Was Elisabeth Fenning schuldig? Statige karavanen (j&f Zou het vonnis tegen de verdachte dienstbode in een proces wegens poging tot vergiftiging niet anders hebben geluid als men anderhalve eeuw geleden over detectives had beschikt en de mogelijkheid van psychiatrisch onderzoek Koffie en politiek im Colombia OP 26 JUNI 1815, in de vroege morgen van wat een mooie zomerse dag beloofde te worden, besteeg een tweeëntwintig.! arig meisje het schavot der gevangenis New gate te Londen, in het wit gekleed met een wit kanten kapje. Het was 't bruids kostuum, dat zij met zorg had voorbereid voor haar huwelijk, dat omstreeks die dag zou zijn gesloten. Bij de gang naar het schavot trachtte een priester nog een be rouwvolle bekentenis van haar los te krij gen, maar ze antwoordde dat zij voor God en het in die nacht ontvangen Heilige Sacrament volhield onschuldig te zijn aan het misdrijf, waarvoor zij moest sterven. Haar stoffelijk overschot werd volgens het gebruik dier dagen aan de familie terug gegeven. Het meisje werd met grote plech tigheid begraven. De stoet werd geopend door een groep van twaalf politieagenten, dan volgde de kist, die door zes jonge vrouwen gedragen werd, allen in het wit gekleed, daarop volgden de acht familie leden en een stoet van honderden rouw- dragenden, waarvan de meesten het meisje natuurlijk. Aan tafel kon men ze alvorens ze te consumeren in een sausje dompelen, dat uit allerlei ingrediënten bestond, die met melk werden aangemaakt. Over die melk moesten wij het eerst even hebben. Want Elisabeth heeft tot aan haar dood bij hoog en laag volgehouden, dat het ver gif in de melk moest hebben gezeten, die Sarah Peel die dag voor de prijs van een halve penny(!) had gehaald. Voor de brood jes en het sausje was echter diezelfde melk gebruikt en in het restant van het sausje werd geen spoor van vergif ge vonden. Dus daarin moet ze ongelijk ge had hebben. Een paar weken voor de fatale dag had Elisabeth aan de oude mevrouw Turner gevraagd of ze eens gistbroodjes mocht maken. Deze gaf daar blijkbaar geen ant woord op en Elisabeth herhaalde in de komende dagen de vraag enige keren. Daags voor de ongelukkige' gebeurtenis deelde ze mevrouw Turner mede, dat de bakker gist gebracht had. Deze stond er even van te kijken, want ze had geen gist een kleine politiemacht. De straten waren gevuld met een zwijgende menigte en op en om het kerkhof waren tijdens de ter aardebestelling meer dan vijftienduizend stille toeschouwers. Het kwam niet tot demonstraties, maar de bevolking van Londen toonde dat zij het met het oordeel der jury en het vonnis van de rechter al lerminst eens was. De jury had bewezen geacht, dat het keukenmeisje Elisabeth Fenning de familie, waarbij zij diende, zou sabeths aanhouden niet gemakkelijk wor- hebben willen vergiftigen met arsenicum. De huisarts der familie, wiens getuigenis te haren gunste de doorslag gaf, zag zijn praktijk verlopen. Toch is de zaak „Fenning" behandeld met alle voorzich tigheid, die in die dagen van jury en rechter verwacht mocht worden. Daags voor de executie zijn onder de drang der publieke opinie en bewogen door Elisa beths voortdurende betuigingen van on schuld de autoriteiten, die het in hun macht hadden deze executie te voorko men, nog twee keer bijeengekomen om te beoordelen of er wellicht een schijn van twijfel zou kunnen bestaan aan de recht vaardigheid van het vonnis. Ze vonden die niet. Het waren eerlijke en zeker niet ge voelloze mannen, die tenslotte na nauw keurige bestudering van het dossier dit met een zucht opzij legden. Er kan bij ons geen twijfel bestaan aan de oprechtheid hunner overtuiging van Elisabeths schuld. Maar de eisen, die destijds aan het bewijs gesteld werden, waren nu eenmaal anders dan die van nu. DE LEZER zelf kan de feiten beoordelen. Elisabeth Fenning was keukenmeisje bij de Londense familie Turner, die uit man, vrouw, zoon en schoondochter en nog een leerling bestond. Er was nog een ander meisje bij hen in dienst, het binnenmeisje Sarah Peel, naar wier doen