WIE IN HET DONKER
KOEKELOEREN....
Bioscoop en vrije tijd
radio
Het festival in Salzburg
is weer begonnen
TELEVISIEKIJKERS
WACHTEN VAAK
ZES MAANDEN OP
DE MAN MET HET KOFFERTJE
Conclusies bij cijfers
door W. Langeveld
Gelijke rechten en
gelijke plichten
DE BEJAARDE mevrouw H. woont
moederziel alleen in een houten land
huisje aan de rand van een Veluwedorp.
Het is een eenzame plaats, haar naaste
buren wonen ruim honderd meter ver
derop. Op een avond krijgt deze oude
vrouw de schrik van haar leven als zij
een man om haar huisje ziet sluipen. Een
verdacht individu met een zwart koffer
tje, dat een tijdlang heen en weer slen
tert, steelse blikken over de heg werpt
en tenslotte brutaalweg de voortuin bin
nenstapt. Gelukkig nadert er op dat
ogenblik een agent van de rijkspolitie,
die de vreemdeling aanroept en hem
verzoekt, zich te legitimeren. Het blijkt
een doodonschuldige P.T.T.-ambtenaar
te zijn, op zoek naar de oorzaak van een
televisiestoring. De bewoonster van het
huisje wordt door de agent gerustgesteld,
maar weigert pertinent de P.T.T.-man
voor zijn onderzoek in haar woning toe
te laten. Meneer moet overdag maar eens
terugkomen
MAAR OVERDAG kan deze ambtenaar
zijn werk niet doen, omdat de televisie dan
niet uitzendt. En dus moet hij onverrichter-
zake naar Den Haag terugkeren. Zulke
tegenvallers zijn schering en inslag in ons
vak, vertelt hij ons op het kantoor van de
Radio-Storingsdienst, waar hij en zijn col
lega's eens per week hun rapporten komen
inleveren. Hij is een van de twaalf mensen
van de buitendienst, die ervoor zorgen dat
u en ik „ongestoord" van de programma's
van radio en televisie kunnen genieten. En
dat is geen eenvoudige zaak. Oordeelt u
zelf.
ERGENS in de Overbetuwe heeft een
heel dorp last van een afschuwelijk ge
kraak tijdens het luisteren naar de Neder
landse omroepzenders. Een man van de
Storingsdienst wordt erheen gestuurd om
een onderzoek in te stellen. De aard van
het gekraak vertelt hem dat het een geval
van „kruismodulatie" is, een van de moei
lijkste klusjes die de „ontstoringsman"
kent. Het betekent, dat er ergens twee lan
ge geleiders een waterleidingbuis en een
antennedraad bijvoorbeeld los-vast te
gen elkaar aanliggen. Telkens als de einden
van die geleiders elkaar even raken, ont
staat er in de radio een lawaai, dat niet
om aan te horen is. Het zoeken naar zulk
een storingsbron gelijkt op het speuren
naar een naald in een hooiberg. Twee
stukken dakgoot, die tegen elkaar waaien,
kunnen de oorzaak zijn, een paar leiding
buizen die elkaar raken, of zelfs een losse
schroef in een muuranker. Het aantal
mogelijkheden is legio. Daar in het Betuw-
se dorpje was het al niet anders. Na een
vergeefse speurtocht van vijf dagen werd
de storingsbron tenslotte ontdekt, half en
half bij toeval. Maar in andere gevallen is
men toen een andere ambtenaar gestuurd,
die niet per auto, maar gewoon met de bus
kwam. Ook dat mocht niet baten. Men is
er zelfs vermomd heengegaan, om de moed
willige stoorder te kunnen betrappen, maar
alle moeite bleef vruchteloos. Tot men ein
delijk negen maanden later door stom
geluk de ware schuldige ontdekte: een
automatische schakelmotor in een trafo
huisje aan de weg naar Nijmegen, die al
leen maar stoorde op de ongeregelde tijd
stippen, dat hij zichzelf in- en uitschakelde.
Daardoor was hij al die tijd aan de ont
maskering ontsnapt.
