EMMA
Wij rukten met grote dagmarsen op
naar Italia Transalpina"
NIEUWE BOEKEN
•fo in zakformaat
Adelheid
Wilhelmina Theresia van Waldeck Pyrmont
ZATERDAG 26 JULI 1958
Erbij
PAGINA VIER
Vrij naar
Caesar
C. C. Klaij-Ldncée
IN WELK GENRE de vakantieganger, die zich
van goedkope buitenlandse lectuur wenst te voor
zien, het ook mag zoeken, de grote sortering,
waarmee de boekhandel de afgelopen weken
voorzien is, zal het maken van een bevredigende
keuze niet al te moeilijk maken. Daar is voor de
liefhebbers van een stevige, waterdicht gecon
strueerde detectiveroman allereerst de laatste
van E. Stanley Gardner: The case of the nervous
accomplice, waarin de befaamde Perry Mason een
wel zeer ingewikkeld en ongewoon geval op te
lossen krijgt. Een andere, de laatste tijd steeds
meer in de belangstelling van het publiek komen
de auteur van ,,crime-stories" is Andrew Garve,
wiens The megstone plot een bijzondere aanbe
veling verdient. Het betreft in dit verhaal het
scherpzinnige complot dat door iemand, die in de
pers als een verrader aan de kaak gesteld is, ih
elkaar gezet wordt om een enorme som gelds als
vergoeding voor de door de courantenpublicaties
geleden schade los te krijgen. In zijn The end of
the tract kan men lezen hoe een volkomen on
schuldig man het slachtoffer dreigt te worden
van een geraffineerde chantagepoging en hoe hij
zich daaraan weet te ontworstelen. Een groot
aantal lezers schijnt bijzonder gebrand te zijn op
romans, waarin de mensheid door een of andere
geheimzinnige, vreemde ramp geteisterd wordt.
De groote aantallen, die nog altijd, zij het na
tuurlijk in iets mindere mate als voorheen, ver
kocht werden van John Wyndham's The day of
the triffids en The kraken wakes zijn daarvan
wel een sprekend bewijs. Wie zich Snow in
August herinnert, zal met belangstelling verne
men, dat van de auteur van dit boek, John Chris
topher, zojuist een nieuw werk verscheen: No
blade of grass, een huiveringwekkend verhaal
over de totale ondergang waaraan mens en dier
ten prooi vallen, doordat in een denkbeeldige
toekomst een bepaald virus alle grassoorten en
dus ook de belangrijkste voedselbronnen voor
mens en dier, de granen, geheel van de aardbo
dem heeft doen verdwijnen. Niet bepaald een
boek om zich mee te amuseren. Dat kan men
beter doen met Till the rafters ring van Roswell
G. Ham, waarin de sportieve, alcoholische en
amoureuze avonturen van een tweetal gezworen
kameraden, die het ondanks dat alles toch nog
tot vliegers wisten te brengen, op de voet ge
volgd en met verve uit de doeken gedaan wor
den. Buitengewoon aantrekkelijk is ook The mid
wife of Pont Clery van Flora Sandstrom.
Een nieuwe familieroman in het gebruikelijke
en naar het schijnt noodzakelijke, turf formaat is
ook weer eens aanwezig. De titel hiervan luidt
The Flower girls en de auteur is Clemence Dane,
die destijds met Broome stages een uitstekend
succes verwierf. Een jonge Amerikaan van Britse
orgine begeeft zich naar Engeland om in Londen
naspeuringen te doen naar zijn afstamming. Het
resultaat van zijn onderzoekingen is dat hij te
recht komt in een familie, die drie generaties
lang in de sfeer van het toneel heeft geleefd,
hetgeen natuurlijk impliceert dat hij te doen
krijgt met beslist niet van burgerlijke gezapig
heid te verdenken lieden. Het is bepaald jammer
dat een familieroman zo vaak het odium van
tweederangs lectuur te dragen heeft, want dit zal
waarschijnlijk degenen, die dergelijke romans
meestal achteloos voorbijgaan, weerhouden zich
dit boek aan te schaffen. Het is echter niet te
veel gezegd wanneer men dit boek uitstekend
noemt. Het steekt in alle opzichten ver uit boven
de romans, onverschillig in welk genre, die men
gewoonlijk te lezen krijgt. A. M.
