KLEINE WONDEREN IN HET HERFSTIGE DUIN
UITGAVEN
!D,e gAoie fcieme meeóleï.
Korstmos is
geen mos
Tlieiwe
DE FRANSE
LITTERATUUR
EN EDELE DIEREN
VER DOR VEN MENSEN
ZATERDAG 25 OKTOBER 1958
if x
F A C
IIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIMIIIIIÜIIIIIIIIÜIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllüllllNIIIIIH'HlllllllilllllllllüllIHHnillllHlllllliilllllillllllllllllllllllHIIIÜIIMIIIIIIIIlllll
DE DROMENFE1E
In Dromenland, daar woont ze dande mooie Dromenfee,
Ze heeft een witte villa en daar woont ze heel tevree,
Ze heeft tienduizend duiven en een geurig rozenperk,
En 's avonds gaat ze altijd uit. Dan moet ze naar haar werk
De Dromenfee heeft alles wat haar hartje maar kan wensen
En daarom gaat ze 's avonds naar de wereld van de mensen,
Die zijn niet zo gelukkig, nee, die zijn niet zo voldaan,
En als ze 's avonds slapen, komt de Dromenfee er aan.
De Dromenfee komt zachtjes op haar tenen aangeslopen
En als ze bij je bed staat, gaat haar tas met aromen open,
En wil je graag een fiets, dan rijd je heerlijk op een fiets.
Nu ja, het is een droom, maar goed, dat is tenminste iets.
En wie een auto wil, die zit dan in een aure stee.
Wanneer je 's morgens wakker wordt, aan vait dat niet zo mee.
De Dromenfee voert weer haar duiven, thuis in haar plantsoen,
Ze heeft haar plicht gedaan, meer kan de Dromenfee niet doen.
Nu mag ze weer de ramen van haar witte villa zemen.
We moeten dat de Dromenfee vooral niet kwalijk nemen.
Guus Vleugel
MICHAEL SWEERTS
BRUIN en soms al bijna kaal door
5 de aanhoudende zeewind staan de ber-
3 ken aan de loefzijde van de duinbos-
3 jes. Maar er zijn er ook, die de hele
H zomer geen blad hebben gedragen. Zij
3 hadden de strijd tegen de vooral in de
afgelopen jaren steeds toenemende
droogte al eerder moeten opgeven. Hun
3 dorre, dode takken steken omhoog naar
1 de grijze, jagende wolken en langzaam
maar zeker vermolmt hun blanke hout.
3 Doch er gebeurt nog heel wat in zo'n
dode boom. Want het is gemakkelijk
3 gezegd, dat hij vermolmt of verrot,
3 maar in wezen komt er heel wat kij-
3 ken bij deze natuurlijke afbraak. On-
5 telbare bacteriën hebben een rijk be-
3 staan in het oude hout, larven van aller-
3 lei insecten eten er zich dik aan en
3 kleurloze schimmeldraden doorwoeke-
ren de dode stam om ook het hunne
3 te krijgen van deze speciaal voor hen
Zo gaat het hele afbraakproces zeer
in het verborgen zijn gang. Niets bij-
H zonders is er aan de dode boom te
2 zien. Tot op een goede dag één van de
3 schimmels aan de weg begint te tim-
bieren. Dan verschijnen er flinke, half-
5 ronde consoles buiten de boom, zó
3 nauwkeurig in de schorskleur, dat het
1 heel lang heeft geduurd voordat men
H hen als paddestoelen herkende, deze
3 berkezwammen. Hun onderzijde ver-
Ij toont duizenden fijne poriën en uit de-
3 ze gaatjes regenen onafgebroken de mi-
3 croscopische sporen van de zwam.
3 Miljoenen! Natuurlijk zorgt de wind
S voor de verspreiding van deze hyper-
2 lichte gevalletjes van enkele duizend-
3 ste millimeters. Maar bij dit transport
3 zullen er talloze verloren gaan, door-
Ij dat ze op plaatsen belanden waar ont
ij kieming niet mogelijk is. En zo kunt u
3 de overweldigende sporenmassa t"s ae-
H rust beschouwen als een even noodza-
3 kelijke als wijze voorziening van de
3 natuur om bij zeer geringe kiemkansen
3 de berkezwam (en met haar alle ande-
5 re paddestoelen, waas-bij het precies zo
3 gaat) toch voor uitsterven te behoeden.
3 Doolhof van een doolhof zwam
Bent u eenmaal begonnen met op de
berken te letten met het oog op hun
begroeiing, kijk dan ook eens naar de
andere houtsoorten in het binnenduin.
