Overstroming ïn de S
HET PROBLEEM VAN DE
VRIJHEDEN IN EEN
BUNDEL NOVELLEN VAN
SJOERD LEIKER
Hernieuwde interesse voor
Kanaaltunnelproject
Mexicaanse kunst in Brussel
De negen Muzen
RADIO FOGGARA WIST HET WEL
BETREKKELIJKE, HACHELIJKE, DENKBEELDIGE
SÉPTEMBER 1958
IEDERE MORGEN weer wekte ons het gesnater bij de put op de binnenplaats.
Drie bruine nimfjes haalden daar het water met een kunstig uit een autoband
gefabriekte emmer uit de acht meter diepe put. In de jonge morgenzon brandden
hun kleurige wijde gewaden. Heldergeel, zalmrose en pruimenpaars. In hun dichte
zwarte kroescoiffures glansden de vreemde ronde schijven die helemaal uit de
verre Soedan kwamen, waar ze uit schelpen gesneden werden om hun weg te
vinden naar deze eenzame oase en er de kokette meisjes mee te sieren. Want koket
waren ze. die jonge dingen bij de put! Om hun slanke, trotse nekjes hingen de
veelkleurige, handbrede, geweven kralencolliers. De kraaltjes hiervoor kwamen
uit Tsjechoslowakije, de kunstzijde van hun gewaden kwam uit Frankrijk, de
bonte hoofddoeken uit Engeland, zo leverde de halve wereld haar aandeel om
drie kleine nimfjes als vlinders op een binnenplaatsje van een lemen huis in de
zuidelijke Sahara uit te dossen. Op de rand van de put zat Ali klaar met zijn
gieter, waarmee hij zorgvuldig de bloemetjes onder de tamarindes moest begieten.
Die bloemetjes groeiden wel onder Ali's zorgen, al waren ze bleek en nietig en
leden ze aan neurose als alle noordelijke bloemen. Alteen de fresia's deden het
wonderwel. Die groeiden in dikke donkere pollen en vervulden de lucht met een
zware geur.
Als we uit ons slaapsalet tevoorschijn traden haastte Ali zich naar de keuken
voor ons summier ontbijt van zwarte koffie en grauw brood. Omdat de oase niet
over gist beschikte en men toch brood wilde eten, werd het deeg net zo lang op
elkaar gekletst tot er luchtbellen in kwamen. Daarna vormde men er broden van,
waar een natte lap omheen werd gewikkeld. Vervolgens verdwenen ze in de hete
oven om er als prachtige broden, goudbruin van buiten en klef grijs van binnen,
uit te komen. In een hoekje van de binnenplaats was de-moeder-van-Madame
bezig te onderhandelen over een mand mandarijnen. De-moeder-van-Madame
was een Arabische en haar Franse echtgenoot had haar naar men zei getrouwd
om haar prachtige zwarte ogen. Hij bleek een wijs man en liet haar zoals ze was:
hij bekeerde haar niet en beschaafde haar niet en zag uit het tengere jonge ding
een formidabele zakenvrouw groeien, die zijn epicerie, zijn bakkerij en zijn „hotel"
op de meest voorbeeldige wijze beheerde. Ze kon lezen noch schrijven, niemand
betaalde er ooit iets contant en alles ging er in goed vertrouwen. En waarom ook
niet? Je kon niet uit die oase weg dan met de vrachtauto en die moest vooruit
betaald worden trouwens, iedereen wist wie er op reis ging. En wie geen goede
vriendjes bleef met de-moeder-van-Madame, die kreeg doodgewoon geen eten.
Als men geld had kwam men eerlijk afrekenen en niemand wist beter dan zij wat
een armoéde er geleden werd als de dadeloogst tegenviel. En ook wist ze hoe
eerlijk de mensen waren, zó eerlijk dat je gerust een bankbiljet van grote waarde
op straat kon verliezen: de volgende dag zou het er nog net zo liggen, met een
steen erop tegen het wegwaaien! Zelfs de allerkleinsten deelden in die eerlijkheid.