„Haar liefhebbend hart heeft u
allen omvat, zij trachtte steeds een
zege te zijn voor allen". Deze
woorden typeren een van de no-
belsten uit de rijke geschiedenis
van ons volk, als vreemdelinge tot
ons gekomen, meer dan een halve
eeuw later als moeder van ons volk
heengegaan: Adelheid Emma Wil-
helmina Theresia, koningin-moeder
Emma.
Zij is behoedster der dynastie
geweest, wegbereidster voor het
unieke bewind van een halve eeuw
door Koningin Wilhelmina, inleid-
ster van de democratisering van
staatsbestel en plaats van vorsten
huis, bovenal echter een warm
voelende vrouw, die zachtheid van
gemoed paarde aan een vaste wil,
een diep geloof en een nooit af
latende zorg voor hen, die haar
omringden: eerst haar grijze ge
maal, later haar jonge dochter en
steeds haar volk, het Nederlandse
volk, dat haar zegenrijke zorgen
dankbaar in herinnerig roept nu
het, op 2 augustus, een eeuw ge
leden is dat zij als Prinses van Wal
deck Pyrmont het levenslicht aan
schouwde.
Drie momentopnamen uit het leven van prinses Emma
van Waldeck Pyrmont, die zich als Koningin-Regentes
en Koningin-Moeder door haar vereniging van vorste
lijke waardigheid en oprechte hartelijkheid een
blijvende plaats veroverde in de geschiedenis van
haar tweede vaderland en in de herinnering van
ontelbaar velen. Men ziet haar afgebeeld met de
toen vijfjarige Prinses Wilhelmina, tijdens een ontvangst
in 1892 door het bestuur van de bouwvereniging
„Werkmanslust" te Leeuwarden en tenslotte genietend
van de zonnige rust hare ouderdom.
Van een bijzondere medewerker)
„HET MAAKT een schone levensavond
te weten, de mensheid zo eerlijk gediend te
hebben, zo met alle krachten van gemoed
en talent. Want dit eerlijk gediend te heb
ben is misschien de laatste instantie die
gelden blijft, wanneer ergens de weegscha
len opgeheven worden om menselijke ver
dienste aan menselijke gave te meten".-
Deze uitspraak van Dirk Coster, met be
trekking tot Romain Rolland, werd eens
door Koningin-Moeder Emma overgenomen
en herhaald door anderen, toen zij op vijf
enzeventigjarige leeftijd, op 20 maart 1934,
diep betreurd door haar gehele volk, over
leed. Zelden werden deze woorden toepas
selijker gesproken. Eerlijk dienen aan
deze eenvoudig geformuleerde opdracht tot
het moeilijkste, dat van de mens gevraagd
kan worden, heeft zij langer dan een halve
eeuw meer dan ten volle voldaan. Zij kwam
naar ons land als de vreemde, lieftallige
bruid van een grijze, meer dan veertig jaar
oudere Koning, die haar de zevende januari
1879 huwde. Meer dan een halve eeuw later
zou haar kleindochter op diezelfde datum
in het huwelijk treden.
Emma was het derde kind van vorst
George Victor van Waldeck Pyrmont en
prinses Helena van Nassau, een strenge
vrouw van grote intelligentie.
WEL TAANDE de bloei van het Neder
landse vorstenhuis, mëar' lérUtijd'é VSri' het'
huwelijk kon niet worden verwacht, dat
Emma haar strenge opvoeding, waarin zij'
natuurlijke gaven tot de hoogste graad kon
ontplooien, eens in dienst zou moeten stel
len van een bijzonder zware taak: behoud
van de dynastie, van de band met het
volk, waarmee zij als jonge vrouw slechts
zo kort tevoren had kennisgemaakt.
Er waren ten tijde van het huwelijk nog
vele Oranjes in leven. De oudste hunner,
Prins Hendrik, de eenentachtigjarige broer
van Koning Willem III, overleed twee
weken na het huwelijk, maar de erfopvol
ging van de troon leek nog wel verzekerd.
