EMMA Wij rukten met grote dagmarsen op naar Italia Transalpina" NIEUWE BOEKEN •fo in zakformaat Adelheid Wilhelmina Theresia van Waldeck Pyrmont ZATERDAG 26 JULI 1958 Erbij PAGINA VIER Vrij naar Caesar C. C. Klaij-Ldncée IN WELK GENRE de vakantieganger, die zich van goedkope buitenlandse lectuur wenst te voor zien, het ook mag zoeken, de grote sortering, waarmee de boekhandel de afgelopen weken voorzien is, zal het maken van een bevredigende keuze niet al te moeilijk maken. Daar is voor de liefhebbers van een stevige, waterdicht gecon strueerde detectiveroman allereerst de laatste van E. Stanley Gardner: The case of the nervous accomplice, waarin de befaamde Perry Mason een wel zeer ingewikkeld en ongewoon geval op te lossen krijgt. Een andere, de laatste tijd steeds meer in de belangstelling van het publiek komen de auteur van ,,crime-stories" is Andrew Garve, wiens The megstone plot een bijzondere aanbe veling verdient. Het betreft in dit verhaal het scherpzinnige complot dat door iemand, die in de pers als een verrader aan de kaak gesteld is, ih elkaar gezet wordt om een enorme som gelds als vergoeding voor de door de courantenpublicaties geleden schade los te krijgen. In zijn The end of the tract kan men lezen hoe een volkomen on schuldig man het slachtoffer dreigt te worden van een geraffineerde chantagepoging en hoe hij zich daaraan weet te ontworstelen. Een groot aantal lezers schijnt bijzonder gebrand te zijn op romans, waarin de mensheid door een of andere geheimzinnige, vreemde ramp geteisterd wordt. De groote aantallen, die nog altijd, zij het na tuurlijk in iets mindere mate als voorheen, ver kocht werden van John Wyndham's The day of the triffids en The kraken wakes zijn daarvan wel een sprekend bewijs. Wie zich Snow in August herinnert, zal met belangstelling verne men, dat van de auteur van dit boek, John Chris topher, zojuist een nieuw werk verscheen: No blade of grass, een huiveringwekkend verhaal over de totale ondergang waaraan mens en dier ten prooi vallen, doordat in een denkbeeldige toekomst een bepaald virus alle grassoorten en dus ook de belangrijkste voedselbronnen voor mens en dier, de granen, geheel van de aardbo dem heeft doen verdwijnen. Niet bepaald een boek om zich mee te amuseren. Dat kan men beter doen met Till the rafters ring van Roswell G. Ham, waarin de sportieve, alcoholische en amoureuze avonturen van een tweetal gezworen kameraden, die het ondanks dat alles toch nog tot vliegers wisten te brengen, op de voet ge volgd en met verve uit de doeken gedaan wor den. Buitengewoon aantrekkelijk is ook The mid wife of Pont Clery van Flora Sandstrom. Een nieuwe familieroman in het gebruikelijke en naar het schijnt noodzakelijke, turf formaat is ook weer eens aanwezig. De titel hiervan luidt The Flower girls en de auteur is Clemence Dane, die destijds met Broome stages een uitstekend succes verwierf. Een jonge Amerikaan van Britse orgine begeeft zich naar Engeland om in Londen naspeuringen te doen naar zijn afstamming. Het resultaat van zijn onderzoekingen is dat hij te recht komt in een familie, die drie generaties lang in de sfeer van het toneel heeft geleefd, hetgeen natuurlijk impliceert dat hij te doen krijgt met beslist niet van burgerlijke gezapig heid te verdenken lieden. Het is bepaald jammer dat een familieroman zo vaak het odium van tweederangs lectuur te dragen heeft, want dit zal waarschijnlijk degenen, die dergelijke romans meestal achteloos voorbijgaan, weerhouden zich dit boek aan te schaffen. Het is echter niet te veel gezegd wanneer men dit boek uitstekend noemt. Het steekt in alle opzichten ver uit boven de romans, onverschillig in welk genre, die men gewoonlijk te lezen