Mahatma Gandhi Negen novellen uit veertien jaren door Jeanne van Schaik-Willing Erbij Emmeline Pankhurst-Goulden honderd jaar geleden geboren ZOUTMARS EN SPINNEWIEL ZATERDAG 27 SEPTEMBER 195$ De boodschap aan de wereld van 1 V«» l\\ l( V I PAGINA TWEE Oschoon reeds enkel# staten van Noord-Amerika Wyoming het eerst in 1869 - en ook Australië reeds vóór de eeuw wisseling het vrouwenkies recht kenden en enkele an dere staten, zoals Finland en Noorwegen, vóór 1916, werd dit recht pas na de eerste wereldoorlog, toen overal democratische hervormingen werden ingevoerd, in bijna alle landen aan de vrouwen toegekend. In Nederland werd smal gezicht igt een witte en bloot. Hij >ater, hij legt voortdurend, groot geduld ht en beleefd :nke oprecht geen enkele r volksgunst, i zijn tengere len. Hij voelt een gelukkig 'erende stem. 'erd miljoen se Imperium EEN VAN DE belangrijkste aspecten van de vrouwen-emanci patie is wel geweest de strijd voor het vrouwenkiesrecht, cul minerend in de International Alliance of Women, tijdens een ;n 1904 te Berlijn gehouden congres van de Internationale Vrou wenraad opgericht. De lange en zware strijd om het vrouwen kiesrecht is het felst geweest, in Engeland, waar de suffragettes letterlijk haar leven op het spel zetten om het kiesrecht te verkrijgen. In Engeland diende de conservatieve regering in maart 1928 een wetsvoorstel in om aan de vrou wen dezelfde kiesrechten te verlenen als de mannen hadden. Het ontwerp werd door het Lagerhuis met 387 tegen 10 stemmen aangenomen en in mei daaropvolgend door het Hogerhuis met een meerderheid van 79 stemmen, zodat op 2 juli 1928 de koninklij ke sanctie aan de wet kon worden ver leend, waarmede definitief een einde werd gemaakt aan de tientallen jaren met uiter ste felheid gestreden strijd der suffraget tes, waaraan onverbrekelijk verbonden is de naam van Emmeline PankhurstGoul- den, de Engelse feministe, die juist een eeuw geleden, op 25 september 1858, het levenslicht zag als dochter van een katoen- drukker te Manchester. Emmeline, die een goede opvoeding had genoten, bezocht van 1873 tot 1877 de „Eeole Normale" te Parijs, waar zij sterk onder de invloed kwam van Henri Ro- chefort, de Franse journalist en politicus, die de stichter en hoofdredacteur van „l'Intransigeant" was. In 1879 trouwde zij met Richard Marsden Pankhurst, advocaat en politicus, door wie zij in de strijd voor het vrouwenkiesrecht werd betrokken. Hij was in dat jaar lid geworden van de eer- in 1919 het vrouwenkiesrecht, dank zij het initiatief van het Tweede Kamerlid mr. H. P. Merchant, in de wet opgeno men. In 1922 hadden de eer ste verkiezingen onder dit algemene kiesrecht plaats en namen voor het eerst de vrouwen in ons land aan de verkiezingen deel. De sociale en culturele commissie van de U.N.O. heeft vorig jaar met algemene stemmen een door Cuba, Ethiopië, Guate mala en Pakistan ingediende resolutie aangenomen, waarin de ledenstaten wordt geadvi seerd vrouwen een gelijk aandeel te geven in de ont wikkeling van het land. De vrouwen in negenenzestig landen hebben thans het actief en passief kiesrecht. In 1945 was dit nog slechts in vierendertig landen het ge val. Er zijn nog slechts elf landen waar de vrouwen nog geen enkel kiesrecht bezitten, te weten Afghanistan, Irak, Iran, lordanië, libye, Liech tenstein, Paraguay, San Ma rino, Saoedi-Arabië, lemen en Zwitserland. In twee van deze landen, lemen en Saoedi- Arabië, zijn de vrouwen ech ter niet bij de mannen ach tergesteld, want ook dezen