HAZOR, een Er waren reeds badhuizen in de middeleeuwen UITGAVEN Tüeuwe Erbij opeenstapeling van herbouwde steden r I m ft ft ft r ft 3 ft ft Maar eeuwenlang werd zich wassen onbehoorlijk gevonden ZATERDAG 20 SEPTEMBER 19 5 8 PAGINA TWEE IN VROEGER DAGEN was de meest waarschijnlijke plaats, waar men een student in bijbelhistorie kon vinden, een of andere verlaten bibliotheek, terwijl hij gebogen zat over vervallen perka menten manuscripten. Maar vandaag kan men hem evengoed aantreeffen in de woestijn in het Nabije Oosten met een spade in zijn hand. In de laatste eeuw heeft de kennis van de bijbel een revolutionaire ontwikkeling doorge maakt door grote archeologische ont dekkingen in Egypte en de voormalige rijken Mesopotamia, Anatolië en Pales tina zelf. „De bijbel in de éne hand en de spade in de andere, dat is de beste Overaenomen uit het wekelijkse bulletin ven de UNESCO manier om de overblijfselen van een bijbelse stad te vinden", zei drYigael Yadin, wiens opgravingen in het noor den van Israel de verdwenen bijbelse stad Hazor te voorschijn hebben ge bracht D. Yadin zei dit op een speciale ten toonstelling van de werkresultaten der eerste drie seizoenen, die onlangs in het Britse Museum in Londen werd ge opend. Hij vertelde dat hij en zijn col lega's bij hun opgravingen de overblijf selen van een huis aantroffen, dat zij ruwweg meenden in de achtste eeuw voor Christus, in de tijd van koning Je- robeam van Israel te kunnen plaatsen. Het huis leek zwaar beschadigd te zijn bij een aardbeving. Maar wat voor aardbeving? Haastig bladerden zij door de bijbel en het antwoord was er. „In de dagen van Jerobeam, de zoon van Joaz, koning over Israel" - aldus het boek Amos „twee jaar voor de aard beving. Zoals een negrospiritual beschrijft heeft Jozua „the battle of Jericho" ge streden. Maar Jericho was niet de enige slag, die hij leverde. De bijbel geeft een lijst van eenendertig Kanaanitische ko ningen en koninkrijken, die door Jozua vernietigd werden, toen hij de leger scharen van Israel commandeerde bij hun verovering van het beloofde land. Hun namen weerklinken macaber in de laatste opsomming in het boek Jozua, hoofdstuk 12 - „de koning van Ajek één, de koning van Lassaron, één, de koning van Madon, één, de koning van Hazor, één - Hazor dat voor die tijd aan het hoofd stond van al die koninkrijken en dat Jozua „met vuur verbrandde". De voet van de heuvels van Galileam op het punt waar de weg van de kust Of noordwaarts afbuigt naar Syrië en oostwaarts naar Mesopotamië, staat een rotsachtige met struikgewas overdekte wal, die een plateau van ongeveer hon derdvijftig hectaren beheerst. Om streeks de laatste eeuwwisseling opper de de Engelse archeoloog Garstand de 'rrtOgelijkheid dat dit terrein wel eensr de overblijfselen van Hazor zou kunnen bevatten, maar hij geloofde, dat men op dit uitgestrekte plateau niet meer zou aantreffen dan een grote kampom.hei ning van de Kadnieten, het volk, dat het land bezette ten tijde van Jozua's in tocht. Wat echter in werkelijkheid door de houweel en de spade van de archeo loog werd blootgelegd, waren funderin gen van een grote stad met een ge- Schatte bevolking van veertigduizend mensen, vijftien keer zo groot als het toenmalige Jeruzalem, compleet met tempels voor goden van de zon en maan en een doorwrocht systeem van water leiding en riolering. Aardewerk en scheepscasco's uit Mycene in Grieken land. op dit terrein aangetroffen, da teerden de verwoesting van