Veertig jaar geleden keek de wereld naar Amerongen I kmmt, t m Tussen tirannie en heimwee ■SLéwi ■URn November 1918 f O." Enorm was de hulde die men Koningin Wilhelmina bracht op het Malieveld Achteraf bezien hebben zijn partij en heel Nederland reden tot Y rt P S gepassioneerd dank dat If I 8 F 3 1 If fl zijn taktische I llULLO I BlO fouten beging waardoor de verwachte novemberrevolutie van de arbeiders niet doorging Er gebeuren hier rare dingen, zegt veldwachter Stobbe "i""' VIER JAAR lang woedt de vreselijke wereldbrand nu al. Geallieerden en cen- tralen liggen tegenover el kaar op de met ljjkcn be dekte slagvelden. De naties zijn leeggebloed, de volken lijden honger. Lang kan deze waanzin niet meer duren, daarvan is iedereen overtuigd. Maar niemand kan nog voorzien, hoe plotseling het einde zal ko men. Aleen het Duitse hoofdkwartier beseft, hoe wanhopig de situatie is. Maandenlang heeft men de hopeloze ontreddering aan het front proberen te mas keren achter leugenachtige legerberichten. Maar de lange dodenlijsten liegen niet. Het thuisfront is een chaos van verbittering en onrust. Het volk is de zin loze offers moe. Steeds luider klinkt in de Duitse pers de kreet om vrede. Liefst een eervolle vrede, als dat nog mogeljjk is. Maar als het moet ook een overgave op genade of on genade. Moet er nog meer bloed vergoten worden voor een verloren zaak? Eindelijk ziet ook de Duit se generale staf dat in. Generaal Lüdendorff zelf stelt de keizer voor vredes onderhandelingen te begin nen. Wilhelm aarzelt. Dat kost hem zijn keizerskroon. De Duitse marine besluit tot 'n laatste wanhopige coupe om de krijgskans te doen keren. De gehele vloot zal nog eenmaal uitvaren om de verenigde Britse en Amerikaanse vloten een vernietigende slag toe te brengen of zelf ten onder te gaan. Maar de matrozen weigeren. Zij slaan aan het muiten en sluiten hun of ficieren in de boeien. Dan nemen zij bezit van de schepen onder het zingen van socialistische strijdlie deren. Van het admiraal schip waait de rode vlag van de opstand. Dat gebeurt in de oor logshaven Kiel op 3 no vember. Het garnizoen in de stad krijgt opdracht de muiterij neer te slaan, maar de soldaten weigeren. Zij werpen hun wapens weg en voegen zich bij de rebellen. Gezamenlijk met de matrozen maken zjj een mars door de stad, om stuwd door dichte massa's juichende burgers. Als een lopend vuur verspreidt het bericht zich door het rijk en^overal vindt de opstand steun. Soldatenraden ne men het heft in handen. Ook aan het front, waar hele compagnieën overlopen naar de geallieerden. Vijf dagen duurt deze wilde roes, dan komt de bekro ning. Staande op het bal kon van de Berljjnse Rijks dag roept de socialist Keizer Wilhelm op 75-jarige leeftijd in volle glorie. Hieronder ziet men hem tijdens een stafbespreking met de generaals Hinden burg (links) en Lüdendorff. Schneidemann in naam van het volk de republiek uit, terwijl een afvaardiging van zijn partij op hetzelfde ogenblik in het bos van Compiègne een wapenstil stand tekent. Keizer Wilhelm is aan het front in België als het nieuws van de revolutie hem bereikt. Hij wil per vliegtuig terugkeren naar Berlijn om persoonlijk het volk tot inkeer te brengen. Hü is er rotsvast van over tuigd dat zijn verschijning alleen daartoe voldoende zal zijn. Zijn officieren overtuigen hem echter, dat het daartoe te laat is. Ab1 diceren en vluchten naar het neutrale buitenland is de laatste kans die hem overblijft om althans zijn leven te redden. En zo ar riveert in de morgen van de tiende november een trieste stoet aan de grens bjj Eijsden: tien auto's met een vijftigtal hoge Duitse officieren, die hun vorst ook in zijn smadelijke ne derlaag trouw zijn geble ven. Allen, ook de keizer zelf, zijn in veldtenue en gewapend. „Zijn haar is zeer grijs geworden. Hij leunt op een wandelstok en ziet er zeer neerslachtig uit. Zijn wangen zijn inge vallen en zijn gedrongen gestalte vertoont weinig overeenkomst meer met de martiale, welvarende fi guur die men uit de alma