MENINGSVERSCHILLEN
TUSSEN DE EUROPEAAN
EN DE ENGELSMAN
CeiCgke auidecsin Peking uxitten geen
MIJNi
MEVROUW;
i
PIER, de waarzegger
Erbij
Haagse Comedie opent
seizoen met
„The entertainer"
Natuurgidsen
Vijfenzeventig jaar
Oriënt-Expres
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1958
PAGINA VIER
1 H. HUIZINGA, voorheen Londens, tegenwoordig meestal
reizend correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant,
richt zich in „Confessions of a European in Engeland" - ver
schenen bij Heinemann - niet voor het eerst tot de Engelsen
in hun eigen taal. Hij heeft in de loop van zijn lange ver
blijf in Londen al vaak Engelse artikelen gepubliceerd en
bedient zich nu met gemak van een weelde aan idioma
tische zinswendingen. Hij gebruikt ze misschien iets te vrij
moedig, met het gevolg dat men soms verwacht beter ge
amuseerd te zullen worden dan tenslotte gebeurt, maar het
is waar dat een Nederlandse lezer allerlei sporen van een
Nederlandse afkomst en opvoeding meent te onderschei
den die een ander niet opvallen, en daardoor geneigd is
verkeerde verwachtingen te gaan koesteren. Het boek is
immers geschreven voor anderen. De Nederlandse lezer
voelt zich erbij als een nieuwsgierige, die ieder ogenblik
weggestuurd kan worden temeer doordat Huizinga zich aan
dient als een Europeaan in het algemeen, niet als een Ne
derlander in het bijzonder. De titel is op dat punt nogal
geraffineerd. Europeaan heeft hier de waarde van „voor
stander van de Europese samenleving" - wat als een ver
rassing en soms zelfs een onaangename verrassing zal ko
men voor de Engelse lezer, wie Europa vanouds niet anders
betekent dan „het continent" tegenover „de Britse eilanden".
I
.ui/Au
De Haagse Comedie zal het nieuwe sei
zoen beginnen met het Engelse toneel
spel „The entertainer" van John Osbor
ne. De première zal omstreeks eind
augustus in de Koninklijke Schouwburg
plaats hebben.
Paul Steenbergen speelt de hoofdrol en
heeft ook de regie van dit spel, dat een
sterk solokarakter heeft. Alles draait om
een arme artiest, die met een revue het
platteland afreist. Beurtelings krijgt men
hem in zijn huiselijk milieu en op de plan
ken te zien. Ruim een jaar geleden speel
de Sir Laurence Olivier deze rol op het
Londense toneel.
John Osborne is een van de Engelse
Angry young men". Naast „The enter
tainer" schreef Osborne „Omzien in wrok"
dat hier door toneelgroep Theater ten to
nele werd gebracht.
y i\ I h 1
(il ((A/lYvnMii"- Cte-
„CONFESSIONS" is niet zo makkelijk te
definiëren. Bekentenissen, intieme mede
delingen die men in het algemeen voor zich
zou houden, zijn het niet precies, eerder
belijdenissen, in de gematigde zin waarin
een socialist zou kunnen zeggen „ik beken
dat ik geen conservatief ben". Huizinga
vertelt in de eerste helft van zijn boek
over zijn aanvankelijke opvatting van
Engeland als een land van duffe barbaren
en over de ervaringen en de lectuur die
hem van mening deden veranderen en
voorlopig een adoptief-Engelsman van hem
maaken. Hij vermomt die als een soort
bekentenissen, met „ik had het gevoel" en
„ik dacht bij mijzelf". Maar dat is een
formaliteit voor de gezelligheid: eigenlijk
doet hij een poging tot objectieve waar
dering en de allure van bekentenis dient
alleen om de onvermijdelijke onnauwkeu
righeid daarvan op een elegante manier te
verontschuldigen. Als men er bepaald meer
in wil zien, gaat men er een zekere nostal
gie in vermoeden naar het leven dat tot
bekentenissen voert. Wie van Nederlander
Engelsman wordt en van Engelsman weer
Europeaan, heeft waarschijnlijk het mate
riaal, dat bij een ander had kunnen blijven
liggen voor bekentenissen, altijd dadelijk
gebruikt voor argumenten. Dat is dan op
een bepaalde manier gezien een beetje jam
mer, hoewel op een andere juist mooi
Dit vermoeden helpt de lezer zich in de
eerste helft van het boek te verzoenen met
de nadrukkelijke zwier van de betoogtrant,
die soms afleidt van de inhoud. In de
tweede helft komt die beter te pas, wan
neer Huizinga vertelt wat hem ertoe
gebracht heeft verder van zijn voorlopige
Engelsmanschap af te zien. „Zo merkte ik
op een dag dat ik over de Britten sprak als
„wij" en „ons" en over Engeland ik
maakte toen een reis in Afrika als
„thuis". Ik doe dat niet meer. Ik ben naar
het „jullie" en „de Britten" teruggekeerd.
