Een paar bunder polderland in een grote stad
HET SPOOK VAN HET ZAND BEDREIGT
Tentoonstelling van politieke prenten in Fleet Street
INDIVIDU EN MAA TSCHAPPIJ
Nederlandse winnaars van
Europese opstelwedstrijd
Als men het hieronder gegeven advies
volgt, dan zullen er in de voormalige
Schoterveense polder zaden en allerlei
weideplanten komen aanwaaien en door
vogels worden aangevoerd. Zij zullen zich
gaan ontwikkelen. Die aanvoer is er altijd
geweest, maar door menselijke bemoeiin
gen kregen de kiemende zaden geen
kans. Zodra er geen koeien meer komen
en er niet meer wordt gemest, zal het
goed gaan met zuring en koekoeksbloem,
met ratelaar en boterbloem. Voorbeelden
van die flora zijn hierbij afgebeeld: de
wilde orchidee, de gele lis en dotter
bloemen in de lente.
raakte kalmoesplanten. Jammer voor de
luister van zo'n herfstige sloot, want in
zijn vaderland moet de kalmoes het tot
dikke trossen van fraai oranjerode bessen
brengen het zou dus heel plezierig zijn
als hij dit ook bij ons presteerde. Maar
gelukkig, het gemis wordt goedgemaakt
door onze vaderlandse wilde irissen, de
gele lissen, die nu staan te prijken met als
dikke augurken zwaar neerhangende vruch.
ten. Deze zomer hebben ze prachtig ge
bloeid met hun grote, gele bloemen. Nu
beginnen hun driekante vruchten lang
zaam open te splijten om de keurig op
rijen liggende, wat vettige en lichtbruine
zaden de kans te geven zich door het water
te laten verspreiden.
Het is alles rust bij die stille ringsloot.
Maar plotseling is er groot gedruis. Van
een waterhoen, dat geschrokken van de
ochtendlijke wandelaar zowel de benen
als de vleugels neemt en naar zijn aard
met een heel lange aanloop de lucht ingaat.
Als een te zwaar geladen watervliegtuigje,
dat niet kan loskomen. Ver gaat hij niet,
hij draait een bochtje om goed in de wind
te kunnen landen en even later loopt hij
kopknikkend tussen wat trekspreeuwen,
die tussen het korte gras van het soppend
natte weiland het hunne zoeken. Vol ijver
zijn ze bezig, hun snavels diep in de zachte
grond borend om er al wroetend de rit-
naalden en koperwormen uit op te diepen.
AAN DE ANDERE KANT van het mi
nuscule poldertje, recht tegenover de plek
waar het waterhoen zo luidruchtig op de
wieken ging, staat de aloude bemalings
installatie: een wipwatermolen met open
scheprad van het klassieke model, een
juweeltje in zijn soort. En onder ons
gezegd wat gaat het de vreemdeling, die
dit vredige brokje polder met zijn molen
ziet aan, dat het eigenlijke malen niet meer
door de wind doch door een elektrische
pomp gebeurt? De wieken, of om even in
molenaarstaal verder te spreken, de roeden
van deze wipmolen staan voor altijd in
rust, met staand kruis. En ik weet niet of
de molenaar ze bij speciale gelegenheden
nog wel in de daarbij behorende standen
zet: „aankomend" bij vreugde en „gaand"
bij leed of „scheef" bij grote feestelijk
heden. In ieder geval zou het de waarde
van zijn molentje voor alle omwonenden
zeer vergroten als hij het deed.
Alle omwonenden? Ja, want deze antieke
molen en de levensechte polder liggen op
dit ogenblik midden tussen de huizen. En
de ringsloot heeft buitenoevers in de vorm
komen en er zijn zoveel meer huizen ge
bouwd, dat er van de hele Schoterveense
Polder niets meer over is. Alleen dat ene
kleine stukje bij de wipmolen is om onna
speurlijke reden polder gebleven. Echte
polder, met een boezemsloot, die hoger ligt
dan de ringsloot, met een watermolen die
nog helemaal gaaf is, compleet met de
kruipalen er omheen. Ogenschijnlijk is het
poldertje destijds eerlijk opgedeeld tussen
boer en schoolmeester, maar ik geloof dat
meester verreweg aan het langste eind
heeft getrokken. Want hij kan er de jeugd
niet alleen in de schooltuin, die het ooste
lijke gedeelte van de polder in beslag
neemt, van alles bijbrengen, nee, hij kan
óók nog aan de hand van kostelijk en bui
tengewoon overzichtelijk demonstratie
materiaal heel veel vertellen over polders,
molens en bemaling. En de boer kan alleen
maar wat koeien het land in sturen.
