DROMEN
ADEMEN
Met
Lawrence op
hardline
HET EILAND WAAR DE
DE WERKELIJKHEID
OPNIEUW UIT
OEIT
Ik maak me ongerust over de dromen, die ik tegen
woordig heb. Er kleeft te veel luxe aan - een eigen
schap die het wakker worden in deze tijd van
bestedingsbeperking bepaald pijnlijk maakt.
Illegale dundruk-editie
van ,,Dr. Sjivago" in de
Russische taal
(O Tl 9 9
-het blauwe water, naar de geweldige steile rotskusten
van Capo Caccia, langs de wonderlijk roodbruine kurk
eik weer naar de altijd wachtende zee. Vrouwen turen
aan deze rotsachtige kust in de verte als in Bretagne en
baardige tanige vissers met verwilderde haren spannen
er hun reusachtige netten. Ergens liggen verlaten ruïnes
en burchten, zoals die van Olbia en Orosei, als onneem
bare vesten uit de vroege middeleeuwen. Opgegraven
kunstschatten uit vroeger tijden, waarvan men soms de
herkomst niet weet, zoals de onvoltooide Venus van
Macomer, of de Muzikante, zijn zo opmerkelijk, dat deze
in hun originaliteit onvergelijkbaar zijn met enig beeld
houwwerk. „De Moeder" en een symbolisch grafschip
zijn even bewonderenswaardig. Ze zijn bij recente op
gravingen van Macomer en Bithia teruggevonden en een
groot gedeelte ervan is in het Nationaal Museum te Cag-
liari te zien. Geen wonder, dat wij steeds meer geïnteres
seerd raken in de tijd van drie tot twee duizend jaar
voor Christus en in de bijzondere culturen van een eeuw
later van Foeniciërs, Carthagers en Romeinen, welke
beschavingen grotendeels teniet gedaan werden door de
Vandalen omstreeks het jaar 500. Bisschoppen en katho
lieke geestelijken uit Noord-Afrika werden door hen
naar Sardinië gedeporteerd. De grote Belisar echter ver
nietigde dti rijk, dat aan het machtige Byzantium onder
worpen werd. Sardinië kwam van de negende tot de
veertiende eeuw weer onder invloeden van Pisa en Ge
nua, nadien onder hoofdzakelijk Spaanse heerschappij
vallend.
HET BEHOEFT DAN OOK nauwelijks verder betoog,
dat er behalve het landschap zo oneindig veel te ervaren
is, ook op volkenkundig gebied. En hoewel er ervkele uit
stekende uitgebreide gidsen zoals van dr. Hermann
Wilcke (verschenen bij Kurt Schroeder, 1958) en de
Grieben-Reiseführer (Karl Thiemig) van Sardinië be
staan, is er wel nier and die met foto's een beter beeld
geeft als Letty Claus en met woorden als D. H. Lawrence
in zijn onvergelijkelijke reisbeschrijving die in de aanhef
reeds werd genoemd. „Sea and Sardinia" is even
kenmerkend voor de auteur Lawrence als zijn andere,
strikt litteraire werk. In de eerste plaats is er zijn be
faamd geworden magische wijze van schrijven. Dit is een
talent op zichzelf, waar woordkeuze, plaatsing van de
zinsdelen en dichterlijk gevoel mede deel aan hebben.
