WIE IN HET DONKER KOEKELOEREN.... Bioscoop en vrije tijd radio Het festival in Salzburg is weer begonnen TELEVISIEKIJKERS WACHTEN VAAK ZES MAANDEN OP DE MAN MET HET KOFFERTJE Conclusies bij cijfers door W. Langeveld Gelijke rechten en gelijke plichten DE BEJAARDE mevrouw H. woont moederziel alleen in een houten land huisje aan de rand van een Veluwedorp. Het is een eenzame plaats, haar naaste buren wonen ruim honderd meter ver derop. Op een avond krijgt deze oude vrouw de schrik van haar leven als zij een man om haar huisje ziet sluipen. Een verdacht individu met een zwart koffer tje, dat een tijdlang heen en weer slen tert, steelse blikken over de heg werpt en tenslotte brutaalweg de voortuin bin nenstapt. Gelukkig nadert er op dat ogenblik een agent van de rijkspolitie, die de vreemdeling aanroept en hem verzoekt, zich te legitimeren. Het blijkt een doodonschuldige P.T.T.-ambtenaar te zijn, op zoek naar de oorzaak van een televisiestoring. De bewoonster van het huisje wordt door de agent gerustgesteld, maar weigert pertinent de P.T.T.-man voor zijn onderzoek in haar woning toe te laten. Meneer moet overdag maar eens terugkomen MAAR OVERDAG kan deze ambtenaar zijn werk niet doen, omdat de televisie dan niet uitzendt. En dus moet hij onverrichter- zake naar Den Haag terugkeren. Zulke tegenvallers zijn schering en inslag in ons vak, vertelt hij ons op het kantoor van de Radio-Storingsdienst, waar hij en zijn col lega's eens per week hun rapporten komen inleveren. Hij is een van de twaalf mensen van de buitendienst, die ervoor zorgen dat u en ik „ongestoord" van de programma's van radio en televisie kunnen genieten. En dat is geen eenvoudige zaak. Oordeelt u zelf. ERGENS in de Overbetuwe heeft een heel dorp last van een afschuwelijk ge kraak tijdens het luisteren naar de Neder landse omroepzenders. Een man van de Storingsdienst wordt erheen gestuurd om een onderzoek in te stellen. De aard van het gekraak vertelt hem dat het een geval van „kruismodulatie" is, een van de moei lijkste klusjes die de „ontstoringsman" kent. Het betekent, dat er ergens twee lan ge geleiders een waterleidingbuis en een antennedraad bijvoorbeeld los-vast te gen elkaar aanliggen. Telkens als de einden van die geleiders elkaar even raken, ont staat er in de radio een lawaai, dat niet om aan te horen is. Het zoeken naar zulk een storingsbron gelijkt op het speuren naar een naald in een hooiberg. Twee stukken dakgoot, die tegen elkaar waaien, kunnen de oorzaak zijn, een paar leiding buizen die elkaar raken, of zelfs een losse schroef in een muuranker. Het aantal mogelijkheden is legio. Daar in het Betuw- se dorpje was het al niet anders. Na een vergeefse speurtocht van vijf dagen werd de storingsbron tenslotte ontdekt, half en half bij toeval. Maar in andere gevallen is men toen een andere ambtenaar gestuurd, die niet per auto, maar gewoon met de bus kwam. Ook dat mocht niet baten. Men is er zelfs vermomd heengegaan, om de moed willige stoorder te kunnen betrappen, maar alle moeite bleef vruchteloos. Tot men ein delijk negen maanden later door stom geluk de ware schuldige ontdekte: een automatische schakelmotor in een trafo huisje aan de weg naar Nijmegen, die al leen maar stoorde op de ongeregelde tijd stippen, dat hij zichzelf in- en uitschakelde. Daardoor was hij al die tijd aan de ont maskering ontsnapt. DAT IS TROUWENS enigszins het geval met alle storingen van radio en televisie, waar de Storingsdienst op afgaat. Het is ermee als met kiespijn: als de patiënt bij de tandarts op de stoep staat, is de pijn verdwenen. „Maar als wij werkelijk een storing op heterdaad betrappen kunnen, dan is de kwaal meestal in een ommezien verholpen. Onze ambtenaren hebben name lijk in de loop der jaren zoveel ervaring opgedaan, dat zij meestal al na één blik op uw t.v.