Hamburg, hoofdstad van het rijk van krantenkoning Springer DE MUZIEK EN DE VER N T discaucs Hieuwt tekemnneester Bakker Korff Mijmering bij het werk van UITGAVEN Erbij door Kees Verwey ZATERDAG 26 JULI 1958 PAGINA DRIE (Van onze correspondent in Bonn) HAMBURG, de grootste stad van de Bondsrepubliek, is ver van de centra van regering en bankwezen Bonn en Frank fort gelegen. De Elbestad heeft het gezicht daarenboven niet naar het binnenland, maar naar overzee gericht. En toch is dit bijna on-Duitse-wereldse-Hamburg de hoofdstad van het Duitse krantenrijk, spe ciaal van het rijk van krantenkoning Axel Springer: dagelij-ks worden hier vier mil joen kranten gemaakt, die van de Hanze stad uit hun weg naar alle hoeken en ga- van de Bondsrepubliek vinden. getrokken lijnen tekent, maar dat hij met zijn tekenpen korte haaltjes over het papier trekt, zodat de contouren een zekere speelse luchtigheid verkrijgen, die precies geschikt is om de snaakse geestigheid uit te drukken waar hij op uit is. Later komt dan de eigenlijke Bak ker Korff met zijn weergaloze intieme taferelen van oude dametjes (alleen of in gezelschap van een oude vriendin). Een enkele keer verschijnt een jonge vrouw in de voorstelling, meest de dienstbode. Mannen komen er met aan te pas! Het is namelijk steeds weer dat typische oude vrouweleventje van ledig heid en gezelligheid, dat hem voort durend heeft geïnspireerd. Hoe is het mogelijk, vraagt men zich af, dat iemand achtendertig jaar lang dezelfde soort taferelen schildert, bekeken door een vergrootglas en met de aandacht van een ouderwetse schoolmeester! Geen kannetje, geen stoof of theepot of er werd alles van opgetekend wat er aan te zien was! Maar ook als toonschilder verrichtte Bakker Korff wonderen. Men moet zich de opgave eens1 indenken op een zo kleine schaal zoveel voorwerpen bij een te zetten op een tafel of naast de hoofdfiguren op de grond en alles in schaduwpartijen op te nemen of in het licht te plaatsen, precies in stem mige verhouding tot het licht op de levende personen, zo dus dat het ge heel niet in honderd stukjes uit elkaar valt. Dat hij ook als puur stilleven schilder tot een eenheid kon komen, bewijst het schilderijtje van de hier ge reproduceerde soepterrien. Dit maakt in reproduktie de indruk van een nor maal schilderij, maar in werkelijkheid is het niet groter dan dertig bij vieren twintig cent'meter. Is het de schilder school van Chardin, die hierin heeft doorgewerkt? Dat wij na zoveel jaren van geeste lijke verruiming en experimentele ver nieuwing nog blijven staan voor deze eenvoudige schilderkunst is, dunkt mij, wel veelzeggend. Het bewijst dat wij de wetten van de oude beproefde schil derkunst hebben verleerd. Hoe kunnen wij ooit weer profiteren van deze ver rukkelijke tekenmeesterwetenschap, uit welks krachten vier eeuwen schilders geslachten hebben geput en zich ge fundeerd? Het is deze mijmering, die mij bij mijn bezoek aan de tentoonstelling in de Lakenhal bezighield en waarvan ik u meen deelgenoot te moeten maken! IN DE LAKENHAL te Leiden, be vindt zich op dit ogenblik een tentoon stelling van werken van de schilder A. H. Bakker Korff, die duurt tot 15 sep tember. Ik zou mij niet geroepen voe len, daarvan mededeling te doen, als het werk mij niet om bepaalde redenen bijzonder had getroffen. De directeur van de Lakenhal, de heer J. van Wessem, is een origineel. Terwijl al zijn collega's zich uitsloven tentoonstellingen te organiseren van de allerjongste kunst, hield hij in de paar jaar van zijn bewind exposities van kunstenaars waarvoor thans weinig of geen belangstelling bestaat. Zo organi seerde hij