Limburgse mijnexploitatie wordt steeds zwaarder en kostbaarder Keldercollege in de kunst van het wijnproeven ZIJ, DIE HEENGINGEN Acht miljoen voor werk van Franse impressionisten Havenberichten Nieuwe schachten en wasserijen bijna voltooid Spuwen niet verboden Op veiling in Londen: Op en om het Binnenhof 7 HOE MINDER KOLEN HOE MOEILIJKER DE DELVING Mechanisatie ondergronds opmerkelijk goed geslaagd Vogelei Rechtbank behandelde dodelijk verkeersongeluk op mzangseweg Tegen jeugdige bestuurder drie maanden hechtenis geëist Volleybalcompetitie VRIJDAG 17 OKTOBER 1958 GEMIDDELD WORDT THANS per mijnwerker in Lim burg bijna 35 percent per werkdag netto minder geprodu ceerd dan in 1938. De reden hiervan is dat telkenjare uit de Limburgse mijnen ongeveer 11 miljoen ton kolen omhoog worden gebracht en dat met elke ton kolen de uitputting van de mijn naderbij komt. Nederland heeft niet zulke immense voorraden als de omringende landen en men moet in Limburg dan ook uiterst spaarzaam met de kolenlagen omgaan om ze zo effectief mogelijk te gebruiken. De gewel dige investeringen in het mijnbedrijf nopen hier trouwens ook toe en voor Limburg is de mijnindustrie een levens belang. Tijdens de oorlog werden door de bezetter de minder gemakkelijk te ontginnen kolenlagen eenvoudig prijsgegeven om uit de goede lagen de lagen met veel zuivere kool en van behoorlijke dikte, waarin het altijd makkelijker werken is een recordproduktie te trekken. Als echter minder goede lagen worden prijsgegeven, kunnen deze in het algemeen achteraf niet meer in exploitatie worden genomen; dat hangt samen met de eigen technische geaardheid van het mijn bedrijf. In de eerste naoorlogse jaren, toen de kolennood zwaar op ons land drukte, Werd het Duitse systeem aan vankelijk, maar nu in 's lands belang, voortgezet, totdat de mijndirecties tot de conclusie kwamen, dat het zó niet kon doorgaan. Men was met vereende krachten bezig roofbouw te plegen, welke noodlottig zou kunnen worden, niet alleen voor het kolenarme vaderland, maar ook voor het mijnbedrijf en de mijnstreek zelf. Men keerde terug tot een zo econo misch mogelijke exploitatie, welke ook voorzag in de „uit bating" van de minder rendabele lagen, dat wil zeggen de slechte en dunne kolenlagen met bun uitzonderlijk vele geologische storingen. Het grootste probleem waarvoor onze Limburgse mijnindustrie nu is komen te staan, is het feit, dat de dikste en meest rendabele kolenlagen grotendeels zijn ont gonnen, terwijl de exploitatie der dunne lagen steeds duurdere exploitatie met zich brengt. Niet alleen moeten de kolen op steeds grotere diepte (op staatsmijn Hendrik is al een schacht in aanleg, welke meer dan duizend meter onder de grond is) en steeds verder van de schachten af ontgonnen worden, wat hogere transportkosten betekent en meer kosten voor de kostbare ventilatie ondergronds, maar doordat er ook meer steen omhoog gebracht wordt, konden de bestaande schachtcapaciteiten de produktie niet meer aan. Daarom zagen de staatsmijnen zich genoodzaakt in de oude mijnstreek een nieuw schachtbouwprogramma te ontwerpen waarmee tientallen miljoenen guldens gemoeid blijken en dat voorziet in de bouw van nieuwe schachten voor de staatsmijnen Emma, Hendrik en Maurits. Bovendien moesten de kolenwasse- rijen, juist omdat er steeds onzuiverder kool naar boven kwam, gemoderniseerd en uitgebreid worden, wat ook weer miljoenen guldens vergde. Beide miljoenen projecten naderen thans hun voltooiing. De mechanisatie ondergronds, die uit rendementsoverwegingen noodzakelijk is, blijkt volgens de jongste jaarverslagen goed te zijn verlopen. Bij de staatsmijnen is in 1957 al dertig percent van de pro duktie volledig mechanisch gewonnen. De staatsmijnen hebben eigen systemen ont wikkeld, die ook in het buitenland grote bewondering hebben afgedwongen. Bij de particuliere huisbrand-mijn Laura werd in datzelfde jaar al 66,1 percent der pro duktie mechanisch gewonnen, maar daar zijn de geologische omstandigheden niet zo bar ongunstig als in de vetkoolmijnen van de staatsmijnen. Door de mechanisatie is het mogelijk