-beeldscherm kunnen zeggen, wat de storingsbron is. Dat kan bijvoorbeeld de elektrische naaimachine van uw beneden buurvrouw zijn of het scheerapparaat van de meneer aan de overkant. Maar ook een thermostaat in een aquarium, een ijskast, een stofzuiger of een lasapparaat kan de bron van het kwaad zijn. Strikt geno men kan vrijwel ieder elektrisch apparaat storingen bij radio en televisie veroor zaken, om van de duizenderlei machines van kantoren en fabrieken nog maar te zwijgen. Deze laatste zijn echter meestal niet in de avonduren in gebruik, zodat zij over het algemeen geen storingen veroor zaken kunnen op onze televisieschermen. NU IS HET een gelukkige omstandigheid, dat vrijwel elke storingsbron een zeer specifieke vervorming van geluid of beeld veroorzaakt. Een elektrische naaimachine bijvoorbeeld stoort met een zo duidelijk herkenbaar ritme, dat de deskundige, naar het beeldscherm kijkend, het ding als het ware „ziet" naaien. Een scheerapparaat en een stofzuiger verraden zich door de ge stage wisseling van hun toerental, al naar gelang zij werken of „leeg" draaien. Een storende gloeilamp is weer te herkennen aan de typische horizontale banden, die zij 'öp hét'beeldscherm te voorschijn roept. Deze laatste storingsbron is overigens vaak heel moeilijk op te spooren, omdat het al leen ouderwetse gloeilampen zijn die de t.v.-ontvangst storen. Maar zulke stokoude „peertjes" rekken hun leven alleen nog maar op portaaltjes, in w.c.'s en dergelijke plaatsen, waar zij slechts nu en dan ge durende een korte tijd plegen te branden. Trekt de P.T.T.-ambtenaar er nu met zijn peilontvanger op uit om zo'n boosdoener op te sporen, dan is de gloeilamp in kwes tie natuurlijk net uitgedraaid, en de kans om hem te localiseren verkeken. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor thermostaten en dergelijke apparaten, die eveneens slechts met kortere of langere tussenpozen als storingsbronnen optreden. Vaak moet de man van de P.T.T. dan meerdere keren terugkomen voor hij succes kan boeken. Maar als hij ergens een storing te behandelen krijgt, die langere tijd aan houdt, dan is het varkentje meestal in een wip gewassen. Met behulp van een draag bare ontvanger, die precies op de golf lengte van de zender is afgestemd, gaat hij de omgeving van het gestoorde ontvang toestel afzoeken. Uit de aard en het ritme van de storing heeft hij zich reeds een beeld van de vermoedelijke „dader" ge vormd, laat ons zeggen: een elektrische boortol. Nu is het alleen nog maar een kwestie van een wandeling door de om liggende straten en van goed luisteren om de schuldige te vinden. Want waar het geluid van de storing op zijn peilontvanger het sterkst is, daar in de buurt moet zich ook de gezochte boortol bevinden. Dan belt de ambtenaar aan het „verdachte" adres, maakt zich bekend en vraagt vriendelijk of hij even de hoofdschakelaar van het lichtnet mag omdraaien, hetgeen altijd prompt wordt toegestaan. Deze simpele proef toont duidelijk aan, of de storings bron zich inderdaad in het pand in kwestie bevindt en in negenennegentig van de honderd gevallen blijkt het raak te zijn. Met deze draagbare ontvanger speurt de ambtenaar-buitendienst oorzaak en plaats van televisiestoringen op. Dicht langs de huizen, de koptelefoon op, zoekt de ontstoringsambtenaar naar elek trische apparaten die de ontvangst van de radioprogramma's hinderen. II zijn voor een bezoek van de ontstorings ambtenaar. Dat is betreurenswaardig, maar onder de gegeven omstandigheden onver mijdelijk. Uitbreiding van het personeel zou de enige remedie zijn, maar helaas valt het niet mee, voor dit werk geschikte men sen aaii te trekken. Degenen, die over de nodige technische bekwaamheden en over de vereiste dosis tact en mensenkennis be schikken (zij moeten