tentoonstellingen van het werk van Isaac Israels, Floris Verster en de Haagse School. En nu exposeert hij nagenoeg het gehele oeuvre van A. H. Bakker Korff de Leidse fijnschil der, die leefde van 1824 tot 1882. Als men bedenkt, dat het werk van Bakker Korff door het gehele land is verspreid en grotendeels in bezit is van particu lieren, dan zal men begrijpen, wat een werk er aan vast zit alles op te sporen en van de bezitters in bruikleen los te krijgen. Een gehele zaal met tekeningen, een kabinet met aquarellen en een grote zaal vol schilderijen! Eigenlijk moet men van schilderijtjes spreken, want het zijn echte kabinetstukjes, de klein ste ter grootte van minder dan een decimeter in het vierkant en de groot ste nauwelijks veertig bij zestig centi meter in oppervlak. De meeste zijn op paneel geschilderd. Nu is hout bijzon der glad te polijsten en dat is de reden, waarom hij bij voorkeur op paneel heeft gewerkt. De eerste vierkante zaal is gevuld met tekeningen. Men kijkt er direct zijn ogen op uit. Het zijn meest van die bij belse of historische onderwerpen als destijds op de hogere tekenscholen werden gebezigd om de leerling veel figuren in ingewikkelde standen te leren tekenen. Het is uiterst gehoor zaam werk, dat geheel uit het tekenen naar gips is voortgekomen. Maar wat een aardigheid komt er al vroeg in dit soort tekenwerk door de zeer aparte manier waarop hij de lijnen trekt. Al gauw blijkt dat hij geen direct door- REEDS in de zeventiende eeuw droegen de grote scheepvaartverbindingen van Hamburg ertoe bij, dat hier een soort nieuwsdienst ontstond. De „Relations cou rier" verscheen reeds in 1672, de „Ham- burgische Correspondent" was in het be gin van de vorige eeuw eigenlijk belang rijker dan de befaamde Times. Van die eerste kranten tot wat er heden per trein, auto en vliegtuig van Hamburg naar andere Westduitse steden wordt ver voerd, is een hele stap. Een belangrijke schakel was het befaamde „Hamburger Fremdenblatt" van de uitgever Broschek: het was serieus, werd in geheel Duitsland gelezen en had een niet te veronachtza men oplage van tweehonderdduizend exemplaren. De nazi's „schakelden" ook het Fremdenblatt, waaraan vele Hambur gers thans nog met weemoed terugdenken, „gelijk". Na de oorlog stak als eerste ds „Hamburger Anzeiger" de kop op, een combinatie van twee andere bladen, die het uithield tot 1957, toen de uitgever Gi- rardet het hoofd in de schoot legde, nadat de geldschieters hadden laten weten dat het geen zin had om het moeizame bestaan van dit blad te financieren, terwijl daarnaast in Hamburg toch een veel groter en machtiger en de C.D.U.-regering bepaald niet onsym pathiek blad bestond. Die courant was het „Hamburger Abendblatt" van Axel Springer. AXEL SPRINGER is in West-Duitsland thans een begrip, de naam van een kran tenkoning. Zijn vader gaf voor 1940 nog een betrekkelijk klein blad de „Altonaer Nachrichten" uit. Na de oorlog waagde zoon Axel, toen nog piepjong, een grote sprong. Vrij van „bruine" (nationaal socia listische) vlekken kreeg hij de kans om het in 1946 door de Britse bezetting gestichte dagblad „Die Welt" te kopen. En van „Die Welt" maakte Springer in de loop der ja ren een uitstekend blad, met een keur van correspondenten, tachtig redactieleden, vele medewerkers en met een bijzondere opinie bepaald niet pro maar ook niet steeds anti Adenauer, niet neutralistisch, maar toch ook niet krachtig achter de NAVO niet socialistisch, maar toch altijd het Hamburgse idee verdedigend dat dezp ha venstad slechts kan bloeien als het Oost- duitse achterland de noort openzet. Kort om: „Die Welt" houdt er een bijzondere" eigen' mening