HAZOR, een
Er waren reeds badhuizen in de middeleeuwen
UITGAVEN
Tüeuwe
Erbij
opeenstapeling van
herbouwde steden
r I m
ft
ft
ft
r
ft
3
ft
ft
Maar eeuwenlang werd zich wassen onbehoorlijk gevonden
ZATERDAG 20 SEPTEMBER 19 5 8
PAGINA TWEE
IN VROEGER DAGEN was de meest
waarschijnlijke plaats, waar men een
student in bijbelhistorie kon vinden, een
of andere verlaten bibliotheek, terwijl
hij gebogen zat over vervallen perka
menten manuscripten. Maar vandaag
kan men hem evengoed aantreeffen in
de woestijn in het Nabije Oosten met
een spade in zijn hand. In de laatste
eeuw heeft de kennis van de bijbel een
revolutionaire ontwikkeling doorge
maakt door grote archeologische ont
dekkingen in Egypte en de voormalige
rijken Mesopotamia, Anatolië en Pales
tina zelf. „De bijbel in de éne hand en
de spade in de andere, dat is de beste
Overaenomen uit het wekelijkse
bulletin ven de UNESCO
manier om de overblijfselen van een
bijbelse stad te vinden", zei drYigael
Yadin, wiens opgravingen in het noor
den van Israel de verdwenen bijbelse
stad Hazor te voorschijn hebben ge
bracht
D. Yadin zei dit op een speciale ten
toonstelling van de werkresultaten der
eerste drie seizoenen, die onlangs in het
Britse Museum in Londen werd ge
opend. Hij vertelde dat hij en zijn col
lega's bij hun opgravingen de overblijf
selen van een huis aantroffen, dat zij
ruwweg meenden in de achtste eeuw
voor Christus, in de tijd van koning Je-
robeam van Israel te kunnen plaatsen.
Het huis leek zwaar beschadigd te zijn
bij een aardbeving. Maar wat voor
aardbeving? Haastig bladerden zij door
de bijbel en het antwoord was er. „In
de dagen van Jerobeam, de zoon van
Joaz, koning over Israel" - aldus het
boek Amos „twee jaar voor de aard
beving.
Zoals een negrospiritual beschrijft
heeft Jozua „the battle of Jericho" ge
streden. Maar Jericho was niet de enige
slag, die hij leverde. De bijbel geeft een
lijst van eenendertig Kanaanitische ko
ningen en koninkrijken, die door Jozua
vernietigd werden, toen hij de leger
scharen van Israel commandeerde bij
hun verovering van het beloofde land.
Hun namen weerklinken macaber in de
laatste opsomming in het boek Jozua,
hoofdstuk 12 - „de koning van Ajek één,
de koning van Lassaron, één, de koning
van Madon, één, de koning van Hazor,
één - Hazor dat voor die tijd aan het
hoofd stond van al die koninkrijken en
dat Jozua „met vuur verbrandde".
De voet van de heuvels van Galileam
op het punt waar de weg van de kust
Of noordwaarts afbuigt naar Syrië en
oostwaarts naar Mesopotamië, staat een
rotsachtige met struikgewas overdekte
wal, die een plateau van ongeveer hon
derdvijftig hectaren beheerst. Om
streeks de laatste eeuwwisseling opper
de de Engelse archeoloog Garstand de
'rrtOgelijkheid dat dit terrein wel eensr
de overblijfselen van Hazor zou kunnen
bevatten, maar hij geloofde, dat men op
dit uitgestrekte plateau niet meer zou
aantreffen dan een grote kampom.hei
ning van de Kadnieten, het volk, dat het
land bezette ten tijde van Jozua's in
tocht. Wat echter in werkelijkheid door
de houweel en de spade van de archeo
loog werd blootgelegd, waren funderin
gen van een grote stad met een ge-
Schatte bevolking van veertigduizend
mensen, vijftien keer zo groot als het
toenmalige Jeruzalem, compleet met
tempels voor goden van de zon en maan
en een doorwrocht systeem van water
leiding en riolering. Aardewerk en
scheepscasco's uit Mycene in Grieken
land. op dit terrein aangetroffen, da
teerden de verwoesting van de stad in
de dertiende eeuw voor Christus, waar
door het vrijwel zeker leek, dat dit
de overblijfselen waren van de Kanad-
nitische stad Hazor, welke door Jozua
werd vernietigd. Maar dat was nog niet
alles. Op de wal, waar zij vermoeden
de versterkte citadel van deze stad te
zullen vinden, onder overblijfselen van
een bescheiden nederzetting, groeven dr.