DAT IS TROUWENS enigszins het geval
met alle storingen van radio en televisie,
waar de Storingsdienst op afgaat. Het is
ermee als met kiespijn: als de patiënt bij
de tandarts op de stoep staat, is de pijn
verdwenen. „Maar als wij werkelijk een
storing op heterdaad betrappen kunnen,
dan is de kwaal meestal in een ommezien
verholpen. Onze ambtenaren hebben name
lijk in de loop der jaren zoveel ervaring
opgedaan, dat zij meestal al na één blik op
uw t.v.-beeldscherm kunnen zeggen, wat
de storingsbron is. Dat kan bijvoorbeeld de
elektrische naaimachine van uw beneden
buurvrouw zijn of het scheerapparaat van
de meneer aan de overkant. Maar ook een
thermostaat in een aquarium, een ijskast,
een stofzuiger of een lasapparaat kan
de bron van het kwaad zijn. Strikt geno
men kan vrijwel ieder elektrisch apparaat
storingen bij radio en televisie veroor
zaken, om van de duizenderlei machines
van kantoren en fabrieken nog maar te
zwijgen. Deze laatste zijn echter meestal
niet in de avonduren in gebruik, zodat zij
over het algemeen geen storingen veroor
zaken kunnen op onze televisieschermen.
NU IS HET een gelukkige omstandigheid,
dat vrijwel elke storingsbron een zeer
specifieke vervorming van geluid of beeld
veroorzaakt. Een elektrische naaimachine
bijvoorbeeld stoort met een zo duidelijk
herkenbaar ritme, dat de deskundige, naar
het beeldscherm kijkend, het ding als het
ware „ziet" naaien. Een scheerapparaat en
een stofzuiger verraden zich door de ge
stage wisseling van hun toerental, al naar
gelang zij werken of „leeg" draaien. Een
storende gloeilamp is weer te herkennen
aan de typische horizontale banden, die
zij 'öp hét'beeldscherm te voorschijn roept.
Deze laatste storingsbron is overigens vaak
heel moeilijk op te spooren, omdat het al
leen ouderwetse gloeilampen zijn die de
t.v.-ontvangst storen. Maar zulke stokoude
„peertjes" rekken hun leven alleen nog
maar op portaaltjes, in w.c.'s en dergelijke
plaatsen, waar zij slechts nu en dan ge
durende een korte tijd plegen te branden.
Trekt de P.T.T.-ambtenaar er nu met zijn
peilontvanger op uit om zo'n boosdoener
op te sporen, dan is de gloeilamp in kwes
tie natuurlijk net uitgedraaid, en de kans
om hem te localiseren verkeken.
Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor
thermostaten en dergelijke apparaten, die
eveneens slechts met kortere of langere
tussenpozen als storingsbronnen optreden.
Vaak moet de man van de P.T.T. dan
meerdere keren terugkomen voor hij succes
kan boeken. Maar als hij ergens een storing
te behandelen krijgt, die langere tijd aan
houdt, dan is het varkentje meestal in een
wip gewassen. Met behulp van een draag
bare ontvanger, die precies op de golf
lengte van de zender is afgestemd, gaat hij
de omgeving van het gestoorde ontvang
toestel afzoeken. Uit de aard en het ritme
van de storing heeft hij zich reeds een
beeld van de vermoedelijke „dader" ge
vormd, laat ons zeggen: een elektrische
boortol. Nu is het alleen nog maar een
kwestie van een wandeling door de om
liggende straten en van goed luisteren om
de schuldige te vinden. Want waar het
geluid van de storing op zijn peilontvanger
het sterkst is, daar in de buurt moet zich
ook de gezochte boortol bevinden. Dan belt
de ambtenaar aan het „verdachte" adres,
maakt zich bekend en vraagt vriendelijk
of hij even de hoofdschakelaar van het
lichtnet mag omdraaien, hetgeen altijd
prompt wordt toegestaan. Deze simpele
proef toont duidelijk aan, of de storings
bron zich inderdaad in het pand in kwestie
bevindt en in negenennegentig van de
honderd gevallen blijkt het raak te zijn.
Met deze draagbare ontvanger speurt de
ambtenaar-buitendienst oorzaak en plaats
van televisiestoringen op.
Dicht langs de huizen, de koptelefoon op,
zoekt de ontstoringsambtenaar naar elek
trische apparaten die de ontvangst van de
radioprogramma's hinderen.
II
zijn voor een bezoek van de ontstorings
ambtenaar. Dat is betreurenswaardig, maar
onder de gegeven omstandigheden onver
mijdelijk. Uitbreiding van het personeel
zou de enige remedie zijn, maar helaas valt
het niet mee, voor dit werk geschikte men
sen aaii te trekken. Degenen, die over de
nodige technische bekwaamheden en over
de vereiste dosis tact en mensenkennis be
schikken (zij moeten immers met allerlei
„slag" publiek kunnen omgaan) kiezen
over het algemeen liever een beter-betaal-
de werkkring in het particuliere bedrijfs
leven.