HET WAS gewoonte in de oase, dat je
vrijuit mocht eten van wat er groeide als
je honger of dorst had. Niemand zou het
ooit in zijn hoofd halen meer te nemen
dan nodig was. En dus sprak iedereen er
schande van, toen Sliman van de slager
een sinaasappel gapte uit de tuin van de
schoenmaker, uitgerekend Sliman, die het
zo goed had bij zijn rijke vader dat hij
onmogelijk honger kon hebben! Maar het
vreselijke feit was er. Uit de palmentuin,
uit het kleine tuintje van de schoenmaker,
ontbrak een van de dertig gouden ballen
aan het mooie boompje. En onder het
boompje, duidelijk afgedrukt in het zach
te slik, dat door het irrigatiewater was
achtergebleven, stond de afdruk van blo
te voetjes. Toen ontwikkelde de schoen
maker onverwachte speurderseigenschap
pen. Voor zijn geestesoog liet hij alle klei
ne jongetjes uit alle kleine dorpjes in de
oase passeren, die ook maar enigszins in
aanmerking kwamen. Daaruit koos hij die
welke het meest aannemelijk leken en hij
ontbood hen in zijn tuintje. Daar stonden
ze, vijftien kleine schavuiten, die doodon
schuldig keken of angstig bloosden. Alleen
Sliman was er niet bij en dat was reeds
verdacht. Een van de jongens werd afge
vaardigd om hem uit het veilige duister
van zijn vaders huis te plukken. De slager
kwam zelf mee om te zien wat er met zijn
zoon en erfgenaam zou gebeuren.
De waardige schoenmaker leidde elk
van de mogelijke boosdoeners naar de ver
raderlijke voetsporen en verzocht er hun
blote voeten in te passen. Aangezien de zon
de afdrukken keihard had gebakken ging
dat heel gemakkelijk. En toen de beurt
aan Sliman kwam, paste zijn blote pootje
er zo precies in als de voet van Assepoes
in het glazen muiltje. Ten aanschouwe
van iedereen, met inbegrip van zijn va
der, die het hoofd in walging afwendde van
een dergelijk ontaard zoontje, kreeg de
snoodaard onder erbarmelijk gebrul het
hem toekomende pak slaag. En niemand,
behalve misschien zijn moeder achter het
tralievenster in de lemen muur, had ook
maar een greintje medelijden!
RUSTIG GLEED het leven voort in de
oase na deze geweldige rel. Er was geen
telefoon en er was geen radio, behalve in
het Franse fort, hoog op de heuvel. De
commandant vergat vaak te luisteren, om
dat hij zo langzamerhand ook een halve
Saharabewoner was geworden. We leer
den iedereen kennen, van de circa twintig
blanken tot de duizenden donkeren. We
wisten dat er twee poezen waren en vier
honden, een paar honderd kamelen en eni
ge duizenden zachtmoedige ezels en ezel
tjes. De kinderen draafden met ons mee
als we er op uittrokken, al naar hun wel
stand gekleed in vuilè vodden of lekkere
wollen gandoera's. Ze mochten dan al vies
van neus en handjes zijn, hun manieren
waren onberispelijker dan die van welk
Hollands kind ook.
Toen begon Radio Foggara te werken.
Radio Foggara is de grape-vine, de kabar
angin van de Sahara: zoals het stille wa
ter door de ondergrondse kanalen der
foggara's zijn weg vindt naar putten en
bronnen, zo verspreidden zich de nieuw
tjes en de geruchten langs de oasen met
de snelheid van de wind.