immers met allerlei „slag" publiek kunnen omgaan) kiezen over het algemeen liever een beter-betaal- de werkkring in het particuliere bedrijfs leven. Roeiend met de riemen die hij heeft, doet dfe dienst echter wat hij kan om iedere gemelde storing zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Klachten over storingen in de ontvangst van buitenlandse zenders worden echter niet in behandeling ge nomen, evenmin als die van mensen, die geen behoorlijke buitenantenne hebben. Een goede antenne kan namelijk vele storingen volkomen „wegdrukken" en dit geldt in het bijzonder voor de televisie ontvangst. Deskundigen zijn ervan over tuigd dat de meeste t.v.-storingen te her leiden zijn tot een gebrekkige antenne of tot een slechte onderlinge aanpassing van de spanningen in antenne, voedingskabel en ontvangtoestel en dat is een fout, die door de normale installateur verholpen moet worden. KLACHTEN over radiostoringen worden overigens alleen behandeld als tenminste drie gezinnen een verzoek daartoe indie nen dit om te voorkomen, dat de dienst nog eens extra overbelast wordt met aller lei overdreven of geheel ongegronde klachten. Voor bezitters van t.v.-toestellen geldt deze eis niet: zij kunnen individueel een onderzoek aanvragen, mits zij ervan overtuigd zijn dat hun toestel in orde is. De Radio-storingsdienst, dertig jaar ge leden gestart met één ambtenaar-buiten dienst, heeft nog altijd geen volledige wet telijke bevoegdheden. Hij kan praktisch alleen adviserend en bemiddelend op treden. Toch zijn er zelden moeilijkheden, want echte opzettelijke „stoorders" zijn er vrijwel niet in ons land, terwijl de onop zettelijke meestal prompt de adviezen van de ontstoringsambtenaar opvolgen. Toch zal de dienst op den duur over bepaalde machtsmiddelen moeten gaan beschikken om noodzakelijke ontstoringen zo nodig te kunnen afdwingen. Zo overweegt de ministerraad thans bijvoorbeeld een maat regel waarbij berijders van auto's, motor fietsen en scooters verplicht zullen wor den, hun voertuigen storingsvrij te laten maken. H. Croesen DE NEDERLANDERS houden miqder van de film dan andere volken. De Engels man gaat bij voorbeeld gemiddeld vijfen twintig keer per jaar naar de bioscoop, de Amerikaan zestien keer, evenals de Span jaard, de Westduitser ongeveer twaalf keer, de Nederlander zes keer. En dit ni veau mag men beslist vrij laag noemen. Toch trekt de bioscoop de meeste bezoe kers van alle vermaaksinstellingen, want in 1955 gingen er ruim vijfenzestig mil joen mensen naar de bioscoop, tegen bij voorbeeld vijftien miljoen toeschouwers van sportieve evenementen en vier a vijf miljoen bezoekers van toneel en concerten. Al deze gegevens en nog vele andere wox-den ons verstrekt door het onvolpre zen C.B.S. in een gedetailleerde statistiek betreffende het bioscoopbezoek in de win ter van 1955/1956, welke is samengesteld als onderdeel van een groot onderzoek naar de vrijetijdsbesteding in Nederland HET BIOSCOOPWEZEN heeft in korte tijd een grote vlucht genomen en voor de ze ontwikkeling zijn vele oorzaken aan te wijzen, zoals de gestegen welvaart, de ver korte arbeidstijd, de gewijzigde gezinssi tuatie, de gestegen ontspanningsbehoefte en dergelijke. De film biedt velen een ont snappingsmogelijkheid uit de dagelijkse sleur en bevredigt een aantal psychische behoeften van de toeschouwers, tegelij kertijd nieuwe scheppende of reeds aan wezige versterkende (bij voorbeeld de neiging om bepaalde mo rele barrières te doorbre ken). Tevens reflecteert de film op bijzondere wijze de situatie waarin het m<^i(vidu ,pf. q^n tjepaalde grpep zich .be vindt, de toeschouwer kan zich dan met de spelers, op het doek identificeren,, een vereenzelviging die bij de jeugd ver kan gaan en leidt tot imiteren van de gelief de sterren in kleding en houding. Ook