Was Elisabeth Fenning schuldig?
Statige karavanen
(j&f
Zou het vonnis tegen de verdachte dienstbode
in een proces wegens poging tot vergiftiging
niet anders hebben geluid als men anderhalve
eeuw geleden over detectives had beschikt en
de mogelijkheid van psychiatrisch onderzoek
Koffie en politiek im Colombia
OP 26 JUNI 1815, in de vroege morgen
van wat een mooie zomerse dag beloofde
te worden, besteeg een tweeëntwintig.! arig
meisje het schavot der gevangenis New
gate te Londen, in het wit gekleed met
een wit kanten kapje. Het was 't bruids
kostuum, dat zij met zorg had voorbereid
voor haar huwelijk, dat omstreeks die dag
zou zijn gesloten. Bij de gang naar het
schavot trachtte een priester nog een be
rouwvolle bekentenis van haar los te krij
gen, maar ze antwoordde dat zij voor God
en het in die nacht ontvangen Heilige
Sacrament volhield onschuldig te zijn aan
het misdrijf, waarvoor zij moest sterven.
Haar stoffelijk overschot werd volgens het
gebruik dier dagen aan de familie terug
gegeven. Het meisje werd met grote plech
tigheid begraven. De stoet werd geopend
door een groep van twaalf politieagenten,
dan volgde de kist, die door zes jonge
vrouwen gedragen werd, allen in het wit
gekleed, daarop volgden de acht familie
leden en een stoet van honderden rouw-
dragenden, waarvan de meesten het meisje
natuurlijk. Aan tafel kon men ze alvorens
ze te consumeren in een sausje dompelen,
dat uit allerlei ingrediënten bestond, die
met melk werden aangemaakt. Over die
melk moesten wij het eerst even hebben.
Want Elisabeth heeft tot aan haar dood
bij hoog en laag volgehouden, dat het ver
gif in de melk moest hebben gezeten, die
Sarah Peel die dag voor de prijs van een
halve penny(!) had gehaald. Voor de brood
jes en het sausje was echter diezelfde
melk gebruikt en in het restant van het
sausje werd geen spoor van vergif ge
vonden. Dus daarin moet ze ongelijk ge
had hebben.
Een paar weken voor de fatale dag had
Elisabeth aan de oude mevrouw Turner
gevraagd of ze eens gistbroodjes mocht
maken. Deze gaf daar blijkbaar geen ant
woord op en Elisabeth herhaalde in de
komende dagen de vraag enige keren.
Daags voor de ongelukkige' gebeurtenis
deelde ze mevrouw Turner mede, dat de
bakker gist gebracht had. Deze stond er
even van te kijken, want ze had geen gist
een kleine politiemacht. De straten waren
gevuld met een zwijgende menigte en op
en om het kerkhof waren tijdens de ter
aardebestelling meer dan vijftienduizend
stille toeschouwers. Het kwam niet tot
demonstraties, maar de bevolking van
Londen toonde dat zij het met het oordeel
der jury en het vonnis van de rechter al
lerminst eens was. De jury had bewezen
geacht, dat het keukenmeisje Elisabeth
Fenning de familie, waarbij zij diende, zou sabeths aanhouden niet gemakkelijk wor-
hebben willen vergiftigen met arsenicum.
De huisarts der familie, wiens getuigenis
te haren gunste de doorslag gaf, zag
zijn praktijk verlopen. Toch is de zaak
„Fenning" behandeld met alle voorzich
tigheid, die in die dagen van jury en
rechter verwacht mocht worden. Daags
voor de executie zijn onder de drang der
publieke opinie en bewogen door Elisa
beths voortdurende betuigingen van on
schuld de autoriteiten, die het in hun
macht hadden deze executie te voorko
men, nog twee keer bijeengekomen om te
beoordelen of er wellicht een schijn van
twijfel zou kunnen bestaan aan de recht
vaardigheid van het vonnis. Ze vonden die
niet. Het waren eerlijke en zeker niet ge
voelloze mannen, die tenslotte na nauw
keurige bestudering van het dossier dit
met een zucht opzij legden. Er kan bij ons
geen twijfel bestaan aan de oprechtheid
hunner overtuiging van Elisabeths schuld.