Yadin en de zijnen dieper en dieper
en zij stootten, laag na laag, van de éne
op de andere stad, gebouwd, bewoond
en verwoest en weer opgebouwd, over
de andere heen - totdat tenslotte de wal
werd verlaten en overgeleverd aan re
gen en windZij vonden hier de kleinere
(Zie verder de laatste kolom)
iMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiijiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
ai Sis:
i
MEER SUCCES hadden de Fransen in de Caraïbische
regionen. Daar. op de Antillen, werd de activiteit der
Fransen minder aan banden gelegd. Daar ontstonden
plantagekoloniën, die vooral als suikerproducenten grote
baten afwierpen. Guadcloup werd de „Koningin der
Caraïbische Zee" en San Domingo het „hoofdkwartier"
der vermaarde boekaniers (smokkelaars en piraten). In
Voor-Indië bezat Frankrijk in de zeventiende en acht
tiende eeuw factorijen, die evenals de Franse bezit
tingen op de Afrikaanse kusten voornamelijk de han
del dienden. Doch ook deze koloniale posten vonden in
het moederland weinig belangstelling. Het waren de
kroon en toonaangevende staatslieden, die het werk
deden. De natie zag toe. Zo was het ten tijde van Frans I,
van Richelieu en Lodewijk XIV, zo was het nok ten tijde
van Co'bert, in wiens economische concepties een kolo
niaal rijk zeer wel paste en die inderdaad poogde om
een dergelijk rijk te verwezenlijken. Maar tevergeefs!
Frankrijk bleef hinken op twee gedachten: Het conti
nent van Europa en een overzees rjjk.
DE GESCHIEDENIS loste in de achttiende eeuw
Frankrijk's dilemma op. Want de Vrede van Utrecht in
1715, die van Aken (1748) en die van Parijs (1763) brach
ten Frankrijk aan de rand van koloniale onmacht. De
Engelsen waren de erfgenamen van Frankrijks koloniale
gebieden. Tijdens de revolutie en in de dagen van het
Eerste Keizerrijk gingen de laatste resten verloren, die
bij de genoemde vredesverdragen nog behouden waren
gebleven. Frankrijks continentale positie was verzekerd,
doch de prijs bestond uit het offer van een groot over
zees rijk. Ten tweeden male ging Frankrijk over tot de
stichting van een overzees rijk in de negentiende eeuw.
Het begon in Algiers, waar een geschil met de Dey van
dat land tot een militaire expeditie leidde. Deze bracht
koloniale gevolgen met zich mede, die Frankrijk aan
vankelijk slechts schoorvoetend wilde aanvaarden. Zij
werden echter aanvaard en Algiers was vele jaren een
belangrijke overzeese bezitting van Frankrijk. Thans is
het wij weten het een wespennest, dat nog gerui
me tijd erg „stekelig" kan blijken te zijn.
Na 1870 deed Frankrijk nieuwe schreden op het kolo
niale pad. De oorlog tegen Duitsland was verloren. Mede
om dit prestigeverlies te compenseren en de gedachte
aan „revanche" af te leiden, ging Frankrijk deelnemen
aan de „koloniale wedloop" in Afrika, die inmiddels
tussen de Europese mogendheden was ontstaan. Grote
Afrikaanse gebieden kwamen toen onder het gezag van
Parijs te staan. In Achter-Indië veroverde Frankrijk in
de vorige eeuw enige landen, die het onder de verzamel
naam „Indochina" tot een Franse kolonie maakte. Vermel
denswaard is het, dat eigenlijk pas nadat Duitsland en
Italië Frankrijks Europese rivalen zich voor de
verwerving van koloniën gingen nteresseren, de kolo
niale gedachte in Frankrijk werkelijk populair werd.