Maar zoals bij iedere schrijver, die deze toverstaf met
zich draagt, is de precisering van dit geheim niet mo
gelijk. Lawrence schrijft korte zinnen, soms met weg
lating van werkwoorden. Hetgeen hij zegt is direct en
beeldénd. Bijzonder is eveneens, dat de bergen en na
tuurelementen hierin bijna tot menselijke gestalten zijn
herschapen, hetgeen tegelijkertijd iets sprookjesachtigs
en iets groots aan zijn scheppingen geeft. Dan is er het
licht, het licht in de sfeer, waarvoor Lawrence een
uiterst fijn gevoel heeft. In dit proza 'is ook verweven
het grote register van Lawrence's eigen ziel: de heftige
gepassioneerdheid, maar ook tederheid, de vrijheids
drang evenals het typisch mannelijke gevoel zich bewust
te zijn van zijn sekse, dat uiting vindt in de bewonde
ring voor de mannelijke kracht, die hij ons in zijn „Sea
and Sardinia" te zien geeft, tezamen met zijn bewonde
ring voor de mooie vrouw. Deze bewondering is meer
die van een schilder voor zijn model dan een ziels
ontroering. In „Sea and Sardinia" is hij eveneens de ver
bijsterde mens, die zijn handen ineenslaat om de over
weldigende natuur, de dichter die de oceanen bemint,
rotsen, bloemen en planten liefheeft en de verbonden
heid met het aardse proeft in een kop koffie, zoals er
ontelbare gedronken worden op deze zeereis. Hij geeft
ons de weelde van vreemd voedsel evenals de gering
schatting van de Brit voor al dat buitenissige als die
taaie zeedieren. De man Lawrence houdt van treinen,
die hij daveren laat, doch hij kent ook de eenzaamheid
en de triestheid van een scheiding bij het wegrijden van
een verlaten perronnetje. Evocatief zijn de schilderin
gen van de kleuren, in overvloed in de kostuums van de
Sardiniërs aangebracht. Zelf spreekt hij erover als over
portretten van Goya.
Lawrence last trouwens oude schilderkunst en litte
ratuur nogal eens in, hetgeen het boeiende van dit werk
verhoogt. De buschauffeur noemt hij Hamlet bij voor
beeld. Het originele en komische effect geeft juist de
nodige levendigheid aan zijn geestdriftig proza. Ook hier
moet men Lawrence zelf lezen om er het ware aan te
hebben. Kinderen beschrijft hij, kleine meisjes met ogen
als de Robinette, die Reynolds eens schilderde op zijn
Spaanse reis. Wie Lawrence leest moet echter zijn ver
rukking kunnen aanvaarden, dus ook de herhaalde ont
moetingen met ochtendschemer en zonsondergang, rots
achtige stadjes in brandende hitte en altijd weer de zee
in verschillende kleuren. Belangrijke filosofische of re
ligieuze bespiegelingen over dit land (een processie is
bij hem enkel sfeer en kleur) moet men in „Sea and
Sardinia" niet zoeken. Doch zijn stemmingsbeelden zijn
magistraal. En zijn onzegbare verbondenheid met de na
tuur en zijn elementen doet zich nergens geëvenaard, zo
gloeiend en glanzend aan ons voor. Als Lawrence van
zijn schip Sardinië ziet liggen, zegt hij: „Toen we boven
kwamen verscheen voor ons de zwakke omtrek van
land, transparanter dan dunne parel. Dit was Sardinië
al.Betoverend is hoogland gezien van de zee, als het
ver, ver weg is, spookachtig doorzichtig als ijsbergen.
Dit was Sardinië opdoemend als een fascinerende scha
duw midden uit zee!" En na dit lyrische proza volgt
een prachtig aaneengesloten geheel over Cagliari, waar
van hij zegt: „Koud, steenachtig Cagliari in de zomer
moet je smoorheet zijn Cagliari, als een kalkoven."
Daarna bezoekt hij Mandas, Sorgono en Nuoro met de
kleurige processie, waarover hij uitweidt: „Er waren en
kele werkelijk prachtige japonnen onder van rijk goud
brokaat en enkele glanzende oude shawls, glinstering
van lavendel en zilver en van donkere, rijke kleuren met
brede randen van een witzilveren kleur en het goudgeel
als van sleutelbloemen, heel mooi". Deze laatste woorden
zouden we ook willen gebruiken voor het werk van Law
rence en voor het door hem zo meestelijk beschreven
eiland.
Helma Wolf-Catz
ALS KIND droomde ik de gewone
dingen: Hollende paarden, die me ach
terna zaten of locomotieven, dwars
door de straten en dan thuis trap op
trap af, roets, roets tot ik met een
gil wakker werd. Later werden de dro
men romantischer, alhoewel ze een le
lijk, ijdel trekje van mijn onderbe
wustzijn openlegden. Ik was vaak de
gast van het koninklijk gezin. Ik zat
daar in de paleistuin zo maar rustig
een pijpje te roken en over koetjes en
kalfjes te praten met de vorstelijke
personen en dat onder de jaloerse blik
ken der voorbijgangers. De redelijk
heid van het ontwaken zag ik toen wel
in. Weer later droomde ik van reizen
naar wonderlijk gebouwde steden of
van rondneuzen in boekwinkels, die
alleen bibliofiele uitgaven te koop had
den. Maar ik had altijd geld te kort, zo
dat de overgang van droom haar wer
kelijkheid niets schokkends had.