de kostprijzen te drukken, maar een volledige „kolenfabriek", zoals men die in verschillende Amerikaanse mijnbekkens kent, zal ons mijnbedrijf Een intens drama als gevolg van jeug dige onbezonnenheid en roekeloosheid noemde de officier van Justitie bij de Haarlemse rechtbank, mr. G. W. F. van der Valk Bouman, donderdag het ernstige verkeersongeluk, dat op de avond van 30 juli van dit jaar op de Vogelenzangseweg in Vogelenzang gebeurde en waarbij een jongeman uit Noordwijk om het leven kwam. Een gehuurde personenauto reed daar met grote snelheid tegen èen boom. De vier inzittenden, allen jongelui tussen zeventien en twintig jaar, werden uit de wagen geslingerd. Een van hen werd op slag gedood, de anderen liepen min of meer ernstige verwondingen op. Tegen de bestuurder van de auto, een twintigjarige kantoorbediende uit Noordwijk, eiste de officier drie maanden hechtenis en vijf jaar ontzegging van het recht een motor rijtuig te besturen. De verdachte en het slachtoffer hadden op de dag van het ongeluk op de boule vard in Noordwijk kennisgemaakt met twee meisjes, die in een tentenkamp in Zandvoort kampeerden. Het waren een 17-jarige telefoniste uit Eindhoven en een 19-jarige Bredase, zonder beroep. Afgesproken werd dat de jongens beide meisjes naar Zandvoort terug zouden brengen. Verdachte had daartoe een auto gehuurd. Volgens verklaringen van de meisjes reed verdachte de gehele weg tussen Noordwijk en Zandvoort zeer hard. De te lefoniste, die naast de bestuurder zat, had op de snelheidsmeter gezien dat deze door lopend 110 km aanwees. Zij had verdachte nog gevraagd niet zo hard te rijden maar deze zou gereageerd hebben met de op merking: „Overdrijf niet zo, we rijden helemaal niet zo hard." Daar waar de Vo gelenzangseweg een scherpe bocht naar links maakt was verdachte plotseling van de weg in de berm terecht gekomen. De wagen slingerde naar de overkant en bot ste daar met een hevige klap tegen een boom. De verdachte ontkende roekeloos te hebben gereden. In het donker had hij ge dacht dat de weg ter plaatse rechtdoor lièp. Pas op het laatste moment had hij dt bocht opgemerkt en had toen het stuur naar links gegooid. Over de toedracht kon hij zich overigens niet veel herinneren. De raadsman van verdachte, mr. A. D. P van Löben Seis, achtte het uitgesloten da', zijn cliënt bedoelde bocht met een snel heid van over de honderd kilometer per uur had kunnen nemen. Hij bestreed daar om de verklaring van de getuige, die dez? snelheid op de snelheidsmeter afgelezen zou hebben. De raadsman verweet de be heerder van de weg grote zorgeloosheid ten aanzien van het aangeven van è'- bocht. Het ontbreken van een bord wekt volgens de raadsman, mede de indruk dat de weg rechtdoor loopt. Hij achtte het bewijs voor het hoogst roekeloze rijden door zijn cliënt niet bewezen. Een voor waardelijke straf gecombineerd met hef ontnemen van het rijbewijs oordeelde mr Van Löbel Seis meer dan voldoende. De ui'spraak werd bepaald op donder dag 30 oktober. nooit kunnen worden door de ongunstige geologische verhoudingen. De mechanisatie heeft grotere vergruize ling van de kolen tot gevolg en in toe nemende mate komt naast de steenkool onbruikbare steen naar boven. Voor het behalen van haar netto-kolenproduktie van ongeveer 7,2 miljoen ton moesten de staatsmijnen in 1957 bijna 12 miljoen ton bruto-produkt delven, door de schachten vervoeren en in haar wasserijen ver werken. Zo wordt het duidelijk, waarom het netto-ondergrondse rendement per mijnwerker sinds 1938 zo verslechterd is. De ondergrondse mechanisatie is wel kostprijsverlagend, maar in de kolenprijs zelf komt dit niet tot uitdrukking, want het bleek noodzakelijk in toenemende mate de mijnwerker lonen en sociale voorzie ningen te geven, waarop hij uit hoofde van zijn zware en ongezonde werk aanspraak mag maken. In 1957 werd bij een omzet van ongeveer 625 miljoen gulden alleen al ongeveer 325 miljoen gulden aan lonen uitgekeerd; dit is meer dan de helft. Dat geldt ook voor de andere Limburgse mijn ondernemingen. De loonsverbeteringen, welke in 1957 werden doorgevoerd, gaven