krijgt. A. M. „Haar liefhebbend hart heeft u allen omvat, zij trachtte steeds een zege te zijn voor allen". Deze woorden typeren een van de no- belsten uit de rijke geschiedenis van ons volk, als vreemdelinge tot ons gekomen, meer dan een halve eeuw later als moeder van ons volk heengegaan: Adelheid Emma Wil- helmina Theresia, koningin-moeder Emma. Zij is behoedster der dynastie geweest, wegbereidster voor het unieke bewind van een halve eeuw door Koningin Wilhelmina, inleid- ster van de democratisering van staatsbestel en plaats van vorsten huis, bovenal echter een warm voelende vrouw, die zachtheid van gemoed paarde aan een vaste wil, een diep geloof en een nooit af latende zorg voor hen, die haar omringden: eerst haar grijze ge maal, later haar jonge dochter en steeds haar volk, het Nederlandse volk, dat haar zegenrijke zorgen dankbaar in herinnerig roept nu het, op 2 augustus, een eeuw ge leden is dat zij als Prinses van Wal deck Pyrmont het levenslicht aan schouwde. Drie momentopnamen uit het leven van prinses Emma van Waldeck Pyrmont, die zich als Koningin-Regentes en Koningin-Moeder door haar vereniging van vorste lijke waardigheid en oprechte hartelijkheid een blijvende plaats veroverde in de geschiedenis van haar tweede vaderland en in de herinnering van ontelbaar velen. Men ziet haar afgebeeld met de toen vijfjarige Prinses Wilhelmina, tijdens een ontvangst in 1892 door het bestuur van de bouwvereniging „Werkmanslust" te Leeuwarden en tenslotte genietend van de zonnige rust hare ouderdom. Van een bijzondere medewerker) „HET MAAKT een schone levensavond te weten, de mensheid zo eerlijk gediend te hebben, zo met alle krachten van gemoed en talent. Want dit eerlijk gediend te heb ben is misschien de laatste instantie die gelden blijft, wanneer ergens de weegscha len opgeheven worden om menselijke ver dienste aan menselijke gave te meten".- Deze uitspraak van Dirk Coster, met be trekking tot Romain Rolland, werd eens door Koningin-Moeder Emma overgenomen en herhaald door anderen, toen zij op vijf enzeventigjarige leeftijd, op 20 maart 1934, diep betreurd door haar gehele volk, over leed. Zelden werden deze woorden toepas selijker gesproken. Eerlijk dienen aan deze eenvoudig geformuleerde opdracht tot het moeilijkste, dat van de mens gevraagd kan worden, heeft zij langer dan een halve eeuw meer dan ten volle voldaan. Zij kwam naar ons land als de vreemde, lieftallige bruid van een grijze, meer dan veertig jaar oudere Koning, die haar de zevende januari 1879 huwde. Meer dan een halve eeuw later zou haar kleindochter op diezelfde datum in het huwelijk treden. Emma was het derde kind van vorst George Victor van Waldeck Pyrmont en prinses Helena van Nassau, een strenge vrouw van grote intelligentie. WEL TAANDE de bloei van het Neder landse vorstenhuis, mëar' lérUtijd'é VSri' het' huwelijk kon niet worden verwacht, dat Emma haar strenge opvoeding, waarin zij' natuurlijke gaven tot de hoogste graad kon ontplooien, eens in dienst zou moeten stel len van een bijzonder zware taak: behoud van de dynastie, van de band met het volk, waarmee zij als jonge vrouw slechts zo kort tevoren had kennisgemaakt. Er waren ten tijde van het huwelijk nog vele Oranjes in leven. De oudste hunner, Prins Hendrik, de eenentachtigjarige broer van Koning Willem III, overleed twee weken na het huwelijk, maar de erfopvol ging van de troon leek nog wel verzekerd. De koning had uit zijn eerste huwelijk met Koningin Sophia Frederica Mathilda van Württemberg twee zoons. Kroonprins Wil lem kwam echter minder dan een half jaar na het huwelijk in Parijs hij was toen negenendertig 'om het leven, vermoede lijk ten gevolge van een duel. De gezond heid