Roeiend met de riemen die hij heeft, doet
dfe dienst echter wat hij kan om iedere
gemelde storing zo snel mogelijk uit de
wereld te helpen. Klachten over storingen
in de ontvangst van buitenlandse zenders
worden echter niet in behandeling ge
nomen, evenmin als die van mensen, die
geen behoorlijke buitenantenne hebben.
Een goede antenne kan namelijk vele
storingen volkomen „wegdrukken" en
dit geldt in het bijzonder voor de televisie
ontvangst. Deskundigen zijn ervan over
tuigd dat de meeste t.v.-storingen te her
leiden zijn tot een gebrekkige antenne of
tot een slechte onderlinge aanpassing van
de spanningen in antenne, voedingskabel
en ontvangtoestel en dat is een fout, die
door de normale installateur verholpen
moet worden.
KLACHTEN over radiostoringen worden
overigens alleen behandeld als tenminste
drie gezinnen een verzoek daartoe indie
nen dit om te voorkomen, dat de dienst
nog eens extra overbelast wordt met aller
lei overdreven of geheel ongegronde
klachten. Voor bezitters van t.v.-toestellen
geldt deze eis niet: zij kunnen individueel
een onderzoek aanvragen, mits zij ervan
overtuigd zijn dat hun toestel in orde is.
De Radio-storingsdienst, dertig jaar ge
leden gestart met één ambtenaar-buiten
dienst, heeft nog altijd geen volledige wet
telijke bevoegdheden. Hij kan praktisch
alleen adviserend en bemiddelend op
treden. Toch zijn er zelden moeilijkheden,
want echte opzettelijke „stoorders" zijn er
vrijwel niet in ons land, terwijl de onop
zettelijke meestal prompt de adviezen van
de ontstoringsambtenaar opvolgen. Toch
zal de dienst op den duur over bepaalde
machtsmiddelen moeten gaan beschikken
om noodzakelijke ontstoringen zo nodig
te kunnen afdwingen. Zo overweegt de
ministerraad thans bijvoorbeeld een maat
regel waarbij berijders van auto's, motor
fietsen en scooters verplicht zullen wor
den, hun voertuigen storingsvrij te laten
maken.
H. Croesen
DE NEDERLANDERS houden miqder
van de film dan andere volken. De Engels
man gaat bij voorbeeld gemiddeld vijfen
twintig keer per jaar naar de bioscoop, de
Amerikaan zestien keer, evenals de Span
jaard, de Westduitser ongeveer twaalf
keer, de Nederlander zes keer. En dit ni
veau mag men beslist vrij laag noemen.
Toch trekt de bioscoop de meeste bezoe
kers van alle vermaaksinstellingen, want
in 1955 gingen er ruim vijfenzestig mil
joen mensen naar de bioscoop, tegen bij
voorbeeld vijftien miljoen toeschouwers
van sportieve evenementen en vier a vijf
miljoen bezoekers van toneel en concerten.
Al deze gegevens en nog vele andere
wox-den ons verstrekt door het onvolpre
zen C.B.S. in een gedetailleerde statistiek
betreffende het bioscoopbezoek in de win
ter van 1955/1956, welke is samengesteld
als onderdeel van een groot onderzoek naar
de vrijetijdsbesteding in Nederland
HET BIOSCOOPWEZEN heeft in korte
tijd een grote vlucht genomen en voor de
ze ontwikkeling zijn vele oorzaken aan te
wijzen, zoals de gestegen welvaart, de ver
korte arbeidstijd, de gewijzigde gezinssi
tuatie, de gestegen ontspanningsbehoefte
en dergelijke. De film biedt velen een ont
snappingsmogelijkheid uit de dagelijkse
sleur en bevredigt een aantal psychische
behoeften van de toeschouwers, tegelij
kertijd nieuwe scheppende of reeds aan
wezige versterkende (bij voorbeeld de
neiging om bepaalde mo
rele barrières te doorbre
ken). Tevens reflecteert de
film op bijzondere wijze
de situatie waarin het
m<^i(vidu ,pf. q^n tjepaalde grpep zich .be
vindt, de toeschouwer kan zich dan met
de spelers, op het doek identificeren,, een
vereenzelviging die bij de jeugd ver kan
gaan en leidt tot imiteren van de gelief
de sterren in kleding en houding.