„Er komt een overstroming!" zei Ra
dio Foggara, maar de commandant van
het fort op de heuvel noemde het onzin:
„Ik weet er niets van. Ik zal vanavond
eens naar de radio luisteren. Zie je wel,
niets van waar, de radio zegt er niets
over!" Maar Radio Foggara hield onver-
veerd vol: „Er komt een grote over
stroming!" En weer zei de commandant
niet één jeep meer. Dan was alle commu
nicatie met de buitenwereld volkomen
verbroken. Dan moest je rustig met je dui
men draaien tot het water in de oued, de
droge rivierbedding, weer gezakt was, eer
je er over kon. En natuurlijk kreeg Radio
Foggara gelijk. Er kwam over de echte
radio bericht, dat er abnormale slagre
gens vielen in de Marokkaanse bergen. Er
waren daar overstromingen, weggeslagen
bruggen, gebroken dammen. En al die re
gen verdween aan de voet der bergen on
der het zand.
Toen kwam er een ijlbode van het fort.
Of we misschien wilden komen kijken hoe
zo'n overstroming aanbrak. Maar we
moesten ons haasten. In krankzinnig tem-
geruststellend: „Ze zeuren altijd over die
overstromingen
Jawel, maar wie had er nu gelijk? Het
werd ons bang om het hart. Als er een
overstroming kwam, dan zouden we hier
volkomen geïsoleerd zitten in onze mooie
oase. Dan reed er niet één vrachtauto,
po draafden we over de steile weg naar
de poort van het fort, we staken de zand
vlakte over die zich uitstrekte tussen
poort en weg. Er was niet eens een wacht,
alles had zich verzameld op het hoogste
terras en staarde naar de oued in de verte.
Met onze onervaren ogen zagen we niets.
Maar toen wees de commandant ons op
een donkere kleur die het zand in de verte
aannam. En ineens zagen we daar miljoe
nen lichtflikkeringen dansen. Onder onze
verbaasde blikken begonnen er plasjes te
groeien, er kwamen dunne waterslangetjes
van de ene plas naar de andere, het wer
den beekjes en beken en rivieren en twee
uur later vulde een bulderende rivier de
oued van de ene oever tot de andere, vijf
tig meter breed en vier meter diep. De
strekdam die de oase verbond met de bui
tenwereld aan de overzijde was alleen nog
maar herkenbaar aan een woeste stroom
versnelling, de palmen in de tuinen ston
den met hun voeten in het water, een le
men muur werd van okergeel ineens
roestbruin en zonk met een diepe zucht
weg in het kolkende bruine water.
Ver weg aan de overzijde zagen we vier
minuscule figuurtjes komen aandraven.
Geagiteerd met hun armen zwaaiend ren
den ze langs de oever heen en weer met
achterlating van een kameel en drie ezels.
De twee moedigsten begaven zich te wa
ter, maar de snelle stroom sleepte hen in
tomeloze vaart mee. Twintig meter ver
derop spoelden ze weer aan, naar adem
happend en vol bruin slik. De twee ande
ren vingen hen op en gevieren gingen ze
naar hun dieren terug, bouwden een klein
vuurtje om thee te zetten en begonnen te
wachten tot de overstroming, inch'Allah
weer zou minderen. Voor hen was de oase
voorlopig even onbereikbaar als het para
dijs.
EN AAN DE ANDERE KANT zaten
wij. We staarden naar dat bruine water
uit Marokko dat heel die afstand onder
gronds had afgelegd, hoe wisten we niet,
om hier in deze oued weer op te wellen.
Voorlopig kwam er geen vrachtauto mee,
geen eten, geen post, geen benzine. We
zaten midden in de Sahara waar het nooit
regentf!) naar men zegt, heel effectief ge-,
vangen achter een bulderende bruine ri
vier. Radio Foggara wist het wel!
