HET AFSCHEID
FERRY OFFERMAN
De appeltjes
Erbij
Laatste
model
KLEURPLAATJE
T'op-hut
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 195S
PAGINA VIER
opengezet. Er werd een meisje naar ooven
gestuurd om Anne te zeggen, dat ze weer
met de anderen mocht komen eten, als ze
zich behoorlijk gedroeg.'Het vervolg is ge
makkelijk te raden. Anne was verdwe
nen. weggelopen! Een uitgebreide zoek-
partij werd georganiseerd en Anne werd
natuurlijk niet gevonden. De meisjes
dachten er het hare van, maar zwegen. De
stakkers hadden het al zwaar genoeg. Al
leen Anne's zusje zweeg niet. Ze zei tegen
een kostganger van de Metyard's, dat ze
er van overtuigd was, dat Anne was ver
moord. Dit kostte het meisje het leven.
Nu de vrouwen met twee lijken '.aten,
waarvan er een reeds begon te riexen,
moest snel worden gehandeld. Op de avond
van het kerstfeest uitgerekend deze
schoonste avond van het jaar haalden
ze de lijken naar beneden in de keuken
en sneden zij die in stukken! Ze wilden de
sporen van hun misdrijf in het grote keu
kenvuur verbranden. „Vuur vertelt mets
na", zei de oude Metyard. Begonnen werd
met een hand van Anne. Daaraan ontbrak
een vinger, die deze bij een ongeluk had
verloren en die hand zou dus het gemak
kelijkst te identificeren zijn. Maar het
verbranden van die kleine hand veroor
zaakte reeds een dergelijke stank, dat de
vrouwen andere middelen beraamden om
de lijken kwijt te raken. Ze pakten de
stukken en brokken in pakken en gooiden
ze over de kademuur in de rivier.maar
niet ver genoeg. De stoffelijke resten
bleven onder aan de walmuur liggen en
werden daags daarna gevonden. De coro
ner een soort rechter van instructie
onderzocht ze. „Opgegraven in een kerk
hof, door een chirurg voor sectie gebruikt
er. later weggeworpen", luidde zijn con
clusie. Er werd geen moeite gedaan om te
onze modekoning
„Miss Sally, Miss Sally, zij beweegt niet meer", riep een van de leerlingen uit,
toen ze Anne Naylor roerloos in de touwen zag hangen, waarmee zij aan de muur
was vastgebonden. „O, ja? dan zal ik wel beweging in haar brengen", zei Miss
Sally. Ze trok haar schoen uit en sloeg met de hak op het hoofd van het kind.
Toen eerst bemerkte ze, dat dit zich inderdaad nooit meer zou bewegen! Anne
was aan de doorstane kwellingen overleden.
maar weer aan de muur vastgebonden.
Daags daarna was het met haar afgelopen.
Zelfs de hak van Sarah's schoen kon geen
leven meer in haar brengen.
Nu was goede raad duur. Want de heren
en dames die het armenhuis bestuurden
mochten dan wel weinig belangstelling
hebben voor het lichamelijk welzijn van
die aan hun zorgen waren toevertrouwd,
het was niet de bedoeling dat een „pach
ter" het „pachtob.ject" zou vernietigen.
De touwen werden doorgesneden. Het
slappe lichaam van Anne lag in de schoot
\an de nu moederlijk doende Mrs Metyard.
Een der kinderen moest wat drank hal<»n.
Dan knapt Anne wel weer op. zei ze. En
daarna: allemaal beneden aan het werk!
Het Hik van het meisje werd door de
beide harpijen weer naar het zolderkamer
tje gebracht. „Ze is weer helemaal beter",
zei de jonge Sarah beneden tegen de
andere meisjes. „Maar ze wilde weer weg
lopen en daarom moesten we haar weer
opsluiten. Maar ik ga haar nu eten bren
gen", voegde ze er aan toe en ze ging met
een blad eten naar boven.
Op de vierde dag na de moord begonnen
de dames Metyard te beseffen, dat ze iets
moesten doen wilde het misdrijf niet uit
komen.
Anne moest maar weer ontsnapt zijn,
besloten ze. Ze haalden het lijk van liet
zolderkamertje weg en borgen het in een
koffer op de vliering. Toen werden de
deur van het kamertje en de voordeur
Wij kunnen dit alles nauwelijks meer
geloven, maar het is de naakte waarheid.