en laten op de fatale dag slechts een oppervlakkig onder zoek schijnt te zijn ingesteld. Elisabeth werkte pas enige maanden bij de familie, toen het verschrikkelijke ge beurde. Bij 't eten van door haar bereide gistbroodjes, kennelijk beschouwd als lek kernij in die dagen, werd de hele familie ernstig ziek met uitzondering van Sarah Peel, die zich te goed gedaan had aan een vleespastei. Die hield blijkbaar niet van gistbroodjes. Maar Elisabeth zelf ontkwam niet aan het lot der overigen. De broodjes bleken te zijn vergiftigd en Elisabeth, die ze gemaakt had, werd in staat van be schuldiging gesteld. Het gerechtshof hield zich in de eerste plaats bezig met het motief, dat naar men meende wel aanwezig was. Doch hoe on voldoende zou men dit in onze tijd hebben beschouwd! Vier weken tevoren namelijk had de jonge mevrouw Turner op het ge drag van Elisabeth aanmerkingen gemaakt. Ze deed haar werk niet goed, vond ze. Elisabeth was niet op haar mondje ge vallen en had duidelijk gemaakt, dat niet de jonge doch de oude mevrouw Turner haar in dienst had genomen en dat die het maar moest zeggen als er iets niet in orde was en dat ze dus geen aanmerkingen wenste te accepteren van mevrouw Turner de jongere. Een dienstboderuzietje dus, een gewoon verschijnsel als er twee „mevrouwen" in huis zijn en allerminst verontrustend. Met de wetenschap, dat Elisabeth een paar maanden later in het huwelijk zou treden en zij haar bruids kleed, dat ze als eigen maaksel trots aan de familie liet zien, reeds gereed had, lijkt het ons wel heel onwaarschijnlijk, dat ze er behoefte aan zou hebben gehad uit wraak over dit onbenullige voorval een hele familie uit te moorden. De oude mevrouw Turner had overigens zelf geen enkel verwijt aan dat van haar dochter toegevoegd tn uit niets blijkt dat er moei lijkheden war°n. Integendeel, Elisabeth heeft herhaaldelijk verklaard zich bij de familie Turner op haar gemak te voelen. In het huidige tijdsbestek zou daardoor alleen al voor de rechter het sein op rood staan. Er moet iets aan de bewijsconstruc- tie ontbreken, zou hij overwegen. En zo niet, dan is het hoog tijd voor een onder zoek door de psychiater! Maar die kende men in 1815 nog niet. De jury vond het motief blijkbaar wel voldoende. EN NU DE FEITEN. Gistbroodjes wer den gemaakt van meel, melk en van gist Colombia wordt nu geregeerd door een coalitie van liberalen en con servatieven, maar nog meer door de koffie, waarvan het de tweede wereldproducent is. Dit laatste verklaart enigszins de ogenschijnlijk wonderlijke politieke verhoudingen in dit 7Aiidamerikaanse land. Begin mei van dit jaar werd. immers een nieuwe president gekozen. Deze nu is een conservatief, hoewel de liberalen een doorslaggevende stembus-overwinning behaalden. De bekende oud-president Alberto Lleras Camargo (zelf liberaal) is voor een en ander verantwoordelijk. En hij wist wel wat hij deed. Niet voor niets waren liberalen en conservatieven de afgelopen negen jaren in een verbeten strijd ge wikkeld, die soms tot een bloedige burgeroorlog oplaaide. Maar de conservatieven hebben grote belangen in de koffiehandel en achter de schermen kunnen zij op een groot deel van de rooms-katholieke geestelijkheid rekenen. Vandaar dat evenredige verdeling van de parlementszetels tussen liberalen en conservatieven en liet kiezen van een gematigde president duiden op gezond politiek inzicht. nooit gekend hadden, aan het einde weer besteld maar ze gaf Elisabeth toch toestem ming de verlangde broodjes te maken. Deze gang van zaken vond het gerechts hof uitermate verdacht. Maar, vragen wij ons af, waarom? Uit het vervolg zal blij ken dat een gistbroodje wel een heel on geschikt middel was om ongemerkt arse nicum toe te dienen. Hadden de over het algemeen peperige spijzen van die tijd daarvoor niet. veel beter kunnen worden gebruikt? En kan de verklaring van Eli- den gezocht in het feit, dat ze zelf zo van dit gerecht hield? Want ze heeft er inderdaad zelf van gegeten en is óók ziek geworden. Dat staat wel vast. De melk