om andere redenen als de bovenge noemde is het bioscoopbezoek sterk geste gen. Dit soort theater, waarvan de eerste omstreeks 1920 in Nederland werden op getrokken, ontwikkelde zich uit de ker mistent, waar in de begintijd van de rol prent alleen films te zien waren. Mede hierdoor kreeg het filmmedium een klas sekarakter, dat schouwburg en vooral con certzaal al in belangrijke mate bezaten. Maar interessant zijn nu juist de verschil len! Naar toneel en concert trokken voor al de „betere" klassen, de zogenaamde hogere standen. De bioscoop werd vooral gefrequenteerd door de lagere klassen. Men zou nu misschien mogen conclude ren, dat schouwburg en concertzaal hun klassekarakter voor een belangrijk deel bewaard hebben, terwijl de bioscoop zich gedemocratiseerd heeft, want alle bevol kingsgroepen, naar hun milieu beoordeeld komen binnen zijn vier muren. Wat nu op valt is, dat de groep van leidinggevenden en welgestelden het meest frequent naar de bioscoop gaat, 9.3 keer per jaar, waar op de arbeiders met 8.5 keer volgen. Per sonen uit de boerenstand en uit landarbei- de Storingsdienst niet zo gelukkig. Men kan dan ten hoogste de vermoedelijke plaats van de storing aanwijzen, maar het euvel niet verhelpen, omdat de „schuldigen" onze twee leidingbuizen bijvoorbeeld in de muren van een huis zijn ingebouwd. EEN ANDER GEVAL is onlangs in Mook gebeurd. Ook daar waren er vele klachten over slechte ontvangst, over ruisen en brommen en piepen, 's Avonds kon men geen ogenblik rustig van de radio genieten. De Storingsdienst stuurde er een manne tje heen. Die rapporteerde de volgende morgen: geen storing gehoord. Dan nóg maar eens naar Mook, zei de chef. Maar ook de tweede keer was de ontvangst voor beeldig en storingsvrij. De derde en de vierde kteer van hetzelfde laken een pakje: als de ambtenaar er was, bleef de storing uit. De man was zo langzamerhand kind aan huis bij alle Mookenaren en werd er volgestopt met koffie en koek, maar als hij er was gebeurde er nooit iets. Nauwelijks had hij echter zijn hielen gelicht of het heidense kabaal in de radio begon van voren af aan. Gelovend aan opzet, heeft DE eigenaar of de huurder van het huis krijgt dan van de amb tenaar het advies zijn apparatuur te laten ontstoren, hetgeen meestal een kwestie van enkele guldens is. Een paar conden satoren of smoor spoeltjes kunnen alle leed verhelpen. Maar zelfs als het een duurdere ingreep moet worden, zijn de meeste mensen niet ongenegen de nodige voorzieningen te laten treffen. De enkeling, die dit weigert, kan desnoods via het plaatselijke energiebedrijf tot rede gebracht worden onder bedreiging met stopzetting der stroomleverantie. ZO WAAKT de Radio-Storingsdienst over de belangen der luisteraars en kijkers: een gratis P.T.T.-service, waarvan iedereen gebruik kan maken. Houdt er echter wel rekening mee, dat ge niet meteen geholpen kunt worden, want het regent klachten over storingen bij deze dienst. Per maand komen er zo'n tweehonderdvijftig klachten over storingen bij de omroep en meer dan driehonderd omtrent televisie binnen, een aantal dat onmogelijk afgewerkt kan wor den door het dozijn mannen van de buiten dienst. Radioklachten kunnen nochtans zonder al te grote vertragingen onderzocht worden, maar de t.v.