Bob Tadema Sporry
DE TITEL „Smalle bruggen naar de
vrijheid" waaronder Sjoerd Leiker een
zevental van zijn novellen uit de laatste
vijftien jaar heeft gebundeld en doen ver
schijnen bij HP. Leopolds Uitgevers
maatschappij is als symboliek van zijn
eigenlijke thema ongetwijfeld goed geko
zen. Vooral zijn latere werk (de van 1944
daterende „Drie Getuigen" en zijn jongste
roman „De Voorspelling) laat geen twij
fel of het is dit essentiëel-menselijke pro
bleem van de vrijheid, dat hem na aan het
hart ligt, hem intrigeert, hem verontrust
en tot overdenkingen, tot een gewetenson
derzoek, tot schrijven aanspoort. Vrijheid
als politieke, sociale, metafysische en
psychische humane aangelegenheid
vrijheid in haar verhouding tot toeval en
lot, tot gemeenschap en persoonlijke ge
bondenheid, tot de vrije wil en een godde
lijke voorbeschikking, vrijheid als ver
langen, als aanlokkelijke en lokkende
onbereikbaarheid, als hoge verantwoor
delijkheid, als abandon van menselijke
verplichtingen, als libertinage, als inzet
in de strijd op leven en dood voor de men
selijke waardigheid. In al deze verschij
ningsvormen heeft Leiker haar, meer of
minder verhuld, een centrale plaats gege
ven in deze zeven verhalen.
DE „SMALLE BRUGGEN" van de ti
tel wijzen ondubbelzinnig op de verwikke
lingen, waarin men in dit geval de
auteur Leiker zich onvermijdelijk be
geeft als men met dit fundamentele men
selijkheidsprobleem ernst maakt. Om die
implicaties, ja om de absolute onoplos
baarheid daarvan, is het Leiker zelfs zeer
bepaaldelijk te doen, zodat de lezer zich
deze smalle bruggen naar de vrijheid niet
kan denken zonder hun entourage, die hun
onontkoombare „keerzijde" betekent: de
hoge muren van het fatum, al dan niet van
metafysische of existentiële oorsprong.
De mens verlangt. Hij stippelt zich een le
vensweg uit, hij wil een gedragslijn volgen
hij wenst te onderscheiden tussen zijn ja
en zijn neen hij wikt. Maar géén leeft
zó volstrekt zijn eigen leven als hij zich dat
„gedacht" heeft: hiér komt het milieu, de
loop der onpersoonlijke gebeurtenissen,
het verleden met zijn psychische knoop
punten tussenbeide, daar zijn het de reac
ties die men ongeweten in anderen ge
wekt heeft, de omstandigheden die men
tegen wil en dank door eigen toedoen m 't
leven heeft geroepen hoe dan ook, het
fatum, de oorzakelijke samenloop van al
deze tendenties (of bovennatuurlijk be
schouwd God) beschikt.
Leiker heeft zijn personages in elk van
deze novellen met wisselend welsla
gen in situaties gebracht, waarin het
noodlot zijn net toetrekt, de vrije vogel
vangt en de spartelende mens met het on
loochenbare feit confronteert, dat hij
zijn leven, hoe hij zich wendt of keert,
nooit ofte nimmer „alleen" kan leven en
dat de vrijheid betrekkelijk, zo niet hache
lijk en denkbeeldig is. In zijn eerste ver
haal „Een handvol spijkers" dat uit het
oogpunt van compositie door geen der an
deren geëvenaard wordt en als klein
meesterwerkje een hoge dunk geeft van
Leikers kwaliteiten is het een rustig en
respectabel man, de Hongaarse ambte
naar Varhalmy Imre,, die door de maal
stroom van gebeurtenissen, door de chaos
van de eerste wereldoorlog, wordt meege
sleurd. Zonder een schot te hebben gelost,
wordt hij in de eerste oorlogsdagen krijgs
gevangene gemaakt en van dat ogenblik
af in een eindeloze reeks van beproevin
gen betrokken, waarin hij zich als afzijdig
individualist staande tracht te houden. On
vrijwillig werd hij soldaat, onvrijwillig
raakte hij in krijgsgevangenschap, werd
hij een kampslachtoffer, een vogelvrije,
een dupe onvrijwillig vlucht hij
laadt hij de verdenking van een samen-
heulen met de Bolsjewiki op zich. En als
hij, afwisselend vrij en gevangen, bij de
kentering van het politieke getij in handen
valt van de communisten, is de straf, die
deze links en rechts verdachte onzijdige
dit „loslopende mannetje, dat overal tus
sen komen en nergens bij horen wil"
wordt opgelegd het onontwijkbaarste von
nis dat over hem uitgesproken zou kunnen
worden: hij wordt als het ware veroor
deeld tot de vrijheid. Deze consequente
individualist, wiens schuld in zijn onschuld
ligt, in zijn niet-partijkiezen, in zijn dis
tantie van elke menselijke gebondenheid,
komt in zijn vrijheid niet ver meer. Ze is
een noodlottige leegte geworden, waarin
hij in de moordenaarshanden van roven
de soldaten een triest, neen een tragisch
einde vindt.