van Prins Alexander, hierdoor kroon prins geworden, liet toen zeer veel te wen sen en men begon zich in brede kring be zorgd te maken over de bestendigheid van het vorstenhuis. Koningin Emma was van dat ogenblik af voorbestemd voor haar on gedacht moeilijke taak. De uitbundige vreugde in 1880, toen zij het leven schonk aan Prinses Wilhelmina, moet worden ge zien als de vertolking van een verademing. Men voorzag, dat Prins Alexander de kroon nooit zou dragen, een voorgevoel, dat in juni 1884 gewettigd bleek, toen hij ten grave moest worden gedragen. Prinses Wil helmina werd daardoor op vierjarige leef tijd kroonprinses voor kort slechts, want op 23 november 1890 overleed Koning Wil lem III en van dat ogenblik af was de tien jarige Wilhelmina koningin, Emma, nog- voor in de dertig, niet voor-, bereid op de taak van regerend vorstin, werd regentes, waarneemster der konink lijke plichten in een land, dat zij pas elf jaar tevoren leerde kennen, terwijl zij zich als alleenstaande moeder voor de taak ge steld zag, een enig kind op te voeden en op te leiden tot een koningschap, dat op haar schouders zou komen te drukken op een leeftijd dat andere jonge vrouwen nog een onbekommerde reeks van jaren voor zich weten. TIEN JAAR als koningin, acht als regen tes en zevenendertig als koningin-moeder heeft Emma „eerlijk gediend". Wellicht is het belangrijkste facet van dit eerlijk dienen haar opvatting van het moederschap geweest en haar begrip voor wat haar speciale moederschap vereiste. Na de eerste jaren stond zij alleen in haar taak als moeder, juist in de ge wichtigste jaren van de opvoeding en in de jaren dat onvoorziene koninklijke plichten haar aandacht vroegen. Zelf streng doch rechtvaardig en liefderijk opgevoed in een groot gezin zonder de druk van toekom stige, loodzware maatschappelijke ver plichtingen, besefte zij wat Wilhelmina, als enig kind, als koningskind, met een te zware taak voor zich, in een vaderloos gezin moest missen. Van de dag af, dat zij haar kind ten doop hield tot de dag van de troonsbestijging op 5 september 1898 een van de gelukkigste van haar leven heeft zij dat kind omringd met warme liefde, het geleid met verstand, haar gaven van gemoed ontplooid en haar intellect ont wikkeld. Zeer - moeilijk was het in die jaren van het. aureool, der koninklijke ongenaakbaar-, heid een koningskind omgang met leeftijd genootjes te geven. De afstand tussen vor stenhuis en volk, hoe hecht de band tussen beide ook mocht zijn, plaatste een konings- UAAAAAAAAJ KAAAAAAAAAAAAAAAA „BEVEEL mij bij uw Hollandse vrienden aan" heeft de kampbaas in Mühlheim bij het afscheid gezegd. Wel, dat doe ik gaarne. Zijn bedrijfje aan de Moezel biedt plaats voor tien, vijftien tenten en als de kam peerders in het zomerseizoen nu maar niet allemaal tegelijk komen neerstrijken, is het er prettig toeven. Hij zal een naburig weiland, waar nu het gras nog hoog staat te bloeien, inrichten voor caravans en kampeerauto's. U kunt het plekje niet missen: waar de veerpont bij Mühlheim over de Moezel gaat als een beest aaft de lijn, gedwon gen tot steeds weer dezelfde korte vaart, heen en terug van 's morgens vroeg tot diep in de avond daar zit de oude op z'n bankje naast de loods van de douches en toiletten, of hij copieert, ambtelijke be reddering, de paspoorten van zijn gasten in het register (op zijn grond geen vrijge vochten bende!). Het tarief? Och, eigenlijk legt het over nachtingsbedrag, voor een camping be taald, nooit veel gewicht in de debetschaal van het budget, vergeleken met de kosten van benzine en levensmiddelen. Als wij opladen om te vertrekken staat de baas met de rekening in de hand en vraagt de verbazingwekkende som va: één mark