TEGENWOORDIG is dat anders
zoals bijvoorbeeld laatst. Nu moet ik
echter eerst vertellen, dat er in Ameri
ka een dagbladstunt bestaat, waarbij
iemand 's avonds wordt opgebeld met
de mededeling, dat hij op kosten van
de opbellende krant de hele volgende
dag mag uitgaan en plezier maken
van twaalf uur middernacht tot twaalf
uur middernacht. Hij mag er echter
niets van overhouden, geen nieuw kos
tuum bijvoorbeeld en zeker geen com
plete inrichting van zijn woonhuis. En
hij mag ook geen cadeaus geven. Al
les moet opgaan aan pretjes en con
sumpties. Chèques en contanten ter
dekking van de kosten worden per bo
de gebracht. En achteraf moet de ge
lukkige zijn ervaringen van die dag op
schrift stellen. Die komen dan in de
krant, en iedereen is tevreden.
WELNU, IK DROOMDE, dat het
acht uur in do avond w s en de tele
foon rinkelde. Het was de hoofdredac
teur van. ja, welke krant? De naam
ervan werd mij om tactische redenen
niet onthuld. Hij gaf mij een opdracht
als voornoemd. Er was al iemand naar
mij onderweg, zei. hij, die een chèque-
boek zou brengen en wat biljetten van
duizend gulden voor de kleinere uitga
ven. Het chèqueboek had ik zelf maar
in te vullen. En geen grapjes maken,
zei nij nog, geen cadeaus geven of he
renkamers of kostuums kopen de
voorwaarden zijn strikt! Daarna wens-
3 hij mij goede eis en belde af. Ik
kneep mij in de arm of ik droomde
maar ik kneep blijkbaar niet hard ge
noeg om wakker te worden. Toen zet
te ik me aan het denken. Na enkele mi
nuten" beide ik Schiphol op. Óf ze een
heel grote vliegmachine in charter
voor mé hadden? Er moesten honderd
mensen in kunnen.
Ik moest naar Parijs, onmiddellijk.
Jawel die hadden ze, maar dat kost een
kapitaal mijnheer, weet u dat wel? Na
tuurlijk wist ik dat, antwoordde ik,
maar dat was juist de bedoeling. Na
wat heen en weer gepraat werd over
eengekomen, dat de machine precies
om twaalf uur 's nachts op de start
baan voor mij gereed zou staan. Nu
kwam het moeilijke, dacht ik, doch
het viel erg mee. Ik belde de heer Van
Beinum op met verzoek er voor zorg te
dragen, dat zijn orkest om twaalf uur
op Schiphol reisvaardig voor Parijs
aanwezig zou zijn. Voor zover ik door
de telefoon kon nagaan, vertrok hij
geen spier van zijn gelaat. Goed, zei
hij, maar de eerste hoboïst is verkou
den, ik moet dus zien er iemand voor
in de plaats te krijgen, maar dat breng
ik wel in orde, maakt u zich geen zor
gen. Hij sprak pok niet over geld
blijkbaar had hij dergelijke akkevietjes
dus wel meer bij de hand gehad. Na nog
wat meer getelefoneer ging ik met de
auto van mijn buurman naar Schiphol,
uit zuinigheid, want vóór twaalf uur
ging alles nog op mijn eigen kosten na
tuurlijk. De heer Van Beinum had nog
voor een verrassing gezorgd in de per
soon van mevrouw Gré Brouwenstijn,
die met haar gezang voor wat afwisse
ling zou zorgen tijdens het concert op
mijn reis naar de lichtstad. Iedereen
stapte in de beste stemming in en on
der de vrolijke tonen van de „Leichte
Cavalerie" van Franz von Suppé beste
gen wij welgemoed het luchtruim.
Zware schijnwerpers verlichtten een
vierkant op het vliegveld „Le Bour-
get" te Parijs, daar stond op het hel
groene vlak roerloos het ballet van de
Markies de Cueva opgesteld. Zodra
echter de prima ballerina ons toestel in
de gaten kreeg, kwam er beweging
in de witte menigte. Toen de schroe
ven ophielden te draaien dreven in de
zoele nachtwind de tonen van „De No
tenkraker" van Tsjaikofsky ons tege
moet, hetgeen mij ineens aan het diner
deed denken het enige onderdeel van
de dag dat ik nog niet besteld had.