nak de Gotha kent", aldus schreven de Nederlandse dagbladen. De jonge ser geant Pinckaers, die als wachtcommandant van het grensstation Eijsden-Visé de honneurs waarnam, in formeerde waar de heren naar toe wilden. Naar Holland, zei een hooghartige Pruisische ge neraal, om te onderhande len met uw regering. Wacht u dan maar even, repliceerde de sergeant en liet het gezelschap dood kalm staan waar het stond, terwijl hij telefonisch zijn superieuren ging waar schuwen. Drie kwartier la ter namen Nederlandse of ficieren de wapens en auto's van de Duitsers in beslag en verklaarden dat zij geïnterneerd waren. De volgende dag werd de kei zer een deel .an het kasteel van graaf Bentinck in Amerongen als verblijf plaats aangewezen, waar hij de eerste anderhalf jaar van zijn ballingschap door bracht. De geallieerden hebben in die tijd de Ne derlandse regering onder zware druk gezet om Wil helm uit te leveren. Er is zelfs een poging gedaan om hem uit Amerongen te ontvoeren, die echter mis lukte. Onze regering was van oordeel dat de ex-kei zer als een politieke vluch teling beschouwd moest worden en dus, volgens het asielrecht, niet uitgeleverd kon worden. ontevredenheid. In verscheidene steden kwam het tot rumoerige hongeropstootjes, waarbij de politie met kennelijke tegenzin de orde herstelde. Ook in het leger gistte het: op de Veluwe bijvoorbeeld staken de manschappen hun legerplaats in brand. In vrijwel alle kampementen klaagden de commandanten over lijdelijk verzet en ge mor van de troep, die de eindeloze mobili- ZO IS DE TOESTAND omstreeks half november 1918. Heel het land schijnt rijp voor de ommezwaai. In gedachten heeft men zich al met het onvermijdelijke ver zoend. In een laatste poging om het getij te doen keren, doet de regering de socia listen grote politieke en sociale concessies, die op korte termijn uitgevoerd zullen worden, wanneer er geen revolte komt. Indien de sociaal-democraten op dat mo ment het hoofd koel gehouden hadden, zouden zij al hun eisen waarschijnlijk zon der slag of stoot ingewilligd gekregen hebben. Velen in het regeringskamp waren zelfs bereid vrijwillig afstand van hun macht te doen ten gunste van de „roden". Maar juist op dat beslissende ogenblik maakte hun leider een kapitale blunder, die met één slag een einde maakte aan al deze rooskleurige perspectieven en de socialisten weer voor lange jaren het odium van de gehate rampokpartij gaf. Het was niemand minder dan Troelstra, die deze tragische vergissing beging. Hij was toen een man van ongeveer zestig jaar, maar nog even fel en strijdbaar als in zijn jonge jaren. Als zelfs de kopstukken van de burgerlijke partijen reeds bij voor baat capituleerden wat moest hijrevo lutionair in hart en nieren, dan wel van de toestand denken? Eindelijk was het moment gekomen om de hervormingen door te drijven, waarvoor hij reeds zo lang vergeefs gevochten had, zo meende Troel stra en daarbij zou „het volk achter hem staan. Het wachtte slechts op een pa rool om de macht over te nemen, een Een bericht van 11 november 1918: Uit Maarn meldt men ons: de ex-keizer zal hedenmiddag 3 uur 24 aan het sta tion te Maarn, op het derde spoor, aan komen. Vandaar begeeft hij zich per auto naar het oude kasteel „Ameron gen" van graaf AltenburgBentinek. Een zoon van deze graaf is officier bij de Duitse marine. Een andere zoon is in de Nederlandse diplomatie. INMIDDELS hadden C gebeurtenissen in Duitsland ook in ons land grote be roering gewekt. Maar al te licht, zo vrees den met name de regerende klassen, kon het vuur van de revolutie ook naar ons land overslaan. En er was reden te over voor deze vrees, want het hele volk had in de vier afgelopen oorlogsjaren bijzonder zware offers moeten brengen, die het mo reel duchtig ondermijnd hadden. Jaren lang had men genoegen moeten nemen met een karig rantsoen regeringsbrood en veen- aardappelen. Jarenlang ook was ons land afgesneden geweest van zijn koloniën en zijn buitenlandse handelspartners, hetgeen een grote werkloosheid tot gevolg