Ik ben mij bewust geworden dat mijn ver
eenzelviging met de Britse stam onwerke
lijk was" (dit is natuurlijk maar een vrije
vertaling). Van hier af gaat het spaans toe.
Het is niet meer een kwestie van grappige
misvattingen van een jeugdige Nederlan
der en van blijde verrassingen van een
correspondent, die zich aan zijn standplaats
begon te hechten, maar van een menings
verschil tussen een „Europeaan" en Enge
land over de toekomst van dit werelddeel,
waarbij ons leven op het spel staat. Als
men het met de auteur eens is, vergemak
kelijkt dat de appreciatie. Als men zijn
opvattingen verwerpt, zal men zich moeten
inspannen om niet door hem overtuigd te
worden dat tenminste de Engelse argumen
ten tegen de Europese eenwording ongel
dig zijn en zelfs bepaald slap en akelig. En
dan Suez! Een hele theorie van Huizinga
over de verdiensten van „government by
gentlemen" werd daardoor defintief onmo
gelijk gemaakt. Van alle gentlemen hoorde
hij de meest verwerpelijke staaltjes van
Nieuwspraak en Dubbeldunk (newspeak en
doublethink, de termen van George Orwell
in zijn roman 1984). Niet dat hij van politici
verwachtte dat zij altijd het publiek haar
fijn zouden inlichten over de stand van
zaken, maar toch tenminste dat zij het niet
stelselmatig zouden bedriegen en daarbij
nog proberen om zichzelf van de waarheid
van hun fantasieën te overtuigen. Het was
misschien te voorzien geweest, voor wie
goed doordrongen was van het idee van
Sir Harold Nicolson, dat de Britse vorm
van hypocrisie minder te verklaren is uit
een wens om anderen te bedriegen dan uit
de behoefte om zichzelf gerust *e stellen
maar het was in zijn grove nieuwe mani
festaties eigenlijk niet vergeeflijk meer.
Vandaar de breuk van J. H. Huizinga
met Engeland, die later weer een beetje
werd goedgemaakt, maar niet tot de weder
invoering van „wij" en „thuis" is ge
komen. Hij denkt dat in Londen lang
zamerhand misschien toch ingezien wordt
dat de Britse toekomst in Europa gezocht
moet worden en niet meer in het keizer
rijk. Puffend en blazend, en telkens ver
drietig terugblikkend, is Engeland op weg
naar een begrip van de tegenwoordige
wereld. „Hoezeer is de Britse medewerking
nodig bij het bouwen van het nieuwe
Europa, hoe vaak hebben wij gebeden dat
Engeland de leiding op zich wou nemen
die het zonder meer aangeboden zou wor
den en die dat misschien nog steeds zal
worden". O? Soms uit beleefdheid of uit
tactische overwegingen, is Huizinga zelden
zo goed wanneer hij behandelt wat er
werkelijk is als wanneer hij spreekt over
de ficties die de werkelijkheid verbergen.
Gelukkig gaat zijn boek voor een belang
rijk deel over ficties en dan is het meestal
overtuigend, soms zelfs onweerstaanbaar.
S. M.
IN DE SERIE natuurgidsen van J. M.