de stad in de dertiende eeuw voor Christus, waar door het vrijwel zeker leek, dat dit de overblijfselen waren van de Kanad- nitische stad Hazor, welke door Jozua werd vernietigd. Maar dat was nog niet alles. Op de wal, waar zij vermoeden de versterkte citadel van deze stad te zullen vinden, onder overblijfselen van een bescheiden nederzetting, groeven dr. Yadin en de zijnen dieper en dieper en zij stootten, laag na laag, van de éne op de andere stad, gebouwd, bewoond en verwoest en weer opgebouwd, over de andere heen - totdat tenslotte de wal werd verlaten en overgeleverd aan re gen en windZij vonden hier de kleinere (Zie verder de laatste kolom) iMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiijiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin ai Sis: i MEER SUCCES hadden de Fransen in de Caraïbische regionen. Daar. op de Antillen, werd de activiteit der Fransen minder aan banden gelegd. Daar ontstonden plantagekoloniën, die vooral als suikerproducenten grote baten afwierpen. Guadcloup werd de „Koningin der Caraïbische Zee" en San Domingo het „hoofdkwartier" der vermaarde boekaniers (smokkelaars en piraten). In Voor-Indië bezat Frankrijk in de zeventiende en acht tiende eeuw factorijen, die evenals de Franse bezit tingen op de Afrikaanse kusten voornamelijk de han del dienden. Doch ook deze koloniale posten vonden in het moederland weinig belangstelling. Het waren de kroon en toonaangevende staatslieden, die het werk deden. De natie zag toe. Zo was het ten tijde van Frans I, van Richelieu en Lodewijk XIV, zo was het nok ten tijde van Co'bert, in wiens economische concepties een kolo niaal rijk zeer wel paste en die inderdaad poogde om een dergelijk rijk te verwezenlijken. Maar tevergeefs! Frankrijk bleef hinken op twee gedachten: Het conti nent van Europa en een overzees rjjk. DE GESCHIEDENIS loste in de achttiende eeuw Frankrijk's dilemma op. Want de Vrede van Utrecht in 1715, die van Aken (1748) en die van Parijs (1763) brach ten Frankrijk aan de rand van koloniale onmacht. De Engelsen waren de erfgenamen van Frankrijks koloniale gebieden. Tijdens de revolutie en in de dagen van het Eerste Keizerrijk gingen de laatste resten verloren, die bij de genoemde vredesverdragen nog behouden waren gebleven. Frankrijks continentale positie was verzekerd, doch de prijs bestond uit het offer van een groot over zees rijk. Ten tweeden male ging Frankrijk over tot de stichting van een overzees rijk in de negentiende eeuw. Het begon in Algiers, waar een geschil met de Dey van dat land tot een militaire expeditie leidde. Deze bracht koloniale gevolgen met zich mede, die Frankrijk aan vankelijk slechts schoorvoetend wilde aanvaarden. Zij werden echter aanvaard en Algiers was vele jaren een belangrijke overzeese bezitting van Frankrijk. Thans is het wij weten het een wespennest, dat nog gerui me tijd erg „stekelig" kan blijken te zijn. Na 1870 deed Frankrijk nieuwe schreden op het kolo niale pad. De oorlog tegen Duitsland was verloren. Mede om dit prestigeverlies te compenseren en de gedachte aan „revanche" af te leiden, ging Frankrijk deelnemen aan de „koloniale wedloop" in Afrika, die inmiddels tussen de Europese mogendheden was ontstaan. Grote Afrikaanse gebieden kwamen toen onder het gezag van Parijs te staan. In Achter-Indië veroverde Frankrijk in de vorige eeuw enige landen, die het onder de verzamel naam „Indochina" tot een Franse kolonie maakte. Vermel denswaard is het, dat eigenlijk