Maar de eisen, die destijds aan het bewijs
gesteld werden, waren nu eenmaal anders
dan die van nu.
DE LEZER zelf kan de feiten beoordelen.
Elisabeth Fenning was keukenmeisje bij
de Londense familie Turner, die uit man,
vrouw, zoon en schoondochter en nog een
leerling bestond. Er was nog een ander
meisje bij hen in dienst, het binnenmeisje
Sarah Peel, naar wier doen en laten op de
fatale dag slechts een oppervlakkig onder
zoek schijnt te zijn ingesteld.
Elisabeth werkte pas enige maanden bij
de familie, toen het verschrikkelijke ge
beurde. Bij 't eten van door haar bereide
gistbroodjes, kennelijk beschouwd als lek
kernij in die dagen, werd de hele familie
ernstig ziek met uitzondering van Sarah
Peel, die zich te goed gedaan had aan een
vleespastei. Die hield blijkbaar niet van
gistbroodjes. Maar Elisabeth zelf ontkwam
niet aan het lot der overigen. De broodjes
bleken te zijn vergiftigd en Elisabeth, die
ze gemaakt had, werd in staat van be
schuldiging gesteld.
Het gerechtshof hield zich in de eerste
plaats bezig met het motief, dat naar men
meende wel aanwezig was. Doch hoe on
voldoende zou men dit in onze tijd hebben
beschouwd! Vier weken tevoren namelijk
had de jonge mevrouw Turner op het ge
drag van Elisabeth aanmerkingen gemaakt.
Ze deed haar werk niet goed, vond ze.
Elisabeth was niet op haar mondje ge
vallen en had duidelijk gemaakt, dat niet
de jonge doch de oude mevrouw Turner
haar in dienst had genomen en dat die het
maar moest zeggen als er iets niet in orde
was en dat ze dus geen aanmerkingen
wenste te accepteren van mevrouw Turner
de jongere. Een dienstboderuzietje dus,
een gewoon verschijnsel als er twee
„mevrouwen" in huis zijn en allerminst
verontrustend. Met de wetenschap, dat
Elisabeth een paar maanden later in het
huwelijk zou treden en zij haar bruids
kleed, dat ze als eigen maaksel trots aan
de familie liet zien, reeds gereed had, lijkt
het ons wel heel onwaarschijnlijk, dat ze
er behoefte aan zou hebben gehad uit
wraak over dit onbenullige voorval een
hele familie uit te moorden. De oude
mevrouw Turner had overigens zelf geen
enkel verwijt aan dat van haar dochter
toegevoegd tn uit niets blijkt dat er moei
lijkheden war°n. Integendeel, Elisabeth
heeft herhaaldelijk verklaard zich bij de
familie Turner op haar gemak te voelen.
In het huidige tijdsbestek zou daardoor
alleen al voor de rechter het sein op rood
staan. Er moet iets aan de bewijsconstruc-
tie ontbreken, zou hij overwegen. En zo
niet, dan is het hoog tijd voor een onder
zoek door de psychiater! Maar die kende
men in 1815 nog niet. De jury vond het
motief blijkbaar wel voldoende.
EN NU DE FEITEN. Gistbroodjes wer
den gemaakt van meel, melk en van gist
Colombia wordt nu geregeerd door een coalitie van liberalen en con
servatieven, maar nog meer door de koffie, waarvan het de tweede
wereldproducent is. Dit laatste verklaart enigszins de ogenschijnlijk
wonderlijke politieke verhoudingen in dit 7Aiidamerikaanse land.
Begin mei van dit jaar werd. immers een nieuwe president gekozen.
Deze nu is een conservatief, hoewel de liberalen een doorslaggevende
stembus-overwinning behaalden. De bekende oud-president Alberto
Lleras Camargo (zelf liberaal) is voor een en ander verantwoordelijk.