bij de staatsmijnen dat jaar een stijging der loonkosten van 53 miljoen gulden, on geveer evenveel geld als nodig was voor het grote schachtbouwprogramma. Dit verklaart wel voor een deel het „waar om" van de huidige kolenprijzen. De mij nen kunnen terwijl de concurrentie der stookolie steeds zwaarder gaat drukken hun prijzen niet verlagen omdat zij, zowel wat hun nieuwe investeringen als hun huidige loonuitgaven betreft, gebonden zijn. Ook valt voor de toekomst geen da ling te voorzien van de kostprijzen der mijnindustrie, juist omdat de wijze waar op onze kolen gedolven worden steeds moeilijker en dus duurder wordt en de evolutie in de sociale positie van de Lim burgse mijnwerkers zeker nog niet haar einde heeft bereikt. De Volleybalcompetitie is voortgezet met een aantal wedstrijden voor de eerste klas dames. Alleen de wedstrijd Sportbond VSV gaf vrij goed spel te zien. De andere dameswedstrijd was meer opslagspel. Dames eerste klas: Sportbond 1VSV 1: 3—1 (15—4, 15—8, 13—15, 15—1). Een wed strijd met vrij goed spel van Sportbond. Alleen de derde set konden de VSV-dames op hun naam brengen, meer stond Sport bond niet toe. VGV 1—PSV 1: 2—2 (4—15, 15—1, 17—15, 10—15). Over deze wedstrijd valt niet veel te vertellen. Het was een opslagpartij waarbij elk teamverband volkomen zoek was. Heren tweede klas: VSV 1Kennemers 3: 1—3 (5—15, 14—16, 16—14, 12—15). De nieuwe VSV-herenploeg heeft het in de eerste wedstrijd niet tot een overwinning kunnen brengen. Ondanks het feit dat de Beverwijkers deze wedstrijd gewonnen hebben moet worden vastgesteld dat de VS V-ploeg in de komende competitie een geduchte tegenstander zal worden. Heemskerk St. Nicolaasfeest van KAB Elk jaar organiseert de Heemskerkse afdeling van de K.A.B. een St. Nicolaas feest voor de kinderen. Hiervoor is veel geld nodig en het be stuur doet dan ook beroep op de leden om een financieel steentje bij te dragen. Om het bedrag bij elkaar te krijgen worden een viertal klaverjas drives ge houden, waarmee mooie prijzen zijn te be halen. BURGERLIJKE STAND VAN HEEMSKERK GEBOREN: Jacobus M., z. van P. M. Kloes en C. J. Appel te Beverwijk; Maria C. G., d. van J. W. Schaaper en G. M. Bruin; Franciscus J. H., z. van H. J. van Tunen en M. C. Cornelissens; Marijke M., d. van C. J. Schellekens en C. de Ruyter; Cornelia E. M., d. van C. Butter en C. M. Beentjes; Jacobus M., z. van J. Bleyendaal en A. Bruyns; Wijnandus C., z. van C. J. Schelvis en W. Krom te Beverwijk; Robert, z. van J. W. de Haas en J. A. de Vries te Beverwijk. ONDERTROUWD: Laurentius Adrichem te Beverwijk en Agathna W. Fatels; Pe trus J. Groot en Christina P. Kloes; Teu- nus van den Broek te Krommenie en Ca- tharina C. Limmen. GETROUWD: Arnoldus W. van Noort en Catharina J. de Ruyter; Jacobus M. Beentjes en Johanna M. Schouws. ff „Wijn is de bloem in het knoopsgat der beschavingheeft fijnproever-levens kunstenaar Werumeus Buning eens gezegd. Als dat waar is, dan zijn wij een hoogst onbeschaafd, of althans een weinig „bloem rijk" volk. Want in Nederland werd (in 1956) per hoofd der bevolking slechts anderhalve liter wijn gedronken, tegen bijna zeven liter in België en Duitsland, zestig liter in Luxemburg en 110 liter in Frankrijk. En al zijn wij de laatste acht jaar wat meer „wine-minded" geworden, onze totale consumptie van het edele druivennat is toch ver beneden ons cultu reel welvaartspeil. Althans volgens de heer H. M. J. Boelen, firmant van de oudste Nederlandse wijnkoperij, die donderdag haar 225-jarig bestaan vierde. Ter ere van dit jubileum heeft de firma Jacobus Boelen woensdag in haar kelders in het Oude Dok te Amsterdam de pers ontvangen voor een college in de wijn wetenschappen. „Wijn is iets levends", al dus de heer H. M. J. Boelen, „zij heeft in vele opzichten haast menselijke eigen schappen. Wijn is een produkt dat in zijn (Van onze ^correspondent in Londen) De belangrijkste kunstveiling van deze eeuw, die van de beroemde collectie Franse impressionisten uit de nalaten schap van de Amerikaanse bankier Ja kob Goldschmidt, welke woensdag in de kleine stampvolle zaaltjes van de