vijftig voor twee personen en een auto. Wij hebben het liefderijke landschap van de Hundsrück reeds achter ons. Wij rijden, gehoorzaam de wijsvinger van de A.N.W.B. volgend, door het dal van de Nahe, over de Glan en langs de Lanter, bossen, kerkjes en snelstromende beken voorbij. Slot Frankenstein (zou daar des nachts het monster nog dwalen?) kijkt ons somber na. Van de bergen dalen wij af in de Rijnvlakte. Gegroet, Vader Rijn, gij die „ontslagen van dè winterboei" uw glinsterende golf jes vrijuit naar het noorden laat zwerven, waar straks de knappe Nederlanders ze toch weer in hun sluizen zullen vangen. Daar zult gij niet meer de eeuwig vitale stamvader van vele zijrivieren zijn, doch een uitgeleefde, opgebruikte waterstroom, dien men kortweg „Lek" noemt. Zet maar jolige kuifjes op uw klotsende kolken, vadertje Rijn nóg is het leven goed voor u, al zijt ge niet meer de machtige grootvorst, die „de wereld splitst in ko ninkrijken en 't Godd'lijk erfgebied be paalt". Dat doen de mensen tegenwoordig liever zelf met atoomwapens. Groet Nederland, het kleine, het vlakke, het dierbare, van ons, jachtige golven! Weet ge het nog, vadertje Rijn, hoe een maal Caesars legioenen met de blinkende helmen optrokken naar de lage landen aan de zee om er met speer en schild de Romeinse beschaving te brengen? Van daag fonkelt de zon op de stalen kappen van duizend auto's, die door uw vlakte naar het zuiden ijlen. Het zijn de Tedesci, die over de Alpen trekken en in het oude Italia penetreren met hun marken en hun Teutoonse spraak Ja, overwegend Duits is de taal der toeristen langs de heirbaan naar het zuiden. Volkswagens, volkswa gens, op de autobaan van Karlsruhe naar Ulm, door de Beierse hoogvlakte en over de Fernpas in „das Land Tirol". Innsbruck is op z'n allermooist in de vroege zomerzon. In de Maria Theresia- strasse, nog niet ten prooi aan het gewemel van vreemdsoortig geklede sei zoentoeristen, hoort men slechts spora disch Nederlands spreken. Terwijl ik mij in Tyrolia, dat boekenparadijs op aarde, het één en ander uit de Inselbücherei lek- het plannen maken haar gezicht jong deed blijven? Het zijn niet alle Amerikanen, die lange sleeën hebben! NU IS HET hooggebergte reeds overal om ons heen. 's Avonds kamperen wij bij Reutte aan de Plansee, groots, maar som ber en eigenlijk niet geschikt voor een kamp. Daar prefereer ik zon en een open sterrenhemel. Maar er is nu geen tijd voor kieskeurigheid: Italië trekt ons met on weerstaanbare kracht, zoals het vele ande ren, grote kunstenaars zowel als gewone mensen, altijd heeft getrokken. In 1786 schreef Goethe aan zijn vriend hertog Karei August dat het verlangen naar Italië bij hem in de afgelopen jaren fan Makkes maakte deze schets in Tirol ker goedkoop aanschaf, staat naast mij een magere Amerikaanse van ongeveer vijfen dertig jaar met een meisjesachtig Cathe- rine-Hepburn-gezicht. Zij draagt een loden jas en bergschoenen en vraagt naar boe ken over de Alpenflora. Hoe lang' zou zij, pianoles gevend, of achter een kantoorlessenaar cijfers tellend, van deze maiden-trip naar het zorgvuldig uitgezochte stukje Alpenland gedroomd hebben? Hoeveel jaren zou zij dollar bij dollar gelegd in de spaarpot, terwijl haar lichaam verouderde, doch de vreugde van tot een soort ziekte was geworden: „Zu- lezt durft ich kein Lateinisch Buch mehr ansehn, keine Leichnung einer Italieni- sche gegend. Die Begierde, dieses Land zu sehen war überreif". Toen hij dan einde lijk gedurende meer dan een jaar Italië had bereisd, keerde hij voldaan en te vreden terug naar zijn vaderland, dat hem „jetzt umso lieber war". Dat was het rustige reizen, waartoe de mensen in de tijd van postkoets en paarden wel ge dwongen