En hij wist wel wat hij deed. Niet voor niets waren liberalen en
conservatieven de afgelopen negen jaren in een verbeten strijd ge
wikkeld, die soms tot een bloedige burgeroorlog oplaaide. Maar de
conservatieven hebben grote belangen in de koffiehandel en achter
de schermen kunnen zij op een groot deel van de rooms-katholieke
geestelijkheid rekenen. Vandaar dat evenredige verdeling van de
parlementszetels tussen liberalen en conservatieven en liet kiezen
van een gematigde president duiden op gezond politiek inzicht.
nooit gekend hadden, aan het einde weer besteld maar ze gaf Elisabeth toch toestem
ming de verlangde broodjes te maken.
Deze gang van zaken vond het gerechts
hof uitermate verdacht. Maar, vragen wij
ons af, waarom? Uit het vervolg zal blij
ken dat een gistbroodje wel een heel on
geschikt middel was om ongemerkt arse
nicum toe te dienen. Hadden de over het
algemeen peperige spijzen van die tijd
daarvoor niet. veel beter kunnen worden
gebruikt? En kan de verklaring van Eli-
den gezocht in het feit, dat ze zelf zo
van dit gerecht hield? Want ze heeft
er inderdaad zelf van gegeten en is óók
ziek geworden. Dat staat wel vast. De melk
kan niet vergiftigd zijn geweest. Dit kon
de jury veilig aannemen. In zover ging
Sarah Peel vrijuit. Tijdens het verdere
proces der bereiding van de broodjes was
deze, ,onaifgebroken op haar slaapkamer om
een gestikte, deken te repareren, Dat ver
klaarde zij tenminste. Zij werd ie" dien
aanzien op haar woord geloofd.
Aan het meel kan het evenmin hebben
gelegen, want de korst van de door Sarah
Peel verorberde pastei was van hetzelfde
meel gemaakt en Sarah kreeg niet de min
ste maagbezwaren. En nu wat de gist be
treft. De bakkersjongen had deze afge
brokkeld van de voorraad van zijn baas
en zonder meer aan Elisabeth persoonlijk
afgegeven. Tot het ogenblik der aflevering
kon er met de gist niets aan de hand zijn
geweest. Wij kunnen dit gevoegelijk aan
nemen, maar in onze tijd zou, als de zaken
zo lagen, toch wel een heel nauwkeurig
onderzoek zijn ingesteld naar het doen en
laten van die bakkersknecht. Zeker als het
om iemands leven zou gaan.
De jury redeneerde: als er nóch in de
melk, nóch in het meel nóch in de gist ver
gif was, toen Elisabeth met het bereiden
der gistbroodjes begon, dan moet ze het
er zelf in gedaan hebben. Een andere
mogelijkheid is er niet. Nu vraag ik om te
beginnen wel af ik ben een man, dus ik
moet de beantwoording dezer vraag aan
meer bevoegden overlaten of er in de
gistbroodjes nu werkelijk in het geheel
niets anders werd ondergebracht dan meel,
melk en gist. Het lijkt me zo wel een heel
erg smakeloos gerecht. Moest er niet een
snufje zout in of misschien ook wat sui
ker? Ik weet het niet, maar het lijkt mij
toch niet uitgesloten, dat het recept van
deze broodjes iets minder ongecompliceerd
was dan ons hier wordt voorgesteld.
Maar wij zullen ons aan de bekende fei
ten houden. Elisabeth maakte 's middags
om twaalf uur het beslag gereed. Om drie
uur waren de broodjes klaar en ging de
familie aan tafel. Intussen was voorzo
ver bekend is geworden niemand in de
keuken geweest, behalve Elisabeth zelf
natuurlijk en de oude mevrouw Turner,
waarover straks meer. Arsenicum, het
vierde en ongewenste bestanddeel van de
diie dag bereide broodjes, kon Elisabeth ge
makkelijk bemachtigen, zoals trouwens
iedereen in den huize. De oude heer Tur
ner had er een paar pakjes van staan op
zijn bureautje, waarschijnlijk om muizen
of ander ongedierte te verdelgen. Hij was
er erg slordig mee. Zijn kamer stond altijd
open. Bij later onderoek bleek een hoe
veelheid uit de pakjes te zijn verdwenen.