kunst handel Sotheby in Bondstreet in Londen werd gehouden, bracht een recordbedrag van ruim zeven miljoen gulden op. Er wa ren ongeveer vijftienhonderd prominente figuren aanwezig. De veiling werd onder anderen bijgewoond door Lady Churchill en de schrijver Somerset Maugham. De veiling duurde maar eenentwintig minu ten. Via huistelevisie kon de veiling ook in andere vertrekken worden gevolgd. In deze kamers kon ook per telefoon worden geboden. De bedragen liepen met vijfdui zend pond sterling per seconde op. De ge boden prijzen waren: Cézanne; „jongen met het rode vest", 220.000 pond; Van Gogh: „Jardin publique a Aries", 132.000 pond (dit bedrag werd in drie minuten be reikt); Manet: „La rue Mosnier aux dra- peaux", 113.000pond; Cézanne: „Les grosses pommes". 90.000 pond; Manet: „La promenade", 89.000 pond; Renoir: „La pensee", 72.000 pond; Manet: „Zelf portret", 65-000 pond. Het was een van de meest opwindende veilingen die ooit in Londen of elders zijn gehouden. Slechts de genoemde zeven Franse werken werden aangeboden. Het bedrag van 220.000 pond, dat betaald werd voor Cézanne's „jongen met het rode vest" is het hoogste dat ooit op een veiling werd behaald. De totaalopbrengst over trof alle voorspellingen. Zoals verwacht, ging bijna alles rechtstreeks naar Ame rika. De enige uitzondering is misschien de Renoir, welke een Londense kunsthan del verwierf voor een buitenlandse op drachtgever. Het gebeurt maar hoogst zelden, dat schilderijen van een dergelijk gehalte geveild worden. De vorig jaar onder de hamer gekomen verzameling van de Ame rikaanse bankier Weinberg, die vroeger in Amsterdam heeft gewoond, had een soortgelijk karakter. Men vraagt zich af, wat de gevolgen zullen zijn van de gewel dige prijzen, welke woensdag gemaakt werden. Sommigen geloven dat de cijfers hun invloed zullen uitoefenen op de minder belangrijke werken uit dezelfde school, zodat ze misschien geen kopers zullen vin den. Dit is vóór 1914 het geval geweest met de school van Barbizon. In elk geval heeft de veiling aangetoond, dat de kunst verzamelaars volledig vertrouwen bezit ten in de waardevastheid van de Franse impressionisten. De heer Keiler, die twee Manets kocht, verklaarde na aflooop dat de prijzen voor dit soort doeken niet hoog zijn, „omdat zij onbetaalbaar zijn". Tot verbazing van iedereen voegde hij er aan toe, „dat hij eventueel bereid was ge weest het dubbele te betalen." Kort achter elkaa«wÉ#ftsteéwëe figuren heengegaan, die ieder een bijzondere plaats in onze politieke samenleving heb ben ingenomen. Het overlijden, de vorige week, van oud-minister P. A. Kerstens, tevens oud-lid van de Eerste Kamer, geeft aan leiding met een enkel woord stil te staan bij wat deze man van in menig opzicht uitzonderlijke gaven, eerst nog in Neder- lands-Indië als lid van de Volksraad, daar na tijdens zijn ministerschap in de Lon dense tijd en vervolgens, na de bevrijding hier te lande, betekend heeft. Reeds in de Volksraad toonde hij een onafhankelijke strijder te zijn voor hetgeen hij juist en billijk achtte. Meermalen gaf hij toen al blijk van een brede visie, van een oprech te democratische gezindheid. Met warmte stond hij pal voor de door hem gekoester de denkbeelden. Een grote rondborstigheid kenmerkte hem en ook de durf om er een eigen mening op na te houden, alsmede de bereidheid, daarvoor offers te brengen. Er zat vaart in hem. Soms kon die vaart hem wel parten speler), doch dan bleef er niet temin reden tot bewondering voor veel wat hem.op staatkundig-gebied dreef. Voor het nieuwe stond hij ten volle open. Dat bleek ook tijdens - zijn ministerschap te Londen en daarna in zijn Nederlandse pe riode, toen hij o.m. zijn schouders zette onder de beweging voor Europese samen werking. Groot en innemend was zijn op rechtheid, die hem, begrijpelijkerwijze, meer dan eens wel schade heeft berok kend. Piet Kerstens, gelijk deze gezapige Brabander door velen werd genoemd, had zijn menselijke zwakheden. Het ware on oprecht, en zou dus in een kort herden kingswoord aan zijn nagedachtenis ge wijd, misplaatst zijn te verzwijgen, dat