U zult er prachtige verwanten van de
zilvergrijze berkezwam vinden, zoals de
elfenbankjes, die zich vooral op stron
ken en hekkepalen thuis voelen. Bij
tientallen zitten ze daar pal boven el
kaar, getekend met mooie concentri
sche banden in lichte en donkere groe
nige of bruinachtige tinten. Ook zij ver
tonen aan hun lichte onderzijden een
menigte van fijne gaatjes. Maar die po
riën zijn geen evangelie bij deze groep
van houtbewonende zwammen. Kijk
maar eens goed uit naar de dikke, zeer
stevige en sterk kurkachtige aandoen
de uitwassen, die helemaal niet zeldzaam
zijn aan de stammen van eik, beuk,
kastanje en andere loofbomen. En let
dan voornamelijk op de onderkant van
zo'n paddestoel. U zult er een ware
doolhof ontdekken van allervreemdst
verlopende gaten en kromme gangen.
Geef deze eigenaardige zwam zelf maar
een naam tien tegen één dat u dan
meteen de officiële te pakken hebt:
doolhofzwam.
Intussen is het u natuurlijk niet ont
gaan, dat vele stammen en vooral do
de takken zijn begroeid met iets heel
anders dan paddestoelen, namelijk met,
een soort mos. Vroeger keek niemand
er naar om, maar tegenwoordig wor
den die „bemoste" takken graag in al
lerlei bloemstukjes gebruikt. Er zijn
zelfs winkels, die ze los verkopen voor
de liefhebbers van zelf schikken En
altijd heet dat mos maar mos. Daar is
uiteraard niets op tegen, maar juist is
het ook niet. Vergelijk dat „takken-
mos" maar even met gewoon groen
mos van de grond en u ziet het meteen.
Hier geen stengel en geen minuscule
blaadjes, maar vreemd ingesneden en
dikwijls wat kroezige lapjes. Nooit
heldergroen, maar altijd in grijze en
soms duidelijk blauwe tinten, doorgaans
leerachtig in het aanvoelen.
Kort en goed: dat takkenmos is geen
echt mos, maar een korstmos. Eigen
lijk is die naam vervelend verwarrend,
want met mos heeft zo'n korstmos to
taal niets uitstaande. Het is een veel
wonderlijker plantje. Nee, het is niet
eens één plantje, maar een zeer nau
we coalitie van twee! Want ieder
korstmos is opgebouwd uit een schim
mel eneen groene alg of wier. Het
schimmelweefsel heeft de wiertjes vol
komen ingesloten en het leeft van hun
uitscheidingsprodukten. Biologen heb
ben schimmels en wieren wel eens van
elkaar gescheiden om te zien of ze ook
elk afzonderlijk zouden kunnen leven.
Dat bleek met de wieren best te gaan,
maar de schimmels kwijnden na de
scheiding. Zodat het niet al te overdre
ven lijkt te beweren, dat de wieren min
of meer in slavernij met de schimmels
samenleven. Worden de compagnons
weer samengebracht, dan duurt het
niet lang of ze hebben zich hecht ver
enigd tot wat ze eens waren: korstmos,
de „plant" die van bijna niets lijkt te
kunnen leven op takken, stammen en
stenen. Vergis u wat dit laatste betreft
echter niet. De algen in het binnenste 3
van ieder korstmos zijn op hun manier |j
heel kieskeurig. Ze hebben zuiver re- 3
genwater en zuivere lucht nodig. Dat 5
zijn in streken als de onze met hun 3
grote industrieën helaas vrij zeldzame |j
zaken en vandaar dat alleen de taaiste 3
soorten het uithouden. De zwakke 5
broeders zijn al lang en in stilte ver- S
d wenen... 2
Kees Hana
Een stronk vol elfenbankjes
3
i
I
ENIGE TDD geladen is hier „le Parle
mentaire vertueux" besproken, een roman,
waarin de schrijver op ironische wijze het
weinig verheffende gedoe van leden van
het parlement van de vierde republiek
heeft gehekeld. Twee ongeveer gelijk
tijdig verschenen romans: „Tous comptes
faits" van Georges Conchon en „Les jeux
du prétoire" van Emile Amaury (beide
uitgaven van Albin Michel) tonen ons de
verwording van twee andere, even tame
lijk besloten kringen. De eerste gunt de
lezer een blik in de coulissen van de
haute-finance, de laatste laat hem de
corrupte gebruiken zien bij de dienaren
der rechtspraak, wier integriteit vlekke
loos behoort te zijn.