Intussen dreigt blijkbaar in onze dagen
het spook van het zand weer. Kan het er
geen vrede mee hebben, dat het één klein
stukje nat weiland ongemoeid heeft moe
ten laten? Moet het beslist alles onder zijn
verstikkende vracht bedelven? Hoe dan
ook, dat zand zal zeker over de kleine
polder komen, wanneer het weiland ervan
inderdaad in een speeltuin zou moeten
WAT MIJN ADVIES voor het poldertje
zou zijn? Doe er eens niets, of nagenoeg
niets, meer mee! Stuur er geen koeien
meer in en vooral: bemest het cp geen
enkele manier meer! Laat het volkomen
aan zijn lot over en maai het eenmaal per
jaar, in de late zomerdag. Dan zal er tien
tegen één een klein wonder gebeuren, daar
temidden van de huizenzee.
Sluit dan één stuk van die weelderige
toekomstwei streng af, trek het bij de al
bestaande schooltuin, leg er één breed, ge
maaid pad in aan en laat de onderwijzers
daar de aan hen toevertrouwde ïeugd in
de „vrije natuur" les geven over de weide-
flora. Wie niet gelooft, welke grote mo
gelijkheden dit alles inhoudt, hij ga eens
kijken wat de Dienst voor School- en
Kindertuinen in Den Haag in deze geest
tot stand heeft gebracht! Heus, het kan!
En het kost bijzonder weinig. En buiten
dien zou Haarlem dan met het niét afge
sloten stuk wilde wei een primeur kunnen
brengen, namelijk een stukje land, waar de
kinderen vrij bloemen mogen plukken. En
stekeltjes en salamanders vangen in de
ringsloot. Overdenk het eens, allen die dit
aangaat. En vraag uzelf eens strikt eerlijk
af wat van meer waarde voor de opvoeding
van onze jeugd zal zijn, nog een speeltuin
bij de vele bestaande of een klein paradijs,
waarin de kinderen spelenderwijs kunnen
leren zien, dat er ook nog andere waarden
in het leven zijn dan alleen sport en spel?
Kees Hana
(Van onze correspondent in Londen)
Onlangs heeft een lid van de Hongaar
se regering verklaard, dat grappen en sa
tire geoorloofd zjjn in de strijd tegen vijan
delijke en reactionaire opvattingen, maar.
zo zei hij veelbetekenend, „wij zullen geen
grappen tegen het socialisme dulden".
Deze uitspraak is aanleiding geweest tot
het organiseren van een internationale ten
toonstelling van politieke karikaturen, on
der auspiciën van de internationale fede
ratie van vrije journalisten in Londen, die
op het ogenblik in Fleet Street wordt ge
houden. De initiatiefnemers hopen, dat er
meer persoonlijk contact tussen de poli
tieke tekenaars, waarvan een aantal uit
verre landen is overgekomen, zal ont
staan.
Oorspronkelijk was de karikatuur be
doeld om de lezers te laten lachen, maar
deze tentoonstelling, die tot titel heeft „de
grote uitdaging" houdt zich uitsluitend
bezig met de worsteling tussen commu
nisme en democratie.
Een enkele prent ontlokt door zijn on
derschrift een glimlach. Zoals een Austra
lische tekening van twee Russen, huive
rend in de kou, die in de „Pravda" lezen,
dat de Sovjet-Unie nylon sokken gaat fa
briceren. „Wat zijn sokken?" vraagt de
ene aan zijn kameraad... Het is te be
treuren dat de grootsten onder de tegen
woordige generatie van Britse „cartoon
ists"; Low, Vicky en Friel, hebben ge
weigerd werk in te zenden, blijkbaar om
dat ze meenden, dat de tentoonstelling een
uitsluitend anti-communistisch karakter
zou dragen. Dit is niet het geval, al over
heerst de kritiek op Kroesjtsjev en con
sorten. Het Westen spaart zichzelf echter
niet. Er zijn platen, welke bijvoorbeeld de
Westduitse herbewapening aanvallen. De
Griekse inzendingen spuwen hun gal uit
over Groot-Brittannië inzake Cyprus en
ook de Suezactie.