Nadat ik de bemanning van het vlieg
tuig gezegd had 's avonds weer present
te zijn, gingen wij met vijf bussen ten
slotte stadwaarts, naar het Ritz-hotel,
dat ik geheel had afgehuurd. De eige
naar had in verband met de grote scha
deloosstellingen, die ik kon toezeggen,
weinig moeite gehad zijn gasten elders
onder te brengen. Alleen een Ameri
kaan was koppig geweest. Hij bleef een
tijd lang tegen mij opbieden, doch mijn
fondsen deden hem tenslotte de aftocht
blazen.
HET HOTEL was feestelijk verlicht
en in de grote zaal stond een overvloe
dig ontbijt voor ons klaar. De heer
Pablo Casals, die in de loop van de mor
gen voor mij zou concerteren in de
Salie Pleyel, liep reeds langs de met
spijzen hoog opgeladen tafels, in zijn
handen wrijvend bij het vooruitzicht
van het kostelijk maal dat hem wacht
te. Welnu, het ontbijt liet niemand niets
te wensen. De Markies de Cuevas kwam
nog even kijken en at aan de hoek van
de tafel in een haastig bijgetrokken
stoel een hapje mee. De stemming zat
er wel in, vooral toen de heer Van Bei
num achter de piano ging zitten en met
enige forse akkoorden het „For he is a
jolly good fellow" inzette. Een welver
diend huldeblijk, bedoeld voor de hoofd
redacteur van het dagblad en door al
len uit volle borst meegezongen.
INMIDDELS werd het tijd met het
gezelschap af te rekenen, letterlijk wel
te verstaan. Ik haalde mijn chéque
voor de dag, of liever dat van de krant
en smaakte het genoegen de deugdelijk
door de directie getekende chèques als
een milde regen op het gezelschap te
doen neerdalen. Als beloning voor mij
bewezen diensten natuurlijk, niet als
geschenk, want ik hield mij strikt aan
het verbod dienaangaande.
Toen kreeg ik haast, want er moes
ten nog vele dingen geregeld worden. Zo
stónd bijvoorbeeld beneden in de hal
de manager van de Folies Bergère te
wachten, welk gezelschap voor wat lich
ter amusement moest zorgen tijdens
mijn diner, dat zoals de lezer weet
ook nog moest worden samengesteld.
Ik stelde een laatste dronk voor.
Champagneflessen rukten aan en plof
ten open en de glazen werden volgego
ten. Ik hief et glas en dronk, maar dit
glas werd mij noodlottig. Ik kan niet te
gen champagne. Ik krijg er de hik
van.En zo ook nu: Na de derde hik
een zware zat ik rechtop in mijn
bed. Wakker. allerellendigst wak
ker! Ik moest een glaasje water drin
ken om .,yan de hik af te komen.
IK MAAK ME intussen wel on
gerust. Er komt blijkbaar een naar
trekje uit mijn onderbewustzijn
naar boven: zucht naar heel iets
prettigs, zal ik het maar noemen.
En in deze zuinige tijd komt dat
niet te pas.
Sper o
Zo spoedig mogelijk zal een illegale
dundrukdrukkerij-editie ter verspreiding
in de Sovjet-Unie van Boris Pasternaks
boek „Dr. Sjivago" verschijnen. Dit werd
meegedeeld door de heer E. J. Garamin,
lid van het uitvoerend bureau van het ver
bond van solidaristen Narodno Troedo-
woj Sojoez, de anti-communistische we
reldorganisatie van uitgeweken Russen.
Gevraagd hoe de N.T.S. aan de tekst
van de roman is gekomen, zei de heer Ga
ramin, dat men een exemplaar van een
Russisch sprekende pater in het Vati
caanse paviljoen op de Expo heeft ontvan
gen. Deze pater, oud-strijder uit het le
ger van Vlassov, was belast met het rond
leiden van Russische bezoekers. Over
een ontkenning uit Vaticaanstad ook maar
iets met dit boek te maken te hebben wilde
hij geen oordeel geven.