GEORGES CONCHON, die door de zo
graag classificerende critici tot de „balza-
ciens" wordt gerekend, maakte enige jaren
geleden een opmerkelijk debuut met „Les
grandes lessives" (De grote was). Daarin
tekende hij een scherp omlijnd en afstote
lijk portret van een gewetenloze zaken
man en collaborateur: Ernest Dropper, een
der bouwers van de Atlantische muur. Na
de oorlog vlucht Dropper naar Mexico en
komt na enkele jaren onder de naam Drc-
pier naar Frankrijk terug, als velen van
zijn vrienden-collaborateurs hun oude po
sities weer hebben ingenomen en als hij
meent dat er voldoende vergeten is. Een
ontwikkeling van zaken, die niet aan een
bepaalde breedtegraad is gebonden.
„Tous comptes faits" nu behelst de be
schrijving van de doortrapte wijze waai-
op Drapier, na enige maanden - van ge
duldige voorbereiding, zijn machtspositie
in de bankkringen herovert en van het
duel tussen deze niets en niemand ont
ziende zakenman en de integere directie
secretaris. Deze Marc Estienne is een van
die jongeren, die gerijpt zijn in het verz-t
en door gevangenschap. Wars van elk
compromis aanvaardt hij moedig het duel,
terwille van zijn beginsel van rechtscha
penheid, hoewel hij weet dat hij de strijd
verliezen zal.
De gehele handeling van de roman speelt
zich in één dag af en begint, zoals in som
mige klassieke toneelstukken, op het ogen
blik waarop het conflict in het critieke
stadium is getreden. Aan deze compositie
danken wij vele snelle, puntige dialogen
en een serie spannende taferelen, zoals e-m
zitting van de raad van commissarissen,
die effectrijk toneel zijn. Het is moeilijk
te bepalen of zekere elementen uit de
roman aan de werkelijkheid ontleend zijn.
In elk geval maakt „Tous comotes faits"
de indruk van waarschiinb'jkheid en heeft
het de nauwkeurigheid van een veront
rustende getuigenis.
DAT LAATSTE kan niet zonder be
perking gezegd worden van „Les jeux du
nrétoire". De schrijver heeft wel een heel
somber en ontgoochelend beeld gegeven
van de volgens hem vrijwel algemene cor
ruptie dér magistratuur. Het is echteT
moeilijk te aanvaarden dat, zoals de au
teur wil doen geloven, de meeste rêchtérs
minder oordelen in overeenstemming rrWt
het recht, dan met de positie, de bekend
heid en de invloed van de verdediger.
Evenmin is hét aan te nemen dat, in h*t
algemeen, dè advocaten zich minder be
kommeren om schuld of onschuld van hun
cliënt dan om dé persoonlijke roem die
zij uit een sensationeel kunnen halen. Ook
hier staan corrupte machtigen tegenover
een integere jongere. Het decor en de ver
schillende milieus zijn door de schrijver,
dip zelf lid van de Franse balie is geweest,
goed geobserveerd en weergegeven. Het
'eit. dat de auteur het voorstelt alsof de
Wen der magistratuur zich vrijwel zonder
uitzondering slechts door overwegingen
van oersoonliikp iidelheid of persoonlijk
voordeel laten leiden en daarbü nauwè-
'iiks gehinderd worden door geweten of
rechtsprincipes, schaadt de overtuigings
kracht van het verhaalde. De indruk van
gewilde. zwartmakende eenzijdighe'd
wordt nog versterkt door te uitvoerige en
overbodige vermelding van amoureuze
avonturen, waarmee de satire is gekruid
„Door hetgeen de huisdieren mij ge
schonken hebben, ben ik. mijn egoïsme
kwijtgeraakt". Niet. terwille van de ge
bruikelijke tegenstellingen ..verdorven
mensen - edele dieren" he'-" wij deze zin
vit de eveneens bit Albin Michel versche
nen Chiens de Colette" nan. maar om de
aandacht, van de bewonderaars van de. be
treurde Colette te vestigen op de rijk. ge
ïllustreerde uitgaven, waarin de bladzijden
gevoelig en zuiver proza, zijn verzameld,
die „de trouwste vriend1" der dieren" in
haar verschillende werken aan „de be
trouwbaarste vriend der mensen" heeft,
gewijd.