Meulenhoff in Amsterdam zijn enkele
handige boekjes voor de natuurliefhebber
verschenen. De boekjes bevatten veel il
lustraties met een beknopte beschrijving.
Een inleiding gaat hieraan vooraf. Voor
de strandbezoeker die meer wil weten
van vondsten als schelpen en krabben,
hebben dr. W. P. Postma en H. Kleyn
„Het strand in kleuren" geschreven.
Bijna driehonderdvijftig afbeeldingen met
verklaringen vindt men in „Paddestoe
len in kleuren" van dr. W. P. Postma,
waarin zwammen, amanieten, bolieten en
nog meer paddestoelen met hun soms
schilderachtige namen in hun grote ver
scheidenheid worden getoond. G. van der
Tuin schreef „Kamer- en kasplanten in
kleuren". Met illustraties en beschrijvin
gen wordt aangegeven, hoe men bloemen
goed moet verzorgen en in de bloemen-
schat variatie kan aanbrengen.
(Van een bijzondere medewerker)
TOEN WIJ binnentraden in het Bureau
Gevonden Voorwerpen in Peking, hadden
wij eigenlijk het gevoel „verkeerd" te
zijn. Want de eerste indruk was veeleer
die van een goed gesorteerd warenhuis.
In een der vitrines tegen de muur zagen
wij honderden portefeuilles. En tegen een
andere muur bevond zieh een vitrine,
waarin zeker meer dan honderd brillen
lagen. Op houten stellages in het midden
van de grote zaal waren stapels truitjes,
pullovers, sjaals en handschoenen in aller
lei kleur van diverse makelij opgetast.
En toen wij een meter of tien verder gin
gen, kregen wij het gevoel, bij een horlo
gemaker te zijn beland. Onze Chinese gids
glimlachte en zei: „Hier houdt men de
tijd goed bij!" Toen wij ons oog richtten
op de plaats, waar het getik vandaan
kwam, zagen wij een groot aantal horlo
ges „meer dan vierhonderd" zei de
rondleider voorzien van een label met
(voor ons onleesbare) schrifttekens. Weer
wat verder stond een vitrine met ruim
zesduizend vulpenhouders van alle moge
lijke merken. En wat wij in de hal zagen,
was nog maar een heel klein deel van al
le voorwerpen, die in het gebouw waren
verzameld. De ambtenaren van het Pe-
kingse bureau verdelen de goederen en
artikelen in veertig hoofdgroepen. En het
totaal aantal „verloren voorwerpen" be
draagt meer dan dertigduizend in Peking
op een bevolking van een kleine drie mil
joen zielen.
Al die verloren en gevonden voorwerpen
zijn afkomstig uit de brede lagen van Pe-
kings bevolking. Vindt men iets, dan
brengt men het aan een politieman of
naar een filiaal van het bureau voor ge
vonden voorwerpen. Heeft zich binnen
tien dagen geen gegadigde aangemeld,
dan verhuist het „voorwerp" naar de cen
trale bewaarplaats. Chinezen zijn eerlijk.
Chauffeurs, conducteurs, schoolkinderen,
kooplui en anderen, die iets vinden, geven
er de voorkeur aan hun naam en adres
niet te vermelden bij de aangifte. De Chi
nees wil door deze zwijgzaamheid voor
komen, dat de rechtmatige eigenaar in
zijn blijdschap over zijn teruggekregen
goederen de vinder een beloning zou wil
len geven. Men is van oordeel geen recht
te hebben op betaling van eerlijkheid. Het
is een standpunt, waar wel iets voor te
zeggen valt, al wijkt het af van de in som
mige Europese landen tot wet verheven
opvatting, dat een vinder recht heeft op
een beloning ter grootte van een bepaald
percentage van de waarde van het gevon
dene. Deze regeling het dient gezegd
te worden is overigens meer bedoeld
als straf voor slordigheid dan als beloning
van eerlijkheid.