Eigenlijk waren het dus continentale factoren, die deze
populariteit bepaalden Maat hot dil zij. hei. was aan
de verwerving van zijn tweede koloniale rijk te danken,
dat Frankrijk na 1870 zijn positie als grote mogendheid
kon herwinnen.
Belangrijke delen zijn na de tweede wereldoorlog
zelfstandig geworden. In Azië herwon Indochina zijn on
afhankelijkheid. In Noord-Afrika ging Frankrijks
machtspositie aanmerkelijk achteruit. Hoé het elders in
Frankrijks Afrikaanse gebieden zal gaan, kan slechts
de tijd ons leren.
DAT HET INDERDAAD kan verkeren in de wereld,
ondervonden de Nederlanders en misschien in nog
sterkere mate de Engelsen na 1500. Immers, toen
werden de gevolgen merkbaar van de grote en baan
brekende ontdekkingen der Portugezen en Spanjaarden
tegen het einde der vijftiende eeuw. Want hierdoor
en door de opmars der Turken in westelijke richting
werd de Atlantische Oceaan een wereldzee en kreeg de
Middellandse Zee, tot dan een wereldzee, de rang en de
betekenis van een, zij het belangrijke, binnenzee. De
Britse eilanden hadden tot aan de ontdekking van
5S
O
O
m
3
ft
50
m*
W
e*
cu
*3
TJ
ft
5
S9
Amerika en de zeeweg naar Azië gelegen aan de buiten
rand der toenmaals bekende wereld. Zjj waren betrek
kelijk arm en maritiem noch militair van grote beteke
nis. Dit werd echter anders, toen de Engelsen door de
verruiming der (bekende) wereld en door de gewijzigde
machtsverhoudingen in het oostelijk deel der Middel
landse Zee de kans kregen een belangrijk handeldrijvend
en koloniserend volk te worden. Het dient gezegd te wor
den, dat zij die kans niet hebben gemist. Met beide han
den grepen zij de nieuwe mogelijkheden aan. Toch duur
de het nog ruim een eeuw na de ontdekking van de zee
weg naar Azië en van Amerika, alvorens de Engelsen
zich werkelijk met volle energie op de verwerving van
koloniën wierpen.
EERDER WEZEN WIJ er reeds op, hoe de grote aan
voeren van goud en zilver uit Amerika de Spaanse
volkshuishouding ongunstig beïnvloedden. Ook elders
in Europa ondervond men de schadelijke gevolgen van
die aanvoeren. Niet in het minst was dit in Engeland
het geval. Daar heerste tegen het einde der zestiende
eeuw als gevolg van de waardevermindering van het
geld en andere oorzaken grote armoede. Hoge prijzen,
werkloosheid, verlaten en verwaarloosde landstreken
behoorden tot het beeld van Engeland - in die dagen.
De regering moest zeer strenge wetten uitvaardigen en
maatregelen nemen om de toestand in de hand te hou
den. Voorts zag zij uit naar middelen om de economi
sche positie des lands te verbeteren. Zon middel vond
men in een krachtige bevordering van de internationale
en vooral van de overzeese handel en in het streven
naar de vestiging van Engelse koloniën in de nieuw ont
dekte landen. Maar ja, bij pauselijke beschikking was
de aarde al verdeeld in een Spaanse en een Portugese
helft, zodat er theoretisch geen „open .gebieden"
meer waren. Engeland schafte echter raad. Hoe?