S. Elte
TOT 23 NOVEMBER is in het
Museum Boymans te Rotterdam
een tentoonstelling te zien van
werken van Michael Sweerts (1624-
1664) en tijdgenoten. Het was de
restaurateur van het Frans Hals
museum, Han Bolte, die me al eens
gewezen had. op de schoonheid
van het werk van Sweerts, dat
mede aan zijn zorgen was toever
trouwd. een ateliertafereel, dat in
Amsterdam geschilderd zou kun
nen zijn en in 1876 aan het Frans
Halsmuseum geschonken werd.
Hoewel in andere Nederlandse
museums werk van Sweerts' hand
ook voorkomt, moet ik erkennen
voorheen toch te weinig aandacht
aan d,eze dan misschien „kleine
meester" geschonken te hebben.
De blik wordt steeds weer zo on
weerstaanbaar naar het werk van
de grote meesters getrokken Ik
geloof dan ook, dat tentoonstellin
gen als deze in het Museum Boy-
mans zo belangrijk zijn, omdat ze
het genieten van eigen bezit be
vorderen. Deze persoonlijkheid
loopt men nu niet meer zo licht
voorbij. Men bedenke dat de be
langstelling voor Sweerts pas in
tens werd, sinds prof. Martin de
eerste samenvattende studie over
deze schilder publiceerde. Dat was
in 1907 en toen waren er nog maar
een goede twintig schilderijen van
hem bekend. Thans is dit aantal
drie keer zo groot. En nog, schrijft
de heer J. C. Ebbinge Wubben,
directeur van het museum, in zijn
voorwoord, tot de fraaie, geïllu
streerde catalogus, plaatsen per
soonlijkheid en leven van Sweerts
ons voor vele raadsels. Wanneer
dan pas thans de tijd werd rijp
geacht voor een expositie als deze,
is eigen tekort aan kennis en waar
dering wel te begrijpen. Wie zich
echter een vriend acht van ons
Frans Halsmuseum, dat eigen be
zit natuurlijk afstond, voor de Rot
terdamse tentoonstelling, mag deze
expositie niet missen.
Gebedenboek. Omdat pater dr. Nic. Per-
quin s.j. het niet meer erg zinrijk acht om
aparte gebeden voor roomskatholieke jon
gens en meisjes samen te stellen, heeft hij
zijn gebedenboek voor jongens vrij be
werkt tot: „Gebeden voor jonge mensen"
(uitgeverij J. J. Romen en zoon, Roer
mond). Men zou de pater dus voorstander
van coeducatie bij het bidden kunnen noe
men. Het nieuwe gebedenboek is een
mooie aanwinst van de gebedslectuur ten
behoeve, van de r.k.-jeugd. Het bevat een
overvloed van meditaties, die voor de jon
geren de weg tot het gesprek met God wil
len effenen. Het gaat er de schrijver niet
om, of de jongeren de gebeden verstande
lijk begrijpen, maar of zij deze met hun
hart aanvoelen. In het laatste geval kun
nen de gebeden uitgangspunt zijn voor een
persoonlijk gebed met God. Het gebeden
boek is met foto's en gedichten aantrekke
lijk gemaakt.
Ernstjan en Snabbeltje in drie delen,
door Jaap ter Haar, bij van Holkema en
Warendorf te Amsterdam verschenen. Het
was welhaast onvermijdelijk dat de radio-
avonturier-in-de-dop Ernstjan de weg zou
gaan van de tweeling Saskia en Jeroen en
ook in boekvorm de talrijke kinderen zou
benaderen, die reeds op het gehoor kennis
met hem hadden gemaakt. Welnu, wat on
vermijdelijk is behoeft nog niet onaange
naam te zijn. „Ernstjan" is in drie delen
van de pers gekomen en in een wel zo
leesbare en gezellige vorm, dat hij in vele
kinderhanden welkom zal zijn. Rein van
Looy maakte de boekjes nog gezelliger
door uitstekende illustraties en zo kan de
ze nieuwe verschijning in de kinderlitte
ratuur een grote populariteit voorspeld
worden, al is het de vraag of de tweeling
in dat opzicht kan worden overtroffen.
MICHAEL SWEERTS werd te Brussel
geboren. Men kent de namen van zijn
ouders en enkele familieleden, maar uit
zijn afkomst is niet te verklaren op grond
waarvan de schilder een adellijke titel
voerde. Dat lezen we in de in de catalogus
vermelde biografische gegevens. Verwon-
wert ons echter dat voeren van die titel
nog als we voor Sweerts' zelfportret staan?