hebben in deze landen geen kiesrecht. Voorts zijn er vijf landen, waar het vrouwen kiesrecht aan bepaalde be perkingen is gebonden: in Egypte, Guatemala, Monaco, Portugal en Syrië. na de dood van haar echtgenoot in 1898 de strijd in onverminderde heftigheid voortzetten, nu met haar beide dochters Christabel en Estella Sylvia, die zij stevig in de leer had opgevoed. In oktober 1903, toen pogingen om het vrouwenkiesrecht in het Lagerhuis te doen behandelen, door tegenwerking van de liberale partij mislukt waren, heeft Emme line, daartoe aangezet door haar dochter Christabel, de „Women's Social and Poli tical Union" gesticht. Op voor de tegen standers onrustbarende wijze nam hét leger der suffragettes in sterkte toe. Hon derden vrouwen sloten zich er bij aan, be zield door de grote gedachte de vrouwen de vrijheid te brengen en een gelijkwaar dige plaats te bezorgen naast de mannen. Emmeline Pankhurst en haar volgelin gen vervielen al spoedig van kwaad tot erger. Zij deinsden tenslotte voor geen ge weid meer terug en oefenden een reeks van jaren een ware terreur uit, waarmede zij uiteraard meer bedierven dan goed maakten voor die vrouwen, die hun poli tieke rechten langs wettelijke weg en zon de: terreurmiddelen wilden veroveren. Dat IN FEBRUARI 1908 werd Emmeline Pankhurst voor de eerste keer gearresteerd nadat zij in het Lagerhuis van de publieke tribune af een vlag met het opschrift „Vrouwenkiesrecht" had ontplooid en kort daarna wederom met een petitie voor de Eerste Minister het Huis wilde binnen dringen. Met behulp van een speciale wet, die de „Cat and Mouse Act" werd genoemd, zette men haar tussen 1908 en 1913 nog acht keer als oproerkraaister gevangen. Maar zij paste telkens met groot succes de voedselstaking toe, waardoor de autori teiten zich steeds weer lieten intimideren en haar de vrijheid teruggaven. Als ware furies gingen de suffragettes, door blinde hartstocht beheerst, de politie met stokken te lijf. Zij wierpen spiegel ruiten in en molesteerden ministers. En daarbij bleef het niet. Toen in St. Paul's een bom onder de zetel van de bisschop van Londen werd ontdekt en de Wargrave Church te Henley door brandstichting ge heel werd verwoest, buitenplaatsen in brand werden gestoken en zelfs een com plot werd ontdekt om de derde zoon van Rustige donkere ogen. Een kleine tengere man met smal gezicht en grote, van het hoofd afstaande oren. Hij draagt een witte muts en een kledij van witte ruwe stof, de voeten bloot. Hij voedt zich met rijst en vruchten, drinkt slechts water, hij legt zich op de vloer te slapen, slaapt weinig, werkt voortdurend. Het meest valt bij hem op een uitdrukking van groot geduld en grote liefde. Hij is eenvoudig als een kind, zacht en beleefd zelfs tegen zijn felste tegenstanders en van een blanke oprecht heid. Hij gaat steeds recht door zee en gebruikt geen enkele diplomatenkunst. Hij is afkerig van de uitingen der volksgunst, die door zijn persoon worden opgewekt en waarbij zijn tengere gestalte soms het gevaar loopt Verpletterd te worden. Hij voelt zich slechts in kleine kring op zijn gemak en alleen gelukkig in de eenzaamheid, luisterend naar de stille, fluisterende stem. die beveeltZiedaar de man die driehonderd miljoen mensen in beweging gebracht heeft, die het Britse Imperium op zijn grondvesten heeft doen schudden en die in de mense lijke politiek de machtigste golving heeft gewekt sedert on geveer tweeduizend jaar MOHANDAS Karamchand Gandhi werd óp 2 oktober 1869 in Porbandar, een