Ook om andere redenen als de bovenge
noemde is het bioscoopbezoek sterk geste
gen. Dit soort theater, waarvan de eerste
omstreeks 1920 in Nederland werden op
getrokken, ontwikkelde zich uit de ker
mistent, waar in de begintijd van de rol
prent alleen films te zien waren. Mede
hierdoor kreeg het filmmedium een klas
sekarakter, dat schouwburg en vooral con
certzaal al in belangrijke mate bezaten.
Maar interessant zijn nu juist de verschil
len! Naar toneel en concert trokken voor
al de „betere" klassen, de zogenaamde
hogere standen. De bioscoop werd vooral
gefrequenteerd door de lagere klassen.
Men zou nu misschien mogen conclude
ren, dat schouwburg en concertzaal hun
klassekarakter voor een belangrijk deel
bewaard hebben, terwijl de bioscoop zich
gedemocratiseerd heeft, want alle bevol
kingsgroepen, naar hun milieu beoordeeld
komen binnen zijn vier muren. Wat nu op
valt is, dat de groep van leidinggevenden
en welgestelden het meest frequent naar
de bioscoop gaat, 9.3 keer per jaar, waar
op de arbeiders met 8.5 keer volgen. Per
sonen uit de boerenstand en uit landarbei-
de Storingsdienst
niet zo gelukkig.
Men kan dan ten
hoogste de vermoedelijke plaats van de
storing aanwijzen, maar het euvel niet
verhelpen, omdat de „schuldigen" onze
twee leidingbuizen bijvoorbeeld in de
muren van een huis zijn ingebouwd.
EEN ANDER GEVAL is onlangs in Mook
gebeurd. Ook daar waren er vele klachten
over slechte ontvangst, over ruisen en
brommen en piepen, 's Avonds kon men
geen ogenblik rustig van de radio genieten.
De Storingsdienst stuurde er een manne
tje heen. Die rapporteerde de volgende
morgen: geen storing gehoord. Dan nóg
maar eens naar Mook, zei de chef. Maar
ook de tweede keer was de ontvangst voor
beeldig en storingsvrij. De derde en de
vierde kteer van hetzelfde laken een pakje:
als de ambtenaar er was, bleef de storing
uit. De man was zo langzamerhand kind
aan huis bij alle Mookenaren en werd er
volgestopt met koffie en koek, maar als hij
er was gebeurde er nooit iets. Nauwelijks
had hij echter zijn hielen gelicht of het
heidense kabaal in de radio begon van
voren af aan. Gelovend aan opzet, heeft
DE eigenaar of
de huurder van
het huis krijgt
dan van de amb
tenaar het advies
zijn apparatuur te
laten ontstoren,
hetgeen meestal
een kwestie van
enkele guldens is.
Een paar conden
satoren of smoor
spoeltjes kunnen alle leed verhelpen.
Maar zelfs als het een duurdere ingreep
moet worden, zijn de meeste mensen niet
ongenegen de nodige voorzieningen te laten
treffen. De enkeling, die dit weigert, kan
desnoods via het plaatselijke energiebedrijf
tot rede gebracht worden onder bedreiging
met stopzetting der stroomleverantie.
ZO WAAKT de Radio-Storingsdienst
over de belangen der luisteraars en kijkers:
een gratis P.T.T.-service, waarvan iedereen
gebruik kan maken. Houdt er echter wel
rekening mee, dat ge niet meteen geholpen
kunt worden, want het regent klachten
over storingen bij deze dienst. Per maand
komen er zo'n tweehonderdvijftig klachten
over storingen bij de omroep en meer dan
driehonderd omtrent televisie binnen, een
aantal dat onmogelijk afgewerkt kan wor
den door het dozijn mannen van de buiten
dienst. Radioklachten kunnen nochtans
zonder al te grote vertragingen onderzocht
worden, maar de t.v.-kijkers moeten reke
ning houden met wachttijden van zes
maanden of langer, voor zij aan de beurt
DAAR SALZBURG evenals Bayreuth voor een groot gedeelte aan een vast
staand repertoire en wel voornamelijk aan het mysteriespel „Jederman" (een
bewerking van „Elckerlyc" door Hugo von Hofmannsthal), het oeuvre van Mozart
en de opera's van Richard Strauss is gebonden, kunnen alleen regie en inter
pretatie iets nieuws brengen. Bovendien staat de regie ieder jaar voor dezelfde
moeilijkheid met de „Felsenreitschule" in de openlucht, waar de grotere opera's
worden opgevoerd. De geniale Max Reinhardt deed weliswaar een interessante
greep, toen hij meer dan veertig jaar geleden deze vroegere manege in de rotsen
voor toneel en opera ontdekte, doch al kunnen de galerijen in de rotsen bij
passende gelegenheid in het spel en vooral in de belichting worden betrokken,
de stenen achtergrond blijft star en onbewegelijk en is vooral te breed voor de
meeste opvoeringen. Daarom zoekt elke regisseur hier naar een andere oplossing.