Is Valharmy Imre in zijn afzijdige on
afhankelijkheid bewonderenswaardig of
verwerpelijk? Leiker dringt zijn lezer
geen oordeel op. Hij legt hem de feiten
voor zonder een conclusie te trekken, het
zij omdat hij te zeer overtuigd is van de
betrekkelijkheid van iedere menselijke
„waarheid" dan wel omdat de onoplos
baarheid van „het probleem van de vrij
heid" voor hem identiek is met het gehei
menis,van het leven. De wijze waarop hij
deze gegevens verschaft, dat wil zeggen
zijn lezers meesleurt in 'n wervelwind van
gebeurtenissen, om hem aan 't slot van het
verhaal alleen te laten met een onopgehel
derde situatie, die als het ware een dóór
denken op het thema en een uiteindelijke
„keuze" uitlokt dié wijze maakt de vol
strekte eigenheid van Leikers verhaal
trant, van zijn compositie, zijn stijlprocé
dé uit. Hij duidt aan, meer niet. Hij voert
mee, scheert in een jagende vlucht over
afgronden heen, stijgt boven de „hoge mu
ren van het fatum" uit om vrij zicht te
hebben op het landschap van de eindelo
ze vrijheid, valt weer neer en dit alles
in flitsachtige, dynamisch geladen zin
nen, vol toespelingen, vol mogelijkheden
van „men kan niet weten" en „men weet
het maar al te goed".
DE OVERIGE ZES verhalen omcirke
len, zoals ik al zei, hetzelfde thema, zij het
dan ook op een verschillend niveau en ten
gevolge daarvan met een ongelijke
overtuigende kracht. De Amerikaan Herz
Lajos uit „De Savannah" en de vrijbuiter
J. de Hondt uit „Journaal" (een psychisch
panorama van de historische gebeurte
nissen tussen 1914 en 1940), de verzetsman
Hooft uit „De Overval" (het op feitelijke
gegevens berustende verhaal van de eer
ste aanslag op een distributiekantoor tij
dens de bezettingsjaren en de voor het pro
bleem der vrijheid kenmerkende nasleep
daarvan), de „duider" Oscar Ahnewitz uit
„Displaced Persons" de een voor de
ander wordt positief en negatief betrokken
bij de begeerde, verlossende, fatale, ge
achte, verdachte, omstreden, bestreden,
bevochten vrijheid de onverwezenlijk
bare vrijheid en niettemin de dringend
ste aangelegenheid van de mens, of méri
hem als een homo Dei of als homo absur-
dus wil zien.
HERLEEST MEN deze bundel als proef
op de som van zijn eerste bevinding, die
sterk beïnvloed blijkt door Leikers sug
gestieve verteltrant, op zichzelf een niet
geringe verdienste, dan vraagt men zich af
of, met uitzondering van de eerste no
velle, de intrinsieke waarde toch niet scha
de leed door de spectaculaire bliksem
vaart der „gebeurtenissen". Maar ook
dén blijft er nog ruimschoots genoeg te
waarderen over èn te overdenken.
C. E. Dinaux
Sardis. Archeologen van de Ameri
kaanse universiteiten van Harvard en
Cornell hebben dichtbij de weg van Izmir
naar Salihli in Anatolië de plaats gevonden
van de oude Lydische stad Sardis, waai'
de fabelachtig rijke koning Croesus
woonde. Sardis was de hoofdstad van
Lydië in de zesde eeuw voor Christus en
een der grote steden van die tijd. Onde>-
de puinhopen van een Romeinse stad
werden verscheidene grote beschilderde
kruiken en de muren van een groep hui
zen opgegraven.