had. In vele lagen der bevolking en speciaal in de arbeidersgezinnen werd in de na zomer en herfst van 1918 werkelijk honger geleden. Ook de brandstoffenvoorziening was onvoldoende Alom in het land heerste dan ook grote satie, de slechte legering en de ijzeren discipline meer dan moe was. En dat is wel begrijpelijk: De oorlog was nu toch voorbij waarom mogen zij dan niet naar huis? Helaas reageert de legerleiding verkeerd op deze vege tekens. Zij wil met straffe hand de tucht herstellen. Strenge straffen worden uitgedeeld. Provocateurs versprei den opruiende vlugschriften onder de man schappen, velen deserteren, een kruithuis wordt opgeblazen. Om erger te voorkomen, stuurt de regering de opperbevelhebber, generaal Snijders, naar huis, omdat hij aldus de motivering „de geest van de nieuwe tijd niet begrijpt". ER ZIJN vele machthebbers, die deze nieuwe geest beter aanvoelen. Zij zijn er zelfs rotsvast van overtuigd dat de rode revolutie, die over Rusland en Duitsland geraasd is, niet voor onze grenzen halt zal houden en besluiten daarom de bakens te verzetten zolang het nog tijd is. Een batal jonscommandant op de Veluwe nodigt zijn soldaten uit met hem hun grieven te be spreken om in gezamenlijk overleg tot „een democratischer regeling van de dienst" te komen. Rotterdams liberale burgemeester Zimmerman inviteert twee leden van de socialistische raadsfractie en vraagt hun medewerking opdat bij ..de komende om wenteling geen bloed zal vloeien en geen schade zal ontstaan". Het tweetal antwoordt, ietwat overdon derd, dat zij hierop geen invloed kunnen uitoefenen, maar dat zij stellig hun partij bestuur zullen raadplegen. In de marine haven Den Helder ontbiedt de commandan' een deputatie van de matrozenbond om te vragen aan wiens kant zij staan. De man nen betuigen ijverig hun loyaliteit jegens vorstin en vaderland. Dan is het goed, zegt de schout-bij-nacht. Maar uit voorzorg laat hij diezelfde avond de sluitstukken uit de kanonnen halen. De wacht moet voortaan patrouilleren met geweren, waaruit de grendels verwijderd zijn. parool dat een ultimatum moest zijn: geef ons wat wij eisen, of anders TROELSTRA stelde dit ultimatum. Eerst in een grote vergadering van de S.D.A.P. en een dag daarna, op woensdag 13 novem ber, in de Tweede Kamer nogmaals/ „Van liberale zijde is ons gezegd: wij hebben niets met u te maken. En de leus van alle burgerlijke partijen was: direct na de oor log terug naar het vrije bedrijf. Daarop is de verwezenlijking van onze revolutionaire eis langs parlementaire weg afgestuit. Wij zijn ons echter van onze kracht bewust en zullen ons niet laten afschepen met een stukje brood. Wij moeten de macht heb- (Zie verder pagina 2) Twee foto's van verblijfplaatsen van een keizer in ballingschap: hieronder de buitenplaats in Doorn, waar hij ook overleden is, hiernaast de ingang van het kasteel Amerongen. (Van een bijzondere medewerker) HIJ IS nu een bejaard man, deze andere zoon, graaf C. Bentinck, 73 jaar oud. Hij woont in het patriciërshuis „Walburn" te Amerongen, op een steenworp afstands van het grote kasteel met de dubbele slotgracht. In dat kasteel woont zijn broer, die een Duitse marine-officier was. En die, toen ik al bij de deur was om weg te gaan, achte loos vroeg: „Rookt u misschien een sigaar?" Graaf Carlos Bentinck zit in zijn ruime kamer met de rug naar het licht. Zijn gezicht is een vage vlek, zijn stem komt van ver: „Ja, ik kan me dat nog wel herin neren. Op zondag, om een uur of half twee, kwam er een telefoontje. Het was de Com missaris van de Koningin. Hij drong er op aan dat de keizer met zijn gevolg op het kasteel geïnterneerd zou worden Maan dag, even voor donker, kwam hij aan. In burger. 