De ambtenaren van Gevonden Voor
werpen te Peking en ook dit is merk
waardig beschouwen zich als „goede
beheerders" der verloren goederen. Dit
brengt heel veel werk mee. Zo zorgen zij
er bij voorbeeld voor, dat wollen goede
ren op gezette tijden geklopt, gelucht en
in de zon gelegd worden om te voorkomen
dat motten een kans krijgen de kleren te
beschadigen. Ook behoort het tot hun da
gelijkse taak om alle gevonden horloges
op te winden, zodat de eigenaars, als zij
komen opdagen, geen verroeste of anders
zins defecte uurwerken in ontvangst be
hoeven te nemen. Er zijn zelfs gevonden
voorwerpen, die iedere dag gepoetst wor
den, instrumenten bij voorbeeld, om ze in
vorm te houden. Maar toch is al deze
zorg en moeite maar een kleinigheid ver
geleken bij de problemen, waarvoor het
personeel staat doordat heel wat eige
naars zich niet komen aanmelden om hun
„voorwerp", in ontvangst te nemen. Het
probleem van de „eerlijke vinder" is niet
zo groot, maar het probleem van de „eer
lijke eigenaar" wel. Dit laatste kost het
personeel heel wat hoofdbrekens. De amb
tenaren van Gevonden Voorwerpen heb
ben namelijk de plicht de eigenaars op te
sporen, als die niet eigener beweging het
verlorene komen afhalen. En dat speur
werk is in een miljoenenstad verre van
eenvoudig!
TER ILLUSTRATIE twee voorbeelden.
Een paar maanden geleden bracht Wang
Lin, een kleine handelaar, afkomstig van
het platteland, een bezoek aan de hoofd
stad. In de wijk Tsjien Min verloor hij
een beurs met een paar honderd gulden
inhoud. Het was zijn hele vermogen. Geen
wonder dus, dat hij hevig ontdaan was
over dit verlies. Niet minder ontdaan ech
ter was Ma Jung-hsiu, de ambtenaar van
Gevonden Voorwerpen, die verantwoor
delijk is voor de opsporing van „verlie
zers". Ma Jung-hsiu begreep direct, dat
de beurs voor de eigenaar heel belang
rijk was. Hij stelde vast, dat de som gelds
bestond uit stapeltjes klein bankpapier.
Dit deed hem begrijpen, dat een kieine
provinciaal Je vermoedelijke verliezer
was. Wat moest hij doen, als die vreem
deling zich uit onwetendheid niet bij 't bu
reau zou aanmelden of als hij Peking in
middels had verlaten? Gelukkig werd
Wang Lin door een busconducteur de juis
te weg gewezen. Maar soms zelfs zorgt
Gevonden Voorwerpen ervoor, dat verlo
ren dingen bij de eigenaars worden terug
bezorgd vóór dezen de tijd hebben gehad
te komen informeren naar hun eigendom
men. Neem het geval van Miao Yen-hsiu,
die in een chemische fabriek werkte.- Öp
eent. kwade dag verloor zij de •enveloppe
met haar loon. Op de buitenkant stonden
alleen haar naam en beroep. Onmiddel
lijk gingen de ambtenaren van Gevonden
Voorwerpen op speurtocht bij diverse fa
brieken in de buurt van de plaats, waar
het geld gevonden was. Na een paar uur
hadden zij mejuffrouw Miao gevonden en
haar het geld teruggegeven.
MET mijn nieuwe kamer was
ik maar wat in mijn nopjes. Hij
was een beetje donker, een beetje
koud en een beetje gehorig. Maar
daartegenover stonden de char
mes van het half vergane en het
weinig prijzige en dan nog de
heel speciale charme van me
vrouw Vroegop, die mij een lieve,
ruim denkende dame leek, die
niet te erg van wat vuile vaat,
slingerende sokken en laat be
zoek zou schrikken.
De opvattingen van mijn nieu
we hospita waren inderdaad zeer
breed. Ik zou dat al te spoedig
gewaar worden. Drie dagen voor
mijn verhuizing werd ik door
haar op mijn oude adres opge
beld. Kent u Rita van Tul vroeg
zij belangstellend. Nee, ik ken
geen Rita van Tulp, antwoord
de ik. Jammer, zei ze. Het is zo'n
begaafd mens. We hebben haar
voorlopig in huis genomen. Als
u nu eens een week later kwam,
dan konden we Rita hier een
poosje houden. Lijkt u dat niet
de beste oplossing?