Het is voor ons ook ondoenlijk ons te ver
plaatsen in de mentaliteit van de „opvoe
ders" dier dagen. Ervaren psychologen
kunnen wellicht, lettende op de toenmalige
sociale verhoudingen, sectie verrichten op
deze afschuwelijke uitwassen. Wij kunnen
alleen maar voor de zoveelste maal vast
stellen, dat de goede oude tijd helemaal zo
gced niet was en dat de veelgesmade mo
derne wereld het „Here, here!", dan wat
minder op de lippen mag hebben, doch
meer in het hart heeft.
Anne Naylor en haar wat oudere zusje
waren geplaatst bij Sarah Metyard, die een
modeatelier had in Bruton Street te Lon
den. Mrs Metyard werd daarbij geas
sisteerd door haar dochter, die ook Sarah
heette, en vijf leerlingen, allen afkomstig
uit armenhuizen.
Anne was een ziekelijk kind en kon het
moordende haastwerk niet volhouden. Ze
leverde minder af dan de andere en werd
daarvoor herhaaldelijk gestraft. Het kind
liep tenslotte weg. Maar waar moest ze
heen? Ze had geen familie, die zich om
haar bekommerde en zij werd daarom al
spoedig gevonden. Op straat slenterend en
halfdood van honger. Ze werd terugge
bracht en kreeg straf. Miss Metyard sloot
haar op in een zolderkamertje en ze kreeg
als voedsel maar een paar sneden brood
en een kruik water per dag. Het radeloze
kind deed nog een poging om te ontsnap
pen. Alweer vergeefs. De Metyards had
den op een dag vergeten het kamertje,
waarin het kind werd gevangen gehouden,
goed af te sluiten. Anne zag kans onge
merkt uit huis te komen. Daarbuiten stoid
een melkboer, een botte kerel, die ondanks
de smeekbeden van het verhongerde kind
om haar in bescherming te nemen geen
hand er voor uitstak. Inmiddels was Anne's
vlucht ontdekt. De jonge Sarah rende naar
buiten en zag het „pleegkind" van naar
moeder de straat oprennen. Maar Sarah
kon harder lopen dan het uitgemergelde
weesje. Ze greep haar in de nek en sleur
de haar het huis in en naar het zolder
kamertje. Daar wierp de oude Metyard
haar op de strozak, die voor bed diende en
hield haar vast, terwijl de jonge Sarah
het kind met een bezemsteel sloeg tot zij
niet meer kon. Dat wil zeggen, tot Sarah
junior niet meer kon! Toen werd Anne
naar een kamer gebracht aan de achter
zijde van het huis, haar handen werden
achter op de rug gebonden en met een
koord om haar middel werd zij zodanig
aan de muur gekluisterd dat ze nóch zitten
nóch liggen kon. In deze houding liet men
haar drie dagen zonder eten en drinken!
Maakten de Metyard's hier een geneim
van Integendeel. Zij behoefden blijkbaar
niet te vrezen, dat een dergelijke behan
deling van hun pupil afkeuring zou weg
dragen van de regenten van het armen
huis. De andere „meisjes" werden zelfs
gedwongen de bestraffing van Anne aan
te zien. Ze wisten dan waar ze aan toe
waren, als ook zij het in hun hoofd haal
den een poging tot vluchten te onder
nemen.
Op de avond van de derde dag maakte
men het meisje los. Ze kon naar bed gaan.
Maar ze was te zwak om zich naar haar
kamertje te bewegen. Ze werd daarom
onderzoeken uit welk kerkhof deze lijkon
dan zouden zijn geroofd, laat staan aat
men aan moord dacht, terwijl de vrouwen
inmiddels toch aangifte hadden gedaan bij
het armenhuis, dat de meisjes Naylor ont
snapt waren en spoorloos.
De zaak-Naylor ging de doofpot en zou
altijd een geheim zijn gebleven, als de
Metyards deze zelf niet enige jaren later
aan het licht hadden gebracht.