kleine stad in het noordwesten van India ge boren. Zijn ouders waren vrome hindoes uit de kaste van de bania, handelslieden, die behoorden tot de vaishnaviten, de der de kaste. Hij studeerde rechten in Londen, keerde na beëindiging van zijn studie terug naar India, waar hij twee jaar het beroep van advocaat uitoefende in Bom bay, echter zonder veel succes. In 1893 nam hij een baan aan in Durban in Zuid- Afrika en daar ontwikkelde hij onder de druk van de omstandigheden zijn speciale strijdmethode, die hij later in India vervol maakte om aan de Engelse overheersing een einde te maken. In Zuid-Afrika leefden grote groepen Indiërs, meer dan honderdvijftigduizend, in bar slechte en uiterst onrechtvaardige omstandigheden, die door verdere re geringsmaatregelen welhaast onhoudbaar werden. De jonge advocaat Gandhi, met zijn hoog ontwikkeld medegevoel voor on recht en verdrukking, werd de ziel van de Indische gemeenschap, die onder zijn lei ding de strijd met de regering van gene raal Smuts aanbond. Gandhi's strijdmiddelen waren satya- graha en ahimsa, twee Indische woorden, waarvoor het niet gemakkelijk is een juiste vertaling te vinden. Het eerste wordt het best benaderd met „waarheids kracht" of „de macht van de waarheid". Het tweede zou men „liefde" of „geweld loosheid" kunnen noemen. Met deze zede lijke wapens begon Gandhi zijn heldhaf tige strijd, die niets te maken heeft met passiviteit of lafheid, van een geweten tegen de macht van de staat en van een brutale menigte. Hij organiseerde zijn landgenoten in Natal en Transvaal en be gon de actie van niet-medewerking en niet wederstaan. Rassendiscriminatie en vervolgingen maakten de Indiërs het leven ondraaglijk: onmogelijk drukkende belastingen, ver nederingen, opgelegde verplichtingen, mis handelingen, plunderingen en verwoes tingen, en dat alles onder de dekmantel van de blanke beschaving.... Vergade ringen en stakingen van de Indische mijn werkers en contractarbeiders volgden. Gandhi gaf al spoedig zijn advocaten praktijk op en leefde met en voor de on- gelukkigen en vervolgden. Geen enkel leed, geen enkele vernedering bleef hem bespaard. Hij werd in de gevangenis ge worpen, tot eenzame opsluiting en dwang arbeid veroordeeld, gestenigd en gegeseld door een woedende menigte. Maar er was niets, dat zijn standvastigheid en zijn hartstochtelijk geloof in de overwinning kon breken, zijn geloof in de kracht van liefde en waarheid tegen het kwaad. Het grote denkbeeld van strijd zonder geweld was in deze jaren in Gandhi tot rijpheid gekomen. Hij was een diep religieuze hin doe en had bovendien in zijn jeugd de in vloed ondergaan van de Jain-godsdienst, een richting van het hindoeïsme, die het nemen van enig leven, hoe microscopisch klein ook, verbiedt. Het is waarschijnlijk, dat het boeddhisme, ook uit Noord-India stammend, hem eveneens heeft beïnvloed. De Bhagawad Gita, wel de bijbel van de hindoes genoemd, was zijn leidsman. Ook de Bergrede maakte diepe indruk op hem, wat telkens in zijn gesproken en ge schreven woord tot uiting komt. Een van de belangrijkste uitspraken van de Gita is, dat de toegewijde daad in de wereld zonder acht te slaan op de vruchten ervan voor zichzelf, Karma-Yoga, één van de middelen is naar het hoge doel van zelf verwerkelijking en goddelijke vereniging. Gandhi is voor de gehele wereld de meest ideale volgeling van Karma-Yoga geweest. Er zijn meer voorschriften in het hindoe isme: die van gebed, godsvruchtige oefe ning, liefde en meditatie, die hem tot