hij, jammer genoeg, tengevolge van die zwakheden tenslotte niet die plaats in on ze na-oorlogse staatkundige samenleving heeft kunnen innemen, waarop hij anders ongetwijfeld ten volle aanspraak zou heb ben gehad. Al met al blijft de herinnering levendig aan hem als een man, wiens gro te gaven bewondering afdwongen, wiens warm menselijk aanvoelen van veel waar op het aan komt en wiens werken en stre ven hem een creditpost sthonken bij de objectieve beschouwers van de waarde, welke hij bezat. Hiervan is trouwens op een wijze, die ook hen eert, getuigd door enige van de voornaamste figuren van de K.V.P., waartoe hij behoorde. En wel doordat figuren als oud-minister prof. Beel, minister dr. Marga Klompé en de leider van de K.V.P., prof. Romme, on der hen waren die behoefte hadden hem de laatste eer te bewijzen. Na Kerstens is, ongeveer een week la ter, een geheel andere bekende politieke persoonlijkheid aan ons land en aan zijn partij ontvallen. Te weten, de heer Van SI een, van 1937 af tot zijn dood lid van de Tweede Kamer, waar hij het eerste on der-voorzitterschap bekleedde tot hem zijn gezondheidstoestand bij de aanvang van dit zittingsjaar noopte zich voor die func tie niet meer ter beschikking te stellen Talrijk waren de tegenstellingen tussen Kerstens en Van Sleen, welke laatste eerst een vurig voorvechter in de S.D.A.P., la> ter een niet minder vurig strijder in de gelederen van de P.v.d.A. is geweest. Het onderwijs in het bijzonder lag hem na aan het hart en zonder dat hij ooit de klok inzake de onderwijsvrede heeft wil len terugzetten, werd Van Sleen nooit moe op de bres te staan, indien naar zijn mening bedenkelijk gevaar voor de open bare school dreigde. Daarbij beheerste hij ten volle de kunst om zijn mannetje in het debat te staan. Het kon wel voorkomen, dat hij de indruk maakte een venijnige fox-terrier te zijn, maar wie hem kenden, wisten, dat hij ook zijn politieke tegen standers een goed hart toedroeg. En niet zelden slaagde hij er in met behulp van een leutige kwinkslag na een kort te voren aan de dag gelegde heftigheid, een ont wapenende uitwerking te bereiken. Voor de rechten van het parlement stond hij pal. Dat parlement was hem, de over tuigde demokraat, lief en anderzijds ge noot hij, terecht, in de kring van de volks vertegenwoordiging veel aanzien. Van Sleen was geen mooi-prater, dat wil zeg gen geenszins een Kamerlid, dat er zich op toelegde fraai klinkende redevoeringen ten beste te geven. Doch juist ook de eenvou dige wijze, waarop hij, in de regel ter de- ge thuis in de zaken welke hij aanroerde, zijn zegje deed, stempelde hem tot een sieraad van ons demokratisch bestel. De verstekelingen Dat bestel is zeker niet feilloos. Onge twijfeld valt er dan ook zo nu en dan daar op en dus bv. op wat de volksvertegen woordiging doet of nalaat! wel ge gronde critiek uit te oefenen. Dit neemt echter niet weg, dat wij ons gelukkig mo gen prijzen in het bezit te zijn van een parlement, waaraan de ministers ver antwoording verschuldigd zijn. Zonder nu nader in te gaan op het gebeurde met de zeven en dertig naar Indonesië terugge stuurde verstekelingen en op het te dien opzichte gevoerde beleid, acht ik het de moeite waard er hier*nog eens speciaal de aandacht op te vestigen, hoe dank zij het bestaan van onze volksvertegenwoordiging en van de aan haar toekomende bevoegd heden, de minister van Justitie zich ver plicht heeft gezien verantwoording af te leggen ten opzichte van het door velen be- critiseerde beleid in deze aangelegenheid. Bij de openbare mening had dit zo al niet verontwaardiging dan toch tenminste on gerustheid veroorzaakt. In ons vrije en democratische land kon deze o.m. in de pers tot uiting komen. Maar juist vanwe ge die ongerustheid was de wenselijkheid toegenomen, dat er van regeringszijde een nadere uiteenzetting zou komen, opdat de burgerij en haar vertegenwoordigers, de Kamerleden, beter dan aanvankelijk het geval was in staat zouden zijn zich over de al of niet juistheid van de getroffen maatregelen een denkbeeld te vormen. Zeker, het parlement moet niet meerege- ren