Zij leefden namelijk als kat en hond,
hadden voortdurend onderlinge ruzies en
waren het nooit met elkaar eens behalve
blijkbaar in de beestachtige behandeling
hunner leerlingen. Mrs Metyard zag er
met tegen op haar dochter te slaan en te
mishandelen en de jonge Sarah liep ten
slotte met zelfmoordplannen rond. Toen
dan ook een kostganger van Mrs Metyard,
Rooker geheten, aan „miss Sally" voor
stelde met hem het huis te ontvluchten en
elders te gaan samenwonen sprak hij n;et
voor dovemansoren. Ondanks de hevige
tegenstand van haar moeder vertrok
Sarah. Doch Mrs Metyard liet haar doch
ter niet met rust. Dagelijks stond zij voor
hun deur te schelden en te dreigen omdat
zij niet werd binnengelaten. Zelfs toen de
jonge mensen gingen verhuizen naar een
veraf gelegen stadswijk werd het dagelijks
bezoek aan de voordeur niet onderbroken.
Ten einde raad besloot Rooker: „Laat ik
Mrs Metyard nu maar eens binnenlaten.
Dan kunnen wij de zaak uitpraten en
wordt misschien de vrede gesloten". Maar
hii vergiste zich. Het onderhoud tussen ae
beide dames groeide uit tot 'n wilde storm
van scheldwoorden en insinuaties. „Hou jij
ie mond oude stinkert", riep Mrs Metyard
Rooker toe, toen deze op een gegeven
ogenblik tussenbeide wilde komen! „Hoe
durf je dat te zeggen", schreeuwde de
jonge Sarah, „Van stinkert gesproken! Wie
veroorzaakte er stank bij jou aan huis?"
Het ging zo door, uren lang, en Rooker
hield zijn oren open! Toen de moeder ver
trokken was, wilde hij van Sarah wel eens
precies weten wat er met sommige insi
nuaties bedoeld was. Sarah trachtte zich
te redden, maar Rooker begon verdenkin
gen te koesteren en zijn vragen waren on
barmhartig en vooral scherpzinnig. Hij
kreeg er alles uit! Hier hielpen geen tranen
meer. Hij was te verontwaardigd om Sarah
nog aan te horen, toen ze hem smeekte tn
bad de zaak om harentwille geheim te
houden. Hij waarschuwde onmiddellijk de
politie en de beide vrouwen werden ge
vangen genomen. De verontwaardiging bij
de Londense bevolking was algemeen.
Alweer zo'n wonderlijke reactie! Nie
mand bekommerde zich om het lot van
dergelijke kinderentotdat ze dood
waren gemarteld! Droeg overigens deze
verontwaardiging iets bij om het lot van
de andere wezen wat te verzachten? De
geschiedenis leert wel anders. Het moest
nog een eeuw duren voor eindelijk de ogen
open gingen!
Het proces tegen de beide vrouwen bon
het in feite zonder getuigen stellen. Ze be
schuldigden elkaar over en weer met een
vloed van woorden en zo kwam de jury
in details te weten wat er gebeurd was. De
jonge Sarah trachtte de galg nog te ont
komen met de mededeling dat zij een kind
verwachtte. Hetgeen ze loog, zoals na een
medisch onderzoek bleek.
Zij werden beiden ter dood veroordeeld
en opgehangen. Voorlopig zonder vrucht
voor de andere kinderen, die het ongeluk
hadden ouders.te verliezen, die geen geld
nalieten.
Mr. H. J. M. Tonino
Omdat we de laatste tijd alleen maar
namen van grote buitenlandse mode-ont
werpers als Pier Gardin, Jean Patou,
Worthy, Laroche en Yves Saint-Laurent
gehoord hebben, besloot ik eens met ónze
modekoning Ferry Offerman te gaan pra
ten. Hij zal op 9 september zijn nieuwste
collectie tonen in het Victoriahotel in Am
sterdam.
Ook de heer Offerman kent al die na
men. Hij bezoekt namelijk ieder seizoen
de grote buitenlandse modeshows om hier
en daar een idee op te doen.
Natuurlijk is mijn eerste vraag „Wat
vindt u van Yves Saint-Laurent, die plot
seling tegen alle nieuwe mode in
weer met lange rokken voor de dag
komt?"