NADAT OSCAR FRITZ SCHUH hier jarenlang als regisseur had geëxperimen
teerd, viel nu de keuze van het curatorium op de bekende Duitse regisseur
Gustav Gründgens, een toneelspeler van het zuiverste water, voor wie de tekst
en de voordracht op de voorgrond staan en niet de enscènering of het kijkspel.
Het festival 1958 werd geopend met de opera „Don Carlos" van Verdi, een fulmi
nant en in sommige gedeelten toch ook een verstild werk. In zijn geheel is het
zo volslagen Italiaans, dat dirigent Herbert von Karajan ook hier evenals in
Wenen een beroep op zangers en zangeressen van de Scala te Milaan heeft
gedaan. Onder zijn leiding ontbloeide hier een werk dat het elegante publiek
grotendeels buitenlanders verraste door zijn intensiteit, de schoonheid van
klank en de rijkdom aan nuanceringen. In Wenen is men niet spaarzaam met
critiek op Von Karajan als directeur van de opera aldaar. Men klaagt erover
dat hij te lang afwezig is, zodat de zogenaamde routine-opvoeringen aan kwali
teit inboeten en men neemt het hem kwalijk, dat hij Oostenrijkse zangers ver
waarloost en te veel Italianen engageert.
Het formaat van deze Salzburgse „Don Carlos" wordt door de Italianen Giu-
lietta Simionato en Cesare Siepi en door de Oostenrijkse Sena Jurinac bepaald.
Men ziet dat Von Karajan toch niet zo eenzijdig is als men het graag voorstelt
en in dit geval zorgde hij voor de nodige nuancering, want het bijna staalharde
stemgeluid van de Italianen werd milder door het warme timbre van de Oosten
rijkse, die bovendien door haar edele verschijning de diepste indruk maakte. De
Don Carlos van de nog jong en onervaren Eugenio Fernandi verried in alle
onderdelen Gründgens' sterke hand. Over het algemeen bemerkt men dat deze
grote regisseur geen onnodige concessies wil doen aan datgene wat men „show"
noemt. Grote delen van het toneel blijven in het donker, de galerijen worden niet
ingeschakeld, ook niet voor massascènes, alle toneelrequisieten blijven op zolder.
Met deze vereenvoudigde, op het wezei^ijke afgestemde opera werd het festival
geopend, dat nog menige verrassing in petto heeft: het Amsterdamse Concert
gebouw-Orkest, dat wat nog nooit in Salzburg Is gebeurd vijf keer zal op
treden en vervolgens de Europese première van de opera „Vanessa" van de
Amerikaan Samuel Barber. Prof. dr. N. Greitemann
derskringen gaan het minst, namelijk
respectievelijk 2.7 en 3.9 keer per jaar.
Uiteraard is hier mede de geringere aan
wezigheid van bioscopen van invloed,
evenals de grotere afstanden tot het thea
ter en de soms moeilijke verbindingen, die
men op het platteland kan aantreffen, an
derzijds echter zouden oorzaken voor de
ze geringere bezoekfrequentie kunnen lig
gen in de grotere beslotenheid van het
landelijk milieu, de geringere neiging tot
uitgaan en het feit dat de vrijetijdsbeste
ding zich meer dan in de stad in de hui
selijke kring voltrekt.
Veel wordt er geklaagd over de geringe
belangstelling van het grote publiek voor
toneel, concert en museum en men zal een
deel hiervan moeten toeschrijven aan de
gemeenzamer sfeer, die in de bioscoop
wordt aangetroffen. Men „pikt een bios-
coopje" in de kleding die men toevallig
aanheeft, de dames maken zich er niet
extra voor op, de heren geven zich niet
een extra scheerbeurt. In de schouwburg
en de concertzaal komt men in een geheel
ander klimaat, men ziet de heren toch nog
overwegend in stemmige donkere pakken,
de dames op haar best gekleed, hoewel
zich ook hier een verandering voltrekt.