op na en is Inderdaad 'een sieraad van het rijk van „Krantenkoning Axel I" en ook van de Westduitse journa listiek: gedegen, betrouwbaar, modern Door de week heeft het blad zo'n 220.000 afnemers, 's zaterdags zelfs 260.000. „Die Welt" is de kwalitatieve top van Springers krantenrijk. Want het „Hambur ger Abendblatt" is bepaald minder. Het is overigens zeker een uitstekend nieuwsblad. Maar waar „Die Welt" voor honderd per cent serieus is. moet het „Abendblatt" dat in 1949 werd opgericht laten we zeggen voor vijfenzeventig percent ernstig worden genoemd. Het is een gezellig blad. modern opgemaakt, met kleurenfoto's, met veel sport, met kort nieuws, strips en vaak omvangrijke en gunstige reclamecam pagnes. De dagelijkse onlage van dit blad is driehonderddertigduizend, 's zaterdags zelfs vierhonderdvijftigduizend! Het heeft be paald geen tekort aan advertenties: per maand verschijnen er veertigduizend in het „Abendblatt." en die zijn uiteraard niet goedkoop! Axel Snringer heeft zijn krantenrijk goed opgebouwd. De dure ton van „Die Welt" met daaronder het goedkopere, minder se rieuze „Abendblatt" en dhéronder de „Bild-Zeitung" als sensatiekrant, waarvan iedere Duitser zegt dat het een akelig blad is. maar dat blijkbaar door iedere Duitser «"lezen wordt! „Bild-Zeitung" heeft epn dagelijkse oplage van- meer dan drip mil joen exemplaren! Springer begon dit blad met enkel foto's, zette er later korte be richten en grote koppen naast en boven po xne d° verspreiding stiigen tot drie mil joen en meer. uii niakte er voor zondags een „R'ld am Sonntag" aan vast ionlage een miljoen) en geeft er voor de serieuze lezers ook nog een „Welt am Sonntag" naast (oolaag vierhonderdduizend). DE ACTIVITEIT in de muziek is een aangelegenheid, die vooral in de wereld der componisten leeft. Een geheel andere zaak bloeit tegelijkertijd onder uitvoeren de musici van allerlei rang en hun suppor ters, namelijk de weergave van oude mu ziek volgens historische eisen des tijds. Beide verschijnselen zijn een soort averechtse romantiek, hoewel de volgelin gen dezer stromingen zeggen van niets zo afkerig te zijn als van romantiek. Zij, bij wie de muzikale driften niet zo krachtig zijn als de natuur voor de vruchtbaarheid der muziek eist, laten schijnbaar-artistie ke tendensen aan het woord, die bij velen de aandacht voor de kunst vertroebelen, terwijl men denkt dat de aandacht verhel derd wordt. Men mag er wel zeker van zijn dat die eisen des nieuwen en des ouden tijds de belijders meestal onbewust van de moge lijkheid tot dwaling beheersen. Mag men wel twijfelen aan het nobele karakter van de mening: de muziek uit de zeventiende en de achttiende eeuw alleen uit te voeren met de instrumenten uit die tijd en met het streven die muziek op die wijze zoveel mogelijk voor te dragen en te propageren? Maar er zijn nu eenmaal edelaardigheden die tot afweer prikkelen en in 't geval der oude muziek kan deze afweer opkomen, omdat de voornaamste, eigenlijke waarde der kunstwerken niet in hun getuigenis, hun spiegeling van het „eigentijdse" ligt, maar altijd in de kracht der persoonlijke creatie, onafhankelijk van de tijd. Er zijn talloze voorbeelden dat muziek, welke in zichzelf niet van grote waarde is, wordt uitgevoerd omdat deze zo'n ty pisch historisch karakter heeft. Zoiets lijkt niet alleen onschuldig, maar zelfs voor beeldig. Doch van de levende muzikaliteit uit gevoeld en gezien, is het slechts een meer of minder muziekhistorische, dik wijls droge liefhebberij. Ieder hartstoch telijk experiment met klanken en ritmen is van meer belang voor het muziekleven dan het demonstreren van historische za