kan niet vergiftigd zijn geweest. Dit kon de jury veilig aannemen. In zover ging Sarah Peel vrijuit. Tijdens het verdere proces der bereiding van de broodjes was deze, ,onaifgebroken op haar slaapkamer om een gestikte, deken te repareren, Dat ver klaarde zij tenminste. Zij werd ie" dien aanzien op haar woord geloofd. Aan het meel kan het evenmin hebben gelegen, want de korst van de door Sarah Peel verorberde pastei was van hetzelfde meel gemaakt en Sarah kreeg niet de min ste maagbezwaren. En nu wat de gist be treft. De bakkersjongen had deze afge brokkeld van de voorraad van zijn baas en zonder meer aan Elisabeth persoonlijk afgegeven. Tot het ogenblik der aflevering kon er met de gist niets aan de hand zijn geweest. Wij kunnen dit gevoegelijk aan nemen, maar in onze tijd zou, als de zaken zo lagen, toch wel een heel nauwkeurig onderzoek zijn ingesteld naar het doen en laten van die bakkersknecht. Zeker als het om iemands leven zou gaan. De jury redeneerde: als er nóch in de melk, nóch in het meel nóch in de gist ver gif was, toen Elisabeth met het bereiden der gistbroodjes begon, dan moet ze het er zelf in gedaan hebben. Een andere mogelijkheid is er niet. Nu vraag ik om te beginnen wel af ik ben een man, dus ik moet de beantwoording dezer vraag aan meer bevoegden overlaten of er in de gistbroodjes nu werkelijk in het geheel niets anders werd ondergebracht dan meel, melk en gist. Het lijkt me zo wel een heel erg smakeloos gerecht. Moest er niet een snufje zout in of misschien ook wat sui ker? Ik weet het niet, maar het lijkt mij toch niet uitgesloten, dat het recept van deze broodjes iets minder ongecompliceerd was dan ons hier wordt voorgesteld. Maar wij zullen ons aan de bekende fei ten houden. Elisabeth maakte 's middags om twaalf uur het beslag gereed. Om drie uur waren de broodjes klaar en ging de familie aan tafel. Intussen was voorzo ver bekend is geworden niemand in de keuken geweest, behalve Elisabeth zelf natuurlijk en de oude mevrouw Turner, waarover straks meer. Arsenicum, het vierde en ongewenste bestanddeel van de diie dag bereide broodjes, kon Elisabeth ge makkelijk bemachtigen, zoals trouwens iedereen in den huize. De oude heer Tur ner had er een paar pakjes van staan op zijn bureautje, waarschijnlijk om muizen of ander ongedierte te verdelgen. Hij was er erg slordig mee. Zijn kamer stond altijd open. Bij later onderoek bleek een hoe veelheid uit de pakjes te zijn verdwenen. Niemand echter heeft Elisabeth deze kamer .■•vx-xivx.xw;-;: STATIG trekt een karavaan van met koffiebalen beladen muildieren onder mijn raam door. Is het de vierde vandaag, of de zesde? Ik ben de tel kwijt, maar in Manizales let men er nauwelijks op. Hier is het belangrijkste centrum van het tweede koffieland ter wereld. Twee keer per jaar bloeit in Colombia de koffie, want die gedijt er het beste op hoogten tussen duizend en tweeduizend meter. En daar is het verschil in jaargetijden gering. Koffie is Colombia's voornaamste export-artikel en dat is in het land zelf ook goed te merken. Ligt de prijs op de wereldmarkt gunstig, dan gaat alles redelijk. Ligt de prijs laag, dan is er ook laagconjunctuur. AL MET AL gaan de zaken de laatste jaren redelijk, ondanks de „flop" die Bra zilië met zijn koffie-exporten gehad heeft. Dat komt voor een goed deel door de „Fe- Muilezeltreinen zijn in Colombia nog steeds een alledaags, verschijnsel. Deze met koffie beladen karavaan trekt Manizales binnen. it- -jjvuiii ,f. De pas afgepelde koffiebonen worden op stenen vloeren in de buitenlucht gedroogd. in of uit zien gaan. Dit zou overigens wel zijn opgevallen, want het was haar terrein niet. Sarah Peel was het binnenmeisje en de taak van Elisabeth lag alleen in de keuken. Wat er van zij, redelijkerwijze kan men niet ontkennen, dat het voor Elisa beth zeker geen heksentoer was het vergif te bemachtigen. Het beslag wilde niiet rijzen. Dit consta teerde de oude mevrouw Turner, die om half een even in de keuken kwam kijken. Elisabeth toonde zich optimistisch. Dat