Niemand echter heeft Elisabeth deze kamer
.■•vx-xivx.xw;-;:
STATIG trekt een karavaan van met
koffiebalen beladen muildieren
onder mijn raam door. Is het de
vierde vandaag, of de zesde? Ik
ben de tel kwijt, maar in Manizales
let men er nauwelijks op. Hier is
het belangrijkste centrum van het
tweede koffieland ter wereld. Twee
keer per jaar bloeit in Colombia
de koffie, want die gedijt er het
beste op hoogten tussen duizend
en tweeduizend meter. En daar is
het verschil in jaargetijden gering.
Koffie is Colombia's voornaamste
export-artikel en dat is in het land
zelf ook goed te merken. Ligt de
prijs op de wereldmarkt gunstig,
dan gaat alles redelijk. Ligt de prijs
laag, dan is er ook laagconjunctuur.
AL MET AL gaan de zaken de laatste
jaren redelijk, ondanks de „flop" die Bra
zilië met zijn koffie-exporten gehad heeft.
Dat komt voor een goed deel door de „Fe-
Muilezeltreinen zijn in Colombia nog steeds
een alledaags, verschijnsel. Deze met koffie
beladen karavaan trekt Manizales binnen.
it- -jjvuiii ,f.
De pas afgepelde koffiebonen worden op
stenen vloeren in de buitenlucht gedroogd.
in of uit zien gaan. Dit zou overigens wel
zijn opgevallen, want het was haar terrein
niet. Sarah Peel was het binnenmeisje en
de taak van Elisabeth lag alleen in de
keuken. Wat er van zij, redelijkerwijze kan
men niet ontkennen, dat het voor Elisa
beth zeker geen heksentoer was het vergif
te bemachtigen.
Het beslag wilde niiet rijzen. Dit consta
teerde de oude mevrouw Turner, die om
half een even in de keuken kwam kijken.
Elisabeth toonde zich optimistisch. Dat
komt nog wel, zei ze. Wat later deelde ze
het beslag in zes delen en bakte ze de
broodjes. Ze zagen er onsmakelijk uit.
Sarah, het binnenmeisje, hield het dus
maar bij de pastei, die inmiddels ook ge
reed was gekomen, in de oven van een
bakker die in de buurt woonde.
EN NU KOMT een omstandigheid naar
voren, waaraan tijdens het proces wonder-
lijkerwijze geen aandacht is geschonken.
Het is namelijk Elisabeth geweest, die even
voor twaalf uur de pastei naar de bakker
gebracht heeft. Dat staat vast. En in die tijd
laten het maar vijf minuten geweest
zijn kon iedereen in de keuken komen
om te knoeien met de daar aanwezige
melk, of met het meel, of met de gist! Ook
de man, die later bekend zou hebben, dit
inderdaad te hebben gedaan. Elisabeth zal
haar keukenvoorraad toch zeker niet ach
ter slot en grendel hebben gehad. Doch
laten we niet op de feiten vooruitlopen.
Van deze overigens vaag gebleven vreem
deling, die een neef van de familie zou zijn
geweest, wist men tijdens het proces in
ieder geval niets af.
De familie ging om drie uur aan tafel.
Alhoewel de broodjes er onsmakelijk uit
zagen,, zwartig en in elkaar gezakt tot
vormloze klonten, werd er van gegeten. En
iedereen, die ze gegeten had, werd in de
loop van de middag ziek. Zoals men reeds
weet: ook Elisabeth zelf. Dat verklaarde
tenminste de oude mevrouw Turner, die bij
al haar ellende toch nog oog bleek te heb
ben gehad voor haar omgeving. Later ver
weet de openbare aanklager Elisabeth, dat
ze de familie niet te hulp gesneld was. Een
heel verdachte omstandigheid vond hij dat.