De N.T.S. zal zoveel duizenden exem
plaren van „Dr. Sjivago" laten drukken
als de geldmiddelen toelaten. Het boek zal
worden verspreid onder reizigers en toe
risten uit Rusland, Russische schepelin
gen en voorts langs kanalen, die thans ook
gebruikt worden om lectuur illegaal in de
Sovjet-Unie te verspreiden.
N.T.S. wil met de Italiaanse uitgever
Feltrinelli niets van doen hebben. Men
verdenkt hem van zeer linkse sympa
thieën. De Sovjet-Unie erkent de Berner
conventie betreffende het auteursrecht
niet, en ook daarom meent men de Rus
sische dundrukeditie vrijelijk te kunnen
uitgeven.
De Maastrichtse gemeenteraad heeft tot
directeur van het conservatorium voor mu
ziek in de Limburgse hoodstad de heer W.
J. Hijstek, adjunct-directeur van het Am
sterdamse conservatorium benoemd.
ER KWAM EEN TELEFOONTJE uit
een plaats in Midden-Friesland.
Een huisdokter belde het adem-
centrum van het Academisch Zie
kenhuis te Groningen op. Hij had
een patiënt, die ten gevolge van
kinderverlamming ernstige moei
lijkheden met zijn ademhaling had.
Deze dokter kreeg zijn instructies
wat hij moest doen en verder de
geruststellende mededeling, dat
de ziekenauto met een speciale
beademingsapparatuur direct zou
worden uitgezonden. De patiënt
werd met deze auto naar Gro
ningen overgebracht. Via techni
sche apparatuur werd hem lucht
toegediend in de auto tijdens de
rit. De speciale behandeling in het
ademcentrum kon daarna begin
nen. De man is al weer aan de
beterende hand dank zij de voor
uitgang in de medische weten
schap, dank zij vooral de vooruit
gang, die men op het gebied van
het „beademen" heeft weten te
boeken in de laatste jaren. Men
leze daarover de speciale repor
tage elders in dit nummer.
DE GROOTSTE aantrekkelijkheid van het eiland Sar
dinië wordt gevormd door zijn ongerepte natuurschoon,
zijn oeroude bouwwerken, zijn primitieve bewoners in
de artistieke klederdrachten, vooral bij dit alles door de
betoverende, felle, unieke kleurenpracht in stad en
dorp. Alleen al in Sardinië's grootste stad, Cagliari, met
honderdveertigduizend inwoners, waarvan het Nationale
Museum een der grote bijzonderheden is, kan men da
genlang vertoeven. Of men nu het onvergelijkelijke, on
langs gelukkig herdrukte boek „Sea and Sardinia" van
D. H. Lawrence leest of „The Bandit of the Billiard Ta
ble" van Alan Ross met knappe foto's van A. Costa, in
1954 gepubliceerd door Verschoyle, hetzij dat magnifieke
boek „Sardinien" van Magdalena Mollier bekijkt, dat
met tekst van Evandro Putzulu twee jaar geleden bij het
Europa Verlag is verschenen, dan wel het bijzonder ge
slaagde en artistieke „Sardaigne" door Cornelia Nier-
strasz met mooie foto's van Letty Claus (Horizons de
France, 1957) voortdurend en telkens weer opnieuw
zijn we verrukt van landschappen en klederdrachten,
zoals men die nergens ter wereld aantreft.