pas nadat Duitsland en Italië Frankrijks Europese rivalen zich voor de verwerving van koloniën gingen nteresseren, de kolo niale gedachte in Frankrijk werkelijk populair werd. Eigenlijk waren het dus continentale factoren, die deze populariteit bepaalden Maat hot dil zij. hei. was aan de verwerving van zijn tweede koloniale rijk te danken, dat Frankrijk na 1870 zijn positie als grote mogendheid kon herwinnen. Belangrijke delen zijn na de tweede wereldoorlog zelfstandig geworden. In Azië herwon Indochina zijn on afhankelijkheid. In Noord-Afrika ging Frankrijks machtspositie aanmerkelijk achteruit. Hoé het elders in Frankrijks Afrikaanse gebieden zal gaan, kan slechts de tijd ons leren. DAT HET INDERDAAD kan verkeren in de wereld, ondervonden de Nederlanders en misschien in nog sterkere mate de Engelsen na 1500. Immers, toen werden de gevolgen merkbaar van de grote en baan brekende ontdekkingen der Portugezen en Spanjaarden tegen het einde der vijftiende eeuw. Want hierdoor en door de opmars der Turken in westelijke richting werd de Atlantische Oceaan een wereldzee en kreeg de Middellandse Zee, tot dan een wereldzee, de rang en de betekenis van een, zij het belangrijke, binnenzee. De Britse eilanden hadden tot aan de ontdekking van 5S O O m 3 ft 50 m* W e* cu *3 TJ ft 5 S9 Amerika en de zeeweg naar Azië gelegen aan de buiten rand der toenmaals bekende wereld. Zjj waren betrek kelijk arm en maritiem noch militair van grote beteke nis. Dit werd echter anders, toen de Engelsen door de verruiming der (bekende) wereld en door de gewijzigde machtsverhoudingen in het oostelijk deel der Middel landse Zee de kans kregen een belangrijk handeldrijvend en koloniserend volk te worden. Het dient gezegd te wor den, dat zij die kans niet hebben gemist. Met beide han den grepen zij de nieuwe mogelijkheden aan. Toch duur de het nog ruim een eeuw na de ontdekking van de zee weg naar Azië en van Amerika, alvorens de Engelsen zich werkelijk met volle energie op de verwerving van koloniën wierpen. EERDER WEZEN WIJ er reeds op, hoe de grote aan voeren van goud en zilver uit Amerika de Spaanse volkshuishouding ongunstig beïnvloedden. Ook elders in Europa ondervond men de schadelijke gevolgen van die aanvoeren. Niet in het minst was dit in Engeland het geval. Daar heerste tegen het einde der zestiende eeuw als gevolg van de waardevermindering van het geld en andere oorzaken grote armoede. Hoge prijzen, werkloosheid, verlaten en verwaarloosde landstreken behoorden tot het beeld van Engeland - in die dagen. De regering moest zeer strenge wetten uitvaardigen en maatregelen nemen om de toestand in de hand te hou den. Voorts zag zij uit naar middelen om de economi sche positie des lands te verbeteren. Zon middel vond men in een krachtige bevordering van de internationale en vooral van de overzeese handel en in het streven naar de vestiging van Engelse koloniën in de nieuw ont dekte landen. Maar ja, bij pauselijke beschikking was de aarde al verdeeld in een Spaanse en een Portugese helft, zodat er theoretisch geen „open .gebieden" meer waren. Engeland schafte echter raad. Hoe? Tegenover de pauselijke beschikking stelde koningin Elisabeth I het beginsel van de „reéele occupatie". Dit wil zeggen, dat een landstreek of gebied toebehoort aan de staat, die tot „werkelijke bezetting" is overgegaan en (dus) niet aan een land, dat slechts „papieren rech ten" heeft of meent te hebben. De door de Paus toege kende rechten aan