Die schilder zag zichzelf wel als een in
nemend edelman! Er is in heel Sweerts'
wijze van schilderen iets aristocratisch en
het is me of hij zich dat bewust is. Hij kan
beheerst en vormelijk zijn, afstand nemen
zonder toch ons een tegemoetkomen onzer
zijds te willen beletten. Gezien dit zelf
portret is het niet zo verwonderlijk, dat
deze schilder wat betreft onderwerpen
andere voorkeuren had dan zijn directe
voorgangers in Rome, waar hij, naar uit
een oud stuk blijkt, in ieder geval al in
1646 verbleef. Daar golden schilders, die
zich veelal bezig bielden met het leven der
lagere klassen der bevolking en scènes
schilderden met bedelaars, kleine boeven
en kwakzalvers. Hun Rome was niet het
monumentale maar het arme aan de rand
van de stad. Hun meestal kleine schilde
rijtjes werden Bambocciaden, zijzelf Bam-
boccianten genoemd. Zij waren immers
volgelingen van de Hollandse schilder Pie-
ter van Laer, bijgenaamd Bamboccio.
Het was Caravaggio, die de Hollandse
schilders geholpen had zich te bevrijden
van hun Italiaanse maniërisme. Juist door
Hollandse en Vlaamse schilders werd diens
invloed in Rome rond 1615 nog zo levend
gehouden. En het is ons duidelijk op deze
tentoonstelling, hoezeer Caravaggio's in
vloed ook nog doorzingt in Sweerts' werk.
Licht-en-donker-tegenstellingen werden
bij hem echter zachter. En dames en heren
begonnen in zijn werk de plaats van de
schooiers der Bamboccianten in te. nemen.
In zijn interieurs neigt hij naar eenzelfde
sfeer als zijn tijdgenoten in Holland.
MEN HEEFT VROEGER sommige wer
ken van Sweerts wel aan Vermeer toege
schreven. We kunnen ook aan andere Hol
landse interieurschilders en aan de Franse
schilders de gebroeders Le Nain denken,
dat laatste door een zekere koelheid. Hij
onderscheidt zich van zijn Hollandse tijd
genoten in het algemeen door een zeker
academisme, dat echter nooit hindert, om
dat het op zo natuurlijke wijze verbonden
is met een realisme. Mij lijkt hij een
typisch voorbeeld van een figuur tussen
twee landen, zoals wê dat in deze tijd
vinden in de schilder Oepts, wiens werk
„Spinster'' door Michael Sweerts
hier altijd wel „Frans" aandeed, maar in
Frankrijk toch weer opviel als van een
andere geest dan te lezen was uit het werk
van de schilders daar. Heeft Sweerts het
gevoel gekend nergens meer helemaal thuis
te zijn? Men is geneigd dit te denken. Want
in 1656 wil hij in Brussel een tekenschool
oprichten en de verwaarloosde kunst van
het ontwerpen van wandtapijten tot nieuw
leven brengen. Veel kan het niet geworden
zijn, want men heeft redenen te veronder
stellen dat hij twee jaar later in Amster
dam zat. In 1661 heeft hij contact met een
Franse missionaris. Aan het eind van dat
jaar treft men hem als lekebroeder te
samen met priesters in Marseille, waar hij
nog een portret van bisschop Frangois
Pallu schildert. In 1662 houdt hij met de
bisschop en zijn gezelschap in Perzië ver
blijf. Uit correspondentie blijkt hij weinig
meester over zijn besluiten. Hij moet lastig
geworden zijn voor zijn gezelschap. Het
schijnt, dat hij zich daarna in Goa aange
sloten heeft bij een andere missie, door
felle tegenstanders van Pallu geleid. In
Goa is hij gestorven.
Van tijdens de missiereis ontstane schil
derijen heeft men nog geen voorbeeld kun
nen aantonen. Deze hadden ons misschien
wel iets kunnen vertellen van de gevoelens
van deze toch zo fijnzinnige kunstenaar,
die zich wel hevig „ontheemd" zou hebben
kunnen voelen. Hij heeft vernieuwingen in
de schilderkunst van zijn tijd gebracht en
het avontuur was hem dus niet vreemd.
Was hij te weinig sterk als schilder om
het alléén in het picturale avontuur te vin
den? Reikten zijn dromen betreffende de
schilderkunst verder dan hij vermocht te
realiseren, zodat hij een inzet voor iets
anders daarbij behoefde? Gezien zijn zelf
portret lijkt me de veronderstelling niet
zo gewaagd. Misschien dat we hem daarom
een kleine meester zullen blijven noemen.
Maar welk een prachtig schilder toch!
Bob Buys
„De dans voor de herberg" door Jan Miel,
een tijdgenoot van Sweerts.