en dient er zich van te onthouden al te grote bemoeizucht aan de dag te leg gen. Doch het heeft wel degelijk tot taak, ja het is verplicht om in een geval als het onderhavige de verantwoordelijke be windsman tot het geven van opheldering te brengen. Terecht is dan ook ingezien, dat hier hantering van het recht van inter pellatie op zijn plaats was. Nu zij hiervan gebruik heeft gemaakt kan aan de Kamer waarlijk niet verweten worden, dat zij al dus blijk gaf de minister van Justitie te veel te willen „bevoogden". Een internationale rechtszaak Het bezigen van dit woord, roept op een maal weer bij mij op, wat er van 25 sep tember tot 5 oktober te beluisteren is ge weest in het Vredespaleis. De goede toe hoorders daar zeker niet allen, die de jongste pleidooien voor het Internationaal Gerechtshof min of meer gevolgd hebben, blijken inderdaad goede toehoorders ge merkt hebben, dat het Nederlands-Zweeds geschil inzake het van 1902 daterende, in Den Haag tot stand gekomen. Voogdij- verdrag een allesbehalve eenvoudige zaak is. Zonder de lezers te vermoeien met een breed opgezette uiteenzetting omtrent al wat er aan dit proces vast zit, wil ik trach ten, in het kort iets weer te geven van de hoofdzaak, waarom het gaat. Het Haagse Voogdijverdrag, aangegaan door een aantal Europese staten waaron der Nederland en Zweden, heeft tot doel vast te leggen, welke rechtsregels zullen gelden indien er met betrekking tot voog dij-aangelegenheden moeilijkheden van internationaalrechtelijke aard kunnen ontstaan. Het kan b.v. voorkomen, dat een onder voogdij staand minderjarig kind niet in het land van de eigen nationaliteit vertoeft. Is dan op zulk een zich in het bui tenland verblijvend kind, wat de voogdij aangelegenheden betreft, het recht van dat vreemde land van toepassing en zo niet, welk recht is dan wèl van toepas sing? In grote trekken nu komt het hier op neer, dat gelijk art. 1 van het ver drag bepaalt de voogdij van een min derjarige beheerst wordt door de wet van het land, welks nationaliteit de minderja rige bezit. Welnu, een Necterlands meisje, Eliza beth Boll, dat in Zweden geboren was, woonde daar ook het woont er nog steeds toen haar moeder, van geboorte Zweedse, doch door haar huwelijk met de Nederlander Boll Nederlandse geworden, in Zweden stierf. De heer Boll, destijds zelf in Zweden woonachtig, liet zich daar te lande tot voogd benoemen. Dit aHes ge heel en al volgens het Zweedse recht. Vrij spoedig daarop ontstonden er echter ver wikkelingen. De heer Boll werd van be paalde handelingen beticht, die, hadden zij werkelijk plaats gevonden, tot een straf rechterlijke veroordeling zouden hebben moeten leiden. Naar aanleiding van die aantijgingen, ging de hiertoe bevoegde kinderbeschermingsinstantie te Norrkö- ping de plaats, waar het meisje in kwestie woonde tot de maatregel over het kind „onder beschermende opvoeding" te plaatsen. Daarmee raakte de vader de zeggenschap over het dochtertje ten dele kwijt. Hierop liet hij zich door de kanton rechter te Amsterdam, nu op grond van de Nederlandse wettelijke regeling, tot voogd benoemen en enige maanden later dit alles speelde zich in 1954 af is met zijn toestemming door de voogdijraad in Dordrecht ontheffing van zijn voogdij gevraagd. Dit geschiedde en tevens werd de Nederlandse mevrouw Postema in zijn plaats tot voogdes benoemd. Elizabeth Boll stond derhalve van dat ogenblik af geheel en al onder Nederlandse voogdij en dit volgens de bepalingen van de Ne derlandse wetgeving op dit stuk. In Zwe den is daarna aan de daar vroeger geda ne benoeming van de heer Boll een eind gemaakt. Er was dus nu alleen nog maar sprake van een Nederlandse voogdijrege ling. Onderwijl was in Zweden uitgemaakt, weest te zijn! zullen ongetwijfeld be- dat de beschuldigingen van weleer aan het adres van de heer Boll, geen gronden op leverden orri eén vervolging tegen hem in te stellen: hij werd dan ook van rechtsver volging ontslagen. Ofschoon daarmee de redenen, waarom het meisje onder be schermende opvoeding was geplaatst, wa ren komen te vervallen, hebben een aan tal pogingen, die