komt nog wel, zei ze. Wat later deelde ze het beslag in zes delen en bakte ze de broodjes. Ze zagen er onsmakelijk uit. Sarah, het binnenmeisje, hield het dus maar bij de pastei, die inmiddels ook ge reed was gekomen, in de oven van een bakker die in de buurt woonde. EN NU KOMT een omstandigheid naar voren, waaraan tijdens het proces wonder- lijkerwijze geen aandacht is geschonken. Het is namelijk Elisabeth geweest, die even voor twaalf uur de pastei naar de bakker gebracht heeft. Dat staat vast. En in die tijd laten het maar vijf minuten geweest zijn kon iedereen in de keuken komen om te knoeien met de daar aanwezige melk, of met het meel, of met de gist! Ook de man, die later bekend zou hebben, dit inderdaad te hebben gedaan. Elisabeth zal haar keukenvoorraad toch zeker niet ach ter slot en grendel hebben gehad. Doch laten we niet op de feiten vooruitlopen. Van deze overigens vaag gebleven vreem deling, die een neef van de familie zou zijn geweest, wist men tijdens het proces in ieder geval niets af. De familie ging om drie uur aan tafel. Alhoewel de broodjes er onsmakelijk uit zagen,, zwartig en in elkaar gezakt tot vormloze klonten, werd er van gegeten. En iedereen, die ze gegeten had, werd in de loop van de middag ziek. Zoals men reeds weet: ook Elisabeth zelf. Dat verklaarde tenminste de oude mevrouw Turner, die bij al haar ellende toch nog oog bleek te heb ben gehad voor haar omgeving. Later ver weet de openbare aanklager Elisabeth, dat ze de familie niet te hulp gesneld was. Een heel verdachte omstandigheid vond hij dat. Iedereen ging naar bed en Sarah riep de dokter, die bij de patiënten vergiftigings verschijnselen constateerde. Op Elisabeth, die in haar bed op het dakkamertje ook lag te krimpen van pijn, heeft hij niet ge let Hij kon zich ter zitting over haar niets herinneren! En nu tenslotte nog één om standigheid, die ten nadele van Elisabeth werd uitgelegd. De meisjes aten in de keu ken, zo ook de leerling, die bij de familie inwoonde. Deze kwam echter die dag wat later aan tafel en Elisabeth waarschuwde hem niet van de broodjes te eten. Ze liggen veel te zwaar op de maag, had ze al ge constateerd. De leerling at desondanks een klein stukje en werd na enige tijd zo ziek als de anderen. Het kon niet aan dat stukje brood hebben gelegen, dat hij heeft ge geten, beweerde Elisabeth later voor het gerechtshof. Dat was niet groter dan een noot. Het moet de saus geweest zijn, waar van hij wel drie grote scheppen genomen heeft. De melk, die Sarah Peel heeft ge haald, moet zijn vergiftigd! Dit argument baatte niet. Zoals we weten, werd in het restant van het beslag wel en in het restje van die saus geen vergif gevonden. De openbare aanklager echter concludeerde uit Elisabeth's waar schuwing, dat ze wel wist dat de broodjes vergiftigd waren en dat ze de leerling voor het lot der familie had willen sparen! WAT TE ZEGGEN van het proces, dat eindigde met verdachte's dramatische gang naar het schavot? Elisabeth Fenning zou onder de huidige rechtsbedeling zeker zijn vrijgesproken. De bewijsvoering lekte aan alle kanten. Maar voor die dagen waren de aanwijzingen, die aanwezig waren, vol doende om de naald van het kompas naar haar te doen doorslaan. Men vroog zich af: wie anders kan het gedaan hebben? Zij was de enige, die een motief had. Wij echter halen daarbij de schouders op. Of waren in 1815 de dienstmeisjes zo over dreven gevoelig? D^ manier echter waarop Elisabeth met de oude mevrouw Turner omsprong, wijst er wel op, dat ze zich van het kleine voorval met de jonge mevrouw niet veel had aangetroken. Misschien was de houding, die Elisabeth tijdens het proces aannam, niet gelukkig. Ze zat er met geamuseerde belangstelling bij te kijken, alsof ze slechts toeschouw- gaan. Jaren later deelde een zekere heer Wilson in een door hem uitgegeven boekje onder andere het volgende mede: „Als ik goed ben ingelicht, was Elisa Fenning even onschuldig aan het misdrijf, waarvoor ze ter dood werd gebracht, als de lezer van deze woorden het is. Maar