Tegenover de pauselijke beschikking stelde koningin
Elisabeth I het beginsel van de „reéele occupatie". Dit
wil zeggen, dat een landstreek of gebied toebehoort aan
de staat, die tot „werkelijke bezetting" is overgegaan
en (dus) niet aan een land, dat slechts „papieren rech
ten" heeft of meent te hebben. De door de Paus toege
kende rechten aan Spanje en Portugal werden op grond
van het beginsel der „reëele occupatie" als van nul en
gener waarde beschouwd. Het toenmalige „have not" En
geland begon zijn deel van het vette der aarde op te
êisen. Om tot een „have" te worden, was allereerst
nodig de Spaanse hegemonie ter zee te breken. Dit was
in feite gebeurd na de vernietiging der (zo geheten) „On
overwinnelijke Vloot" in 1588. Toen pas begon de zee
„vrij" te worden en konden de Engelsen beginnen aan
de bouw van hun (latere) wereldrijk. Armoede in het
eigen land, een streven naar betere toestanden en een
goed inzicht in de internationale machtsverhoudingen
lagen dus ten grondslag aan de Engelse kolonisatie. Ont
dekkingsreizigers. avonturiers en kapers wij noemen
Howard. Drake en Hawkins waren de wegbereiders
der koloniale expansie. Aan de zeemanskunst, de durf
en de ondernemingsgeest dier pioniers dankte Engeland
heel véél.
Wordt volgende week vervolgd
„Paradijs der dwazen" door Marja Roe, uitgegeven
door H. P. Leopold's uitgeversmaatschappij n.v. in Den
Haag, is een voortreffelijk geschreven geschiedkundige
roman, die zich afspeelt in het Perzië van ongeveer vijf
honderd jaar voor Christus, met als hoofdfiguren de
Joodse koopman Elja, die tevens wetenschapsman en
geheimschrijver van koning Darius is, zijn vrouw Mir
jam en zijn zoon. De schrijfster geeft ons in bonte trek
ken voortreffelijke beelden van het leven aan het Per
zische hof, van de ijdele en sluwe figuur, die Darius was
en van de ontelbare intriges en conspiraties, die zich bij
de toen reeds langzamerhand verslappende Perzen af
spelen. Uitstekend weet Marja Roe de sfeer van de oor
logen met Egypte en Griekenland op te roepen. Zij geeft
blijk van een grondige kennis van de door haar beschre
ven historische periode en van de toestanden en gebrui
ken, die er aten 'het> Perzische hof heersen. Zeer sympa
thiek doet het lijstje van geraadpleegde bronnen aan,
waaruit blijkt, dat de schrijfster een diepgaande studie
van de Perzische tijd heeft gemaakt. Dat zij daarboven
op een voortreffelijke wijze de pen weet te hanteren
in het beschrijven van karakters en landschapsschil
deringen, maakt dat men dit boek met vêel genoegen
zal lezen.
„Het. werk mijner handen" door Hans Hellmut Kirst,
uitgegeven door De Boekerij in Baarn, vertaald door dra.
M. G. Schenk, is een roman van de door de trilogie
„08/15" bekend geworden Duitse schrijver, die zich dit-
keer niet in een soldatenmilieu afspeelt. Het is de ge
schiedenis van de vroedvrouw Golder en haar omvang
rijk gezin en het schetst de vete, die er tussen haar en
de rijke fabrikant Siegert heerst en die ontstaan is door
dat zij vroeger de veelbegeerde partij afwees voor de
eenvoudige handwerksman Golder, die echter een zeer
bijzonder karakter heeft. Bijzonder zijn ook de familie
verhoudingen in het gezin Golder, waarvan de kinderen
wel zeer uiteenlopende figuren zijn: de onaandoenlijke
politie-inspecteur Paul, die later niet zo onaandoenlijk
blijkt te zijn, de blufferige zeeman Emil. die helemaal
geen zeeman blijkt te zijn, de dochter Rita, die verliefd
wordt op de zoon van Siegert en de dromeri'ge Gustaaf,
die onder invloed van mevrouw Siegert komt. Allerlei
misverstanden rijzen, Emil beraamt de ene aanslag na
de andere op de fabrikant en Paul zoekt het keer op
keer uit. Het is een zeer vlot en geroutineerd geschre
ven boek, dat zeker niet van humor verstoken is. De ka
raktertekeningen zijn, hoewel niet alle even genuan
ceerd, toch doeltreffend gênóeg om de geschiedenis van
de familiënst.rijd in het kleine Duitse plaatsje met ge
noegen te lezen.