-kijkers moeten reke ning houden met wachttijden van zes maanden of langer, voor zij aan de beurt DAAR SALZBURG evenals Bayreuth voor een groot gedeelte aan een vast staand repertoire en wel voornamelijk aan het mysteriespel „Jederman" (een bewerking van „Elckerlyc" door Hugo von Hofmannsthal), het oeuvre van Mozart en de opera's van Richard Strauss is gebonden, kunnen alleen regie en inter pretatie iets nieuws brengen. Bovendien staat de regie ieder jaar voor dezelfde moeilijkheid met de „Felsenreitschule" in de openlucht, waar de grotere opera's worden opgevoerd. De geniale Max Reinhardt deed weliswaar een interessante greep, toen hij meer dan veertig jaar geleden deze vroegere manege in de rotsen voor toneel en opera ontdekte, doch al kunnen de galerijen in de rotsen bij passende gelegenheid in het spel en vooral in de belichting worden betrokken, de stenen achtergrond blijft star en onbewegelijk en is vooral te breed voor de meeste opvoeringen. Daarom zoekt elke regisseur hier naar een andere oplossing. NADAT OSCAR FRITZ SCHUH hier jarenlang als regisseur had geëxperimen teerd, viel nu de keuze van het curatorium op de bekende Duitse regisseur Gustav Gründgens, een toneelspeler van het zuiverste water, voor wie de tekst en de voordracht op de voorgrond staan en niet de enscènering of het kijkspel. Het festival 1958 werd geopend met de opera „Don Carlos" van Verdi, een fulmi nant en in sommige gedeelten toch ook een verstild werk. In zijn geheel is het zo volslagen Italiaans, dat dirigent Herbert von Karajan ook hier evenals in Wenen een beroep op zangers en zangeressen van de Scala te Milaan heeft gedaan. Onder zijn leiding ontbloeide hier een werk dat het elegante publiek grotendeels buitenlanders verraste door zijn intensiteit, de schoonheid van klank en de rijkdom aan nuanceringen. In Wenen is men niet spaarzaam met critiek op Von Karajan als directeur van de opera aldaar. Men klaagt erover dat hij te lang afwezig is, zodat de zogenaamde routine-opvoeringen aan kwali teit inboeten en men neemt het hem kwalijk, dat hij Oostenrijkse zangers ver waarloost en te veel Italianen engageert. Het formaat van deze Salzburgse „Don Carlos" wordt door de Italianen Giu- lietta Simionato en Cesare Siepi en door de Oostenrijkse Sena Jurinac bepaald. Men ziet dat Von Karajan toch niet zo eenzijdig is als men het graag voorstelt en in dit geval zorgde hij voor de nodige nuancering, want het bijna staalharde stemgeluid van de Italianen werd milder door het warme timbre van de Oosten rijkse, die bovendien door haar edele verschijning de diepste indruk maakte. De Don Carlos van de nog jong en onervaren Eugenio Fernandi verried in alle onderdelen Gründgens' sterke hand. Over het algemeen bemerkt men dat deze grote regisseur geen onnodige concessies wil doen aan datgene wat men „show" noemt. Grote delen van het toneel blijven in het donker, de galerijen worden niet ingeschakeld, ook niet voor massascènes, alle toneelrequisieten blijven op zolder. Met deze vereenvoudigde, op het wezei^ijke afgestemde opera werd het festival geopend, dat nog menige verrassing in petto heeft: het Amsterdamse Concert gebouw-Orkest, dat wat nog nooit in Salzburg Is gebeurd vijf keer zal op treden en vervolgens de Europese première van de opera „Vanessa" van de Amerikaan Samuel Barber. Prof. dr. N. Greitemann derskringen gaan het minst, namelijk respectievelijk 2.7 en 3.9 keer per jaar. Uiteraard is hier mede de geringere aan wezigheid van bioscopen van invloed, evenals de grotere afstanden tot het thea ter en de soms moeilijke verbindingen, die men op het platteland kan aantreffen, an derzijds echter zouden oorzaken voor de ze geringere bezoekfrequentie kunnen lig gen in de grotere beslotenheid van het landelijk milieu, de geringere neiging tot uitgaan en het feit dat de vrijetijdsbeste ding zich meer dan in de stad in de hui selijke kring voltrekt. Veel wordt er geklaagd over de geringe belangstelling van het grote publiek voor toneel, concert en museum en men zal een deel hiervan moeten toeschrijven aan de gemeenzamer sfeer, die in de bioscoop wordt aangetroffen. Men „pikt een bios- coopje" in de kleding die men toevallig aanheeft, de dames maken zich er niet extra voor op, de heren geven zich niet een extra scheerbeurt. In de schouwburg en de concertzaal komt