Maar dat het Westen zijn eigen staats
lieden dagelijks in de karikatuur afstraft,
komt op deze tentoonstelling jammer ge
noeg niet tot uiting. Wel heeft men met
een royaal gebaar een gedeelte van de ten
toonstelling gewijd aan uit bladen en tijd
schriften verzamelde tekeningen van ach
ter het ijzeren gordijn onder de titel „Hoe
anderen ons zien". De campagne tegen
het Westen en zijn sociale stelsel doet den
ken aan de vlijmscherpe spotprenten uit
de eerste jaren van de socialistische bewe
ging, zoals bijvoorbeeld een Roemeense
tekening van een zatgegeten rijkaard, die
tegen zijn vrouw, die alweer heeft verlo
ren aan de speeltafel, opmerkt: „Het hin
dert niet, ik zal het wel korten op het loon
van de arbeiders". Er hangt ook een dooi
de feiten achlerhaaldr prent van een Ame
rikaan, groen van nijd over de nieuwe
vriendschap tussen de Sovjet-Unie en Joe
goslavië. Artistieke waarde bezitten de
conventioneel-illustratieve, primitieve
haat-aanwakkerende communistische
prenten, die de westelijke politici en mili
tairen bijna uitsluitend als waterstofbom
maniakken afbeelden, op een enkele uit
zondering na, niet. De hoop is echter niet
geheel verloren, want sporen van humor-
zijn er toch wel...
Vermakelijk is de manier waarop een
Praags blad er vele jaren geleden is in
gelopen. Zijn politieke tekenaar was met
vakantie en een onbekende, die hem uitste
kend bleek te kunnen nabootsen, zond uit
het vakantieoord een prent in over de te
waterlating van mi Amerikaanse kruiser,
welke „Vrede" was genoemd. Toen de
kranten, waarin deze plaat verschenen
was, in ijltempo bleken te worden ver
kocht, bekeek de hoofdredacteur de prent
nauwkeuriger en bemerkte tot zijn ontzet
ting dat de tekenaar de leden van de
Tsjechische regering had belachelijk ge
maakt, waarop de resterende exemplaren
van het blad ogenblikkelijk in beslag ge
nomen werden, hetgeen niet kon verhin
deren, dat een ervan het buitenland be
reikte. De protserige, als Amerikanen ver
momde figuren op de tribune van de
scheepswerf, hadden de trekken van de
communistische regeringsleiders. De jour
nalisten, die de plaat hadden doorge
laten, werden ontslagen, maar de politie
ke tekenaar zelf was veilig. Hij was echt
met vakantie.
Tekeningen, die het in een krant goed
doen, zijn vaak minder indrukwekkend,
wanneer ze ontdaan zijn van hun omlijs
ting van dichtbedrukte kolommen. Dat is
niet het geval met Illingworth van de
„Daily Mail", Cummings van de Express
en Glan Williams van de News Chronicle,
die met hun zware lijnen en felle zwart
wit contrasten forse kracht ontwikkelen.
Tot dezelfde klasse behoort de Duitser
Harbin", die zijn critiek op het denk
beeld van een gedemilitairiseerde zone
magnifiek uitbeeldt door een slapende
waakhond (NAVO), voor de deur liggend
van Europa. Naast de hond staat een glas
met een vals hondengebit... Naam maak
te de laatste jaren de Indische artiest Abu
in de Observer door zijn oorspronkelijke
lichte tekenwijze en zijn vaak rake for
muleringen. De enige Nederlandse teke
naar, op de expositie vertegenwoordigd, is
„Teddy". Effectief is zijn uitbeelding van
de tegenstelling tussen een staking in het
Westen en achter het ijzeren gordijn.