Spanje en Portugal werden op grond van het beginsel der „reëele occupatie" als van nul en gener waarde beschouwd. Het toenmalige „have not" En geland begon zijn deel van het vette der aarde op te êisen. Om tot een „have" te worden, was allereerst nodig de Spaanse hegemonie ter zee te breken. Dit was in feite gebeurd na de vernietiging der (zo geheten) „On overwinnelijke Vloot" in 1588. Toen pas begon de zee „vrij" te worden en konden de Engelsen beginnen aan de bouw van hun (latere) wereldrijk. Armoede in het eigen land, een streven naar betere toestanden en een goed inzicht in de internationale machtsverhoudingen lagen dus ten grondslag aan de Engelse kolonisatie. Ont dekkingsreizigers. avonturiers en kapers wij noemen Howard. Drake en Hawkins waren de wegbereiders der koloniale expansie. Aan de zeemanskunst, de durf en de ondernemingsgeest dier pioniers dankte Engeland heel véél. Wordt volgende week vervolgd „Paradijs der dwazen" door Marja Roe, uitgegeven door H. P. Leopold's uitgeversmaatschappij n.v. in Den Haag, is een voortreffelijk geschreven geschiedkundige roman, die zich afspeelt in het Perzië van ongeveer vijf honderd jaar voor Christus, met als hoofdfiguren de Joodse koopman Elja, die tevens wetenschapsman en geheimschrijver van koning Darius is, zijn vrouw Mir jam en zijn zoon. De schrijfster geeft ons in bonte trek ken voortreffelijke beelden van het leven aan het Per zische hof, van de ijdele en sluwe figuur, die Darius was en van de ontelbare intriges en conspiraties, die zich bij de toen reeds langzamerhand verslappende Perzen af spelen. Uitstekend weet Marja Roe de sfeer van de oor logen met Egypte en Griekenland op te roepen. Zij geeft blijk van een grondige kennis van de door haar beschre ven historische periode en van de toestanden en gebrui ken, die er aten 'het> Perzische hof heersen. Zeer sympa thiek doet het lijstje van geraadpleegde bronnen aan, waaruit blijkt, dat de schrijfster een diepgaande studie van de Perzische tijd heeft gemaakt. Dat zij daarboven op een voortreffelijke wijze de pen weet te hanteren in het beschrijven van karakters en landschapsschil deringen, maakt dat men dit boek met vêel genoegen zal lezen. „Het. werk mijner handen" door Hans Hellmut Kirst, uitgegeven door De Boekerij in Baarn, vertaald door dra. M. G. Schenk, is een roman van de door de trilogie „08/15" bekend geworden Duitse schrijver, die zich dit- keer niet in een soldatenmilieu afspeelt. Het is de ge schiedenis van de vroedvrouw Golder en haar omvang rijk gezin en het schetst de vete, die er tussen haar en de rijke fabrikant Siegert heerst en die ontstaan is door dat zij vroeger de veelbegeerde partij afwees voor de eenvoudige handwerksman Golder, die echter een zeer bijzonder karakter heeft. Bijzonder zijn ook de familie verhoudingen in het gezin Golder, waarvan de kinderen wel zeer uiteenlopende figuren zijn: de onaandoenlijke politie-inspecteur Paul, die later niet zo onaandoenlijk blijkt te zijn, de blufferige zeeman Emil. die helemaal geen zeeman blijkt te zijn, de dochter Rita, die verliefd wordt op de zoon van Siegert en de dromeri'ge Gustaaf, die onder invloed van mevrouw Siegert komt. Allerlei misverstanden rijzen, Emil beraamt de ene aanslag na de andere op de fabrikant en Paul zoekt het keer op keer uit. Het is een zeer vlot en geroutineerd geschre ven boek, dat zeker niet van humor verstoken is. De ka raktertekeningen zijn, hoewel niet alle even genuan ceerd, toch