NU HONDERDDUIZENDEN zich deze
zomer weer vermaakt hebben aan de
stranden van de Hollandse kust en op de
eilanden en tienduizenden op de warme
zomerdagen „onderdoken" in zwembas
sins, kanalen en rivieren, kunnen we ons
nauwelijks indenken dat het vroeger ge
heel anders was met baden en zwemmen.
Hoe het toen wel was, is zelfs een vraag
die niet gemakkelijk kan worden beant
woord, want Uederland wacht nog steeds
op een boekwerk, tussen de vele honderd
duizenden die onze bibliotheken rijk zijn.
over de geschiedenis van het baden en
zwemmen hier te lande. Men heeft blijk
baar vroeger dit onderwerp in werken
over de cultuurgeschiedenis van ons land
meestal verzwegen, daar het niet netjes
was over dergelijke dingen te schrijven.
Geen wonder overigens, want de meeste
lezers weten nog wel dat nog niet zo heel
lang geleden, ongeveer een halve eeuw,
voor de goede zeden gewoonte was om
tê gaan zwemmen in een badpak of bad-
jurk, die zorgvuldig de bovenarmen en
zelfs de kuiten verborg!
VOOR HET EERST horen we over de
reinheid en het baden van onze verre
voorouders, wanneer Tacitus in zijn be
kende „Germania" schrijft, dat de Ger
manen, waartoe de Romeinen ook de be
woners van de lage landen rekenden,
naakt baadden of slechts met een korte
doek om vertoefden aan de rivieren.
Voorts was er een badkuip in huis, blijk
baar om 's winters ook van het frisse nat
te kunnen genieten. Dat onze voorouders
toen niet over een zwempak beschikten,
duidt toch niet op onzedelijkheid, want el
ders schrijft dezelfde Tacitus, dat het le
ven „eerbaar en kuis" was. Zij waren
volgens deze Romein nog niet bedor
ven door de verlokking van de gastmalen.
Dat het mogelijk is om zonder badpak te
baden bewezen niet alleen deze Germanen
in de Romeinse tijd, maar is gedurende
de gehele middeleeuwen aangetoond.
Over het aantal van deze instellingen in
Nederland hebben we geen cijfers be
schikbaar, maar we mogen wel aanne
men, dat de grootste plaatsen in de der
tiende en veertiende eeuw zeer zeker twee
tot vijf badhuizen gehad hebben. We we
ten bijvoorbeeld enige aantalen in diver
se Europese steden.
Zo telde Wenen in 1400 éénentwintig
badhuizen, Zurich in 1400 vijf, Neurenberg
in 1500 dertien, Würzburg in 1400 twaalf ên
vures, houtsneden en schilderstukken zijn
ons overgeleverd, waarop het leven en de
gezelligheid in deze badhuizen wordt weer
gegeven. Al zwijgen de historische bron
nen in Nederland hier veelal over, we kun
nen toch wel een denkbeeld krijgen over
dit grote genoegen in die tijd. Het gehele
badleven in de middeleeuwen wordt ons
duidelijk uit het standwerk van de Duit
ser Alfred Martin „Deutsches Badeswesen
in vergangenen Tagen" van 1906.
Hetzelfde eien wè heden ten dage nog bij
de Finnen, waar de gehele familie zonder
een zwembroek gebruik maakt van de
Sauna.
ZOUDEN WE ervan uitgaan dat het naakt
in de middeleeuwen even slecht was als te
genwoordig volgens onze wet, dan zouden
we weinig goeds kunnen zeggen van de
voorvaders en voormoeders, die met hun
kroost naar het badhuis gingen om daar
de wekelijkse beurt te ondergaan. Onze
badhuizen zijn namelijk geen uitvindin
gen van de laatste eeuw. De oude Romei
nen kenden reeds hun badhuizen, zodat
badhuizen in de middeleeuwen helemaal
niet nieuw waren. Zij hadden reeds
een geschiedenis van meer dan duizend ja
ren achter zich.
het kleine Riga aan de Oostzee in 1400
drié. Deze badhuizen kan men niet verge
lijken met onze zwembaden. Het waren
kleine gebouwen, waarin één of meer grote
badkuipen. Er was een man of vrouw, die
hielp bij het rugwassen. Er was ook gele
genheid om tijdens het bad een spelltje
ganzebord te spelen. De meeste huizen
waren in de „reine tijd" nog gemengde
baden. Later veranderde dit en kreeg
men baden voor mannen en vrouwen,
maar eigenlijk bekommerde de overheid
zich daar niet zo om. Het baden was een
natuurlijke zaak. Wie dacht er nu aan om
niet meer te gaan baden.