grote steun zijn geweest. De oude wijze boeken, de Upanishads, leggen de nadruk op goed gedrag en een ethische levenswandel meer dan op geloof. Waarachtigheid, geweld loosheid, zuiverheid, ingetogenheid, tole rantie en zelfdiscipline horen tot de gees telijke bagage: Gandhi bracht deze be grippen zijn gehele leven in praktijk, zon der aarzeling en zonder vrees. Toen hij na twintig jaar de strijd op bijna alle punten gewonnen had, keerde hij in 1914 met zijn vrouw en gezin terug naar India, waar hij als Mahatma, Grote Ziel, ontvangen werd. Een grote mensen massa was in Bombay op de been om bij aankomst van de boot aanwezig te zijn. Zijn persoonlijkheid, voor westerse be grippen vreemd en onwerkelijk, raak te aan de diepste religieuze gevoelens van het Indiase volk en zijn strijd, gebaseerd op geweldloosheid, liefde en waarheid, wekten historische herinneringen op, die meer dan tweeduizend jaar latent waren gebleven. Tegelijk zagen de grote mannen van India natuurlijk heel goed de poli tieke mogelijkheden, die in deze kleine tengere man schuilden voor hun strijd om de onafhankelijkheid. HET IS NOG ALTIJD voor velen een strijdvraag of Gandhi in wezen een reli gieuze heilige was, een wijze man, een Rishi, zoals ze in India af en toe opstaan, dan wel een uit' rst knap en gewiekst poli ticus. Voor mij bestaat deze strijdvraag niet. Wie zijn leven volgt van zijn jeugd af ik kan iedereen aanraden dat, te doen en wie de achtergrond beziet, kan niet anders dan gegrepen worden door de grote zuiverheid, kracht, tederheid en held haftigheid van zijn wezen, dat een onver deeld geheel vormde in welke omstandig heden ook. Hij was een man, die zijn buitengewone gaven ontplooide en ge bruikte voor zijn vuriggeliefde land, maar altijd en voortdurend trouw bleef aan zijn hoge ethische beginselen en aan zijn waarheid. Een van zijn beginselen was, dat het doel nooit de middelen heiligt, maar dat alleen goede middelen tot het goede doel konden voeren. SINDS DE grote opstand in 1857 tegen het Engelse gezag, was het verl .ngen naar zelfbestuur in India nooit meer ver dwenen. In 1885 was het Nationale Con gres opgericht, dat tot een machtige be weging uitgroeide, toen Gandhi de leiding nam. Gandhi was er al spoedig van over tuigd, dat de grote nood, waarin het volk verkeerde, de bittere armoede en ziekte, het onrecht, de economische onderdruk king, ten nauwste samenhingen met de regering, waardoor politieke actie onver mijdelijk voor hem werd. In 1919, na enige jaren van voorbereiding, is hij zijn satya- graha- en ahimsa-actie, de niet-samenwer- king met het Britse gouvernement in In dia begonnen. Tegelijk werkte hij in de dorpen onder de mensen om de ergste nood en misstanden te bestrijden. „Ik zal werken" zei hij „voor een India, waarin de armste zal voelen, dat het zijn land is.In dat India zal geen plaats zijn voor de vloek van de onaanraakbaar heid of de vloek van sterke drank of ver dovende middelen. Vrouwen zullen de zelfde rechten hebben als mannen. Dit is het India van mijn dromen". Gandhi woonde in zijn ashram, zijn reli gieuze nederzetting, eerst te Sabarmati, later in Sevagram, Plaats van Dienst, in de grootste eenvoud. De ashram werd een centrum van cultureel, religieus en geeste lijk leven. Aan de muren hingen afbeel dingen van Zoroaster, Boeddha, Moham med en Christus, alle dogma en vooroor deel was de hindoe Gandhi vreemd. „Ik houd er niW van" zei hij „dat mijn huis gesloten is en mijn ramen geblin deerd zijn. Ik wens, dat de cultuur