doeltreffend gênóeg om de geschiedenis van de familiënst.rijd in het kleine Duitse plaatsje met ge noegen te lezen. NU HONDERDDUIZENDEN zich deze zomer weer vermaakt hebben aan de stranden van de Hollandse kust en op de eilanden en tienduizenden op de warme zomerdagen „onderdoken" in zwembas sins, kanalen en rivieren, kunnen we ons nauwelijks indenken dat het vroeger ge heel anders was met baden en zwemmen. Hoe het toen wel was, is zelfs een vraag die niet gemakkelijk kan worden beant woord, want Uederland wacht nog steeds op een boekwerk, tussen de vele honderd duizenden die onze bibliotheken rijk zijn. over de geschiedenis van het baden en zwemmen hier te lande. Men heeft blijk baar vroeger dit onderwerp in werken over de cultuurgeschiedenis van ons land meestal verzwegen, daar het niet netjes was over dergelijke dingen te schrijven. Geen wonder overigens, want de meeste lezers weten nog wel dat nog niet zo heel lang geleden, ongeveer een halve eeuw, voor de goede zeden gewoonte was om tê gaan zwemmen in een badpak of bad- jurk, die zorgvuldig de bovenarmen en zelfs de kuiten verborg! VOOR HET EERST horen we over de reinheid en het baden van onze verre voorouders, wanneer Tacitus in zijn be kende „Germania" schrijft, dat de Ger manen, waartoe de Romeinen ook de be woners van de lage landen rekenden, naakt baadden of slechts met een korte doek om vertoefden aan de rivieren. Voorts was er een badkuip in huis, blijk baar om 's winters ook van het frisse nat te kunnen genieten. Dat onze voorouders toen niet over een zwempak beschikten, duidt toch niet op onzedelijkheid, want el ders schrijft dezelfde Tacitus, dat het le ven „eerbaar en kuis" was. Zij waren volgens deze Romein nog niet bedor ven door de verlokking van de gastmalen. Dat het mogelijk is om zonder badpak te baden bewezen niet alleen deze Germanen in de Romeinse tijd, maar is gedurende de gehele middeleeuwen aangetoond. Over het aantal van deze instellingen in Nederland hebben we geen cijfers be schikbaar, maar we mogen wel aanne men, dat de grootste plaatsen in de der tiende en veertiende eeuw zeer zeker twee tot vijf badhuizen gehad hebben. We we ten bijvoorbeeld enige aantalen in diver se Europese steden. Zo telde Wenen in 1400 éénentwintig badhuizen, Zurich in 1400 vijf, Neurenberg in 1500 dertien, Würzburg in 1400 twaalf ên vures, houtsneden en schilderstukken zijn ons overgeleverd, waarop het leven en de gezelligheid in deze badhuizen wordt weer gegeven. Al zwijgen de historische bron nen in Nederland hier veelal over, we kun nen toch wel een denkbeeld krijgen over dit grote genoegen in die tijd. Het gehele badleven in de middeleeuwen wordt ons duidelijk uit het standwerk van de Duit ser Alfred Martin „Deutsches Badeswesen in vergangenen Tagen" van 1906. Hetzelfde eien wè heden ten dage nog bij de Finnen, waar de gehele familie zonder een zwembroek gebruik maakt van de Sauna. ZOUDEN WE ervan uitgaan dat het naakt in de middeleeuwen even slecht was als te genwoordig volgens onze wet, dan zouden we weinig goeds kunnen zeggen van de voorvaders en voormoeders, die met hun kroost naar het badhuis gingen om daar de wekelijkse beurt te ondergaan. Onze badhuizen zijn namelijk geen uitvindin gen van de laatste eeuw. De oude Romei nen kenden reeds hun badhuizen, zodat badhuizen in de middeleeuwen helemaal niet nieuw waren. Zij hadden reeds een geschiedenis van meer dan duizend ja ren achter zich. het kleine Riga aan de Oostzee in 1400 