ALLE BELANGRIJKE indrukken zijn in het genoem
de fotoboek van het Europa Verlag verzameld. Er zijn
landelijke launeddaspelers met hun „driefluit" in hun
witte kniebroeken met donkere slobkousen, donkere jas
sen en dito baretachtige mutsen, die op het feest van de
heilige Ephisius spelen. Een ranke vrouw met prachtig
zwart haar en een fraai wit-en-zwart kostuum met een
geborduurde doek om het hoofd, een dracht, die ons even
aan Bretagne doet denken, gaat met haar breedgeschou
derde echtgenoot in zijn dito gekleurde korte cape uit
de provincie Sassari naar ditzelfde feest. Prachtig ook
en vol pronk zijn weer de vrouwen van Osilo met veel
zilverversiersel om hun armen, evenals de vrouwen van
Oliena uit de provincie Nuoro, beroemd om hun naai
werk en weefsels, die gouddoorstikte jakken dragen. Hun
eigenaardige zwarte hoofddoeken zijn met verrukkelijke
bloemen geborduurd. En die van Ollobai, die aan de
middeleeuwen herinneren, met de brokaten lijven en hun
fijne witte huif, zijn niet minder fascinerend. Alle ge
zichten zijn even gaaf en goed besneden, met zwarte
dromerige en soms guitige ogen, in klederdrachten,
waarvan de ene al kunstzinniger en mooier is dan de
andere met dik opgelegde geborduurde rozen, takken en
lelies op het gedeelte van hun rok, dat zij over het hoofd
geslagen hebben. Op enkele plaatsen, bij voorbeeld
Selargius, ziet men die enorm wijde, geplisseerde rok,
waarin de vrouwen ronddraaien, dansen uitvoeren en te
paard zitten. Zo betoverend mooi zijn deze vrouwen, dat
zij alle Spaanse en Zuidamerikaanse schonen naar de
kroon steken. En wat mèn op het grote feest van Caval-
cata in het midden van mei in Sassari ziet, overtreft
harmonieus van kleur, met gouden en zilveren sieraden,
sneeuwwitte sluiers, zijden en brokaten rokken ieders
stoutste verwachtingen. In vele plaatsen ziet men vrou
wen in helder roodblauw met bruin geplisseerde rokken
en wijdmouwige witte lijven hun ingewikkelde broden
bereiden. In Orgosolo ontmoet men een geraffineerde
kleurige klederdracht met een maïsgeel hoofddeksel, dat
aan een soort van skimuts denken doet en dat ook in het
bergland dienstig is. Ze hebben mouwen van het diepst
denkbare rood met geel en blauw in een donkerblauw
jak met een helrode bies, een wit vest, waarover op de
donkere rok een schort van rozerood met groen, oranje
en blauw niet zeldzaam is. En vurig als menie zijn de
jakken van sommige mannen op het carnaval in Ma-
moiada, die met hun wonderlijk zwarte mutsen, waar
omheen een hoofddoek geknoopt is, hun rinkelende bel
len op een band over de schouder uit een andere wereld
lijken te komen.
EN DIT ALLES IS een levende film temidden van
een landschap, dat te mooi lijkt om waar te zijn. De be
woners ervan bewegen zich veelal alsof zij voor onze
ogen niet uit de realiteit op ons toetreden, maar uit een
operette met een schilderachtig decor. Hoevele keren
rijden zij u niet tegemoet op hun oeroude gehuifde osse-
karren, die voor feestelijke gelegenheden met bloemen
en Turks aandoende tapijten zijn versierd, gaande naar
hun uit steen gehouwen, wat plompe woningen met
dikke muren langs soms een verzonken stad zoals Nora,
dat dertig kilometer ten zuidwesten van Cagliari ligt
en de, oudste stad van Sardinië geweest moet zijn. Zij
trekken langs gele velden van bloemen om de ruïnen
aan de blauwachtige bergen onder de helblauwe hemel.
Zij trekken langs vele kerken, zoals daar zijn de San
Satrunino, ook wel Santi Cosma e Damiano genoemd in
Cagliari uit omstreeks het jaar 500, die in de elfde eeuw
door Marseillaanse monniken in vroegromaanse stijl
werd voltooid. Zij trekken langs de Santa Maria in Si-
biolo in Serdiana van eenzelfde bouwstijl en in Tratialias
langs dat opmerkelijke bedehuis uit 1213 en voorbij het
kleine kerkje in Villaspeziosa.
Schapen en nog eens schapen ontmoet men met hun
herders, die eens in het jaar bijeenkomen om hun de-
clamatiefeest te houden. Lieflijke waterdraagsters met
aarden kruiken op blote voeten, wederom hun doeken
om het hoofd, leunen tegen de wijdgestrekte heuvelen,
die op een zee, kleurig als een schilderij van Sir John
Everett Millais, uitzien. Weer drie belangrijke kerken
alleen al in Oristano uit diezelfde eeuwen, door een
bouwmeester uit Pisa neergezet. En in Cabras staat, ver
want aan die van Cagliari uit de vijfde eeuw en de San
Pietro in Zuri, een kerk uit de dertiende eeuw van de
bouwmeester Alselm van Como in een ongewoon Ro-
maans-Lombardische stijd. Zo kan men verder gaan bij
dag en bij avond naar de dom van Sassari en naar de
vele andere bouwwerken onder de altijd blauwe hemel,
dwars door wilde plantengroei en langs heuvelen naar