waren, maar dat zoveel meer winst opleverde voor hart en verstand dan het jachtige jagen over vele grenzen. Ménig scooterbezitter ziet nu in ander halve week meer dan Goethe indertijd in anderhalf jaar, maar ziet hij het werkelijk? Beleeft hij het verwerkt hij het? En keert hij zo verzadigd huiswaarts, dat huis en haard hem „umso lieber" geworden zijn? MET GOETHES voorbeeld voor ogen weerstaan wij de lust om even gauw een toer door de Dolemieten te maken en gaan recht op ons doel af: over de Brenner naar Noord-Italië. Wie per auto de Italiaanse grens over schrijdt kan in het kantoor van de auto mobielclub (Aci-Enit) toeristenbonnen voor goedkope benzine krijgen: voor tien dagen driehonderd liter a honderd lire per liter, terwijl de normale prijs hondervijftig lire bedraagt. Na tien dagen kan men weer voor een nieuwe periode aanvullen in een der kantoren van de automobielclub, waar van aan de grens een lijst wordt verstrekt. Duizelig van de enorme getallen komen wij uit het kantoor, waar de transactie is geschied. Wij hebben even dertigduizend lire uit onze reiskas omgezet in levens elixer voor mijnheer Peugeot, die zich intussen buiten heeft laten stoven in de hete middagzon. Ik vlieg op m'n eerste Italiaanse ijsje aan, una cioccolata da cignante het simpele choco-ijsje op een stokje. Vijftig lire, ach ja, dat was voordat ik de ver leidingen van de geraffineerde cassata kende! Narekenend over onze benzine- schat, omrekenend in Hollands geld, ons vergissend in een nul en weer terug rekenend, rijden wij Italië binnen. Het duurt wel een half uur eer ik hardop zeg: „We zijn in Italië". Opeens merken we, dat we moe zijn en rusten willen en juist op dit moment schenkt Italië ons haar eerste gave: de volmaakte kampeerplaats. Rijd deze niet voorbij, gij, die na ons over de Brenner komt, dit jaar! Even voorbij Fortezza leidt een zijweg naar het Varnameer. Daar staat een boerderij, waar men Duits spreekt, melk en groenten levert en als nevenbe- drijf een „camping" exploiteert. Het adres is: Joh. Piock, Lago di Varna, Varna presso Bressanone (provincie Bolzano). De meeste kampeerders slaan hun tent op bij het Wirtshaus, waar zij het comfort van douche en toilet genieten en 's avonds in het wijnprieel zitten. Wij echter reden het steile pad naar beneden tot aan de rand van het meer, parkeerden daar ons rijdend huis en zwommen voor het eerst in een Italiaans meer: „Acqua jodata e zolforosa con temperature media 19° C!" kind in een isolement. De kinderen van Koningin Juliana zijn na de „democratise ring" van het koningschap begonnen onder het bewind van regentes Emma veel „vrijer" opgevoed in een zegenrijk direct contact met kinderen van haar volk, in een vrij normaal schoolverband. Onze tegenwoordige prinsessen zagen zelfs kans tot spijbelen om fietstochtjes door Bilt- hoven te maken. Ook Prinses Juliana oogstte in haar jeugd reeds vruchten van deze ontwikkeling. Aan het einde van de vorige eeuw lagen de verhoudingen echter geheel anders. Toch slaagde regentes Emma erin haar dochtertje gelukkig te maken door een geregelde omgang met enkele vriendjes en vriendinnetjes als een eerste doorbreking van een op traditionele maat schappelijke verhoudingen berustend isole ment van het vorstenhuis. HET HEEFT tientallen jaren, tot na de dood van Koningin-moeder Emma, tot tijdens de jongste wereldoorlog geduurd, eer ons volk zich ten volle bewust werd van wat het in Koningin Wilhelmina bezat. De diepgevoelde erkentelijkheid van allen, voor wat onze vorige Koningin ons ge geven heeft, wordt geenszins verminderd door het besef, dat wij in eerste en uiter ste instantie haar moeder Emma moeten danken als inspirerende bron dier zegen. De regentes