van alle landen door mijn huis waait., zo vrii als mogelijk is. Maar ik weiger door een van hen omvergewaaid te worden. Mijn geloof is geen gevangenis, er is plaats voor de minste van Gods schepselen. Maar het is vast bestand tegen de onduldbare trots van ras, religie en kleur". HET ZOU MIJ vele kolommen kosten om de geweldloze strijd, die India dertig jaar streed onder dg leiding van Mahatma Gandhi. Jawaharlal .Nehroe en anderen te beschrijvën. Met grenzeloze opoffering en heldhaftigheid streden miljoenen mannen en vrouwen (want het gelukte Gandhi ook de vrouwen hun isolement te doen ver breken) tegen machtshebbers, leger en po litie voor hun onafhankelijkheid. Gandhi koesterde echter absoluut geen haat tegen de Engelsen, hetgeen onophoudelijk tot uiting komt, maar hij bestreed hun re gering en hun politiek onderdrukkings systeem. Hij had onder de Engelsen in tieme en vertrouwde vrienden. Veel En gelsen hadden grote bewondering voor hem en het viel dé uitvoerders van hel Britse ge :g vaak zwaar hem in de ge vangenis te werpen. Gandhi was er vast van overtuigd, dat in India het dorpsambacht gered moest worden, dat grote industrieën het volk zouden uitbuiten en India ruïneren, zoals dè Engelse fabrieken met hun goedkope fabriekskatoentjes al gedeeltelijk in India hadden gedaan. Het spinnewiel was voor hem het wapen en tegelijk het symbool om de huisindustrie in de dorpen te red den. Zelfs in de gevangenis, waar hij met wat moeite toestemming kreeg, spon hij volgens zijn gelofte elke dag minstens een uur, zoals hij wilde dat het gehele volk zou doen. Zijn vasten was niet alleen een middel om zijn doel te bereiken, maar een religieuze boetedoening voor gewelddaden. door zijn tot wanhoop gebrachte volk be dreven. Enkele malen zette hij als protest tegen onbeheerstheid van zijn volgelingen de gehele satyagraha-beweging stop. Op 12 maart 1930 begon Gandhi vanuit zijn ashram zijn beroemd geworden zout.mars. In een brief aan de Engelse onderkoning (Zie verder de volgende pagina) MET DEZE woorden begon Romain Rol land zijn aangrijpende boek over Mahat ma Gandhi, een van de ontelbare werken die over „Bapu" geschreven zijn, de vader van India en de leider van een volk op de moeilijke weg naar de onafhankelijk heid. Wie en wat was Gandhi.... een vraag waarop velen getracht hebben ant woord te geven. Gandhi was ervan overtuigd, dat elk mens onbewust wordt gevormd door zijn gedachten en daden, dag-in dag-uit en dat deze de kwaliteit van zijn karakter en zijn werk bepaalden. Romain Rolland vatte zijn oordeel over Mahatma Gandhi samen in de volgende woorden: Gandhi heeft voor alle volken van het westen de boodschap van Christus hernieuwd, die vergeten en verraden was. Hij heeft zijn naam geschreven tussen die van de wijzen en heiligen van het mensdom, de stralen van zijn persoonlijkheid zijn tot alle hoeken van de aarde doorgedrongen. ,,MEN VOELT- heeft Jan Greshoff eens over Arthur van Schendel geschreven - „dat hij van verder dan ver komt". Ook Jeanne van Schaik-Willing komt van el ders. „Sofie Blank" (haar tweede roman) zou nooit zó, misschien wel in het geheel niet geschreven zijn, als zij enkel „van hier" was geweest. Een kwarteeuw gele den, bij het verschijnen van dat letterlijk wonderbaarlijke boek, was er, afgezien van een betrekkelijk kleine kring van ge lijkgestemden, onvoldoende gehoor voor een proza, waarin zoveel van „ginds" meeklonk, dat het zich in geen woorden liet vangen. En toch stónd het er, niet in de woorden, maar