Juist deze alledaagsheid in de bioscoop
atmosfeer maakt het bezoeken aantrekke
lijk voor velen en het zou aanbeveling
verdienen om bij voorbeeld in museums
iets van de plechtstatige fluistertoon te
laten verdwijnen, als men het bezoek wil
bevorderen. Overigens is
er een vrij grote categorie
Nederlanders, waarvoor
het bioscoopbezoek al
tijd nog iets bijzonders
heeft en verbonden is met het opgewon
den gevoel van een avondje uit te zijn.
Qpder dqzp,,gfoeij vallen velen, die hun
vaste filmavond hebben, eventueel mét
een kopje koffie of een borreltje na. Zij
bezoeken dikwijls alleen de buurtbioscoop
ongeacht de film die er wordt vertoond.
WIE GAAN ER nu van alle Nederlan
ders het meest naar een film kijken? Wij
zagen reeds dat de welgestelden en lei
dinggevenden over het geheel genomen
het hoogste gemiddelde halen. Kijken we
echter naar de leeftijdsgroepen, dan tref
fen we een duidelijke overeenkomst aan
met een fenomeen dat ook in het buiten
land de aandacht heeft getrokken. Het
blijkt namelijk dat de jonge manlijke ar
beiders veelvuldig naar de bioscoop gaan:
tussen twaalf en zeventien jaar gemiddeld
zeventien keer per jaar, tussen achttien
en achtentwintig negentien keer. Treffen
der wordt het beeld als we ook het woon-
milieu erin betrekken, dan blijkt dat de
manlijke grotestadsarbeider van om
streeks twintig jaar vijfendertig keer per
jaar naar een filmtheater gaat, dat is één
keer per tien dagen. Een voorkeur voor
speciale genres treft men echter niet
aan. De arbeidersgroep in zijn geheel zo
wel als de jeugdige arbeiders komen in dit
opzicht overeen met de middenstand. Ty
perend is dus alleen de frequentie van het
BERLIJN (UPI) De Westduitse vrou
wen hebben gelijke rechten gekregen, maar
ook gelijke plichten. De nieuwe wetgeving,
die haar vrijwel tot gelijke van de man
maakt, kent echter voetangels. Er zijn
reeds echtgenoten die hun vrouwen met de
wet in de hand aan het werk hebben gezet.
Zes jaar lang heeft men beraadslaagd
voordat op 1 juli jongstleden, de nieuwe
wet van kracht werd. Een man mag zijn
vrouw nu niet meer verbieden zelf buitens
huis te gaan werken. En zelfs kan de
vrouw verplicht worden om ook te gaan
verdienen, in gevallen waar het totale ge
zinsinkomen onvoldoende is geworden.
In de Westberlijnse „Telegraf" klaagt
een man dat zijn vijfenvijftig-jarige vrouw,
met wie hij zevenendertig jaren getrouwd
is geweest, er niets voor voelt om te gaan
werken ze heeft het nog nooit hoeven te
doen „en ik ben bang dat er niets veran
deren zal. We hebben er nog aldoor ruzie
over en in andere gezinnen is de situatie
dezelfde". Aldus deze verbolgen echtge
noot. Twee schoondochters hebben een
eenenzestigjarige vrouw verteld, dat zij
inplaats van twee dagen per week volle
weken moet gaan werken om het gezins
inkomen te verhogen. Zo hoopt de conflict
stof zich op, al zijn er vrouwen voor wie
de nieuwe wet weinig verschil maakt.
Theodora Herfurtner uit Düsseldorf ant
woordde op de vraag wat er in haar gezin
nu verandert bedachtzaam: „Dat zal ik
eerst aan mijn man moeten vragen".
bezoek. De „ongrijpbare massajeugd" is
dus inderdaad wel ergens te vinden, name
lijk in de bioscoop.