drié. Deze badhuizen kan men niet verge lijken met onze zwembaden. Het waren kleine gebouwen, waarin één of meer grote badkuipen. Er was een man of vrouw, die hielp bij het rugwassen. Er was ook gele genheid om tijdens het bad een spelltje ganzebord te spelen. De meeste huizen waren in de „reine tijd" nog gemengde baden. Later veranderde dit en kreeg men baden voor mannen en vrouwen, maar eigenlijk bekommerde de overheid zich daar niet zo om. Het baden was een natuurlijke zaak. Wie dacht er nu aan om niet meer te gaan baden. Het bad was een harde noodzaak. Infec tieziekten teisterden herhaaldelijk epide misch de bevolking ên daarom was rein heid dus een eerste vereiste. Talrijke gra- IN DE VIJFTIENDE eeuw gaat het met de badhuizen bergafwaarts. De zeden on der de Europese volkeren zijn niet rein meer. De kruistochten, de vele oorlogen enzovoorts maakten dat de verruwing dei- zeden steeds meer toenam. De syfilis nam in het laatst der vijftiende eeuw een schrikbarende vorm aan en dit is wel de oorzaak geweest dat de mensen niet meer naar de badhuizen durfden, uit vrees be smet te worden. Diverse bronnen tonen echter aan, dat er toen meer dan voorheen in rivieren en grachten werd gebaad, het geen allerminst gezond is geweest. De toe neming van de onzedelijkheid had ook tot gevolg dat het onbevangen naakt ging ver dwijnen. Men ging zich kleden met drie hoekjes, eerst de mannen, later de vrou wen. De reformatie maakte grotendeels een ein de aan de badhuizen, ofschoon ook in de latere eeuwen nog genoeg gezwommen werd in meren, rivieren en kanalen. Er komt dan een periode waarin schrijvers wijzen op de netheid in de Hollandse hui zen, waar de vrouw zich uitslooft om al les op te poetsen zodat alles glimt, ook het voorhoofd in het zweet des aanschijns. Maar verder werd er wekelijks een schoon hemd aangedaan, zonder dat er water aan het lichaam kwam. Dat was wel een in grijpende reactie op een eeuwenlange pe riode van grote hygiëne. Het heeft heel lang moeten duren, tot in deze eeuw, dat in grote lagen van dè bevolking het nut ervan werd ingezien om toch ook hèt lichaam tussen hals en voeten eens te gaan wassen. VELEN ZULLEN jaloers zijn op dat ba den in vroegere tijden, op die natuurlijke reinheid die ons voorgeslacht gekenmerkt heeft. Geen verordeningen betreffende verboden strand, geen verbod van ge mengd zwemmen, geen enkele belemme ring van de vrijheid. Inderdaad een pa radijs in de meest figuurlijke en letterlijke zin. Maar elke medaille heeft een keerzij de, ook in dit geval. Het was immers niet overal even rein en fris en wat wist men eigenlijk van oorzaken van ziekte en be smetting? De badkuip in het badhuis werd niet eerst ontsmet, wanneer de volgende baadster of bader wachtte. Maar de drang om het lichaam te reini gen was alles overheersend en in dit op zicht kunnen we onze voorouders een pluim op hun middeleeuwse hoed steken. Vleer 1 Met de bijbel in de ene hand I en de spade in de andere 35 i (Vervolg van de eerste kolom) 5 ff steden der Israëlieten, met, gebouwen en 3 voorwerpen, die elk op hun beurt een of andere tekst, een verhaal of een uit- 3 spraak in de bijbel tot leven wekten. 3 Zij vonden een groot openbaar gebouw B uit de tijd van koning Achab en lazen 3 de eerste Hebreeuwse inscripties uit de 3 tijd van de Israëlitische koningen, die B ooit in Galilea werden aangetroffen. 