Iedereen ging naar bed en Sarah riep de
dokter, die bij de patiënten vergiftigings
verschijnselen constateerde. Op Elisabeth,
die in haar bed op het dakkamertje ook
lag te krimpen van pijn, heeft hij niet ge
let Hij kon zich ter zitting over haar niets
herinneren! En nu tenslotte nog één om
standigheid, die ten nadele van Elisabeth
werd uitgelegd. De meisjes aten in de keu
ken, zo ook de leerling, die bij de familie
inwoonde. Deze kwam echter die dag wat
later aan tafel en Elisabeth waarschuwde
hem niet van de broodjes te eten. Ze liggen
veel te zwaar op de maag, had ze al ge
constateerd. De leerling at desondanks een
klein stukje en werd na enige tijd zo ziek
als de anderen. Het kon niet aan dat stukje
brood hebben gelegen, dat hij heeft ge
geten, beweerde Elisabeth later voor het
gerechtshof. Dat was niet groter dan een
noot. Het moet de saus geweest zijn, waar
van hij wel drie grote scheppen genomen
heeft. De melk, die Sarah Peel heeft ge
haald, moet zijn vergiftigd!
Dit argument baatte niet. Zoals we
weten, werd in het restant van het beslag
wel en in het restje van die saus geen
vergif gevonden. De openbare aanklager
echter concludeerde uit Elisabeth's waar
schuwing, dat ze wel wist dat de broodjes
vergiftigd waren en dat ze de leerling voor
het lot der familie had willen sparen!
WAT TE ZEGGEN van het proces, dat
eindigde met verdachte's dramatische gang
naar het schavot? Elisabeth Fenning zou
onder de huidige rechtsbedeling zeker zijn
vrijgesproken. De bewijsvoering lekte aan
alle kanten. Maar voor die dagen waren de
aanwijzingen, die aanwezig waren, vol
doende om de naald van het kompas naar
haar te doen doorslaan. Men vroog zich af:
wie anders kan het gedaan hebben? Zij
was de enige, die een motief had. Wij
echter halen daarbij de schouders op. Of
waren in 1815 de dienstmeisjes zo over
dreven gevoelig? D^ manier echter waarop
Elisabeth met de oude mevrouw Turner
omsprong, wijst er wel op, dat ze zich van
het kleine voorval met de jonge mevrouw
niet veel had aangetroken.
Misschien was de houding, die Elisabeth
tijdens het proces aannam, niet gelukkig.
Ze zat er met geamuseerde belangstelling
bij te kijken, alsof ze slechts toeschouw-
gaan. Jaren later deelde een zekere heer
Wilson in een door hem uitgegeven boekje
onder andere het volgende mede: „Als ik
goed ben ingelicht, was Elisa Fenning even
onschuldig aan het misdrijf, waarvoor ze
ter dood werd gebracht, als de lezer van
deze woorden het is. Maar het kostte jaren
alvorens het bewijs daarvoor kon worden
geleverd. Tenslotte echter onthulde de
Tijd, de dochter van de Waarheid, het
droeve geheim. Op een bed in een misera
bele woning te Chelmsworth in Essex lag
een man op sterven, zijn sterke lichaam
ineengekrompen door de doodstrijd, die
in hem woedde. Hij verklaarde tegenover
degenen, die zijn verschrikkelijk verschei
den zagen, dat hij de neef was van een
zekere mr. Turner, dat hij vele jaren ge
leden uit wraakzucht tegenover zijn oom
en tante, bij wie hij inwoonde en die hem
geen geld wilden geven, gebruik had ge
maakt van de korte afwezigheid van het
keukenmeisje, de keuken was ingeslopen
en arsenicumpoeder had gestrooid over het
beslag, dat hij in een pan zag staan. Elisa
beth Fenning, voegde hij eraan toe, wist
hier niets van af. Daarna zweeg hij. Gelijk
de rijke man uit de gelijkenis stierf hij en
werd hij begraven. Ik wil de vergelijking
niet verder trekken."