's Avonds aan tafel was hij in uniform. Dat deed hij trouwens altijd. We hadden allerlei faciliteiten gekregen. We kregen benzine en levensmiddelen, die toen zeer schaars waren." Zijn stem zakt weg en zijn gedachten verliezen zich in de tijd, toen hij als jong diplomaat zijn ziekteverlof verlengd kreeg om zijn vader in al de verwikkelingen bij te staan. Zijn benoeming bij het Vaticaan ging daarom niet door. Het spijt hem nu nog. Nee, de keizer was niet somber of terneergeslagen. De eerste tijd was hij alleen. Daarna kwam ook de keizerin. Die maakte zich wel zorgen. Over de uitleve ringskwestie DE DUITSE ex-keizer Friedrich Wil helm II Viktor Albert, die op 27 januari 1859 in Potsdam het levenslicht zag, was van heerser een bezienswaardigheid ge worden in het door vierentwintig rijks veldwachters van rijpere leeftijd en vier rijksrechercheurs bewaakte kasteel te Amerongen, een dorp waar het grafelijk gezag nog welhaast ongeschonden bestond, in die tijd. „Maar tegenwoordig" zegt de zeven- enzestig.jarige Freerk Stob, die in 1916 in Amerongen veldwachter werd „maakt het niets meer uit of het nu de graaf is of meneer Jansen". Freerk Stob vond het „wel een lollige tijd". Een tijd in elk geval, waarin Ame rongen van een volslagen onbekend dorpje een plaats werd, waarnaar de wereld keek. Het enige hotelletje zat vol met Nederlandse en buitenlandse journalisten. Ze kwamen allemaal om de keizer te zien. Er kwamen ook anderen, om de keizer dood te schieten of hem te ontvoeren IN HET NAJAAR van 1919 kreeg veld wachter Stob, die vlak bij het gemeente huis woonde, een vreemde klant in zijn cel, die bij de muren van het kasteel Amerongen was aangehouden. Freerk Stob verstond hem niet, maar hij had het idee dat het een Rus moest zijn. „Ik was duvels nieuwsgierig en daarom haalde ik de vrouw van dokter Waller erbij. Dat mocht natuurlijk niet maar die sprak Russisch. En als politieman (bij dat woord strekt zijn rug zich en komt er een glinstering in zijn heldere blauwe ogen) heb ik toen iets heel lelijks gedaan. Met een ladder heb ik mevrouw Waller, die naast ons woonde, over de muur geholpen en haar bij de Rus in de cel gebracht". Een doktersvrouw, moeizaam klimmend langs een ladder, over de muur, in de cel. Met een Rus. Dat ge beurde in die dagen in het zo rustige dorpje Amerongen. En van de doktersvrouw kreeg Freerk Stob het verhaal dat zijn nieuwsgierigheid bevredigde: Zijn arrestant was een be taalde moordenaar. Hij moest de keizer doodschieten en het duurde niet lang of hij had ontdekt, dat de keizer altijd wan delde vlak achter de muur, die de orange- rie van het kasteel scheidde van de open bare weg. Daar behandelde hij met zijn adjudant Von Ilsemann de post. Via een laddertje klom de Rus tegen de muur, toen de keizer vlak bij hem moest zijn. Even later sprong hij haastig weer naar beneden. Hij kon het niet. Zijn revolver heeft hij in de Rijn gegooid. Freerk Stob weet niet meer wat er van de Rus tenslotte is geworden. „Er gebeur den massa's gekke dingen in die tijd. Ik had er dagboeken van moeten aanleggen!" DE FOOIENBUS werd gestolen en pas veel later in de droge slotgracht terugge vonden. De bewapening van de keizer, een paar revolvers, verdwenen uit zijn auto. Er werd zelfs Freerk Stob vertelt het glimlachend, terwijl zijn vrouw bedenke lijk haar hoofd schudt er werd zelfs in de auto van de keizer gewaterd. Er kwa men tientallen Duitsers, die zich nog steeds aan de keizer zoals zij die hadden ge kend vastklampten. Zij wilden hem spreken. Zij kregen hem niet te zien. En dan ging gemeenteveldwachter Freerk Stob met groepen van twintig, dertig, ja soms veertig Duitsers op stap, eerst naar de trein en dan bij Zevenaar de grens over. „Het was net een gekkenhuis". En dan komt het verhaal van de operetteachtige poging om Wilhelm II te ontvoeren op de eerste januari van 1919. OP DIE DAG arriveerden enkele auto's met een achttal Amerikaanse officieren bij het kasteel, .tegen, de,tijd dat de keizer op het punt stond om aan tafel te gaan. Aan voerder van het groepje was kolonel Luke Lea. Het waren drieste lieden, deze Ame- (Zie verder de volgende pagina) DE IMMIGRANT is in Ne derland een bekende verschij ning. Sinds het bestaan van hun zelfstandige natie hebben de Nederlanders voortdurend uitheemse elementen gastvrij in hun gemeenschap opgeno