er ondernomen zijn om die maatregel opgeheven te krijgen, uit eindelijk geen succes opgeleverd. Het kwam, nadat er één keer te dien opzichte wel een gunstige beslissing was gevallen, tenslotte in 1955 neer op een uitspraak van het Hoog Administratief Gerechtshof in Zweden, ter handhaving van de aange vochten maatregel, zij het op andere dan de oorspronkelijke gronden. Deze maatre gel nu, aldus het te onzent ingenomen standpunt, zou in strijd zijn met wat Zwe den, gegeven het Voogdijverdrag, mocht doen. Want de voogdij, gelijk mevrouw Postema die op grond van de Nederland se wettelijke regeling bezat, kwam door vermelde maatregel in het gedrang. Nu het onbereikbaar bleek de Zweedse instanties te doen besluiten tot opheffing van de beschermende opvoeding over het dochtertje van de heer Boll, zag de Ne derlandse regering in dit alles aanleiding Zweden voor het Internationaal Gerechts hof te dagen, zulks wegens schending van het Haagse Voogdijverdrag. Naleving daarvan, zo kan men het Nederlandse standpunt samenvatten, zou met zich moe ten meebrengen, dat ten volle de rechten van de Nederlandse voogdes tot gelding worden gebracht en dat was door de hand having van de Zweedse beschermende op voeding niet het geval. Zonder thans in te gaan op allerlei belangwekkende juridi sche argumenten, die van Zweedse kant zijn aangevoerd, bv. om aan te tonen, dat een beroep op het Voogdijverdrag in dit geval geheel „buiten spel" was, aangezien beschermende opvoeding niets met voog dij te maken zou hebben, stip ik alleen aan, dat Zweden bovendien betoogt, dat het, ook al bestaat er dan het verdrag van 1902, ten volle gerechtigd zou zijn, de nu al meermalen genoemde maatregel te handhaven, namelijk omdat zulks nu eenmaal in het belang van de openbare orde in Zweden op zijn plaats zou zijn. Tot zover over slechts een paar van de hoofdpunten, welke in dit proces pleiters, rechters en, tot op zekere hoogte, ook toe hoorders hebben bezig gehouden. Tot die toehoorders behoorden onder meer ver schillende journalisten. Dat meer dan een hunner, blijkens het hier' en daar gepu bliceerde, in moeilijkheden verkeerde ten gevolge van de ingewikkelde rechtsvra gen, welke in het geding waren, is alles zins begrijpelijk. Het ware onbillijk hen daarover erg hard te vallen. Iets anders is echter, dat het. jammer genoeg, niet geheel ontbroken heeft aan „persversla gen", die werkelijk op niets leken, alleen maar getuigden van zekere sensatielust en. van volslagen gebrek aan begrip om trent de op journalisten rustende plicht de nodige objectiviteit bij hun werk als ver slaggever in acht te nemen. In één van de Nederlandse dagbladen heb ik zelfs een „zogenaamde" verslaggever op een volkomen verdraaiing van het gebeurde en gesprokene in het Vredespaleis moeten betrappen. Juist waar het er om gaat, ook door middel van de pers het publiek in te lichten omtrent hetgeen er zich in de in ternationale rechtszaal afspeelt, valt iets dergelijks niet genoeg te laken. Het doet aan de goede naam van ons land in het algemeen en van de pers in het bijzonder, op onverantwoordelijke wijze afbreuk. Dr. E. van Raalte jeugd uiterst grillig is, maar dat met het ouder worden steeds verbetert. Wil zij tot volle ontplooiing van haar karakter en haar „persoonlijkheid" komen, dan moet ze, net als de mens, vanaf haar geboorte met de tederste zorgen omringd worden. En zoals ieder kind, zelfs uit een gezin, weer anders is dan alle anderen, zo gaat het ook met de wijn. Geen oogst immers heeft precies dezelfde eigenschappen als de vorige, en elke jaargang stelt aan „op- voerders" en verzorgers haar eigen eisen. Vandaar dat wijnkopen zo'n moeilijk vak is: de inkoper moet over een grote zeker heid beschikken om die wijnen te kiezen, die na jaren van lagering een volmaakte fles zullen opleveren". Het proeven van wijn neemt hierbij een zeer grote plaats in. Het bestaat uit een keuring op kleur, geur en smaak. De ken ner doet dat als volgt. Eerst houdt hij zijn glas voor een brandende kaars om de kleur van de wijn te beoordelen. Daarna snuift hij met toegeknepen ogen de