Het bad was een harde noodzaak. Infec
tieziekten teisterden herhaaldelijk epide
misch de bevolking ên daarom was rein
heid dus een eerste vereiste. Talrijke gra-
IN DE VIJFTIENDE eeuw gaat het met
de badhuizen bergafwaarts. De zeden on
der de Europese volkeren zijn niet rein
meer. De kruistochten, de vele oorlogen
enzovoorts maakten dat de verruwing dei-
zeden steeds meer toenam. De syfilis nam
in het laatst der vijftiende eeuw een
schrikbarende vorm aan en dit is wel de
oorzaak geweest dat de mensen niet meer
naar de badhuizen durfden, uit vrees be
smet te worden. Diverse bronnen tonen
echter aan, dat er toen meer dan voorheen
in rivieren en grachten werd gebaad, het
geen allerminst gezond is geweest. De toe
neming van de onzedelijkheid had ook tot
gevolg dat het onbevangen naakt ging ver
dwijnen. Men ging zich kleden met drie
hoekjes, eerst de mannen, later de vrou
wen.
De reformatie maakte grotendeels een ein
de aan de badhuizen, ofschoon ook in de
latere eeuwen nog genoeg gezwommen
werd in meren, rivieren en kanalen. Er
komt dan een periode waarin schrijvers
wijzen op de netheid in de Hollandse hui
zen, waar de vrouw zich uitslooft om al
les op te poetsen zodat alles glimt, ook het
voorhoofd in het zweet des aanschijns.
Maar verder werd er wekelijks een schoon
hemd aangedaan, zonder dat er water aan
het lichaam kwam. Dat was wel een in
grijpende reactie op een eeuwenlange pe
riode van grote hygiëne. Het heeft heel
lang moeten duren, tot in deze eeuw, dat
in grote lagen van dè bevolking het nut
ervan werd ingezien om toch ook hèt
lichaam tussen hals en voeten eens te gaan
wassen.
VELEN ZULLEN jaloers zijn op dat ba
den in vroegere tijden, op die natuurlijke
reinheid die ons voorgeslacht gekenmerkt
heeft. Geen verordeningen betreffende
verboden strand, geen verbod van ge
mengd zwemmen, geen enkele belemme
ring van de vrijheid. Inderdaad een pa
radijs in de meest figuurlijke en letterlijke
zin. Maar elke medaille heeft een keerzij
de, ook in dit geval. Het was immers niet
overal even rein en fris en wat wist men
eigenlijk van oorzaken van ziekte en be
smetting? De badkuip in het badhuis werd
niet eerst ontsmet, wanneer de volgende
baadster of bader wachtte.
Maar de drang om het lichaam te reini
gen was alles overheersend en in dit op
zicht kunnen we onze voorouders een pluim
op hun middeleeuwse hoed steken.
Vleer
1 Met de bijbel in de ene hand
I
en de spade in de andere
35
i
(Vervolg van de eerste kolom)
5
ff steden der Israëlieten, met, gebouwen en
3 voorwerpen, die elk op hun beurt een of
andere tekst, een verhaal of een uit-
3 spraak in de bijbel tot leven wekten.
3 Zij vonden een groot openbaar gebouw
B uit de tijd van koning Achab en lazen
3 de eerste Hebreeuwse inscripties uit de
3 tijd van de Israëlitische koningen, die
B ooit in Galilea werden aangetroffen.