Ja, maar mevrouw, zei ik ge
prikkeld, ik heb mijn kamer nu
al opgezegd. Waar moet ik al die
tijd wonen en slapen!
Mevrouw Vroegop zweeg per
plex. Hier had ze kennelijk nog
niet aan gedacht. Rita is een
vriendin van mijn dochter Bella,
zei ze toen. We kunnen haar niet
zomaar op straat zetten. Het
zo'n inbegaafd mens.
Ik ben ook begaafd, zei ik. Daar
twijfelde zij niet aan! Dat bleek
nu juist de moeilijkheid te zijn:
Weet u wat, kom dan maar met
uw boeltje. We vinden er wel iets
op.
Ik verhuisde dus. Ik laadde mijn
kisten en koffers en een paar
stuks meubilair in een gehuurde
auto met twee man personeel.
Daarna ging ik er zelf bij zitten.
Toen we bij mijn nieuwe adres
aankwamen, zat mevrouw
Vroegop op de vensterbank de
buitenkant van de ramen te lap
pen. Welkom, welkom, riep ze
zodra ze ons zag.
Gauw klauterde ze naar binnen
en deed de deur voor ons open.
Ze droeg haar peignoir. Haar
grijze haar hing in een vlecht
op haar rug. Had u erop gere
kend, dat deze heren een kopje
koffie mee zouden drinken? vroeg
ze.
Alstublieft mevrouw, zeiden de
twee man personeel. Dan ben ik
bang, dat ik u moet telrustellen,
vervolgde mevrouw Vroegop: er
is geen druppeltje meer in de
pot. Ik heb net mijn laatste rest
je voor Rita van Tulp uitgeschon
ken.
De twee man personeel keken
heel woedend en smeten de kis
ten en koffers met kracht op de
stoep, waarna ik negen gulden
dertig moest betalen. Na een half
uur ingespannen werken hadden
mevrouw en ik mijn bezittingen
in de gang opgesteld.
Kom in mijn kamer, hijgde
mevrouw Vroegop. Ze wierp zich
op haar bed en zoog een poosje
aan een blaar op haar duim, die
ze bij het koffers sjouwen had
opgelopen. U hebt misschien trek
in een kopje koffie zei ze. Dan
moet u mij teleurstellen, zei ik.
U hebt net uw laatste restje voor
Rita van Tulp uitgeschonken.
Mevrouw Vroegop glimlachte
slim. Dat zei ik immers maar
om die mannen om de tuin te lei
den! In werkelijkheid heb ik een
pot vol. Maar ik vind het niet no
dig om die ruwe mensen van
mijn koffie te laten gebruiken.
Mijn kamer kreeg ik die dag
niet te zien. Rita van Tulp ook
niet. Mevrouw Vroegop vertel
de, dat zij met haar dochter Bel
la was gaan winkelen. Rita gaat
over een poosje naar Parijs, zei
ze. Het wachten is alleen op wat
geld, dat haar verloofde zal
overmaken. Hij ontwerpt siera
den. Rita zelf ontwerpt trouwens
ook van alles. Ze is zo'n begaafd
mens. Ze maakt ook heel goede
schilderijen van stukjes krant en
eindjes touw.
Tegen elf uur trok ik mij terug
in de keuken, waar mevrouw
Vroegop een matras voor me op
de grond had gelegd. Op het aan
recht stonden mijn schrijfmachi
ne en wat boeken tussen boeken
steunen. Zo voelde ik mij niet al
te ongelukkig.
Het is behelpen, zei mevrouw,
maar het is toch nog tamelijk
comfortabel. Mijn broer Corne-
lis slaapt hier soms ook.
Lang lag ik te woelen, maar
tenslotte geraakte ik boven de
verzamelde gedichten van Rilke
in slaap. Ik werd wakker, door
dat iemand een klontje marga
rine op mijn wang liet vallen. Er
stond een meisje naast mijn bed,
dat er een beetje louche uitzag.