men. In de zestiende en zeven tiende eeuw zijn dat de joden uit het zuiden en oosten van Europa, de Hugenoten uil Frankrijk geweest. Heeft de eerstgenoemde stroom eigen lijk nooit opgehouden te vloeien, al verplaatsten de bronnen zich voortdurend naar andere gebieden waar de onverdraagzaamheid en de bekrompenheid het wonnen van menselijke overwegingen, vooral in de negentiende en het begin van deze eeuw deden nieuwe groepen hun intrede in de Nederlandse samen leving. Het waren geen ver volgden om geloof en staat kundig inzicht, maar vrijwil lige landverhuizers die om economische redenen hun ge boortegrond vaarwel hadden gezegd. Zij kwamen uit de streken waar schraalhans keu kenmeester was, zoals Italië an de Balkan. Na de tweede wereldoorlog maakten we kennis met een geheel ander type immigrant: de politieke vluchteling, de statenloze, die soms bewust de emigratie boven de verdruk king verkoos, vaker nog was meegesleept in een reeks fa taliteiten. waaraan hij tittel noch jota kon veranderen, ge beurtenissen welke ergens in de politiek begonnen waren, maar via de strategie naar de redeloze paniek hadden geleid, waarvan de golfslag hen op een of ander verlaten strand in Duitsland, Italië of Oosten rijk had geworpen. Dat strand was altijd omheind en be waakt. Het werd altijd door vreemden, vroegere vijanden dikwijls, beheerd. Men was de onderdrukking ontvlucht, maar de vrijheid bleek een vreemd gezicht te hebben, zij droeg een sluier van prikkel draad. TOT DE LANDEN welke van tijd tot tijd hun grenzen hebben opengesteld om deze steeds groeiende kampvolken, welke men naar Angelsak sisch voorbeeld als „diepies" ging aanduiden, in de gelegen heid te stellen in een normale gemeenschap een ander be staan op te bouwen behoort ook ons land. Tengevolge daarvan kennen wij thans binnen onze te enge grenzen een bonte verscheidenheid van nationaliteiten, Esten, Letten en Litouwers, Polen en Tsje- choslowaken, Oekraïners, Rus sen en Roemenen, Joegoslaven en Hongaren. Die groepen vormen op hun beurt een rijke, soms beang stigende verscheidenheid van individuen: mannen en vrou wen, kinderen en bejaarden, zeer ontwikkelden en eenvou- digen van geest, ieder met zjjn eigen achtergrond en vaak smartelijke ervaringen, ieder ook met zijn heimwee en zijn verlangen. Een bonte wereld van landen en volken is daar mee voor de Nederlanders ontsloten, want van de mees ten van de verre gewesten, waaruit onze gasten afkomstig zijn, weten wij weinig of niets. Daarom zijn wjj op zoek gegaan naar vertegenwoordi gers van de nationale groepen die bij ons asiel hebben ge vonden. Wij hebben met hen gesproken over hun leven in het land dat hun lief is, over hun nieuwe bestaan, over hun toekomstverwachtingen. Het resultaat daarvan treft men aan in een reeks artikelen, waarvan wjj vandaag op een der volgende pagina's het eer ste publiceren. Bij alle ver scheidenheid ervoeren wjj één grote alles overheersende over eenkomst: vrijwel alle onder vraagden hebben ons verzocht hun naam niet te publiceren. De reden daartoe was meestal gelegen in bezorgdheid om het lot van verwanten in het verre vaderland. Voor de een was het een kind dat men al in bijna twintig jaar niet meer gezien had en waarvan men de levensomstandigheden slechts kan gissen, voor de ander een bejaarde vader, die, zojuist weergekeerd uit een Siberisch slavenkamp, op kos ten van een broer zijn oude dag slijt in het dorp waarvan hij eens een der notabelen was. Ze hebben allemaal drin gende redenen om dubbel voorzichtig te zijn. DAAROM IS deze reportage niet ontstaan uit de behoefte een nieuw pittoresk folkloris tisch element in de Neder landse samenleving te be schrijven. De schaduw van de machten welke onze primaire vrijheidsbeginselen bedreigen tekent zich in het lot der ont heemden te duidelijk af dan dat wjj haar zouden hebben kunnen negeren. De tirannie is voor de vluchteling een even trouwe metgezel als het heimwee. J. H. Bartman

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1958 | | pagina 11