3 Zij vonden ook een grote stadsmuur
3 met kazematten, die naar hun veronder-
3 stelling gebouwd zou kunnen zijn door
3 koning Salomo - een deductie, die het'
3 volgend jaar al werd bewezen. Volgens
3 een korte mededeling in de bijbel heeft
H Salemde steden van Megiddo, Gezer
3 en Ha.or herbouwd. „We konden van
3 tevoren aan de oppervlakte de platte-
grond van Salomo's stadspoort uitstip-
3 pelen, door de omtrek van de poort van
3 Megiddo, die enkele jaren eerder was
3 opgegraven, eenvoudig te copiëren", zo
3 legde dr. Yadin uit. „Toen tenslotte de
3 poort van Hazor werd blootgelegd en er
3 inderdaad precies zo uitzag als we ver-
3 wacht hadden, dachten onze werklie-
3 den, dat we tovenaars waren...." Op
3 het westelijke uiteinde van de wal, on-
ff d.er de Hellenistische citadel, vonden zij
3 de Assyrische citadel en daaronder de
3 Israëlitische citadel, begraven onder een
3 dikke laag as. De steenen waren zwart-
B geblakerd en getuigden van de verwoes.
3 ing, waaraan deze citadel ten prooi viel
3 onder de Assyrische veroveraar Tiglath
H Pilezer.
3 BEZOEKERS van het Brits Museum.
3 hebben het allemaal kunnen zien, de
3 kaarten, de tabellen en de foto's, de gra-
3 nieten goden van Kanadn, de figuren in
3 brons en in klei - mogelijk waren dat
ff de afgodsbeeldjes, waartegen de profe-
3 ten hebben getoornd - een gebroken
3 vleugelschild met een paar haastig erop
B gekrabbelde letters, en duizend-en-een
3 voorwerpen méér, die alle hun rol heb-
3 ben gespeeld in de geschiedenis van de-
3 ze stad. Een troepje loodgieters, dat re-
Bi paraties verrichtte in het museum, hield.
3 stil voor de draineerbuizen, die van het
3 terrein der opgravingen afkwamen en
ff floten m.et respect: „Hoe is het mogè-
5 lijk, dezelfde manier, waarop we tegen-
3 woordig onze buizen nog maken
3 Een paar huisvrouwen bleven lachend
3 voor een rijtje naar grootte geranoschik-
3 te kookpotten staan, die associaties op-
Bi riepen aan de glimmende pannen in hun
3 keukens. Op de achtergrond ziet men
3 grote friezen en gevelkronen, dié li er-
Si inneren aan de overwinningen én ver-
3 overingen van Tiolath Pilezer: het is
3 alsof zij uit de hoogte neerzien Op de
5 Overblijfselen van dè stad, die hij heeft
platgebrand.
1 In de volgende eeuw genoeg
voedsel voor vijf miljard mensen
3 HOE ZAL onze aarde er in het jaar
B 2000 uitzien? Hoeveel mensen zullen hiér
ongeveer wonen, welke mensenrassen
3 zullen dan numeriek het sterkste zijn
3 en zal het mensdom dan nog kunnen
3 leven van de produkten, welke de aar-
3 de oplevert? Met deze vraagstukken
3 heeft de bekende Duitse professor dr.
ff Fritz Baade, directeur van hel insti-
3 tuut voor wereldeconomie van de uni-
3 versiteit te Kiel, zich de laatste tijd veel
3 bezig gehouden. In het jaar 2000 zal dè
3 aarde, volgens zijn berekening, door on-
3 gèveer vijf miljard mensen worden be-
3 woond, tweemaal zoveel als thans. Meer
j| dan de helft van de bevolking van de
3 aarde zal dan uit Indiërs en Chinezen
3 bestaan. Hoewel men veel andere op-
3 vattingen heeft gehoord, is prof. Baade
3 ervan overtuigd dat de aarde genoeg
3 voedsel voor wel tien miljard mensen
H kan opbrengen. Om deze bewering le
3 staven voert hij aan, dat de grond in
3 grote gedeelten van onze aarde nog al-
5 tijd op zeer achterlijke en primitieve
B wijze wordt bewerktNegentig percent
H van de boeren werkt nog met allang
verouderde ijzeren ploegen met trek-
H diéren ervoor. Hier en daar gebruiken
5 ze zelfs nog houwelen, net als een pa ar
1 duizend jaar geleden. j