geur van de wijn op en tenslotte neemt hij een klein teugje, dat hij omstandig langs tong en verhemelte laat circuleren, om het vervol gens met een sierlijk boogje in een gereed staande trog met zaagsel te deponeren. Doorslikken van dit teugje zou volgens de erecode der wijnkopers, zo ongeveer gelijk staan met heiligschennis en bovendien on verstandig zijn. Want wie achter elkaar Op deze manier, zo demonstreert de heer Boelen hier, spuwt men elegant, deskundig en naar aloude wijnkopers zede een teugje Liebfraumïlch uit. tien, twintig soorten wijn moet keuren, die moet zorg dragen voor een „schone" mond en een maagdelijk keelgat, aldus de heer Boelen. „Doorslikken van al die teugjes zou onze smaak- en reukzenuwen zo ver moeien, dat er van een eerlijke keuring niets terecht zou komen en dus spuwen we ieder proefje weer uit. Daar zit niets on welvoeglijks in, mits men dit ritueel ele gant en geluidloos leert volbrengen. Vak kundig spuwen is dan ook een kunst, die men zich slechts door ervaring eigen kan maken." Wijn drinkt men ook maar niet zo uit een willekeurig glas, aldus onze leermees ter. De „stille" (niet-mousserende) wijnen nuttigt men bij voorkeur uit een tulpvor- mige bokaal zoals ons Nederlandse gilde- glas; champagne daarentegen uit een iets wijder uitlopend glas, dat de „mousse" tot zijn recht laat komen, zonder uw reuk orgaan te overprikkelen. En lieden, die cog nac plegen te drinken uit de bekende bol- buikige ballonglazen, zijn eigenlijk ook in overtreding: cognac wil genoten worden in een lang, smal en hoog glas, dat het bou quet alle recht doet wedervaren. Na dit, keldercollege maakten de gasten een rondgang langs de geïmproviseerde tafels, waarop een keurcollectie Bordeaux, Bourgognes, Beaujolais en Elzassische wij nen ter „beproeving" stond uitgestald. Ijverig werd er geroken, geproefd en ge spuwd bij het romantische licht van flak kerende kaarsen, terwijl diverse prominen te wijnbouwers uit Frankrijk en Spanje, leveranciers van de firma Boelen, de jour nalisten van advies en voorlichting dien den. Een kleine teleurstelling was, dat de graaf en de gravin Bertrand de Vogüé, eigenaars van de beroemde champagne firma Veuve CliquotPonsardin uit Reims, wegens ziekte verstek hadden laten gaan, maar hun afwezigheid werd ruimschoots gecompenseerd door Don Manuel Fernan dez de Bobadilla uit Jerez, oudste firmant van het sherry-„huis" Bobadilla, die ons in een Frans met veel rollende r's uitvoe rig inlichtte over het wijnbouwers-wel en wee in deze moeilijke, stijlloze tijden. Gistermorgen heeft de jubilerende Am sterdamse wijnkopersfirma haar buiten landse gasten een rondvlucht boven Neder land aangeboden, 's Avonds was er een banket in de Ridderzaal van het Muider- slot met luitspel en Franse en oud-Neder landse liederen. Een jubileumviering, deze wijn- en levenskunstenaars waardig! Castricum LEZING DR. VOORZANGER Een zeer belangrijk onderwerp werd woensdagavond in hotel „De Rustende Ja ger" te Castricum door dr. Voorzanger aangesneden, toen deze voor de afdeling Castricum van de Ned. Ver. van huisvrou wen sprak over „Sexuele voorlichting". In het gezin met opgroeiende kinderen is het, naar zijn mening van groot belang, dat.juiste en duidelijke voorlichting op dit gebied wordt gegeven. Het is, zo gaf de spreker toe, een teer onderwerp om door de ouders voor de kinderen te worden aangesneden. Toch toonde hij met tal van voorbeelden aan, dat men vaak moeilijker en ingewikkelder te werk gaat dan nodie is. Donderdag kwamen in IJmuiden aan: Hiron- delle van Londen; Rote, Antwerpen: Hinde Lon den; Swallow, Londen, schroot lossen binnenha ven Hoogovens: Jans, Londen. Vrijdag kwam in IJmuiden aan: Delfinus van Rotterdam. Donderdag vertrokken uit IJmuiden: World Concord naar Mena Al Ahmadi; Manekerk, Bre men. Vrijdag vertrokken uit IJmuiden: Boskoop naar Plymouth; Balkan, Port Au Prince. (Indien achter de scheepsnaam en de haven van herkomst of bestemming geen andere aan duiding volgt, betekent dit, dat het schip van of naar Amsterdam is gegaan).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 7