Ze had Juliette-Freco-haar en on
der haar ogen lagen wallen, die
De Oriënt-express, die Parijs met de
Balkan verbindt, bestaat dit jaar drie
kwart eeuw.
De technische moeilijkheden bij de tot
standkoming waren zeer groot. De lijn
moest worden aangelegd over de grond
gebieden van landen, waar de spoorwegen
in een zeer verschillend stadium van ont
wikkeling waren. Bovendien waren er
geen internationale overeenkomsten over
spoorbreedte, seinstelsel en andere voor
zieningen. De eerste passagiers hebben dan
ook het gehele traject niet per trein kun
nen afleggen. Zij moesten te Giurgio, niet
ver van Boekarest, uitstappen, met een
stoompont de Donau oversteken en aan de
andere oever instappen in een tweede
trein, die hen tot Warna bracht. Hier
moesten zij zich inschepen op een stoom
boot, die vijftien uur later te Konstanti-
nopel, het tegenwoordige Istanboel, aan
kwam. Toch was deze verbinding tussen
Parijs en Konstantinopel dertig uur snel
ler dan welke andere route ook.
Tussen de twee wereldoorlogen werden
twee aansluitende lijnen aangelegd, de
Arlberg-Oriënt-expres en de Simplon-
Oriënt-expres. In 1950 werd de verbinding
doorgetrokken tot Athene.
wel met kachelpotlood leken aan
gebracht. Toch was ze niet ouder
dan achttien.
Rita van Tulp, zei ze. Mag ik
hier even een biefstukje bakken?
Ik heb altijd zo'n wonderlijke
honger om een uur of twee.
Dat was mijn kennismaking
met Rita van Tulp en daar is het
bij gebleven. De volgende dag
ging ze opnieuw winkelen. Mis
schien heeft ze 's nachts weer
iets gebakken in mijn slaapver
trek, maar ze liet geen margari
ne op mijn gezicht vallen. Ik heb
het dus niet gemerkt.
Ook de dag daarop ging Rita
van Tulp winkelen, maar ditmaal
zonder Bella Vroegop, en zonder
van het winkelen thuis te komen.
Wel kregen we een week of drie
later een prentbriefkaart uit Is
tanboel: ze had de ansicht zelf
gemaakt, van vreemd geknipte
stukjes jute op een bierviltje ge
plakt. Rita was inbegaafd, zei
mijn mevrouw toen ze mij de
kaart toonde, om niet te zeggen
overbegaafd.
Zegt u het maar gerust, zei ik.
Het kon mij toen niet meer de
ren. Ik woonde al waar ik wonen
wou,
Guus Vleugel
PIER, de muis, zat al wel twee uur
lang doodstil na te denken in een hutje
van boomwortels, die net boven de
grond uitstaken. Twee uur denken is
lang voor een muis en zeker voor zo'n
luie muis als Pier was. Want Pier was
lui, verschrikkelijk lui. Hij deed nooit
knaagdiensten voor andere dieren, zo
als zijn familie, hij hielp zijn moeder en
zijn zusjes nooit en hij kon eigenlijk
niet eens zelf de kost verdienen. Hij
pikte en bedelde hier en daar maar
wat. Maar nu dacht Pier.
Hij dacht erover na hoe hij een be
roemde en geachte muis kon worden,
zodat hij nooit meer zou hoeven te wer
ken en iedereen hem zijn eten op een
bordje zou aandragen. En na twee uur
had hij iets gevonden. Hij lachte slim
en knikte tegen zichzelf van ja met zijn
kopje. Hij had een plan. Vlugger dan
hij ooit van zichzelf gewend was,
stoof hij uit het hutje weg in de rich
ting van de eekhoornschuur. Hij knaagde
zich voorzichtig een toegang en sloop
naar binnen in de schuur vol opgesla
gen eten. Maar hij at niet, die luie
Pier, al zou hij best wat gelust hebben
van al het lekkers dat daar lag. Nee, hij
ging verschrikkelijk hard aan het
werk. Hij groef een lange gang van de
schuur naar een leeg egelhol, dat wel
vijftig meter verder lag. Door die gang
sleepte hij al het eten, dat in de schuur
was naar het hol. Uren en nog eens
uren was hij daar mee bezig en het
was al diep in de nacht, toen hij met
doodvermoeide pootjes terug sjokte
naar het boomwortelhuisje. Maar al
was hij moe, eerst deed hij nog één
ding. Boven de deur van het hutje spij
kerde hij een bordje, waarop hij met
grote letters zette: Pier, de waarzeg
ger.