liet zich niet alleen leiden door haar moederlijke liefde, maar bij de op voeding terzijde staan door bijvoorbeeld een levenslustige, welhaast kinderlijke Frangaise als kameraad van Prinses Wil helmina, later door de Engelse gouver nante Miss Saxton Winter en ook door de beste leermeesters des lands. Op velerlei gebied hield Emma er vast omlijnde beginselen op na, doch zij was zich er tevens van bewust, dat haar doch ter mettertijd boven de partijen en menin gen in een door verscheidenheid en indi viduele geestelijke vrijheid getekend volk zou moeten staan, zodat zij niet schroomde haar ook met opvattingen vertrouwd te maken, die niet de hare waren. Typerend daarvoor is wellicht de opdracht, die Emma verstrekte aan de Leidse hoogleraar prof. dr. P. J. Blok, die aangezocht werd om Wilhelmina te onderrichten in de vader landse geschiedenis: „een zo onpartijdig mogelijke voorstelling van het gebeurde te geven, voornamelijk op staatkundig en godsdienstig gebied, met eerbiediging van andere staatkundige en religieuze gevoelens dan de zijne, zonder in enig opzicht de waarheid, ook als deze voor de koningin minder aangenaam zou klinken, tekort te doen". Het is een liefderijke moeder, die haar kind zó groot brengt. Het is een wijze wilskrachtige dienares, die aan deze voor anderen het leven vullende taak de vervulling paart van onmetelijk zware plichten als constitutionele vorstin. De acht jaren van het regentschap van Emma zijn staatkundig gecompliceerd en vol dreiging geweest. De vraagstukken van het laatste decennium van de vorige eeuw vormden een zware opgave voor een jonge vrouw, die slechts kort tevoren als vreem de naar ons land was gekomen en niette min het hoogste gezag (in die tijd zeker niet als symblische ornamentiek) kreeg uit te oefenen. In de jaren van haar regentschap kreeg de democratisering van ons volksbestel haar eerste duidelijke vormgeving, onder meer in het herziene kiesstelsel. Politieke moeilijke jaren Oranje voor Nederland en Nederland voor Oranje behouden. EERDER SCHREVEN WIJ reeds, dat „een van de gelukkigste dagen" van Emma de vijfde september 1898 was, toen zij haar dochter de troon zag aanvaarden. De schoonheid van die dag sproot niet voort uit de dankbaarheid een zware taak als regen tes te kunnen neerleggen, zij wortelde in de voldoening een voor haar plicht be rekende dochter een mooie opdracht te zien aanvaarden door een kroon te accepteren, die zijzelve met hart en ziel voor haar kind en haar volk had „bewaard" ook in de diepere zin des woords, zonder ooit zelve deze te hebben begeerd, te hebben bezeten, als bezit te hebben gezien. Bij haar afscheid als regentes werd haar een geldbedrag als nationale dank over handigd. Zij bestemde het voor de gezond heidszorg. Uit dit geschenk werd de op richting van het sanatorium „Oranje- Nassau-oord" bij Renkum bekostigd. De herinnering aan deze geste en het regent schap wordt voorts levend gehouden door de jaarlijkse Emmabloemcollecte ten bate van de tuberculosebestrijding. Met dit gebaar is een traditie gevestigd, die tot zegen van het algemeen strekt: bij het af scheid van Koningin Wilhelmina werd uit de materiële vormgeving van de nationale dankbaarheid het Koningin Wilhelmina- fonds voor de bestrijding van de kanker in het leven geroepen. Prinses Beatrix heeft haar naam gegeven aan het fonds, dat de strijd tegen de kinderverlamming wil co- ordineren en stimuleren. Na haar terugtreden als regentes en de aanvaarding van het koningin-moederschap (de roerendste titel, die men haar kon schenken) heeft Emma zich voortdurend, zesendertig jaar lang, dè beschermvrouwe van ons volk getoond, rondgaande om te helpen, te steunen, raad te geven, berusting te