Hun, die menen dat hiermede inderdaad
het mysterie Fenning is opgelost, wacht
een teleurstelling. Het verhaal, zoals het
hierboven is weergegeven, kan namelijk
niet waar zijn. Het is uitgesloten dat ten
tijde van de moordaanslag in huize Turner
nog een neef woonde. Wij komen hem
namelijk in het proces niet tegen. Een der
gelijke figuur, die dan bovendien wel zo
wijs zou zijn geweest zelf niet van het
dodelijke gerecht te eten, zou zeker als ge
tuige aan de tand zijn gevoeld, zoals dit
gebeurde met alle inwoners van het huis.
De heer Wilson is dus blijkbaar niet goed
ingelicht. Wel kan het gebeurd zijn, dat
een dergelijk individu het huis is binnen
geslopen gedurende de tijd, dat Elisabeth
de vleespastei naar de bakker bracht, dus
van even voor twaalf tot twaalf uur van
de fatale dag. Het is onbegrijpelijk, dat
tijdens het proces op deze kleine spanne
tijds het zoeklicht niet is gevallen.
REST NOG DE VRAAG, waarom werd
Elisabeth Fenning ter dood gebracht, nu
toch in werkelijkheid niemand blijvende
schade had ondervonden van deze poging
tot vergiftiging? Die vraag is gauw be
antwoord. Men kende in die dagen in
Engeland slechts het onderscheid tussen
„Felony" (wat bij ons misdrijf is) en
„Misdemeanour" (met de overtreding uit
ster was. Maar gesteld, dat zij onschuldig ons Wetboek van Strafrecht te vergelijken)
was, dan is het toch begrijpelijk dat zij als
onervaren meisje volledig vertrouwde op
de onfeilbare werking van het gerechts
apparaat! Toen echter de jury na slechts
enkele minuten beraad het „schuldig" uit
sprak en de rechter zijn zwarte baret had
opgezet en zij nog zijn plechtige slotwoor
den "and may God have mercy on your
soul" hoorde, toen barstte het doodsbleek
geworden'kind in luid gejammer uit.
NU NOG IETS over de man, die zou
hebben bekend het misdrijf te hebben be-
Voor „felony" bestond slechts één straf:
de dood. Een zestienjarige jongen, die
zich had laten verleiden het gouden munt
stuk mee te nemen, dat hij door een ge
opend raam op de tegen de vensterbank ge
schoven tafel zag liggen, werd opgehan
gen. Zó goed was die goede oude tijd nu
ook weer niet! Ook Elisabeth Fenning, aan
wier schuld terecht in hoge mate kan
worden getwijfeld, heeft dit onherstelbaar
aan den lijve ondervonden.
Mr. H. M. Tonino
deración Nacional de Cafeteros" de na
tionale koffieplantersfederatie. Deze heeft
de beschikking over veel kapitaal, waar
mee zij over het gehele land lange rijen
pakhuizen heeft gebouwd. Daardoor kun
nen miljoenen balen koffie bewaard wor
den als de prijzen ongunstig liggen en ter
stond beschikbaar komen als het getij
keert. Geruchten dragen er veel toe bij om
de zaak te stabiliseren. Meestal laten zij
zich pessimistisch uit over de nieuwe
oogst. Naderhand Valt het dan mee. De
klant is op die manier tevreden... en de
verkoper ook.
De Federación heeft het vitaalste deel
van het nationale inkomen tot steun en
ruw geschat ook een derde van de twaalf
miljoen Colombianen, zij, die direct of in
direct bij de koffie betrokken zijn. Zo is
zij 'n soort tweede regering, die haar
macht ontleent aan een rode bes.
KOFFIE HOORT tot de „Rubiaceas"
een familie van vijfduizend soorten, waar
ook jasmijn, gardenia en camelia een deel
van zijn. Koffie werd door de Spanjaarden
uit het midden-oosten naar Colombia ge
bracht. De belangrijkste soort heet er nog
altijd „coffea Arabiga L".