het kostte jaren alvorens het bewijs daarvoor kon worden geleverd. Tenslotte echter onthulde de Tijd, de dochter van de Waarheid, het droeve geheim. Op een bed in een misera bele woning te Chelmsworth in Essex lag een man op sterven, zijn sterke lichaam ineengekrompen door de doodstrijd, die in hem woedde. Hij verklaarde tegenover degenen, die zijn verschrikkelijk verschei den zagen, dat hij de neef was van een zekere mr. Turner, dat hij vele jaren ge leden uit wraakzucht tegenover zijn oom en tante, bij wie hij inwoonde en die hem geen geld wilden geven, gebruik had ge maakt van de korte afwezigheid van het keukenmeisje, de keuken was ingeslopen en arsenicumpoeder had gestrooid over het beslag, dat hij in een pan zag staan. Elisa beth Fenning, voegde hij eraan toe, wist hier niets van af. Daarna zweeg hij. Gelijk de rijke man uit de gelijkenis stierf hij en werd hij begraven. Ik wil de vergelijking niet verder trekken." Hun, die menen dat hiermede inderdaad het mysterie Fenning is opgelost, wacht een teleurstelling. Het verhaal, zoals het hierboven is weergegeven, kan namelijk niet waar zijn. Het is uitgesloten dat ten tijde van de moordaanslag in huize Turner nog een neef woonde. Wij komen hem namelijk in het proces niet tegen. Een der gelijke figuur, die dan bovendien wel zo wijs zou zijn geweest zelf niet van het dodelijke gerecht te eten, zou zeker als ge tuige aan de tand zijn gevoeld, zoals dit gebeurde met alle inwoners van het huis. De heer Wilson is dus blijkbaar niet goed ingelicht. Wel kan het gebeurd zijn, dat een dergelijk individu het huis is binnen geslopen gedurende de tijd, dat Elisabeth de vleespastei naar de bakker bracht, dus van even voor twaalf tot twaalf uur van de fatale dag. Het is onbegrijpelijk, dat tijdens het proces op deze kleine spanne tijds het zoeklicht niet is gevallen. REST NOG DE VRAAG, waarom werd Elisabeth Fenning ter dood gebracht, nu toch in werkelijkheid niemand blijvende schade had ondervonden van deze poging tot vergiftiging? Die vraag is gauw be antwoord. Men kende in die dagen in Engeland slechts het onderscheid tussen „Felony" (wat bij ons misdrijf is) en „Misdemeanour" (met de overtreding uit ster was. Maar gesteld, dat zij onschuldig ons Wetboek van Strafrecht te vergelijken) was, dan is het toch begrijpelijk dat zij als onervaren meisje volledig vertrouwde op de onfeilbare werking van het gerechts apparaat! Toen echter de jury na slechts enkele minuten beraad het „schuldig" uit sprak en de rechter zijn zwarte baret had opgezet en zij nog zijn plechtige slotwoor den "and may God have mercy on your soul" hoorde, toen barstte het doodsbleek geworden'kind in luid gejammer uit. NU NOG IETS over de man, die zou hebben bekend het misdrijf te hebben be- Voor „felony" bestond slechts één straf: de dood. Een zestienjarige jongen, die zich had laten verleiden het gouden munt stuk mee te nemen, dat hij door een ge opend raam op de tegen de vensterbank ge schoven tafel zag liggen, werd opgehan gen. Zó goed was die goede oude tijd nu ook weer niet! Ook Elisabeth Fenning, aan wier schuld terecht in hoge mate kan worden getwijfeld, heeft dit onherstelbaar aan den lijve ondervonden. Mr. H. M. Tonino deración Nacional de Cafeteros" de na tionale koffieplantersfederatie. Deze heeft de beschikking over veel kapitaal, waar mee zij over het gehele land lange rijen pakhuizen heeft gebouwd. Daardoor kun nen miljoenen balen koffie bewaard wor den als de prijzen ongunstig liggen en ter stond beschikbaar komen als het getij keert. Geruchten dragen er veel toe bij om de zaak te stabiliseren. Meestal laten zij zich pessimistisch uit over de nieuwe oogst. Naderhand Valt het dan mee. De klant is op die manier tevreden... en de verkoper ook. De Federación heeft het vitaalste deel van het nationale inkomen tot steun en ruw geschat ook een derde van de twaalf miljoen Colombianen, zij, die direct of in direct bij de koffie betrokken zijn. Zo is zij 'n soort tweede regering, die haar macht ontleent aan een rode bes. KOFFIE