brengen, hoop te wekken, daarbij de afstand van vorstenhuis tot volk zodanig veranderd, zodat contact van mens tot mens mogelijk werd. ER IS NOG een detail uit het leven van Emma, dat juist in deze tijd vermelding behoeft. Er is veel ongezegd gebleven, maar dit ene mag dit lot van vrijwel alles niet delen in een tijd, waarin de wereld ten onder dreigt te gaan aan de controverse tussen het positivisme van de geest en het negativisme van de materiële realiteit. Koningin Emma was een ingetogen, zeer gelovige vrouw, die praal verafschuwde, maar waar noodzakelijk duldde, die wars was van macht, waarvan praal meestal het schoonschijnende omhulsel is en die als consequentie daarvan als vrouw, als moe der, als kunstenares en als gelovige ook afkerig was van kracht en van militair geweld en militair vertoon. Wie haar per soonlijk goed hebben gekend, getuigden er van hoe zwaar het haar viel haar plichten te vervullen op militair gebied: inspecties, bezoeken aan legeronderdelen, de hand tekening onder militaire besluiten, als con stitutionele bemoeienissen met de Lombok actie en de pacificatie van At.ieh bij voor beeld. Zij aanvaardde deze plichten echter ten volle, niet alleen uit hoofde van haar functie en plaats, doch óók uit de inner lijke overtuiging dat de onvolmaaktheid van de mens zich cumulatief versterkt openbaart in de samenleving. De warmbloedige menselijkheid van Koningin Emma kan misschien iets ver goeden van de twijfel en problemen, die zovelen beheersen in deze tijd, wanneer wij er ons van bewust zijn hoe zij, met haar grote geloof en haar diepmenselijk medeleven, het militarisme heeft aanvaard als vorstin. Ondanks haar gevoelens was conflicten, die deze democratisering bege leidden, verwekten felle interne tegenstel lingen. Het jaar 1894 was voor die tijd bepaald dreigend. Met vaste hand, met een wilskrachtig verworven kennis omtrent de Nederlandse verhoudingen, gestuurd door een intuïtief en verstandelijk begrip voor haar merkwaardige constitutionele positie, laveerde regentes Emma tijdens deze crisis tussen de oplaaiende tegenstel lingen door naar een zegenrijk resultaat. Door de beslissingen van regentes Emma in 1894 getuigde prof. dr. H. T. Colenbran der onder meer het volgende: „Een scherp conflict kon worden uitgevochten, zonder dat de rust des lands een ogenblik gevaar liep. Ieder was zich bewust, dat de spel- leiding in loutere handen berustte Grondwet en traditie mogen in de letter lijke zin de koninklijke macht in ons land inperken, het geestelijke gezag wordt daar door niet aangetast. Spelleiding in loutere handen, het is een typering, waarop zowel ons vorstenhuis als ons volk trots kunnen zijn. Die loutere handen hebben in die de term „des konings wapenrok" geen holle beeldspraak voor haar, want in alle per soonlijke bescheidenheid erkende zij de glorie van het hoogste offer voor behoud van het koningschap als garantie van de bovenpartijdige vrijheid. WIJ BEGONNEN deze beschouwing met de woorden „haar liefhebbend hart heeft u allen omvat, zij trachtte steeds een ze gen te zijn voor allen". Dit waren de woor den, die Koningin Wilhelmina sprak na het overlijden van haar moeder op 20 maart 1934. Die woorden maken ook deel uit van het monument, dat ter nagedach tenis van Koningin-moeder Emma in de residentie werd opgericht. Zij herinneren aan de bekende uitlating van Emma, toen haar dochtertje bij een huldiging vroeg „Zijn al die mensen nu van mij?" en zij antwoordde: „Nee, mijn kind, jij bent van al die mensen". Van al die mensen, van ons volk, is Emma zélf geweest in de adel dom van haar geest, in de koninklijkheid van haar maatschappelijke taak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 14