De heer Offerman lacht even een
beetje geheimzinnig. Op dat moment zit
ten we in zijn grote wit-zwarte auto en
rijden naar Vinkeveen, waar hij sinds
twee jaar een groot buiten heeft. Hij ant
woord niet meteen, dan wat aarzelend:
„Huize Dior verrast haast altijd. De lan
gere rokken vind ik geen gelukkig idee
en ik ben ervan overtuigd dat vele van
zijn modellen geslaagder zouden zijn, wan
neer ze korter waren geweest. Niettemin
geef ik toe, dat de avondjaponnen die
Yves Saint-Laurent liet zien met een lan
gere rok en laag decolleté veel indruk
maakten."
We zijn bijna bij zijn huis als we Ferry
Offerman vragen hoe hij eigenlijk in de
modewereld is terechtgekomen. „Het is
nogal ingewikkeld, ik zal het u binnen
allemaal vertellen." Vijf minuten later
stopt de auto. We zijn er. Alles beant
woordt volkomen aan mijn verwachtingen.
Een modekoning moet nu eenmaal in een
grote slee rijden, moet een groot huis heb
ben en een tuin met kraanvogels en pau
wen. Verder grote terrassen, prachtig ge
maaid gras met witte Louis Seize stoeltjes
en tussen de vele helgekleurde bloemen
een groot stenen beeld. We gaan naar bin
nen. Even later beantwoordt de heer Of
ferman mijn vraag. „Mijn ouders hadden
een confectie-zaak. Hun grootste wens was,
dat ik advocaat zou worden." We lachen
beiden. De heer Offerman is moeilijk als
Dit jurkje is een van
de laatste modellen
van Ferry Offerman
De nieuwe mode is e
geheel in verwerkt
We zien de lengte 01
50 centimeter boven
de grond en een hogi
taille die geacentu-
eerd wordt door de
brede band. Ook d<
schoenen met di
naald-hakjes zijn hy
permodern. Plaatsen
we nu deze joto naast
die van bijvoorbeelc
Michel Coma. die on
geveer dezelfde juri
ontwierp - (zie krant
van dinsdag j.l.) -dan
zien we bijna geen versaal, want het mo
del, de stijl en de mannequin zijn haast
hetzelfde.
Ferry Offerman
advocaat voor te stellen. „Ik bezocht daar
om de Handelsschool waar ik boekhouden
en handelsrekenen moest leren, iets wat ik
verafschuwde. Toch ben ik er dankbaar
voor, omdat ik het goed leerde en nu zelf
ook de commerciële kant van mijn zaak in
de Van Baerlestraat in Amsterdam be
handel. Later na mijn opleiding heb
ik zelf een confectiezaak gehad. Dat vond
ik vrij vervelend. Mijn eerste ontwerp
maakte ik. nadat ik in Parijs een modeshow
zag. Het model had onmiddellijk succes, en
aangemoedigd hierdoor ben ik verder gaan
ontwerpen en ik geloof hij lacht aarze
lend, maar toch zelfverzekerd nog steeds
met succes." Ik knik bevestigend. We drin
ken koffie. Dan misschien omdat het stil
is hoor ik opeens vreemde geluiden.
Dat zijn de pauwen" zegt de heer Offer
man. Ik kijk naar buiten. De egaal-groene
grasmat wordt omzoomd door een breed
kanaal. Er is een steiger met een raceboot
en er zijn eenden, die wat rond waggelen.
Iels verderop witte duiven. „Ik houd van
dieren", zegt opeens de heer Offerman,
„het is een hobby van me." „Dat begreep ik
al", is mijn antwoord. „Mogen we nog maar
even naar de mode terugkeren? Hoe
ontwerpt u eigenlijk al die modellen?"
„Vaak inspireert een soepele, mooie stof
me al. Ik teken het model dan op papier."
„Wilt u het niet even voordoen, mijnheer
Offerman?" .Natuurlijk." Hij staat op,
pakt een stukje papier en begint. Ik kijk
nieuwsgierig toe. Het wordt een pakje, een
jurk met een bijbehorend jasje kort met
een hoge taille. „Een lijn" zegt de heer
Offerman, „die in heel mijn komende show
zal domineren." Hij houdt op met tekenen en
vertelt verder over de voorbereidingen. „Uit
mijn ontwerp begrijpen de coupeurs en
„Tjiep... tjiep... tjiep", ging het on
der de boom van de duif Koekeroe,
„tjiep... tjiep... tjiep... een verhaal
tje! Een verhaaltje alstublieft!"