Subsidie. De jury voor de Koninklijke
subsidie voor vrije schilderkunst zal mid
den oktober bijeenkomen om te bepalen
welke jonge Nederlandse schilders en
schilderessen dit jaar voor een subsidie in
aanmerking kómen. Zi.i die op 1 september
1958 de leeftijd van dertig jaar nog niet
hebben bereikt kunnen hiervoor inzender.
Niberco's. De bekende Haagse gooche
laars de Niberco's zijn de vorige week in
direct opgetreden in het televisieprogram
ma van de NBC in de Verenigde Staten,
tijdens de show van Frankie Laine. Het
nummer van de Niberco's was hiertoe in
Londen op de film vastgelegd.
(Van onze correspondent in Parijs)
Te Sangatte, een vissers- en badplaatsje
in de buurt van Calais, is men de laatste
dagen bezig geweest met het onderzoeken
van een oud gedeelte van een proeftunnel-
stuk, hetwelk daar een jaar of tachtig ge
leden is gegraven. Het bestaat uit een
schacht van ongeveer negentig meter
diep, die uitkomt in een dwarsgang, waar
van men de lengte op tegen de twee kilo
meter schat. Tot nu toe is men in die
gang niet verder dan 300 meter binnen
gedrongen, omdat er veel water en mod
der in zit. Uit de schacht heeft men boven
dien grote bergen oud ijzer moeten weg
voeren, welk ijzer er tijdens de jongste
oorlog door de Duitsers in is geworpen.
Naar het schijnt, zouden de Duitsers in
dertijd hebben onderzocht of er een mo
gelijkheid bestond, de zijgang veertig ki
lometer te verlengen tot een onder Engels
grondgebied en hem dan voor een soort
invasie bij surprise te gebruiken.- Dat fan
tastische plan, dat vooral bij Hitier veel
belangstelling ondervond, hebben zij ech
ter als onuitvoerbaar moeten opgeven.
Voor het plan voor een tunnel onder het
kanaal bestaat echter hernieuwde belang
stelling en de onderzoekingen van thans
zijn daar een symptoom van. Enige tijd
geleden is een Engels-Franse organisatie
opgericht, die met een gedétailleerd plan
voor de dag wil komen. Een van de be
langrijkste maatschappijen, die in het
nieuwe syndicaat deelnemen, is de Suez-
kanaal-maatschappij, die wil trachten een
nieuwe belegging te zoeken voor de gel
den, welke zij uit hoofde van de schade
vergoeding voor de naasting van haar
eigendommen door de Egyptische rege
ring heeft ontvangen. Verder participeren
onder meer de Engelse Channel Trust
Corporation, de Technical Studies, een En-
gels-Franse financiële groep, waarbij de
Franse en Engelse spoorwegen grote be
langen hebben, de Franse maatschappij,
die een concessie voor een tunnel onder
het Kanaal heeft.