ertussen, in wat op een onnaspeurlijke wijze van woord tot woord ging, het omhulde, het omspeelde en be toverde tot een doorzichtig klankbeeld, een reeks van klankbeelden, een stroom van gekristalliseerde gewaarwordingen een overschaduwde lichtglans, die iriserend breekt in het snijpunt van droom en wer kelijkheid, van ginder en hier. Sinds men Marcel Proust ging ontdekken en James Joyce, Valéry Larbaud en Robert Musil, Dorothy Richardson en Virginia Woolf, kan het wel niet anders of men zal Jeanne van Schaik-Willing met andere ogen zijn gaan lezen en zich rekenschap hebben ge geven van haar uitzonderlijke talent. Als geen andere in onze moderne litteratuur verstaat zij de kunst om het leven te bor duren op een patroon, als bij ingeving ontvangen. UIT DAT OOGPUNT bezien verschijnt de bundel „Tussen ja en nee" (Querido, Amsterdam) een negental van haar gaafste verhalen, geschreven in dé jaren 1934-1957 te rechter tijd. Elk van deze novellen is „gezien" van binnenuit, ge componeerd op het dubbelmotief van ver wachting en ontgoocheling, verbazing en berusting, geluksgevoel en gemis, verlan gen en achterdocht, dat de grondtoon be paalt van Jeanne van Schaiks oevre. Elk is doortrokken van een onbepaalbaar fluï dum, van een innerlijke onschendbaar heid, waarop de wereld, hoe deze zich ook misdraagt, geen vat heeft. Die heldere kern heeft met de jaren, ook al ontkwam de droomster niet aan de greep van de actuele realiteit, niet het geringste van zijn zuiverheid, zijn klaarte, zijn stille gloed, zijn doorzichtigheid, verloren. Er zijn in deze bundel tekenen genoeg van een hart grondige melancholie om het onverwezen lijkbare, van een weerbare argwaan ten opzichte van een mensdom, dat het heeft klaargespeeld de gelukskansen zo radi caal mogelijk te vèrspelen. Tekenen ook van een berusten zonder dat er sprake is van een zwichten, van een werkelijkheids zin die geen verraad betekent aan hetgeen „ondanks alles" een droom blijft, duurza mer dan de kortstondigheid van ieder ge luk, ijler, brozer dan elke tijdelijke ver vulling, maar sterker en wezenlijker dan alles wat voorbijgaat. De dagelijkse wer kelijkheid mag nu wel sinds het onheils jaar 1940 de sindsdien geschreven no vellen als „Mijn wil staat achter de deur" en „Mijnheer Muller" laten dienaangaan de geen twijfel zijn doorgedrongen tot het domein, dat Jeanne van Schaik zich als levensmogelijkheid met de jaren ver overde, nog altijd staat ze daar, waar krachtens een innerlijke voorbeschikking haar plaats is: tusser i en nee, levens aanvaarding en vooj i ,;ud, noodlot en verlangen, geluk en wanhoop, argeloos heid en waakzaamheid. IK ZOU voor deze verhalen geen betere kenschets weten als deze: dat ze uit een „open leven" zijn voortgekomen: open naar de zijde van het irreële, open naar de kant van de werkelijkheid. Elk detail verre van een proeve van beschrijvings kunst te zijn is dubbelzinnig: het is de dagelijksheid, getransponeerd in het bui- tenwerkelijke, het transreële. Het zou tot een verrassend inzicht in de ten dele hal- lucinatorische vertelkunst van deze uit een heimelijk weten schrijvende auteur leiden, als men haar verhalen haar ge hele oeuvre trouwens trachtte te ont raadselen door achter het weefsel te zien en de draden na te speuren, die ragfijn van detail naar detail zijn gesponnen. Wat dan voor de dag zou komen is, geloof ik, dit: dat de verstrengeling van deze visue le details van muzikale aard is. Jeanne van Schaik componeert met beelden. Ze maakt het geziene, het