„Waar blijft ze nou?", riepen de klei
ne vogeltjes, „waar blijft de duif Koe-
i keroe? Tjiep... tjiep..." deden ze nog
eens. Maar de duif Koekeroe die voor
elke dag van het jaar een verhaaltje
wist, kwam niet voor de dag. Ze zat in
haar nest met haar grijze kopje diep in
de veren en deed net of ze die kleintjes
daar beneden niet hoorde. De duif Koe
keroe was verdrietig... heel héél erg
verdrietig, want ze wist geen nieuw
verhaaltje meer. Alle dagen van haar
leven, sinds ze was weggevlogen uit het
nest van haar vader en moeder had ze
er één geweten. Nu waren ze op. „Ik
moet toch iets tegen ze zeggen", dacht
ze, „ik kan ze toch zo maar niet onder
die boom laten staan..." Ze stak haar
kopje naar buiten over de rand van het
nest en riep zachtjes: „ga maar naar
huis, jongens. Ze zijn op. Ik ken geen
één nieuw verhaal meer".
Midden in een ongeduldig „tjiêp"
werden de vogeltjes opeens doodstil.
Geen verhaaltjes meer! Geen verhaal
tjes! Maar dat was het ergste wat ze
gebeuren kon. Nog nooit had er iemand
aan gedacht dat de verhaaltjes van de
duif Koekeroe op zouden raken. Hun
vaders en moeders hadden toen ze nog
kinderen waren al naar de verhaaltjes
van de duif Koekeroe geluisterd. Hoe
moest dat nu? Ze vlogen met zenuw
achtige vleugeltjes naar hun nesten om
het thuis te gaan vertellen. Nou, de
vaders en moeders schrokken er ook
van. Ja, het hele bos was geschrokken,
want ook de bomen en de bloemen luis
terden naar Koekeroe en de wind zorg
de altijd wel dat haar verhalen nog
veel verder kwamen. Helemaal stil za
ten ze er over na te denken wat ze nu
zouden doen. Zonder verhaaltjes leven
kun je niet, vonden ze.
1 Ook de duif Koekeroe zat te denken.
Wat moest ze nog doen tussen haar
vriendjes aan wie ze niets meer te ver
tellen had? Ze voelde zich opeens heel
oud. „Weet je wat?", dacht ze, „als ik
1 hier blijf zal ik er elke dag aan moeten
denken dat ik niets meer vertellen kan
en alle vogels zullen me aankijken om
te weten of er toch misschien niet nog
eentje komt. Ik ga weg. Ik ga naar het
bosje voor oude vogels. Ergens anders
ben ik toch niet goed meer voor".
En toen het avond werd en heel stil
was in het bos nam de duif Koekeroe
afscheid. Ze keek van haar hoge plekje
uit nog eens rond. Dag bomen, dag
bloemen, dag vogels", fluisterde ze en
ze knikte met haar grijze kopje alles
nog eens toe. En toen ging ze, heel
zacht en met heel langzame vleugels,
zodat niemand in het bos er iets van
merkte. Tegen donker zag ze het bosje
voor oude vogels onder zich liggen. Het
zag er niet zo vrolijk uit. O, nee hele
maal niet. Er,zaten een paar rillerige
kale kraaien in de boompjes die ook
Ikrom en oud waren en op de lagere
takken zaten wat merels, mezen,
spreeuwen en mussen, allemaal even
1 zuur en moe te kijken. „Niemand die
hier een verhaaltje wil horen", dacht
de duif Koekeroe terwijl ze op een boom
tak even buiten het bosje neerstreek.
„Maar ja, wat moet ik anders doen?"
Ze zuchtte nog eens heel diep en toen
spreidde ze haar vleugels al om zich
aan te gaan melden in het bosje voor
oude vogels. Maar net toen ze dat deed
hoorde ze naast zich ook zuchten en
maakten twee vleugels ook net het ge
luid van wegvliegen. De duif Koekeroe
keek opzij. Haar kleine zwarte oogjes
draaiden verwonderd. Wat was dat?