De koning had uit zijn eerste huwelijk met
Koningin Sophia Frederica Mathilda van
Württemberg twee zoons. Kroonprins Wil
lem kwam echter minder dan een half jaar
na het huwelijk in Parijs hij was toen
negenendertig 'om het leven, vermoede
lijk ten gevolge van een duel. De gezond
heid van Prins Alexander, hierdoor kroon
prins geworden, liet toen zeer veel te wen
sen en men begon zich in brede kring be
zorgd te maken over de bestendigheid van
het vorstenhuis. Koningin Emma was van
dat ogenblik af voorbestemd voor haar on
gedacht moeilijke taak. De uitbundige
vreugde in 1880, toen zij het leven schonk
aan Prinses Wilhelmina, moet worden ge
zien als de vertolking van een verademing.
Men voorzag, dat Prins Alexander de kroon
nooit zou dragen, een voorgevoel, dat in
juni 1884 gewettigd bleek, toen hij ten
grave moest worden gedragen. Prinses Wil
helmina werd daardoor op vierjarige leef
tijd kroonprinses voor kort slechts, want
op 23 november 1890 overleed Koning Wil
lem III en van dat ogenblik af was de tien
jarige Wilhelmina koningin,
Emma, nog- voor in de dertig, niet voor-,
bereid op de taak van regerend vorstin,
werd regentes, waarneemster der konink
lijke plichten in een land, dat zij pas elf
jaar tevoren leerde kennen, terwijl zij zich
als alleenstaande moeder voor de taak ge
steld zag, een enig kind op te voeden en
op te leiden tot een koningschap, dat op
haar schouders zou komen te drukken op
een leeftijd dat andere jonge vrouwen nog
een onbekommerde reeks van jaren voor
zich weten.
TIEN JAAR als koningin, acht als regen
tes en zevenendertig als koningin-moeder
heeft Emma „eerlijk gediend". Wellicht
is het belangrijkste facet van dit
eerlijk dienen haar opvatting van
het moederschap geweest en haar
begrip voor wat haar speciale moederschap
vereiste. Na de eerste jaren stond zij alleen
in haar taak als moeder, juist in de ge
wichtigste jaren van de opvoeding en in de
jaren dat onvoorziene koninklijke plichten
haar aandacht vroegen. Zelf streng doch
rechtvaardig en liefderijk opgevoed in een
groot gezin zonder de druk van toekom
stige, loodzware maatschappelijke ver
plichtingen, besefte zij wat Wilhelmina, als
enig kind, als koningskind, met een te
zware taak voor zich, in een vaderloos
gezin moest missen. Van de dag af, dat zij
haar kind ten doop hield tot de dag van de
troonsbestijging op 5 september 1898 een
van de gelukkigste van haar leven heeft
zij dat kind omringd met warme liefde,
het geleid met verstand, haar gaven van
gemoed ontplooid en haar intellect ont
wikkeld.
Zeer - moeilijk was het in die jaren van
het. aureool, der koninklijke ongenaakbaar-,
heid een koningskind omgang met leeftijd
genootjes te geven. De afstand tussen vor
stenhuis en volk, hoe hecht de band tussen
beide ook mocht zijn, plaatste een konings-
UAAAAAAAAJ
KAAAAAAAAAAAAAAAA
„BEVEEL mij bij uw Hollandse vrienden
aan" heeft de kampbaas in Mühlheim bij
het afscheid gezegd. Wel, dat doe ik gaarne.
Zijn bedrijfje aan de Moezel biedt plaats
voor tien, vijftien tenten en als de kam
peerders in het zomerseizoen nu maar niet
allemaal tegelijk komen neerstrijken, is
het er prettig toeven. Hij zal een naburig
weiland, waar nu het gras nog hoog staat
te bloeien, inrichten voor caravans en
kampeerauto's.
U kunt het plekje niet missen: waar de
veerpont bij Mühlheim over de Moezel
gaat als een beest aaft de lijn, gedwon
gen tot steeds weer dezelfde korte vaart,
heen en terug van 's morgens vroeg tot
diep in de avond daar zit de oude op
z'n bankje naast de loods van de douches
en toiletten, of hij copieert, ambtelijke be
reddering, de paspoorten van zijn gasten
in het register (op zijn grond geen vrijge
vochten bende!).
Het tarief? Och, eigenlijk legt het over
nachtingsbedrag, voor een camping be
taald, nooit veel gewicht in de debetschaal
van het budget, vergeleken met de kosten
van benzine en levensmiddelen. Als wij
opladen om te vertrekken staat de baas
met de rekening in de hand en vraagt
de verbazingwekkende som va: één mark
vijftig voor twee personen en een auto.