intens waargeno- mene, het geobsedeerd ervarene, hoor baar. Wie haar niet luisterend leest, zal haar niet verstaan en nauwelijks iets ver moeden van het spinsel van motieven, dat achter de woorden, achter de zinnen, ach ter de „realiteit" van het verhaal zijn transparante glans ontvangt van wat van ver „van verder dan ver" is geko men. Ik heb aan de hand van een der ver halen uit deze bundel, die ik bovenal be wonder de van 1957 daterende novelle „Cadiz", namelijk een wonderding van at mosferische, beeldende en muzikale ver telkunst een poging gedaan om het ge heim van Jeanne van Schaiks proza, van zijn betoverende macht, op die wijze te achterhalen. Halverwege ben ik ermee op gehouden, omdat het eigenlijke van dit kunstenaarschap van een onaantastbaar heid is, dat zich tegen een dergelijke ont leding verzet. Dat allereerst. Maar óók omdat ik me beschaamd ging voelen, te raken aan iets dat men als onverklaarbaar heid dient te bewonderen óf met rust moet laten. Er zijn ook in de litteratuur mira kelen, waarvoor men halt behoort te hou den. Elk van deze verhalen is er één van. Men kan de psychologische tastzin van deze vertelkunst bewonderen, men kan haar suggestieve indringendheid, haar rij pe humaniteit, haar intuïtief weten van het diepste menselijke verlangen en de diepste bekommernis daarom hoog aan slaan en dan nóg niet die merkwaardige, soms bevrijdende, soms beklemmende ge waarwording hebben ondergaan van een droom, die de werkelijkheid naar alle kan ten heeft opengebroken voor een uitzicht op een innerlijk landschap, waar het duis ter, van overal opdringend, aarzelend te rugwijkt voor een kern van puur licht. IN „MARGARET" de achtste vertel ling van deze bundel is er sprake van een wandeling in een Schots bergland, ëen voettocht onder bedreigende omstandighe den. Het is misschien niet het sterkste ver haal, dat weet ik niet zeker, maar in mijn gevoel trekt zich de diepste zin ervan sa men in een kleine passage, die het na vrante slot als het ware voorbereidt: „Daar in de verte was de avond al gevallen, de silhouetten der bergen waren blauwzwart. Maar boven een dek van loodgrijze wol ken was nog een wak van roodgouden avondlucht open, waaruit schoven van gouden stralen naar het verduisterde wa ter neergleden". Daar, in dat landschap, kan men Jeanne van Schaik-Willing ont moeten. Voreger was dat licht zilverig, nu is het roodgoud warmer, ingetogener, beschouwêlijker, tragischer in zijn herfst- lijke val. Maar vanwaar het komt, hoe het kan zijn dat het zo buitenwerkelijk glanst dat blijft een geheimenis, als bi.i Van Schendel. Ik heb me er wel voor gehoed, de in houd van deze vertellingen samen te vat ten. Het verhaal van déze vérhalen staat geschréven in wat niet vertéld wordt, evenals het verlangen en de ontgoocheling zijn gelegen in hetgeen men niet weet. Maar dit kan ik wél zeggen: deze bundel heeft me „op het eerste gezicht" veroverd en ik bén ér dankbaar vóór ditmaal cri- tiekloos te zijn. C. E. Dimux de koning, prins Henry, die te Eton op school ging, te ontvoeren, begonnen de zaken er toch wel wat ernstiger uit te zien. Een der fanatiekste aanhangsters liet zich zelfs met een ketting aan het hek van het koninklijk paleis vastklinken, zodat de politie met de nodige gere%dschappen moest komen om haar te verwijderen. In maart 1914 bracht een suffragette in de National Gallery aan de „Venus" van Ve lasquez, een schilderij, dat negen jaar te veren voor vijfenveertig duizend pond sterling was gekocht, met bijlslagen