Het plan voor een dergelijke tunnel is al
tegen de anderhalve eeuw oud. De Franse
mijnbouw-ingenieur Mathieu-Favier is er
reeds in 1802 mee gekomen. Hij had een
tunnel ontworpen, waardoor het verkeer
met diligences zou plaats vinden en die
zou worden verlicht door olielampen. De
Engelsen voelden echter weinig voor het
plan en ook in de loop van de 19de eeuw
hebben zij het verscheidene malen laten
afweten. Daarbij kwam, dat er grote tech
nische moeilijkheden waren wat betrefl
verlichting en luchtverversing. Die zijn et
thans vrijwel niet meer en het vervoer var
de tegen de vier miljoen reizigers, dk
jaarlijks tussen Engeland en Frankrijk
„oversteken" kan gemakkelijk voor een
groot deel door een tunnel worden geleid
Die tunnel zou zowel voor het wegver
keer als voor dat van de spoorwegen kun
nen dienen. Het probleem van de ventilati'
zou mede door de bouw van twee ventila
tieschoorstenen halverwege het 36 kilome
ter lange traject van Kaap Gris Nez to
Folkestone kunnen worden opgelost. He'
meest belangrijke vraagstuk van thans i:
dat van de financiering van een dergelij'
project. Alleen het komen tot een uitge
werkt en voor uitvoering vatbaar plan zoi
reeds tegen dè vier miljoen gulden kosten
Voor de bouw van de tunnel zelf heeft mer
nog geen schattingen gepubliceerd. In
ieder geval zou er tol worden geheven van
de automobilisten (in 1956 werden 210.000
auto's tussen Frankrijk en Engeland ver
voerd, waarvan 39.000 per vliegtuig) en de
spoorwegen zouden uiteraard ook voor eer
groot deel in de kosten van bouwen en on
derhoud moeten bijdragen.
(Van onze correspondent in Brussel)
IN EEN Parijse kunstgalerij, die definitief naar Brussel is
overgeplaatst, de Galerie Marforen, exposeren momenteel jongé
Mexicaanse schilders en keramisten. Men kent de werken van
de muralistische school van Diego Rivera, David Siquieros en
De Orozco, grootmeesters van de keramiek en mozaïekfresco's,
die de Mexicaanse kunst tot aanzien hebben gebracht. Wie in
Mexico-City de prachtige, door veelkleurige mozaïekfresco's
versierde, openbare gebouwen heeft gezien, komt diep onder
de indruk van die vlammende kleuren, de revolutionaire
thema's en de felle anti-Spaanse geest welke uit die tafrelen
spreekt. De autochtone, Indiaanse kunst wordt er opgehemeld
als de nationale kunst van Mexico, maar het streven van de
school van de muralisten is een beetje doodgelopen. Men kan
niet eeuwig de thema's van de opstand tegen de Spanjaarden in
beeld brengen of de helden van de revolutie verheerlijken. Het
voorbeeld van de huidige Russische kunst die zo conformis
tisch is dat men zich afvraagt hoe een schilder het nog durft
te tonen (het Russische paviljoen van de Expo is volgestopt met
die kleurenplaatjes) lokte ook in Mexico een heilzame reactie
uit. Rufino Tamayo, die in Parijs met Picasso werkte, een vol
bloed type van de Indiaanse Mexicaan, keerde naar Mexico
terug en begon er typisch Mexicaanse thema's te schilderen,
zoals de meloeneters en de gitaarspelers, echter in een ultra
moderne trant. Nu wil het toeval dat Diego Rivera, de vader
van de school der muralisten, een militante, ofschoon schatrijke
communist was, waartegenover Tamayo talrijke vrienden in de
Verenigde Staten heeft. De strijd tussen de school Rivera en de
ionge moderne richting Tamayo is nog steeds heftig. De jonge
Mexicanen hebben veel op met de „abstracten". Zij hebben al
thans veel elementen van de „abstracten" in hun niet-abstract.e
kunst verwerkt. Het tiental jonge schilders, waarvan wij werk
zagen, heeft echter zo'n onvervreemdbaar Mexicaans stempel
weten te bewaren, dat men zich voor één keer mag verheugen
over het feit, dat men niet te doen heeft met een school van
would-be-Picasso'tjesHet zijn dezelfde vinnige kleuren,
de thema's van het landelijke leven, of het schitterende mo
zaïekfresco, in een gewoon lijstje van een schilderij, dat wel
„abstract" is, maar in de eerste plaats een decoratieve functie
vervult. Bartoli, Monferrer, Patric, Vlady en Nierman, de mees
ten immigranten van de eerste generatie, maar typisch Mexi
caans geworden, schijnen de meestbelovende krachten te zijn
van die nieuwe modernistische Mexicaanse school.
Bij de afbeelding hiernaast: een werk van Montferrer