3 Zij vonden ook een grote stadsmuur 3 met kazematten, die naar hun veronder- 3 stelling gebouwd zou kunnen zijn door 3 koning Salomo - een deductie, die het' 3 volgend jaar al werd bewezen. Volgens 3 een korte mededeling in de bijbel heeft H Salemde steden van Megiddo, Gezer 3 en Ha.or herbouwd. „We konden van 3 tevoren aan de oppervlakte de platte- grond van Salomo's stadspoort uitstip- 3 pelen, door de omtrek van de poort van 3 Megiddo, die enkele jaren eerder was 3 opgegraven, eenvoudig te copiëren", zo 3 legde dr. Yadin uit. „Toen tenslotte de 3 poort van Hazor werd blootgelegd en er 3 inderdaad precies zo uitzag als we ver- 3 wacht hadden, dachten onze werklie- 3 den, dat we tovenaars waren...." Op 3 het westelijke uiteinde van de wal, on- ff d.er de Hellenistische citadel, vonden zij 3 de Assyrische citadel en daaronder de 3 Israëlitische citadel, begraven onder een 3 dikke laag as. De steenen waren zwart- B geblakerd en getuigden van de verwoes. 3 ing, waaraan deze citadel ten prooi viel 3 onder de Assyrische veroveraar Tiglath H Pilezer. 3 BEZOEKERS van het Brits Museum. 3 hebben het allemaal kunnen zien, de 3 kaarten, de tabellen en de foto's, de gra- 3 nieten goden van Kanadn, de figuren in 3 brons en in klei - mogelijk waren dat ff de afgodsbeeldjes, waartegen de profe- 3 ten hebben getoornd - een gebroken 3 vleugelschild met een paar haastig erop B gekrabbelde letters, en duizend-en-een 3 voorwerpen méér, die alle hun rol heb- 3 ben gespeeld in de geschiedenis van de- 3 ze stad. Een troepje loodgieters, dat re- Bi paraties verrichtte in het museum, hield. 3 stil voor de draineerbuizen, die van het 3 terrein der opgravingen afkwamen en ff floten m.et respect: „Hoe is het mogè- 5 lijk, dezelfde manier, waarop we tegen- 3 woordig onze buizen nog maken 3 Een paar huisvrouwen bleven lachend 3 voor een rijtje naar grootte geranoschik- 3 te kookpotten staan, die associaties op- Bi riepen aan de glimmende pannen in hun 3 keukens. Op de achtergrond ziet men 3 grote friezen en gevelkronen, dié li er- Si inneren aan de overwinningen én ver- 3 overingen van Tiolath Pilezer: het is 3 alsof zij uit de hoogte neerzien Op de 5 Overblijfselen van dè stad, die hij heeft platgebrand. 1 In de volgende eeuw genoeg voedsel voor vijf miljard mensen 3 HOE ZAL onze aarde er in het jaar B 2000 uitzien? Hoeveel mensen zullen hiér ongeveer wonen, welke mensenrassen 3 zullen dan numeriek het sterkste zijn 3 en zal het mensdom dan nog kunnen 3 leven van de produkten, welke de aar- 3 de oplevert? Met deze vraagstukken 3 heeft de bekende Duitse professor dr. ff Fritz Baade, directeur van hel insti- 3 tuut voor wereldeconomie van de uni- 3 versiteit te Kiel, zich de laatste tijd veel 3 bezig gehouden. In het jaar 2000 zal dè 3 aarde, volgens zijn berekening, door on- 3 gèveer vijf miljard mensen worden be- 3 woond, tweemaal zoveel als thans. Meer j| dan de helft van de bevolking van de 3 aarde zal dan uit Indiërs en Chinezen 3 bestaan. Hoewel men veel andere op- 3 vattingen heeft gehoord, is prof. Baade 3 ervan overtuigd dat de aarde genoeg 3 voedsel voor wel tien miljard mensen H kan opbrengen. Om deze bewering le 3 staven voert hij aan, dat de grond in 3 grote gedeelten van onze aarde nog al- 5 tijd op zeer achterlijke en primitieve B wijze wordt bewerktNegentig percent H van de boeren werkt nog met allang verouderde ijzeren ploegen met trek- H diéren ervoor. Hier en daar gebruiken 5 ze zelfs nog houwelen, net als een pa ar 1 duizend jaar geleden. j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 12