grote schade toe, waarna alle Londense museums voor het publiek werden gesloten. Na de bomaanslag met poging tot brand stichting in Lloyd George's huis te Walton in 1913 werd Emmeline Pankhurst tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld, waarvan zij echter nog geen drie weken uitzat. Toch behoorde Lloyd George, evenals Winston Churchill, niet tot de tegenstandsters van het vrouwenkiesrecht, gelijk bijvoorbeeld Lord George Nathaniel Curzon of Ked- leston, die zelfs een der voormannen was van de bond tot bestrijding van het vrou wenkiesrecht. ONDANKS HET FEIT, dat in mei 1914 het Hogerhuis meer dan tweeduizend petities ontving van allerlei organisaties én van vrijwel de gehele vakbeweging, verwierp het met 104 tegen 60 stemmen het voorstel van Lord Selborne om de vrouwen, die tot dusverre slechts het kies recht voor de gemeenteraden en de Coun ty Councils hadden, dit ook voor het par lement toe te staan. Bij het uitbreken van de eerste wereld oorlog stelde Emmeline Pankhurst echter haar organisatie geheel in dienst voor nationale doeleinden en zelf trok ze naar de Verenigde Staten om daar aan te drin gen op vrijwillige dienstneming. In 1917 bezocht zij Rusland, daarna hield zij in Canada verblijf. Eind 1925 keerde zij naar Engeland terug, waar zij nog steeds veel belangstelling voor politieke zaken bleek te koesteren. Doch aan het onwaardige optreden der suffragettes had de eerste wereldoorlog een einde gemaakt. Op 30 november 1919 had Lady Astor, geboren Mary Witcher Langhorne, als op volgster van haar echtgenoot William Waldorf Astor, die zelf zitting kreeg in net Hogerhuis, als eerste vrouw haar intrede gedaan in het Lagerhuis, hetgeen mogelijk was geworden, omdat sinds 1918 het pas sieve vrouwenkiesrecht in Engeland een feiv was. En op 5 december 1957 aanvaard de het Britse Hogerhuis zonder stemming een door de regering ingediend wetsont werp, waarbij ook vrouwen voor het leven in de adelstand verheven en lid van dit college kunnen worden. Voordien mochten vrouwen in het Hogerhuis alleen maar aanwezig zijn bij de opening van het par lement door de koningin. Het Britse Lagerhuis keurde op 2 april van dit jaar het wetsontwerp, volgens hetwelk vrouwen zitting kunnen nemen in het Hogerhuis met 292 tegen 251 stem men in laatste lezing goed. Labour stemde tegên, omdat de socialisten het wetsont werp slechts als een halve oplossing be schouwen, die het erfelijke karakter van het Hogerhuis grotendeels handhaaft. TE LONDEN, op 14 juni 1928, overleed Emmeline Pankhurst, die door haar vaak redeloos optreden de verwezenlijking van haar idealen eerder vertraagd dan bespoe digd heeft. Zij heeft het dus nog juist mogen beleven dat het wetsontwerp, het welk aan de vrouwen dezelfde kiesrechten verleende als de mannen hadden, werd aangenomen. Toen de koninklijke sanctie aan deze wet werd verleend, was zij reeds twee weken overleden. Ten tijde van haar dood was zij kandidaat voor Whitechapel en St. George voor de conservatieve partij, waarbij zij zich had aangesloten na aan neming van de „Representation of the People Act" van 1918, die de verkiezing van vrouwen mogelijk maakte. Emmeline Pankhurst is dus negen enzestig jaar oud geworden, hetgeen vele m/innen destijds negenenzestig jaar teveel vonden Maar in de geschiedenis zal de Engelse suffragette Emmeline Pankhurst- Goulden blijven voortleven als de grote voorvechtster van de vrouwenemancipatie. i nh^LEN VERBODEN. w

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 12