De tentoonstelling omvat 2.77 platen uit
24 landen. De organisatoren hopen, dat ook
andere landen de tentoonstelling willen
houden, waarbij deze kan worden aange
vuld met de produkten yaa eigen politie
ke tekenaars.
worden herschapen. En dan nog zal het een
natte speeltuin worden, zoals het sportveld
naast het poldertje een nat sportveld is,
omdat het water door de saamgeperste
veenlaag niet zal kunnen wegzakken. En
wat hebben we dan? Voor veel geld een
prachtig stukje halfnatuurlijk oud cultuur
land verknoeid, onze stad één van haar be
langrijke rustpunten ontnomen eneen
moeilijk of niet droog te houden speeltuin
„gekregen".
GOED, wij leven in de eeuw van het
kind, maar hebben stadskinderen alléén
maar speeltuinen met (dure) klimtoestel
len, draaimolens en wat dies meer zij
nodig? Ik geloof er niets van! En daarom
zou ik hen, die hier tenslotte een beslis
sing moeten nemen, graag een andere
oplossing ter ernstige overweging aam
bevelen (en ik durf er bijna nier bij te
zeggen, dat deze oplossing niets zal kos
ten, omdat men al te vaak duurte als een
kenmerk van kwaliteit ziet).
HET IS een oude en weloverdachte boe-
rengewoonte in de herfst de sloten te scho
nen, opdat er een goede doorstroming mo
gelijk zal zijn en eventueel wat rijkelijk
vloeiend neerslagwater zo weinig mogelijk
overlast aan het land zal bezorgen. Maar
hoe gaat dat? Er is in het najaar veel te
doen op een boerderij en dan moet het
slootwerk wel eens voor iets anders worden
onderbroken. Zo was het kennelijk ook
gegaan bij het werk aan de ringsloot van
Haarlems kleine stedelijke polder. En dien
tengevolge kon het gebeuren, dat ik er op
een herfstige morgen door het bedauwde
gras liep langs de overblijfselen van veler
lei zomerse slootheerlijkheden, die gedeel
telijk tot sieraden van de herfst waren
gemetamorfoseerd. Want daar stonden tus
sen het bruin inelkaardraaiende blad van
de zwanebloemen nog de oude schermen,
die in juni en juli prachtige oudroze bloe
sems droegen. En daar waren de rimpelige
en zeer geurige bladeren van de kalmoes,
die vreemde en nauwelijks herkenbare
„aronskelk" uit het verre oosten. De dikke
aren van honderden uitgebloeide kleine
bloemen staken nog uit hun spitse schut
bladen naar buiten, helaas zonder een
spoor van vruchtzetting zoals dat gebrui
kelijk is bij de in het westen verzeild ge-
van keurig onderhouden gazons. Deze ga
zons grenzen aan straten, naar de heren
Jan Haring, Heussens, Marnix en Van Dort
genoemd. Maar stenen straten of niet, het
is daar rond het poldertje laatste restant
van de oude Schoterveense Polder een
landelijke omgeving gebleven, vol rust en
kalmte. Daardoor glijden de gedachten er
misschien zo gemakkelijk terug naar de
tijden, toen er hier nog alleen maar boeren
land was, in het vroege voorjaar geel van
de dotters en later rood van de zuring. Men
kon er hele bossen koekoeksbloemen pluk
ken en gele ratelaars, voordat er naar
ouderwetse gewoonte vrij laat in de zomer
werd gemaaid (alleen mócht dat bloemen
plukken natuurlijk niet vanwege het hin
derlijk platgetrapte gras).
Later kwam er veel bedrijvigheid hier.
Dat begon in de hoek van de Schotersingel
bij de grote drinkbak met zijn ijzeren kroes
aan een vervaarlijke ketting. Daar werd
een steiger gemaakt. En van die steiger
kwam via de Jan de Braystraat e'eh smal-
spoortje het achterland van het Kleverpark
in te lopen. Over dat spoortje werden kip
karren vol zand voortgezeuld door een
zeer lawaaiig klein motorlocomotiefje. Naar
het lage land achter de Kleverparkweg, dat
toen voetje voor voetje is verdwenen
onder enorme vrachten duinzand. Honder
den salamanders en stekeltjes zochten in
het voorjaar hun heil in de doodlopende
stukken van de steeds verder dichtge-
plempte sloten. Wij vingen ze bij tientallen
met de hand. En als de visserij ons ver
veelde, sleepten we een zware batting van
de zandkruiers (aan ijzeren rijplaten deed
nog niet) naar het water en gingen daar
heerlijk op varen. Wat kon het ons schelen
hoe nat en smerig we thuiskwamen en.
wat bekommerden we ons als kwajongens
om hetgeen er met dat polderland g'ebeur-
de? Er bleef immers nog genoeg over, de
kanten van Bloemendaal, Santpoort en
Spaarndam op? Men moest er nu alleen
een eindje verder voor lopen.