Nadat de jonge plantjes uit het zaad ge
komen zijn duurt het twee tot vier jaar
eer ze gaan renderen. In die tijd worden ze
uiterst behoedzaam verzorgd. Tenslotte
gaan ze bloeien. Dan zien de fincas eruit
of het eventjes gesneeuwd heeft. De witte
koffiebloempjes groeien in trossen en als
regel gaan ze niet tegelijk open, zodat een
struik lang blijft bloeien. De bladeren van
de plant zijn glimmend donkergroen, en
wanneer de besjes voor het eerst zicht
baar worden zijn ze ook groen. Kort daar
na worden ze geel, met een rode nuance
en tenslotte wordt de „cereza" („kers")
helder rood, om tijdens het rijpen donker
der te worden. Dan lijken ze veel op veen
bessen. Vaak zag ik aan dezelfde plant
witte bloesems en tegelijk groene, gele
en rode bessen. Maar pas acht maanden
na de eerste bloei worden de eerste besjes
geoogst en de plukkers moeten nog vaak
bij elke struik terug komen eer die leeg
is. Toch worden deze struiken helemaal
met de hand leeggeplukt. Ze brengen dan
drie tot vier pond koffie elk op.
Op de rug van een muilezel gaan de bes
jes in zakken naar de „beneficio". Daar
worden ze afgepeld en gewassen. Buiten
komen ze op grote stenen vloeren, om in
de zon te drogen. Daarna gaan ze als „café
pergamino" in een molen, die er de velle
tjes afhaalt. Ze worden gesorteerd. Meis
jes met scherpe ogen en rappe han
den schieten er de slechte exemplaren uit.
Dan gaat de koffie in een rood met groe
ne zak, die op de wereldmarkt zoveel zegt
als „Colombia".
Maar eerst gaat zij nog een poosje in de
pakhuizen, tot het geschikte ogenbiik voor
de markt er is. En op weg naar die pak
huizen of ook wel op weg naar trein of
schip trekt ze op de rug van muilezels door
de straten van Manizales en langs de we
gen door de dalen en over de bergen
van deze Zuidamerikaanse republiek.
Want wie gehoord heeft dat koffie op één
tot twee duizend meter groeit, denkt mis
schien dat de planters daar dan een op
trekje hebben, zoals de Zwitsers op hun
bergweiden. Dit is niet zo. De mensen wo
nen hier op die hoogte of ook wel hoger
en dat is al in de koloniale tijd begonnen.
De Spanjaarden vonden het in het berg
land meer zoals thuis, beter ook dan in
het broeierige laagland.
Meestal trok men langs de rivieren naar
boven en naar beneden. Over wegenbouw
maakte de „conquistadores" zich niet erg
druk. Wegen waren ten hoogste een toe
gang tot een rivier en in het begin van de
spoorweg werd die opvatting ook nog voor
dat transportmiddel gehuldigd, zodat er
pas in deze tijd een aaneensluitend ver-
keersnet groeit.
INTUSSEN is het niet helemaal gemak
zucht van de Spaanse meesters geweest,
want de natuurlijke obstakels in Colombia
zijn enorm. Van zuid naar noord lopen
drie bergketens van de Andes, die hier en
daar rond vierduizend meter hoog zijn en
ook toppen van zes zuidend meter hebben.
Ook de dun gezaaide bergpassen liggen
hoog, zodat men daar niet zo gemakkelijk
heenwandelde, laat staan een weg aanleg
de. Pas de moderne techniek heeft dit ver
anderd, ook door de komst van het vlieg
tuig. Het kleinste plaatsje heeft nu een
luchthaven, soms op een minuscuul pla-
teautje. Het vliegtuig heeft sinds 1919 het
land veroverd door de voorloper van de
tegenwoordige Avianca, een maatschap
pij, die zelfs een eigen postdienst, kanto
ren en stempels incluis bezit.
Toch heeft de muilezel na vier en een
halve eeuw nog niet afgedaan. Hij kan het
moeilijkste terrein baas, of er een weg is
of niet en hij stapt met de grootste zeker
heid over de smalste paadjes langs de
diepste ravijnen. Vandaar dat hij ideaal
blijft om de koffie van de plateaus te ha
len en vandaar ook dat in onze gemotori
seerde tijd een Colombiaan een muilezel-
trein .nog steeds alledaags vindt!
Hans Ykerrw,