ken. De openbare muziekbeoefening is geen museumaangelegenheid, maar een uiting van het bloeiende muzikale leven. En nu juist allerwege de museumdirecteu ren in hun tempels telkens moderne ten toonstellingen organiseren, mag de wereld der concerten en festivals niet beheerst of beïnvloed worden door historische ge tuigenissen. Concerten behoren eerder op windende gebeurtenissen te zijn dan nobe le onderrichtingen of instructies. Het is curieus, dat aan en rond het orgel het meest liefhebberij voor „het oude" fa natiek tiert. Allerlei oudheidsbeoefenaren (ook met andere instrumenten) bewegen zich in de levenssfeer van het machtige instrument. En dit is hier en daar wel zo danig het geval dat voor de velen, die van levende muziek houden, de orgels mu seumstukken zijn, waarmee eenzijdige liefhebbers zich mogen amuseren. En toch waarde lezer heeft het orgel zo wel in creatieve als reproducerende zin de kracht voor nieuwe inspiraties. En dit is het voornaamste in het muziekleven. HET IS MAAR gelukkig dat de mense lijke stem te allen tijde het menselijk or gaan was zoals de mensen van binnen al tijd mensen zijn geweest, anders zou men tegenwoordig ook nog proberen de muziek van Palestrina in „historische" stemmen te zingen. Men zou er doden voor moeten oproepen. Al is het moeilijk bij nieuwe verschijnse len in de muziek het kaf van het koren te scheiden, men moet eerder een sprong wa gen dan altijd blijven zitten. Hendrik Andriessen Het krantenpaleis van de Westduitse ongekroonde krantenkoning Axel Sprin ger te Hamburg. HET KRANTENRIJK van Axel Springer is dus economisch gezien bijzonder goed opgebouwd. Maar het heeft nog meer: het radio- en televisieblad „Hör zu" (oplage bijna drie miljoen) behoort er toe: goed geïllustreerd, met een weelde van adver tenties op dure pagina's. Het weekblad „Der Spiegel" (oplage bijna driehonderd duizend) is ook nog een tak van het Sprin - ger-concern. Kortom, Springer kan bogen op een waarlijk groots krantenrijk, waarmee hij Jan en alleman, minister en jongste be diende, iedere dag en iedere week van dienst is èn beïnvloedt. Maar er komen uit Hamburg nog andere bladen, de socia listische „Hamburger Echo" met zestigdu-i zend exemeplaren bijvoorbeeld, die reeds meer dan tachtig jaar bestaat. Dit blad brengt toch maar een druppel in de volle emmer van de vier miljoen dagbladen, die Hamburg dagelijks produceert. Week bladen als de serieuze „Die Zeit" (vijfen zestigduizend) staan voorts in de schaduw van sensatiebladen als het geïllustreerde tijdschrift „Der Stern" met een miljoen het radio- en televisieblad „Horen und Sehen" met achthonderdduizend, het da mesblad „Constandze" met een miljoen, Springers onserieuze weekblad „Das Neue Blatt" met vijfhonderdduizend, het sen satieblad „Kristall" met eveneens een half miljoen exemplaren. Dit populairs vindt zijn afronding in andere damesbladen als In onze wekelijkse grammofoonplatenrubriek vindt men drie besprekingen van nieuwe ver schijningen in de schaarse zomerproduktie „Vuurwerkmuziek" van Handel, de „Serenade voor strijkers" van Dworsjak en fragmenten uit „Een Walsdroom" van Oscar Straus, respec tievelijk geperst op Philips 495 000 CE, Decca L.W. 5332 en Philips P 10131 R. DITKEER een drietal platen van licht kaliber. Handel's „Music for the Royal Fireworks" wordt op een 45-toeren Fontana-plaat door het Residentie-Or kest onder leiding van Willem van Ot- terloo gespeeld. Handel schreef deze suite in opdracht van de Koning van Engeland als bijdrage tot de feestelijk heden ter viering van de vrede van Aken in 1748. Een Italiaans pyrotechni- cus, Serrandoni geheten, ontwierp een gigantisch staketsel, een ware vredes- tempel die door draaiende zonnen, vuur regens en raketten prachtig geïllumi neerd werd.