Wij hebben het liefderijke landschap
van de Hundsrück reeds achter ons. Wij
rijden, gehoorzaam de wijsvinger van de
A.N.W.B. volgend, door het dal van de
Nahe, over de Glan en langs de Lanter,
bossen, kerkjes en snelstromende beken
voorbij. Slot Frankenstein (zou daar des
nachts het monster nog dwalen?) kijkt ons
somber na. Van de bergen dalen wij af in
de Rijnvlakte.
Gegroet, Vader Rijn, gij die „ontslagen
van dè winterboei" uw glinsterende golf
jes vrijuit naar het noorden laat zwerven,
waar straks de knappe Nederlanders ze
toch weer in hun sluizen zullen vangen.
Daar zult gij niet meer de eeuwig vitale
stamvader van vele zijrivieren zijn, doch
een uitgeleefde, opgebruikte waterstroom,
dien men kortweg „Lek" noemt. Zet maar
jolige kuifjes op uw klotsende kolken,
vadertje Rijn nóg is het leven goed
voor u, al zijt ge niet meer de machtige
grootvorst, die „de wereld splitst in ko
ninkrijken en 't Godd'lijk erfgebied be
paalt". Dat doen de mensen tegenwoordig
liever zelf met atoomwapens.
Groet Nederland, het kleine, het vlakke,
het dierbare, van ons, jachtige golven!
Weet ge het nog, vadertje Rijn, hoe een
maal Caesars legioenen met de blinkende
helmen optrokken naar de lage landen
aan de zee om er met speer en schild de
Romeinse beschaving te brengen? Van
daag fonkelt de zon op de stalen kappen
van duizend auto's, die door uw vlakte
naar het zuiden ijlen. Het zijn de Tedesci,
die over de Alpen trekken en in het oude
Italia penetreren met hun marken en hun
Teutoonse spraak Ja, overwegend Duits
is de taal der toeristen langs de heirbaan
naar het zuiden. Volkswagens, volkswa
gens, op de autobaan van Karlsruhe naar
Ulm, door de Beierse hoogvlakte en over
de Fernpas in „das Land Tirol".
Innsbruck is op z'n allermooist in de
vroege zomerzon. In de Maria Theresia-
strasse, nog niet ten prooi aan het
gewemel van vreemdsoortig geklede sei
zoentoeristen, hoort men slechts spora
disch Nederlands spreken. Terwijl ik mij
in Tyrolia, dat boekenparadijs op aarde,
het één en ander uit de Inselbücherei lek-
het plannen maken haar gezicht jong deed
blijven? Het zijn niet alle Amerikanen,
die lange sleeën hebben!
NU IS HET hooggebergte reeds overal
om ons heen. 's Avonds kamperen wij bij
Reutte aan de Plansee, groots, maar som
ber en eigenlijk niet geschikt voor een
kamp. Daar prefereer ik zon en een open
sterrenhemel. Maar er is nu geen tijd voor
kieskeurigheid: Italië trekt ons met on
weerstaanbare kracht, zoals het vele ande
ren, grote kunstenaars zowel als gewone
mensen, altijd heeft getrokken.
In 1786 schreef Goethe aan zijn vriend
hertog Karei August dat het verlangen
naar Italië bij hem in de afgelopen jaren
fan Makkes maakte deze schets in Tirol
ker goedkoop aanschaf, staat naast mij een
magere Amerikaanse van ongeveer vijfen
dertig jaar met een meisjesachtig Cathe-
rine-Hepburn-gezicht. Zij draagt een loden
jas en bergschoenen en vraagt naar boe
ken over de Alpenflora.
Hoe lang' zou zij, pianoles gevend, of
achter een kantoorlessenaar cijfers tellend,
van deze maiden-trip naar het zorgvuldig
uitgezochte stukje Alpenland gedroomd
hebben? Hoeveel jaren zou zij dollar bij
dollar gelegd in de spaarpot, terwijl haar
lichaam verouderde, doch de vreugde van
tot een soort ziekte was geworden: „Zu-
lezt durft ich kein Lateinisch Buch mehr
ansehn, keine Leichnung einer Italieni-
sche gegend. Die Begierde, dieses Land zu
sehen war überreif". Toen hij dan einde
lijk gedurende meer dan een jaar Italië
had bereisd, keerde hij voldaan en te
vreden terug naar zijn vaderland, dat
hem „jetzt umso lieber war". Dat was het
rustige reizen, waartoe de mensen in de
tijd van postkoets en paarden wel ge
dwongen waren, maar dat zoveel meer
winst opleverde voor hart en verstand
dan het jachtige jagen over vele grenzen.