HOORT tot de „Rubiaceas" een familie van vijfduizend soorten, waar ook jasmijn, gardenia en camelia een deel van zijn. Koffie werd door de Spanjaarden uit het midden-oosten naar Colombia ge bracht. De belangrijkste soort heet er nog altijd „coffea Arabiga L". Nadat de jonge plantjes uit het zaad ge komen zijn duurt het twee tot vier jaar eer ze gaan renderen. In die tijd worden ze uiterst behoedzaam verzorgd. Tenslotte gaan ze bloeien. Dan zien de fincas eruit of het eventjes gesneeuwd heeft. De witte koffiebloempjes groeien in trossen en als regel gaan ze niet tegelijk open, zodat een struik lang blijft bloeien. De bladeren van de plant zijn glimmend donkergroen, en wanneer de besjes voor het eerst zicht baar worden zijn ze ook groen. Kort daar na worden ze geel, met een rode nuance en tenslotte wordt de „cereza" („kers") helder rood, om tijdens het rijpen donker der te worden. Dan lijken ze veel op veen bessen. Vaak zag ik aan dezelfde plant witte bloesems en tegelijk groene, gele en rode bessen. Maar pas acht maanden na de eerste bloei worden de eerste besjes geoogst en de plukkers moeten nog vaak bij elke struik terug komen eer die leeg is. Toch worden deze struiken helemaal met de hand leeggeplukt. Ze brengen dan drie tot vier pond koffie elk op. Op de rug van een muilezel gaan de bes jes in zakken naar de „beneficio". Daar worden ze afgepeld en gewassen. Buiten komen ze op grote stenen vloeren, om in de zon te drogen. Daarna gaan ze als „café pergamino" in een molen, die er de velle tjes afhaalt. Ze worden gesorteerd. Meis jes met scherpe ogen en rappe han den schieten er de slechte exemplaren uit. Dan gaat de koffie in een rood met groe ne zak, die op de wereldmarkt zoveel zegt als „Colombia". Maar eerst gaat zij nog een poosje in de pakhuizen, tot het geschikte ogenbiik voor de markt er is. En op weg naar die pak huizen of ook wel op weg naar trein of schip trekt ze op de rug van muilezels door de straten van Manizales en langs de we gen door de dalen en over de bergen van deze Zuidamerikaanse republiek. Want wie gehoord heeft dat koffie op één tot twee duizend meter groeit, denkt mis schien dat de planters daar dan een op trekje hebben, zoals de Zwitsers op hun bergweiden. Dit is niet zo. De mensen wo nen hier op die hoogte of ook wel hoger en dat is al in de koloniale tijd begonnen. De Spanjaarden vonden het in het berg land meer zoals thuis, beter ook dan in het broeierige laagland. Meestal trok men langs de rivieren naar boven en naar beneden. Over wegenbouw maakte de „conquistadores" zich niet erg druk. Wegen waren ten hoogste een toe gang tot een rivier en in het begin van de spoorweg werd die opvatting ook nog voor dat transportmiddel gehuldigd, zodat er pas in deze tijd een aaneensluitend ver- keersnet groeit. INTUSSEN is het niet helemaal gemak zucht van de Spaanse meesters geweest, want de natuurlijke obstakels in Colombia zijn enorm. Van zuid naar noord lopen drie bergketens van de Andes, die hier en daar rond vierduizend meter hoog zijn en ook toppen van zes zuidend meter hebben. Ook de dun gezaaide bergpassen liggen hoog, zodat men daar niet zo gemakkelijk heenwandelde, laat staan een weg aanleg de. Pas de moderne techniek heeft dit ver anderd, ook door de komst van het vlieg tuig. Het kleinste plaatsje heeft nu een luchthaven, soms op een minuscuul pla- teautje. Het vliegtuig heeft sinds 1919 het land veroverd door de voorloper van de tegenwoordige Avianca, een maatschap pij, die zelfs een eigen postdienst, kanto ren en stempels incluis bezit. Toch heeft de muilezel na vier en een halve eeuw nog niet afgedaan. Hij kan het moeilijkste terrein baas, of er een weg is of niet en hij stapt met de grootste zeker heid over de smalste paadjes langs de diepste ravijnen. Vandaar dat hij ideaal blijft om de koffie van de plateaus te ha len en vandaar ook dat in onze gemotori seerde tijd een Colombiaan een muilezel- trein .nog steeds alledaags vindt! Hans Ykerrw,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 11