-Het publiek stond met in gehouden adem te kijken totdat tegen de bedoeling in het gehele bouwwerk in vlammen opging en de toeschouwers overhaast de vlucht moesten nemen. Handels muziek had echter veel succes behaald, hetgeen wel te begrijpen is, want ze heeft de typische toon van „Pomp and Circumstance" die, zeker in Engeland, voor groot feestvertoon ge apprecieerd wordt. De onderdelen zijn: Bourrée, La Paix, La Réjouissance, Menuet 1 en 2. De uitvoering is vol van de nodige vaart en schittering, waarbij het spel van de hoge D, trompetten in de snelle fanfares opvalt. Het enige be zwaar is de wat al te consequente wijze waarop de herhalingstekens zijn opge vat. Vooral bij de toch al rijkelijke toe passing van het da capo krijgt men dan wel eens een gevoel van: „nu-weten- we-het-wel". TOT DE minder bekende werken van Dworsjak behoort de Serenade opus 22, voor Decca door de strijkers van het Israel Philharmonic Orchestra onder Rafael Kubelik ten gehore gebracht. Liefhebbers van het Slavische element in de muziek komen hier niet aan hun trekken. Het is een zoetgevooisd stuk met lyrische trekjes, die het nog wel doen, maar die dikwijls met stoplappen aan elkaar verbonden zijn. Eén stap verder en men is bij „sweet and lovely". Voor hen die dat nu juist weer te slappe kost vinden, is dit wel een aardige plaat. BLIJKBAAR is er veel vraag naar platen met een operetteselectie, want Philips komt met een reeks van derge lijke platen, waarop men de „highlights" uit telkens één operette bijeenvindt. Tot nu zijn „Een walsdroom" van Oscar Straus, „De graaf van Luxemburg" van Lehar, „De Dollarprinses" van Leo Fall en „Pools bloed" van Nedbal versche nen. De ter aankondiging gestuurde op name van „Ein Walzertraum" is opgeno men onder leiding van Kurt Richter die het „Volksopernorchester" dirigeert, alsmede koor en een aantal solisten, waaronder de naam van de Nederlandse zangeres Christine Spierenburg opvalt. Sas Bunge „Die Kluge Hausfrau" met meer dan een miljoen en „Die Lockende Linie" met bijna negenhonderdduizend lezeressen. De totair oplage van al die weekbladen bedraag tien miljoen exemplaren! „KINDEREN IN DE GROTE STAD" is een nieuw fotoboek waarover wij echt niet opgetogen kunnen zijn. Van de ongeveer zeventig kinderfoto's, die Oscar van Al phen voor dit album leverde, treffen slechts enkele ons als ruimschoots boven de middelmaat uitkomend. Van Alphens voorliefde gaat kennelijk uit naar de gro- testadsjeugd in al haar bedrijvigheid en vitaliteit. Zijn platen van spelende achter- buurtkinderen in felle beweging zijn dan ook de beste, al ontbreekt het ook daarin nog vaak aan beeldritme en concentratie op het hoofdmotief, de twee voornaamste ele menten die zin en „inhoud" aan dit soort „candid"-opnamen kunnen geven. Aan merkelijk minder boeiend zijn de close- ups van kinderkopjes en de genrestukjes, die meestal hevig „versierd" en geregis seerd aandoen. Opzettelijke bewegingson- scherpte, een voortreffelijk hulpmiddel om actie uit te beelden, is hier ook niet altijd even gelukkig gebruikt. Maar de sta tische platen vertonen dikwijls eveneens een bedenkelijk manco een scherpte, ter wijl men de „korrel" er af kan scheppen. Maar op dit soort technische onvolkomen heden mag men in deze tijd van „avai- lable-light"-passie geen critiek meer oefe nen op gevaar af, anders voor hopeloos ouderwets versleten te worden. De tekst van Adriaan Morriën is na al deze roet- mopperige fotografische diepzinnigheden een verademing. Typografie, opmaak en druk zijn