Ménig scooterbezitter ziet nu in ander
halve week meer dan Goethe indertijd in
anderhalf jaar, maar ziet hij het werkelijk?
Beleeft hij het verwerkt hij het? En
keert hij zo verzadigd huiswaarts, dat huis
en haard hem „umso lieber" geworden
zijn?
MET GOETHES voorbeeld voor ogen
weerstaan wij de lust om even gauw een
toer door de Dolemieten te maken en
gaan recht op ons doel af: over de Brenner
naar Noord-Italië.
Wie per auto de Italiaanse grens over
schrijdt kan in het kantoor van de auto
mobielclub (Aci-Enit) toeristenbonnen
voor goedkope benzine krijgen: voor tien
dagen driehonderd liter a honderd lire per
liter, terwijl de normale prijs hondervijftig
lire bedraagt. Na tien dagen kan men weer
voor een nieuwe periode aanvullen in een
der kantoren van de automobielclub, waar
van aan de grens een lijst wordt verstrekt.
Duizelig van de enorme getallen komen
wij uit het kantoor, waar de transactie is
geschied. Wij hebben even dertigduizend
lire uit onze reiskas omgezet in levens
elixer voor mijnheer Peugeot, die zich
intussen buiten heeft laten stoven in de
hete middagzon.
Ik vlieg op m'n eerste Italiaanse ijsje
aan, una cioccolata da cignante het
simpele choco-ijsje op een stokje. Vijftig
lire, ach ja, dat was voordat ik de ver
leidingen van de geraffineerde cassata
kende! Narekenend over onze benzine-
schat, omrekenend in Hollands geld, ons
vergissend in een nul en weer terug
rekenend, rijden wij Italië binnen. Het
duurt wel een half uur eer ik hardop zeg:
„We zijn in Italië".
Opeens merken we, dat we moe zijn en
rusten willen en juist op dit moment
schenkt Italië ons haar eerste gave: de
volmaakte kampeerplaats. Rijd deze niet
voorbij, gij, die na ons over de Brenner
komt, dit jaar! Even voorbij Fortezza leidt
een zijweg naar het Varnameer. Daar staat
een boerderij, waar men Duits spreekt,
melk en groenten levert en als nevenbe-
drijf een „camping" exploiteert. Het adres
is: Joh. Piock, Lago di Varna, Varna presso
Bressanone (provincie Bolzano).
De meeste kampeerders slaan hun tent
op bij het Wirtshaus, waar zij het comfort
van douche en toilet genieten en 's avonds
in het wijnprieel zitten. Wij echter reden
het steile pad naar beneden tot aan de
rand van het meer, parkeerden daar ons
rijdend huis en zwommen voor het eerst
in een Italiaans meer: „Acqua jodata e
zolforosa con temperature media 19° C!"
kind in een isolement. De kinderen van
Koningin Juliana zijn na de „democratise
ring" van het koningschap begonnen
onder het bewind van regentes Emma
veel „vrijer" opgevoed in een zegenrijk
direct contact met kinderen van haar volk,
in een vrij normaal schoolverband. Onze
tegenwoordige prinsessen zagen zelfs kans
tot spijbelen om fietstochtjes door Bilt-
hoven te maken. Ook Prinses Juliana
oogstte in haar jeugd reeds vruchten van
deze ontwikkeling. Aan het einde van de
vorige eeuw lagen de verhoudingen echter
geheel anders. Toch slaagde regentes Emma
erin haar dochtertje gelukkig te maken
door een geregelde omgang met enkele
vriendjes en vriendinnetjes als een eerste
doorbreking van een op traditionele maat
schappelijke verhoudingen berustend isole
ment van het vorstenhuis.
HET HEEFT tientallen jaren, tot na de
dood van Koningin-moeder Emma, tot
tijdens de jongste wereldoorlog geduurd,
eer ons volk zich ten volle bewust werd
van wat het in Koningin Wilhelmina bezat.