Naast haar zat een duif. Precies zo'n
duif als zijzelf; het leek bijna alsof ze
zichzelf in een spiegel zag, zoveel leek
die ander op haar. Even oud, even treu
rig en ook net zo besluiteloos als zij.
„Goeienavond. zei de duif Koeke
roe zacht. „Goeienavond", zei de an
der. „Bent u ook op weg naar het bosje
voor oude vogels?", vroeg Koekeroe.
„Ja...", koerde de andere.
„Voelt u er wat voor om samen te
gaan?", vroeg Koekeroe, „twee is al
tijd gezelliger dan één".
„Ja, zeg dat wel", koerde haar even
beeld, „ik ken daar een verhaaltje
over".
„Ik ook...", zei Koekeroe. „Het gaat
over twee eekhoorntjes die elkaar kwijt
raakten".
„Van mij..." zei de ander, „gaat het
over een konijn dat op zoek is naar een
vriendje".
„Hé...", zei de duif Koekeroe, „dat
ken ik niet. Wat gek".
„Ik ken uw verhaaltje ook niet", zei
de andere duif, „maar dat is misschien
niet zo'n wonder. Ik kom uit het bos
verderop". Ze wees naar rechts.
„Ik uit dat bos", zei Koekeroe en ze
wees naar links, „ik wist voor iedere
dag een verhaaltje. De kleine vogeltjes
stonden al bij zonsopgang onder mijn
boom te wachten".
Maar vandaag... Opeens hield de
duif Koekeroe op. Ze merkte dat ze
1 niet meer alleen praatte. De andere
Hoe oud Anne precies was melden de
bronnen niet, maar men neemt aan dat het
kind niet ouder kan zijn geweest dan
twaalf of dertien jaar.
In die tijd, het was het midden der acht
tiende eeuw, maakte men in Engeland met
behoeftige verweesde kinderen korte met
ten. Ze werden voorlopig ondergebracht in
het armenhuis van de gemeente. Hoe het
daar toeging kunnen we in vele verhalen
van Dickens lezen. Zo spoedig mogelijk
echter werden ze „verpacht, dat wil zeggen
bij werkgevers ondergebracht, die daar
voor aan het armenhuis een bepaald be
drag per jaar betaalden. De kinderen wa
ren dan overgeleverd aan de willkeur van
hun pleegouders. Er was geen onderzoek
naar de geschiktheid van de „gegadigden",
er was geen controle op de behandeling
die de kinderen ondergingen. Liep het kind
weg, dan werd het zo mogelijk opgevangen
en teruggebracht, na zwaar te zijn gestraft.
Want weglopen was een ernstig misd-jjf.
Er werd niet onderzocht wat de reden kon
zijn van de desertic.
Zaterdag heeft een hijskraan de zeven
tien-jarige Mauri Rose Kirby uit Indiana
polis bovenop een vierentwintig meter
hoge paal geplaatst waar zij zes maanden
hoopt te bivakkeren. Het meisje wil het
wereldrecord paalzitt.en op haar naam
brengen en heeft bovenop een soort hutje
laten maken.
duif vertelde met precies dezelfde
woorden hetzelfde verhaal. „Nou en
toen dacht ik: ik ga maar weg. Ik ga
maar naar het bosje voor oude vo
gels", koerden ze tegelijk. „Maar nu ik
het zie", gingen ze verder en ze keken
nog eens goed naar het bosje voor oude
vogels, „nu vind ik het er afschuwelijk
uitzien. Ik vind mezelf nog lang niet
oud genoeg voor dat bos".
„Tuurlijk niet", zei opeens een der
de stem. De twee duiven keken elkaar
aan. Wie was die derde? Ah... ze zagen
het. Een grijze nachtuil die net zijn
ogen opendeed. „Ik heb alles gehoord",
zei hij, „en u hoeft helemaal niet naar
dat bosje. U hoeft alleen maar te rui
len. De duif Koekeroe gaat naar het
bos van de duif Roekoe. Zo heet u
toch?", vroeg hij aan de vreemde duif.