voorbeeldig. Het boek is versche nen bij de uitgeverij Oisterwijk. „HET WESTERSE AVONTUUR van de mens" van de Zwitser Denis de Rouge- mont is een hoopvol boek, waarin de schrijver op een heldere, onzware maar toch diepgaande wijze heeft samengevat wat hem na vele studies en leeferva ringen een gezonde levenshouding lijkt voor de in het westen levende mens. Denis de Rougemont geeft in dit boek een per soonlijke synthese, die hem wederom doet kennen als een reëel mens die liever roeit met de riemen die er zijn, dan praat over het zich op zee bevinden. Problemen als de crisis der democratie, de ontwikkeling der westerse beschaving, het zich wijzi gende mensbeeld, de verhouding tot het oosten, en vele andere kwesties waarovei vooral specialistische (dus voor velen on bereikbare) geschriften bestaan, worden getoetst op hun menselijke waarde, waar bij de eruditie van de schrijver schijnbaar terloops een gedegen grondslag is. Deze persoonlijke benadering maakt het moge lijk een menselijk inzicht te geven in een veelvoud van verschijnselen dat op een andere wijze behandeld meer boom dan bos zou zijn. De wijze waarop De Rouge mont het westers denken, in zijn histo rische ontwikkeling tot heden, naast dat van het oosten plaatst, is behalve bevrij dend ook zeer actueel. Dit boek zal door zijn kostbare eenvoud voor velen een ver rijking van het leven betekenen. Het ver scheen in een goede vertaling van Agaath van Ree bij Uitgeversmaatschappij Hol land te Amsterdam. „DE BIJBEL ontdekt in aarde en steen' van prof. dr. G. Ernest Wright, uitgegeven door „Het Wereldvenster" te Baarn is een kostbaar boekwerk, dat zonder aarzeling een verrijkende bijdrage tot de culturele waardenschat des mensen kan worden ge noemd, wanneer het althans in hanaen komt van degenen, die ernstig werk maken van hun algemeen menselijke vorming. Zoals de titel al zegt, is het een exacte omschrijving van de tastbare en waar neembare historische aanknopingspunten, die de bijbel in vaak verborgen vorm be waart aanknopingspunten die het bij belverhaal verbinden met de historie van gebieden en volken, die het bestrijkt. Een schat van archeologische en historische ontdekkingen heeft in de loop der jaren de bijbel niet alleen voorzien van illustratiéve bevestigingen, doch tevens van verduide lijkingen en rechtzettingen. Een navranter en evidenter beeld van datgene, wat de bijbel in zijn historische en theologische vermenging van feiten, leerstellingen, beeldspraken en filosofische aanduidingen aan de mensheid voorhoudt, verkrijgt men door dit boekwerk zorgvuldig parallel aan de bijbel door te werken en zich te ver diepen in de zeker niet alle onomsto telijk aangetoonde verklaringen ïiie de exacte geschiedkunde levert voor de mystieke gecompliceerdheden. Er blijven vele vragen open en de schrijver van dit boek erkent dat volmondig, doch er wor den ook vele verrassende bevestigingen gegeven en dat laatste is zeker de moeite van het kennisnemen waard. Overigens is het inderdaad een moeite, afgezien nog van de financiële bezwaren, zich dit boek eigen te maken. Het kost vele uren en eist volledige concentratie. Doch de uitkomst kan, zoals reeds werd aangeduid, de ern stige lezer verrijken en wijzer maken ten aanzien van zijn verlangen, dieper door te dringen in de geheimen van zijn leven en de vraagstukken van zijn levensopvatting, mits deze op de bijbel is gegrondvest. Het boekwerk is rijk uitgegeven, voorzien van ruim tweehonderd illustraties en zeer over zichtelijk ingedeeld, met duidelijke verwij zingen naar geraadpleegde en geciteerde litteratuur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 13