men in een geheel ander klimaat, men ziet de heren toch nog overwegend in stemmige donkere pakken, de dames op haar best gekleed, hoewel zich ook hier een verandering voltrekt. Juist deze alledaagsheid in de bioscoop atmosfeer maakt het bezoeken aantrekke lijk voor velen en het zou aanbeveling verdienen om bij voorbeeld in museums iets van de plechtstatige fluistertoon te laten verdwijnen, als men het bezoek wil bevorderen. Overigens is er een vrij grote categorie Nederlanders, waarvoor het bioscoopbezoek al tijd nog iets bijzonders heeft en verbonden is met het opgewon den gevoel van een avondje uit te zijn. Qpder dqzp,,gfoeij vallen velen, die hun vaste filmavond hebben, eventueel mét een kopje koffie of een borreltje na. Zij bezoeken dikwijls alleen de buurtbioscoop ongeacht de film die er wordt vertoond. WIE GAAN ER nu van alle Nederlan ders het meest naar een film kijken? Wij zagen reeds dat de welgestelden en lei dinggevenden over het geheel genomen het hoogste gemiddelde halen. Kijken we echter naar de leeftijdsgroepen, dan tref fen we een duidelijke overeenkomst aan met een fenomeen dat ook in het buiten land de aandacht heeft getrokken. Het blijkt namelijk dat de jonge manlijke ar beiders veelvuldig naar de bioscoop gaan: tussen twaalf en zeventien jaar gemiddeld zeventien keer per jaar, tussen achttien en achtentwintig negentien keer. Treffen der wordt het beeld als we ook het woon- milieu erin betrekken, dan blijkt dat de manlijke grotestadsarbeider van om streeks twintig jaar vijfendertig keer per jaar naar een filmtheater gaat, dat is één keer per tien dagen. Een voorkeur voor speciale genres treft men echter niet aan. De arbeidersgroep in zijn geheel zo wel als de jeugdige arbeiders komen in dit opzicht overeen met de middenstand. Ty perend is dus alleen de frequentie van het BERLIJN (UPI) De Westduitse vrou wen hebben gelijke rechten gekregen, maar ook gelijke plichten. De nieuwe wetgeving, die haar vrijwel tot gelijke van de man maakt, kent echter voetangels. Er zijn reeds echtgenoten die hun vrouwen met de wet in de hand aan het werk hebben gezet. Zes jaar lang heeft men beraadslaagd voordat op 1 juli jongstleden, de nieuwe wet van kracht werd. Een man mag zijn vrouw nu niet meer verbieden zelf buitens huis te gaan werken. En zelfs kan de vrouw verplicht worden om ook te gaan verdienen, in gevallen waar het totale ge zinsinkomen onvoldoende is geworden. In de Westberlijnse „Telegraf" klaagt een man dat zijn vijfenvijftig-jarige vrouw, met wie hij zevenendertig jaren getrouwd is geweest, er niets voor voelt om te gaan werken ze heeft het nog nooit hoeven te doen „en ik ben bang dat er niets veran deren zal. We hebben er nog aldoor ruzie over en in andere gezinnen is de situatie dezelfde". Aldus deze verbolgen echtge noot. Twee schoondochters hebben een eenenzestigjarige vrouw verteld, dat zij inplaats van twee dagen per week volle weken moet gaan werken om het gezins inkomen te verhogen. Zo hoopt de conflict stof zich op, al zijn er vrouwen voor wie de nieuwe wet weinig verschil maakt. Theodora Herfurtner uit Düsseldorf ant woordde op de vraag wat er in haar gezin nu verandert bedachtzaam: „Dat zal ik eerst aan mijn man moeten vragen". bezoek. De „ongrijpbare massajeugd" is dus inderdaad wel ergens te vinden, name lijk in de bioscoop. Uit de statistiek ziet men dat vooral de jongeren naar de bioscoop gaan. Zevenen dertig van de zestig miljoen bioscoopbe zoekers komen uit de groep van twaalf tot achtentwintig jaar. Dit kan uit drie oorza ken verklaard worden: de jongeren zijn meer in de gelegenheid om de bioscoop te frequenteren, de programma's trekken vooral de jeugdigen, bioscoopbezoek is nog een jonge gewoonte, de oudere genera tie is het naar de bioscoop gaan nog niet zo gewend. Over