De diepgevoelde erkentelijkheid van allen,
voor wat onze vorige Koningin ons ge
geven heeft, wordt geenszins verminderd
door het besef, dat wij in eerste en uiter
ste instantie haar moeder Emma moeten
danken als inspirerende bron dier zegen.
De regentes liet zich niet alleen leiden door
haar moederlijke liefde, maar bij de op
voeding terzijde staan door bijvoorbeeld
een levenslustige, welhaast kinderlijke
Frangaise als kameraad van Prinses Wil
helmina, later door de Engelse gouver
nante Miss Saxton Winter en ook door de
beste leermeesters des lands.
Op velerlei gebied hield Emma er vast
omlijnde beginselen op na, doch zij was
zich er tevens van bewust, dat haar doch
ter mettertijd boven de partijen en menin
gen in een door verscheidenheid en indi
viduele geestelijke vrijheid getekend volk
zou moeten staan, zodat zij niet schroomde
haar ook met opvattingen vertrouwd te
maken, die niet de hare waren. Typerend
daarvoor is wellicht de opdracht, die Emma
verstrekte aan de Leidse hoogleraar prof.
dr. P. J. Blok, die aangezocht werd om
Wilhelmina te onderrichten in de vader
landse geschiedenis: „een zo onpartijdig
mogelijke voorstelling van het gebeurde te
geven, voornamelijk op staatkundig en
godsdienstig gebied, met eerbiediging van
andere staatkundige en religieuze gevoelens
dan de zijne, zonder in enig opzicht de
waarheid, ook als deze voor de koningin
minder aangenaam zou klinken, tekort te
doen". Het is een liefderijke moeder, die
haar kind zó groot brengt. Het is een wijze
wilskrachtige dienares, die aan deze
voor anderen het leven vullende taak de
vervulling paart van onmetelijk zware
plichten als constitutionele vorstin.
De acht jaren van het regentschap van
Emma zijn staatkundig gecompliceerd en
vol dreiging geweest. De vraagstukken van
het laatste decennium van de vorige eeuw
vormden een zware opgave voor een jonge
vrouw, die slechts kort tevoren als vreem
de naar ons land was gekomen en niette
min het hoogste gezag (in die tijd zeker
niet als symblische ornamentiek) kreeg uit
te oefenen.
In de jaren van haar regentschap kreeg
de democratisering van ons volksbestel
haar eerste duidelijke vormgeving, onder
meer in het herziene kiesstelsel. Politieke
moeilijke jaren Oranje voor Nederland en
Nederland voor Oranje behouden.
EERDER SCHREVEN WIJ reeds, dat
„een van de gelukkigste dagen" van Emma
de vijfde september 1898 was, toen zij haar
dochter de troon zag aanvaarden. De
schoonheid van die dag sproot niet voort uit
de dankbaarheid een zware taak als regen
tes te kunnen neerleggen, zij wortelde in
de voldoening een voor haar plicht be
rekende dochter een mooie opdracht te zien
aanvaarden door een kroon te accepteren,
die zijzelve met hart en ziel voor haar kind
en haar volk had „bewaard" ook in de
diepere zin des woords, zonder ooit zelve
deze te hebben begeerd, te hebben bezeten,
als bezit te hebben gezien.
Bij haar afscheid als regentes werd haar
een geldbedrag als nationale dank over
handigd. Zij bestemde het voor de gezond
heidszorg. Uit dit geschenk werd de op
richting van het sanatorium „Oranje-
Nassau-oord" bij Renkum bekostigd. De
herinnering aan deze geste en het regent
schap wordt voorts levend gehouden
door de jaarlijkse Emmabloemcollecte ten
bate van de tuberculosebestrijding. Met dit
gebaar is een traditie gevestigd, die tot
zegen van het algemeen strekt: bij het af
scheid van Koningin Wilhelmina werd uit
de materiële vormgeving van de nationale
dankbaarheid het Koningin Wilhelmina-
fonds voor de bestrijding van de kanker in
het leven geroepen. Prinses Beatrix heeft
haar naam gegeven aan het fonds, dat de
strijd tegen de kinderverlamming wil co-
ordineren en stimuleren.