Uit de statistiek ziet men dat vooral de
jongeren naar de bioscoop gaan. Zevenen
dertig van de zestig miljoen bioscoopbe
zoekers komen uit de groep van twaalf tot
achtentwintig jaar. Dit kan uit drie oorza
ken verklaard worden: de jongeren zijn
meer in de gelegenheid om de bioscoop te
frequenteren, de programma's trekken
vooral de jeugdigen, bioscoopbezoek is
nog een jonge gewoonte, de oudere genera
tie is het naar de bioscoop gaan nog niet zo
gewend. Over enige tientallen jaren zou
daar dus verandering in moeten komen.
Uit de cijfers blijkt nu dat de laatste twee
oorzaken inderdaad gelden. Naarmate
men ouder wordt, spelen gezinsomstan
digheden een rol. De ouderen hebben van
het zien van films nog geen gewoonte ge
maakt. Zo speelt ook het al of niet gehuwd
zijn een rol. Ongehuwden gaan meer
dan gehuwden zonder kinderen en deze
weer meer dan de gehuwden met kinde
ren. Overigens gaat men niet alleen naar
de bioscoop, maar naarmate men fre
quenter de bioscoop bezoekt woont men
ook in toenemende mate andere voorstel
lingen bij, zoals muziek, toneel en caba
ret. Er kan dus van een „uitgaand pu
bliek" worden gesproken.
INTERESSANT IS de belangstelling
van het publiek gelet op de kwaliteit van
het gebodene en hierop wordt in het rap
port van het C.B.S. vrij uitvoerig inge
gaan. Men heeft daartoe de verschillende
soorten films naar hun onderwerp in der
tien genres gegroepeerd en deze weer ge
splitst in agressieve en niet-agressieve.
Daar het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek zich er van bewust was dat het geen
oordeel over het artistieke niveau van de
films zou mogen en kunnen vellen, werd
de hulp van buitenlandse en binnenlandse
critici, publikaties en documentaties in
geroepen. Ook deze beoordeling blijft
zoals iedere critiek op kunstgebied in
bepaalde mate subjectief, maar men is
toch gekomen tot een indeling in drie groe
pen, namelijk een topklasse, een grote
middengroep waarvan de kwaliteit boven
het middelmatige ligt en een derde groep
van films van het middelmatige tot het
banale genre. Topklassefilms worden re
latief weinig bezocht: negen percent van
de ondervraagden noemt als „de mooiste"
een film uit deze groep. Ruim zeventig
percent kiest hiervoor een film uit de mid
dengroep, negentien percent geeft een fil
misch slechte rolprent op. Er is een be
hoorlijk verschil in filmwaardering per
milieu. Wanneer we ons beperken tot
films van de topklasse, dan worden door
de boeren deze films slechts in twee per
cent der gevallen als meest gewaardeerde
genoemd, voor landarbeiders is dit per
centage vier percent, voor leidinggeven
den achttien percent. Bij de filmisch
slechte produkten ligt de volgorde anders
om, namelijk achtentwintig, vijfentwintig
en acht percent. Opvallend is. dat,
naarmate het niveau van het gevolgde on
derwijs stijgt, ook het percentage films
stijgt, dat tot de topklasse kan worden ge
rekend. Goed onderwijs blijkt ook hier
weer een voorwaarde voor smaakverbete-
ring. De belangstelling per genre is te ge
varieerd om hier te kunnen worden
weergegeven, slechts één genre, dat van
klucht en grol, behaalt in alle gemeente-
groepen een meer dan gemiddeld cijfer.
De indeling naar kerkelijke gezindten
geeft in Nederland altijd een bijzonder
cachet aan de verschijnselen. De onker-
kelijken gaan het meest naar de bioscoop,
bijna elf keer per jaar, de rooms-katholie-
ken gaan negen keer. De gereformeer
den komen op de laatste plaats met een
gemiddelde van bijna drie keer.Ook bij de
beoordeling over het peil van de in eigen
omgeving vertoonde films vinden we deze
verschillen. De rooms-katholieken zijn
over het algemeen tevreden met het ge
bodene, dertig percent vindt het peil goed,
tegen veertien percent van de gerefor
meerden. Tenslotte mag niet onvermeld
blijven dat twintig percent van de bios
coopbezoekers zich de titel van de laatst
geziene film niet meer kon herinneren.
Expositie Sedje Hemon In de kunstzaal
Esher Surrey aan het Lange Voorhout te
Den Haag zal mr, H. J. Reinink, directeur-
generaal voor de kunsten en de buiten
landse culturele betrekkingen aan het
departement van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, op woensdagmiddag 6
augustus een expositie openen van schil
derijen van Sedje Hemon,