enige tientallen jaren zou daar dus verandering in moeten komen. Uit de cijfers blijkt nu dat de laatste twee oorzaken inderdaad gelden. Naarmate men ouder wordt, spelen gezinsomstan digheden een rol. De ouderen hebben van het zien van films nog geen gewoonte ge maakt. Zo speelt ook het al of niet gehuwd zijn een rol. Ongehuwden gaan meer dan gehuwden zonder kinderen en deze weer meer dan de gehuwden met kinde ren. Overigens gaat men niet alleen naar de bioscoop, maar naarmate men fre quenter de bioscoop bezoekt woont men ook in toenemende mate andere voorstel lingen bij, zoals muziek, toneel en caba ret. Er kan dus van een „uitgaand pu bliek" worden gesproken. INTERESSANT IS de belangstelling van het publiek gelet op de kwaliteit van het gebodene en hierop wordt in het rap port van het C.B.S. vrij uitvoerig inge gaan. Men heeft daartoe de verschillende soorten films naar hun onderwerp in der tien genres gegroepeerd en deze weer ge splitst in agressieve en niet-agressieve. Daar het Centraal Bureau voor de Sta tistiek zich er van bewust was dat het geen oordeel over het artistieke niveau van de films zou mogen en kunnen vellen, werd de hulp van buitenlandse en binnenlandse critici, publikaties en documentaties in geroepen. Ook deze beoordeling blijft zoals iedere critiek op kunstgebied in bepaalde mate subjectief, maar men is toch gekomen tot een indeling in drie groe pen, namelijk een topklasse, een grote middengroep waarvan de kwaliteit boven het middelmatige ligt en een derde groep van films van het middelmatige tot het banale genre. Topklassefilms worden re latief weinig bezocht: negen percent van de ondervraagden noemt als „de mooiste" een film uit deze groep. Ruim zeventig percent kiest hiervoor een film uit de mid dengroep, negentien percent geeft een fil misch slechte rolprent op. Er is een be hoorlijk verschil in filmwaardering per milieu. Wanneer we ons beperken tot films van de topklasse, dan worden door de boeren deze films slechts in twee per cent der gevallen als meest gewaardeerde genoemd, voor landarbeiders is dit per centage vier percent, voor leidinggeven den achttien percent. Bij de filmisch slechte produkten ligt de volgorde anders om, namelijk achtentwintig, vijfentwintig en acht percent. Opvallend is. dat, naarmate het niveau van het gevolgde on derwijs stijgt, ook het percentage films stijgt, dat tot de topklasse kan worden ge rekend. Goed onderwijs blijkt ook hier weer een voorwaarde voor smaakverbete- ring. De belangstelling per genre is te ge varieerd om hier te kunnen worden weergegeven, slechts één genre, dat van klucht en grol, behaalt in alle gemeente- groepen een meer dan gemiddeld cijfer. De indeling naar kerkelijke gezindten geeft in Nederland altijd een bijzonder cachet aan de verschijnselen. De onker- kelijken gaan het meest naar de bioscoop, bijna elf keer per jaar, de rooms-katholie- ken gaan negen keer. De gereformeer den komen op de laatste plaats met een gemiddelde van bijna drie keer.Ook bij de beoordeling over het peil van de in eigen omgeving vertoonde films vinden we deze verschillen. De rooms-katholieken zijn over het algemeen tevreden met het ge bodene, dertig percent vindt het peil goed, tegen veertien percent van de gerefor meerden. Tenslotte mag niet onvermeld blijven dat twintig percent van de bios coopbezoekers zich de titel van de laatst geziene film niet meer kon herinneren. Expositie Sedje Hemon In de kunstzaal Esher Surrey aan het Lange Voorhout te Den Haag zal mr, H. J. Reinink, directeur- generaal voor de kunsten en de buiten landse culturele betrekkingen aan het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, op woensdagmiddag 6 augustus een expositie openen van schil derijen van Sedje Hemon,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 5