MAAR GENOEG over die „oude" tijd
van nog maar enkele tientallen jaren ge
leden. Er is nadien nog zoveel zand ge-
HET KOMT niet dikwijls voor dat een
Nederlands auteur een boek in de Engelse
taal schrijft en dit dan bij een Nederlandse
uitgever laat verschijnen. Toch is dat het
geval met het jongste werk van de biblio
thecaris van het Vredespaleis, Bart Land
heer. dat „Pause for transition an ana
lysis of the relation of man, mind and
society" heet en dat door Martinus Nij-
hoff in Den Haag is uitgegeven. De reden
van publikatie van dit boek in het Engels
is waarschijnlijk dezelfde als die, waarom
in vroeger eeuwen vele Nederlandse wijs
geren hun werken in het Latijn schreven:
namelijk, om een internationale lezers
kring te bereiken. Dit strekt de Neder
landse letteren niet tot voordeel, maar
voor de verspreiding van het Nederlandse
cultuurgoed in algemene zin betekent het
wel winst.
HET BOEK VAN LANDHEER is een
poging om de sociale problemen van de
mensheid terug te leiden tot de mens zelf
en zo de maatschappelijke ontwikkeling
te verklaren uit de structuur van de
mens. Het uitgangspunt is dus sociolo
gisch, maar in een voorrede zegt de schrij
ver, dat het meer zijn bedoeling is ge
weest een soort van gekristalliseerde le
vensopvatting weer te geven dan bepaald
binnen het bereik van een vakwetenschap
te blijven. En inderdaad gaat het boek na
het wetenschappelijk theoretische begin
geleidelijk over in een min of meer filo
sofisch betoog, om tenslotte tot een aan
tal politieke en sociaal-economische con
clusies te komen.
Met deze oorspronkelijke methode gelukt
het de schrijver, in een paar honderd blad
zijden een perspectivisch beeld te geven
van de maatschappelijke ontwikkeling der
westelijke wereld, en die ontwikkeling vrij
logisch uit het eenmaal ingenomen stand
punt te verklaren. Zo begint hij met er op
te wijzen dat de mens in de primitieve
periode in een wereld leefde, die een vijan
dige indruk op hem maakte en dat de na
tuur hem voorkwam als een grillige en
kwaadaardige macht, waarmee hij een
acceptabele verhouding moest zien te be
reiken. Hij kon dat doen of door een beroep
op de goddelijke krachten, óf door de wet-
(ANP) De achttienjarige Jan Schou
ten uit Venlo en de zeventienjarige Marie
van Laake uit Nijmegen hebben donderdag
in het Europahuis in Straatsburg uit han
den van dr. H. Solf, lid van de directie
voorlichting, de zilveren legpenning van
de Raad van Europa ontvangen, die zij dit
jaar met een opstel over de Europese be
weging hebben gewonnen.
men. Ook lopen de begrippen machts- en
behoeften-economie door elkaar heen, ter
wijl stilzwijgend wordt aangenomen dat de
hoogst-ontwikkelde machts-economie ook
de beste behoeften-economie is. De prak
tijk bevestigt dit niet."
De auteur rekent ook af met wanbegrip
pen zoals het verwaande ideee dat de
westerse wijze van denken de enig juiste
is en dat andere kultuurgroepen, die deze
denkwijze niet willen volgen, daarom „ach
terlijk" zouden zijn. En hij wijst erop, hoe
dwaas het is dat wij, sprekend over de in
woners van een land dat duizenden kilo
meters ver weg ligt, zeggen: „Zij zijn nog
niet rijp voor een democratisch systeem",
hoewel wij ons maar al te vaak heel scep
tisch uitlaten over het functioneren van
het democratische systeem in ons eigen
land. Maar bij al zijn critiek op de plaat
selijke, regionale en nationale vooroor
delen van onze tijd erkent Landheer, dat
het uitermate moeilijk is zich een duide
lijk denkbeeld te vormen van de func
tionele structuur van een wereldgemeeni
schap. Niettemin is zijn boek vóór alles
een poging om vast te stellen in hoeverre
de sociale ontwikkeling zich in de richting
van een wereldgemeenschap voltrekt, want
alleen een ontwikkeling, waarin de per
manente wereldgemeenschap, waarop wij
hopen, reeds als duidelijk beeld aanwezig
is, zou een constructieve kunnen zijn".
