling van drs. Van Lith een wat
technische inslag gekregen, hetgeen echter niet wegneemt, dat
het boekje vele leden behulpzaam kan zijn bij het efficiënter
werken in hun commissies. Zinnige opmerkingen worden ge
maakt over de personen, die lid zijn of zouden moeten zijn van
commissies, over de notulen, over de secretaris en zijn perso
neel, over het vergaderlokaal en zijn inrichting, over het werk
stuk, dat de commissie moet opleveren en over de werkzaam
heden na het gereedkomen van de taak. Zoals we reeds zeiden
blijkt uit deze inhoudsopgave, dat de schrijver van het ge
schriftje vrij sterk formeel zakelijk en technisch is georiënteerd.
Het is inderdaad wel erg prettig om te weten wanneer men wel
of niet notulen moet maken als er een bandrecorder aanwezig
is en dat de vergaderruimte goed geventileerd en verlicht moet
zijn, zodat ook een lid met zwakkere ogen of de niet-roker er
goed kan werken, maar naar onze mening zijn dit nu niet de
factoren, die het werken in commissies vaak tot zo'n ontstellend
vervelende en slepende zaak maken. Waar het werken in com
missies meestal op strandt, is net gebrek aan een goede ver
gadertechniek en het is jammer dat Van Lith zich daar niet
mee bezig houdt.
De tak van de sociale psychologie, die zich speciaal met het
werken in kleine gemeenschappen occupeert, is de groeps
dynamica. Men heeft vooral in de Verenigde Staten op vrij om
vangrijke schaal met kleine groepjes geëxperimenteerd en is
daarbij tot interessante conclusies gekomen, die ook voor de
praktijk van grote betekenis is. Zo dient naar onze mening
ieder commissielid attent te worden gemaakt op de verschil
lende rollen, die de groepsleden spelen. Er zijn tal van typen:
de schreeuwer, de betweter, de verzoener, de supporter enzo
voorts. Niet altijd wordt dezelfde rol door dezelfde persoon
gespeeld. De meeste mensen veranderen van rol. dikwijls in
een en dezelfde vergadering. De deelnemers aan vergaderingen
leren ook hun eigen gedragingen waar te nemen en eigenlijk-
zou iedere commissie zich eerst met dit soort kwesties dienen
bezig te houden. Het eigen gedrag vormt dan een onderwerp
van discussie. Dit dient echter onder ter zake kundige leiding
te geschieden, daar grote psychische schade kan worden ge
daan bij een onoordeelkundige aanpak.
Commissieleden moeten weten dat het werken in groepen altijd
drie niveaus heeft, namelijk een taakniveau, dat wil zeggen
het doel waar de groep naar toe werkt, of althans tracht te
werken, een groepsniveau en een individueel niveau. Op hel
groepsniveau trachten de leden tot onderlinge persoonlijke over
eenstemming te komen, het is het veld van de antipathieën en
sympathieën, maar het is tevens de basis van die eigenaardige
kracht, die iedere groep doet verschillen van andere. Op het
individuele niveau werkt ieder commissielid aan zijn eigen
problemen en probeert dus bijvoorbeeld (in gedachten meestal)
te vluchten, de overige leden te overheersen en dergelijke dingen
meer. Het ligt voor de hand dat alleen het werk op taakniveau
relevant is voor de opdrachtgever. Dit staat echter niet los van
wat er op de beide andere niveaus gebeurt. Er is in feite een
voortdurende wisselwerking tussen alle drie. Aan de voorzitter
valt nu de moeilijke taak toe het werk zo vlot mogelijk te laten
verlopen (men spreekt in vakkringen dan ook van de praat-
arbeidgroep) en daarvoor is het harmoniëren op groepsniveau
een eerste voorwaarde. Moeilijkheden on het individuele vlak
zal hij zo goed mogelijk moeten onvangen.
Het boekje van Van Lith richt zich geheel op het eerste niveau
en zijn oarafernalia. Dit is zinrijk, omdat strubbelingen hier on
middellijk repercussies geven op de beide andere niveaus, waar
men zich dan sterk op richt, zo het fundament leggend voor toe
komstige moeilijkheden: persoonlijke wrijvingen zijn immers
meestal vrij taai. De technische aspecten van het commissie
werk moet men dus zien als evenzovele voorwaarden voor een
goede taakvervulling. Als men nu maar niet meent, dat men
er met een goede voorbereiding van het werk en een technisch
en vakkundig goede samenstelling van de commissies alleen is.
Integendeel, ook dan kan de bespreking nog gemakkelijk snaak-
lonen. Een on ideale wijze samengestelde commissie houdt ook
rekening met de diverse karakters van d° deelnemers. Men zetto
bii voorkeur pi=t twee sterk emoti0nelen aan één tafel! Men
zal moeten trachten zoveel mogeliik gemotiveerde mensen aan
het werk te laten deelnemen. Tot de taak van een goede voor
zitter behoort het ervoor te zorgen, dat zij dat ook verder blij
ven. Ook bii de voorbereiding doemen bezwaren on. Een voor
zitter. die de ter sprake komende punten van te voren nauw
keurig heeft vastgesteld, kan ziin commissieleden een gevoe'
van frustratie geven, omdat zii moer of minder terecht menen
dat zii maar „voor spek en bonen" meedoen, er slechts voor de
vorm bijzitten.
Het geschrift, van drs. Van Lith is dus zeker van waarde en
praktisch, doch wen late het niet hij lezing van dit ene. Over
discussiëren, het deelnemen aan en het leiden van een ver
gadering bestaat tegenwoordig een schat aan litteratuur, die
het geïnteresseerde commissielid kan helpen zijn kostbare tijd
goed en efficiënt te besteden.
W. Langevehl
DE hiernaast gereproduceerde kaart uit 1794 geeft een beeld
hoe Haarlem en de omgeving van Noordwijkérhout tot Bever
wijk er in de achttiende eeuw uitzagen. Dit gebied werd in
kaart gebracht door Daniël Engelman, van beroep landmeter
architect in de grondwerken en hovenier te Haarlem, die op
13 september 1791 werd ingeschreven bij het Sint Lucas Gilde,
want ook landmeters konden daar lid van worden. Over deze
landmeter is weinig bekend, alleen dat
Daniël Engelman, jonge man van Velsen, op
4 september 1785 in Haarlem met Francina
Kok, jonge dochter van Haarlem, in het
huwelijk trad. De ligging der wegen, paden,
hofsteden, buitenplaatsen enzovoorts uit die
dagen treft men in de oude benamingen op
deze kaart aan, benevens de voornaamste
bloemisterijen. Deze kaart werd in 1806
gecorrigeerd. Zoals wij reeds eerder ver
meldden, werd deze kaart door een inwoner
van Aerdenhout aan het gemeentearchief
van Bloemendaal dezer dagen ten geschenke
gegeven. Ook een gedeelte van de Haar
lemmermeer en van het IJ komen erop voor.
Het is een aardige zoekplaat voor topo
grafische specialisten, die mogelijk vele
oude lusthoven van Holland op z'n smalst
zullen kunnen aanwijzen, maar ook voor
romantisch gestemde wandelaars.