Nou, dat was me een gelach en ge
proest de volgende morgen vroeg toen
de dieren wakker werden en op pad
gingen. Een hele drom stond er voor
zijn hutje, „Pier, de waarzegger!"
schaterden ze „Hoe komt hij erbij!
Zo'n luie domme muis.Wat verbeeldt
hij zich wel?"
Pier hoorde natuurlijk niets, want hij
lag nog uit te slapen van het zware
werk dat hij de avond tevoren had ge
daan. De zon stond al een heel eind bo
ven de horizon toen een eekhoorn met
bevende poten en wit van schrik door
de bomen schoot. „De voorraad" hijg
de hij. „De voorraad voor de winter!
Alles is weg!"
Dat was me een opschudding in de
eekhoornnesten een geweldig ge
piep en geklaag ging van boom tot
boom. Eekhoorns roetsjten, alleen om
dat ze niet meer wisten wat ze doen
moesten, stam- op stam-af en al heel
gauw stonden alle dieren in een dichte
drom rond de eekhoornbomen. Zelfs
de burgemeester Uil was preSènVêh hij-
was net zo opgewonden als iedereen,
omdat het nog nooit was gebeurd dat
een hele voorraadschuur tegelijk was
leeggestolen. Natuurlijk nam wel
eens een dier een hapje van iets, dat
eigenlijk niet van hem hoorde, maar
dit! Hij riep om stilte: „Luister, dieren
als één van ons de eekhoornvoorraad
had opgegeten, dan zou hij zo'n ver
schrikkelijke dikke buik van het eten
moeten hebben, dat we hem meteen
herkenden". Dat waren wijze woorden
en ieder dier keek vlug naar ieder an
der dier of er niet eentje was met een
extra dikke buik. Maar nee, iedereen
zag er heel gewoon uit en dat bracht
dus ook geen oplossing. „We moeten
zoeken!" riepen de eekhoorns.
Dat gebeurde. In kleine ploegen trok
ken de dieren door het bos, staken in al
le holen en gaten hun neus binnen en
bekeken elk dier dat ze tegenkwamen.
Ook bij Pier kwamen ze, maar die lag
er zo magertjes en moe bij, dat ze me
teen weer doorgingen. Die waarzegger
is veel te lui om te stelen, lachten ze.
Ze zochten de hele dag, maar Pier had
het egelshol dichtgestampt met zand
en daarin weer wat grasjes en varen
tjes geduwd, zodat niemand het hol had
kunnen vinden. „Wat nu?" vroegen de
eekhoorns aan burgemeester Uil,
„Mooie boel", bromden de eekhoorns
„Daar hebben we nou een geleerde bur
gemeester voor. In andere bossen heb
ben ze tenminste knappe dieren die ge
heimen kunnen oplossen en kunnen
waarzeggen. Maar u.
„Nou", riep een brutaal eekhoorntje,
„wij hebben toch ook een waarzegger?
Pier, de muis!" Iedereen lachte, maar
een paar eekhoorns zeiden: „Eigenlijk
kun je nooit weten. Misschien deugt die
luie Pier wel ergens voor en kan hij ons
helpen. Laten we het proberen. De uil
was woedend. Daar gingen al zijn die
ren zonder hem zelfs maar een knikje
te geven voor hem langs en waarheen?
Naar een muis, naar de luiste muis van
het bos! Maar hij was zo nieuwsgierig,
dat hij toch ook meevloog naar het hut
je. Zijn snavel ging wel een vinger wijd
open, toen hij Pier zag verschijnen.