Na haar terugtreden als regentes en de
aanvaarding van het koningin-moederschap
(de roerendste titel, die men haar kon
schenken) heeft Emma zich voortdurend,
zesendertig jaar lang, dè beschermvrouwe
van ons volk getoond, rondgaande om te
helpen, te steunen, raad te geven, berusting
te brengen, hoop te wekken, daarbij de
afstand van vorstenhuis tot volk zodanig
veranderd, zodat contact van mens tot
mens mogelijk werd.
ER IS NOG een detail uit het leven van
Emma, dat juist in deze tijd vermelding
behoeft. Er is veel ongezegd gebleven,
maar dit ene mag dit lot van vrijwel alles
niet delen in een tijd, waarin de wereld ten
onder dreigt te gaan aan de controverse
tussen het positivisme van de geest en het
negativisme van de materiële realiteit.
Koningin Emma was een ingetogen, zeer
gelovige vrouw, die praal verafschuwde,
maar waar noodzakelijk duldde, die wars
was van macht, waarvan praal meestal het
schoonschijnende omhulsel is en die als
consequentie daarvan als vrouw, als moe
der, als kunstenares en als gelovige ook
afkerig was van kracht en van militair
geweld en militair vertoon. Wie haar per
soonlijk goed hebben gekend, getuigden er
van hoe zwaar het haar viel haar plichten
te vervullen op militair gebied: inspecties,
bezoeken aan legeronderdelen, de hand
tekening onder militaire besluiten, als con
stitutionele bemoeienissen met de Lombok
actie en de pacificatie van At.ieh bij voor
beeld. Zij aanvaardde deze plichten echter
ten volle, niet alleen uit hoofde van haar
functie en plaats, doch óók uit de inner
lijke overtuiging dat de onvolmaaktheid
van de mens zich cumulatief versterkt
openbaart in de samenleving.
De warmbloedige menselijkheid van
Koningin Emma kan misschien iets ver
goeden van de twijfel en problemen, die
zovelen beheersen in deze tijd, wanneer
wij er ons van bewust zijn hoe zij, met
haar grote geloof en haar diepmenselijk
medeleven, het militarisme heeft aanvaard
als vorstin. Ondanks haar gevoelens was
conflicten, die deze democratisering bege
leidden, verwekten felle interne tegenstel
lingen. Het jaar 1894 was voor die tijd
bepaald dreigend. Met vaste hand, met
een wilskrachtig verworven kennis omtrent
de Nederlandse verhoudingen, gestuurd
door een intuïtief en verstandelijk begrip
voor haar merkwaardige constitutionele
positie, laveerde regentes Emma tijdens
deze crisis tussen de oplaaiende tegenstel
lingen door naar een zegenrijk resultaat.
Door de beslissingen van regentes Emma
in 1894 getuigde prof. dr. H. T. Colenbran
der onder meer het volgende: „Een scherp
conflict kon worden uitgevochten, zonder
dat de rust des lands een ogenblik gevaar
liep. Ieder was zich bewust, dat de spel-
leiding in loutere handen berustte
Grondwet en traditie mogen in de letter
lijke zin de koninklijke macht in ons land
inperken, het geestelijke gezag wordt daar
door niet aangetast. Spelleiding in loutere
handen, het is een typering, waarop zowel
ons vorstenhuis als ons volk trots kunnen
zijn. Die loutere handen hebben in die
de term „des konings wapenrok" geen holle
beeldspraak voor haar, want in alle per
soonlijke bescheidenheid erkende zij de
glorie van het hoogste offer voor behoud
van het koningschap als garantie van de
bovenpartijdige vrijheid.
WIJ BEGONNEN deze beschouwing met
de woorden „haar liefhebbend hart heeft
u allen omvat, zij trachtte steeds een ze
gen te zijn voor allen". Dit waren de woor
den, die Koningin Wilhelmina sprak na
het overlijden van haar moeder op 20
maart 1934. Die woorden maken ook deel
uit van het monument, dat ter nagedach
tenis van Koningin-moeder Emma in de
residentie werd opgericht. Zij herinneren
aan de bekende uitlating van Emma, toen
haar dochtertje bij een huldiging vroeg
„Zijn al die mensen nu van mij?" en zij
antwoordde: „Nee, mijn kind, jij bent van
al die mensen". Van al die mensen, van
ons volk, is Emma zélf geweest in de adel
dom van haar geest, in de koninklijkheid
van haar maatschappelijke taak.