Of de ontwikkeling in de richting van
een wereldgemeenschap plaatsheeft met of
zonder ooi-log zou die richting niet belang
rijk wijzigen, meent Landheer, daar oor
logen in het verleden wel altijd de uit
drukking van zich voltrekkende verande
ringen, maar niet de beslissende factoren
in de geschiedenis zijn geweest. Er is vol
gens hem behoefte aan „een nieuw inter
nationaal liberalisme, dat vrijheid wil
grondvesten op een solide economische
basis waarbij hij er echter de nadruk op
legt, dat die economische grondslag van
ons leven weliswaar van essentieel belang
maar daarom nog niet het doel van het
leven is. De welvaart komt vanzelf, be
toogt hij, als de gedachte aan oorlog maar
uit het denken van de mensen verbannen
wordt. En oorlog is nu eenmaal de eeuwige
metgezel van machtswellust, die alleen on
derdrukt kan worden door het scheppen
van een hartstochten en verlangens be
heersend evenwicht, niet alleen in de
maatschappij maar ook in het individu.
Bij het individu beginnen alle dingen
zo besluit Landheer dit zeer belangwek
kende boek „en het is het individu dat
een wereld tot stand kan brengen, waarin
wij allen met een redelijke mate van vol
doening kunnen leven als we maar niet
méér verwachten dan het leven te bieden
heeft: ons dagelijks brood, wat dromen,
wat spelen en wat gezelschap".
C. Lector
matige natuurprocessen op te sporen, óf
door het beproeven van irrationele causatie-
methode zoals magie. Zo lang de factor
kennis (wat de feitelijke beheersing der
natuurprocessen betreft) klein bleef,
trachtte de mens het vooral met behulp van
verbeeldingsreacties tegen de hem omrin
gende machten op te nemen. Naarmate de
kennins groter werd, kwamen er graduele
wijzigingen in de menselijke reacties even
als in de menselijke behoeften, maar on
veranderd bleef het feit, dat de machten,
die het menselijk leven schijnen te beheer
sen, voorgesteld worden door middel van
het proces van symbolisch denken. „Het
beslissende onderscheid ligt niet op het ge
bied der elementaire behoeften, maar In de
verhouding tussen intellect en verbeelding,
tussen wetenschap en symbolisch denken".
Hoe weinig absoluut deze wijziging in de
menselijke reacties is, illustreert Landheer
treffend met het voorbeeld van het on
weer, dat door menige primitieve stam be
schouwd wordt als het werk van een
kwaadgeworden godheid, maar waarvan
de mens later, als hij meer ervaring heeft
opgedaan, de natuurkundige oorzaak be
grijpt. Wij denken thans bij een onweer
niet aan het bovennatuurlijke omdat wij
langs de weg van onze ervaring op het
verschijnsel kunnen reageren. Maar gesteld
dat hetzelfde onweer twee weken lang dag
en nacht zou voortduren en al onze erva
ring dus te boven zou gaan, dan zou het
ons opnieuw tot allerlei verbeeldingsreac
ties brengen, niet slechts omdat wij daar
in een uitlegging van het verschijnsel zou
den trachten te vinden maar bovenal om
dat wij daarmee onze spanning zouden
proberen te verminderen.
Uitgaande van de structuur en dus
van het innerlijke evenwicht van het
individu komt de schrijver logischerwijze
tot de ontkenning van het denkbeeld, dat
er voor de rust van de wereld niets anders
nodig zou zijn dan een redelijke bevredi
ging van de economische behoeften van
de mens. Niet alleen spelen emotionele en
psychische factoren ook op maatschappe
lijk gebied een belangrijke rol, maar bo
vendien aldus Landheer „leidt een
kwantitatief geziene economie voortdurend
tot structurele ontwrichtingen en tot de
noodzaak van correcties om tot een betere
verdeling van het sociale produkt te ko-
t