Pier kwam op het geroep van de die
ren tevoorschijn. In zijn hand droeg hij
een sterrekijker, die hij zelf gemaakt
had van een stukje vlierhout. Hij knik
te alleen toen ze hem vertelden wat ze
zochten, tuurde toen een hele poos
naar de sterren en knikte weer. „Juist
zei hij. „Ik zie het. Jullie voorraad ligt
begraven in een oud egelhol, vijftig me
ter van de schuur weg".
De hele stoet rende erheen en ja hoor
vijf minuten later telden de eek
hoorns hun beukenootjes, besjes en
zaadjes. En Pier was beroemd, ver
schrikkelijk beroemd! Hij hoefde niet
meer te werken, hij hoefde geen eten
meer te zoeken, want het hele bos
zorgde voor de beroemde waarzegger.
Behalve burgemeester Uil, die deed
daar niet aan mee. Hij geloofde niet in
de waarzeggerij van Pier en hij be
dacht een plan. Op een morgen liet hij
alle dieren bij elkaar komen en vertel
de ze met een ernstig gezicht, dat zijn
uilebril was gestolen. Iedereen moest
zoeken. Na een dag was de bril nog niet
terecht en de burgemeester van het bos
werd steeds bozer en bozer. „De waar
zegger, burgemeester! Vraagt u de
waarzegger toch!" riepen de eek
hoorns. „Dat is een heel goed idee",
knikte de uil. En weer ging het in op
tocht naat de hut van boomwortels,
waar Pier lui lag te slapen. Hij schrok
vreselijk toen hij de uil zag, want voor
een bosmuis is dat wel één van de ver
schrikkelijkste dieren. „Pier", zei de
burgemeester, „mijn bril is weg. Kijk
door je sterrekijker en vertel me waar
hij is."
„Maar burgemeesterbegon
Pier en zijn pootjes trilden alle vier.
„Geen gemaar.." zei de burgemeester
Pier beefde nog erger en twee keer
liet hij zijn sterrekijker vallen. Burge
meester Uil kwam steeds dichterbij.
Zijn grote snavel glom vlak voor de
neus van Pier, die het niet meer kon
uithouden. Languit liet hij zich voor de
klauwen van de uil vallen en riep: „Ik
kan het niet. Ik kan helemaal niet waar
zeggen!"
Toen moest Pier wel vertellen wat hij
gedaan had. Hij was nog niet uitgespro
ken of de burgemeester wees met een
uitgestrekte vlerk naar de bosrand.
„Eruit!" riep hij. „Drie maanden lang
mag je niet meer in het bos komen en
moet je maar zien dat je aan eten
komt!"
En daar ging Pier op bevende
pootjes ritselde hij weg tussen de va
rens van zijn heerlijke bos geen hap
jes meer, geen spelletjes en geen hutjes
om in te slapen. De burgemeester
keek hem door zijn uilebril na want
die bril was natuurlijk helemaal niet
weg geweest en schudde zijn wijze
hoofd. „Hoe kan iemand zo dom zijn",
zei burgemeester Uil en alle dieren
knikten. Pier, die de woorden van ae
uil nog net hoorde, knikte ook tegen
zichzelf. „Tja.hoe kan iemand zo
dom.zij.:"..En toen stond hij buiten het
bos. Heiemaal alleen.
Mies Bouhuys
Deel dit vlak, door het trekken van
twee rechte lijnen in drieën. Je moet
het zo doen, dat in elk stuk een peer,
een tros druiven en drie kersen staan.
Üp het bovenste trapje staat een N. Op
het tweede moet er een letter voor. Op
de derde weer één en zo door tot het
onderste trapje. Probeer de goede let
ters te vinden, zo, dat het Nederlandse
woorden worden.
Dit houdertje voor een notitieboekje en
een potlood kun je uit triplex zagen.
Op de plaats van de twee zwarte stip
pen schroef je twee haakjes. Onder het
woord notities bevestig je een notitie
boekje. Hang het bij de voordeur. Het
is heel gemakkelijk.