Ja, knikte die en tegelijk begonnen
haar ogen te stralen. Natuurlijk, dat
was de oplossing. Zij ging de verhaal
tjes vertellen die ze in het bos van Koe
keroe nog niet kenden en Koekeroe ging
naar haar bos met haar oude verhaal
tjes. Ze schudden wel vijf minuten lang
vlerken en poten met de wijze nacht
uil en toen vertrokken ze: Koekeroe
naar waar Roekoe vandaan was geko
men en Roekoe naar het bos van
Koekeroe.
En toen de volgende morgen de kleine
vogeltjes in de twee bossen toch nog
maar eens gingen proberen of er geen
verhaaltje kwam, toen zat in ieder bos
al een duif klaar. En ze vertelden zó
mooi en zulke helemaal nieuwe ver
haaltjes dat ook de grote vogels er naar
kwamen luisteren. Ze schudden met
hun kopjes van verbazing en het raad
sel zou nooit zijn opgelost als Koeke
roe niet een nieuw naambordje had la
ten maken door de specht waarop met
duidelijke letters Roekoe stond en als
niet Roekoe een bordje had laten ma
ken waarop Koekeroe stond. „Roekoe
of Koekeroe", zeiden de dieren, „het
doet er niet toe. Als de verhaaltjes maar
mooi zijn". En de duiven zelf denken
er net zo over. Ze koeren vrolijk in hun
bos en geen van tweeën denkt er over
om afscheid te nemen en weg te vlie
gen naar het bosje voor oude vogels.
Nog lang niet.
Kijk goed naar het bovenste tekenin
getje. Zo moeten de doosjes aan elkaar
gelijmd of met plakband bevestigd wor.
den.
Beplak het geheel nu met gekleurd
papier. Teken of plak er ramen en deu
ren op en bevestig de vier wielen, die
gemaakt zijn van rondjes karton, met
een speld, of spijkertje aan de bus. Reis
maar fijn.
Zou er, roepen de appeltjes
nou nooit eens een einde aan komen?
We hebben genoeg van de wind
en de zon,
van de regen, de vogels, de bomen.
We willen eraf. We willen eruit,
niet hangen meer, dat maakt ons moe.
We willen nu ook wel eens liggen, boer
en heel ergens anders naar toe.
We willen op reis in een appelkar,
op reis in een kist of een doos,
we willen eens iets van de wereld zien.
Dat willen we, roepen ze boos.
Zijn we niet rijp,
zijn we niet rood,
zijn we niet sappig
en groot?
Ja, zegt de boer op zijn laddertje
en hij heeft er al één in zijn hand.
Ja, roept de vrouw van onder de boom
en dat appeltje gaat in haar mand.
Ja, zegt het paard voor de appelkar,
stapel de kistjes maar op,
ik rijd die appeltjes wel naar de stad
van hobbeldebobbeldebob.
De appeltjes rijden, de appeltjes reizen
naar Sander de appeltjesman.
Sand,er bekijkt ze, proeft ze en poetst ze,
dan gaat hij roepen, zo hard als hij kan:
Zijn ze niet rijp,
zijn ze niet rood.
zijn ze niet sappig
en groot?
Mies Bouhuys
De mannequins engageer ik zelf, het zijn
er meestal acht. Ik zal u een paar foto's
laten zien van mijn laatste show." Het is
een hele stapel. Ze worden op tafel uit
gespreid. Grote, glimmende foto's, die zich
eigenlijk in niets onderscheiden van foto's
van buitenlandse shows; mooie mannequins
met mooie jurken en jassen. Dat is eigen
lijk een heel groot compliment voor onze
modekoning. Hij zelf is nogal bescheiden.
„Weet u wat ik soms jammer vind?"
Dat ik een Hollander ben. De modelijnen
worden namelijk uitsluitend van Parijs
uit gedikteerd. Ieder land, zelfs Italië,
brengt een collectie naar eigen opvatting,
terwijl het toch de Franse lijnen zijn die*
toonaangevend worden. Parijs „maakt" de
mode. Wij kunnen die alleen maar navol
gen of er een eigen visie op geven. Dit is
misschien het enige bezwaar in mijn vak.
Verder vind ik het boeiend en afwisse
lend, want er moet altijd weer een nieu
we mode zijn."
Eva H.
coupeuses direct wat ik bedoel." „Aan
een voorbereidende show werken onge
veer tien mensen achter de schermen.