■SftrMW A' ^V'-'Aa&zS:
1
Hoe huppelt zijn paardje het
dek op en neer
Hoort! Wie klopt daar kinderen?
als Smt niet weet
wat hij geven wvoeto..
de Suft delm§
van Stoutenibeelc;
GRAMMOFOONPLATEN
is een onuitputtelijke
bponvan oH^mele
ges ekenken i
WOENSDAG 19 NOVEMBER 1958
13
woKiH§mr>ietvtmg
Radio Disco
Verhaal voor
volwassenen
oto KRIJGER cine
*J5rieven aan
de redactie
Advertentie
«ri*f
TWAALF sonore klokslagen kondigen het
middernachtelijk uur aan. Ze doen mijn
hart opspringen van vreugde, omdat ze
mij voor de zoveelste keer er aan herin
neren hóe onverstandig en dom ik ben.
Onverstandig omdat ik in mijn eentje door
Driehuis wandel op een tijdstip, dat iede
re rechtgeaarde Velsenaar zich in een
dromeloze slaap van zijn dagelijkse zor
gen bevrijdt. Dom, omdat ik blij ben op
mijn avondwandeling te kunnen constate
ren door het licht dat ik hier en daar nog
zie branden, dat méér mensen vergeten
zijn dat de slaap vóór twaalf uur de beste
is.
IK GLIMLACH. Ik voel mij als een kind
dat iets doet wat niet mag, en nog blij is
ook. Schudt uw wijze hoofd maar, ik zie
het tóch niet. En wat erger is, ik ben niet
van plan mijn onverstandige levenswijze
te veranderen. Niet omdat ik eigenwijs
zou zijn, dat kunt u op mijn leeftijd nau
welijks verwachten. Maar omdat ik het
zo onbeschrijfelijk boeiend vind het dorp,
dat mij in de loop der jaren lief geworden
is, te beschouwen in het nachtelijk duis
ter. Weet u wel, dat het dan een héél an
der aspect heeft? Ik geniet ervan.
Geen auto's en brommers die mijn le
ven belagen, geen rumoer van gillende
kinderen en blaffende honden, geen win
kels die mij naar binnen lokken en mij
meer doen kopen dan ik van plan was,
geen mensen die mij aanklampen en mijn
gedachtengang verstoren. Rust... alles
rust en een ongekende vrede, ondanks het
feit dat de wind giert en de takken van de
bomen op en neer zwiepen. Ik voel mij
als een spijbelend kind: gelukkig en vrij!
Hagelstenen kletteren neer. Ze verstoren
mijn rust niet. Echt sinterklaasweertje,
denk ik vergenoegd. Lekker dat gerikke-
tikrikketik op mijn wangen, het betekent
een gratis gezichtsmassage. Kom maar op
hagelstenen en wind! Jullie zetten Velsen,
mijn onwezenlijk droomdorp, voor mij in
een fantastisch nieuw licht.
Het sinterklaasweer doet mij aan het
naderende sinterklaasfeest denken, dat
met iedere dag die voorbij gaat dichter
bij komt. De aantrekkelijke sinterklaasta
fels in de winkels met hun „suikergoed en
marsepein" sporen de jeugd er toe aan
hun schoen onder de schoorsteen te zet
ten. Er hangt een zekere spanning in de
lucht. Ik ontkom er niet aan. Zou dit ko
men omdat de maan mij op één van mijn
avondwandelingen influisterde, dat zij ook
dit jaar weer door de bomen zal schijnen?
Of leeft er diep in mijn binnenste nog iets
van het kind, dat zijn geloof in Sinterklaas
heeft weten te behouden?
Met één stap ben ik bij mijn jeugd aan
geland. Dwalend door de uitgestorven
straten hoor ik in gedachten het onheil
spellende gerammel van kettingen in de
gang van mijn ouderlijk huis. Het is de
avond van 5 december. Ik ben weer het
kleine meisje, dat gefascineerd naar de
knop van de kamerdeur kijkt. Dadelijk kan
er een geheimzinnige hand te voorschijn
komen om te strooien. Zal het de smette
loos witte handschoen zijn van Sinter
klaas, óf de griezelig roetzwarte hand van
Zwarte Piet? Eindelijk zie ik de deur ge
ruisloos open gaan. Een klein eindje maar.
Kanjers van pepernoten vliegen in het
rond. Ik grabbel en grabbel. Daar ligt
een grote, nee, daar.en daar, en daar!
IK BEN zó in mijn gedachten verdiept,
dat ik mij er niet van bewust ben, dat ik
op de landelijke Driehuizerkerkweg loop.
Plotseling keer ik met een schok tot de
werkelijkheid terug. Verbijsterd blijf ik
staan. Tegenover mij zie ik.Zwarte Piet,
die de schimmel van zijn meester aan de
teugel houdt. Mijn kreet van schrik doet
het paard opzij springen.
Het dier kijkt mij mistroostig aan en
zegt: „Vind jij óók niks meer aan het le
ven?" Gelukkig behoef ik op deze. gewe
tensvraag niet te antwoorden, want na
een droef gehinnik vervolgt dq schimmel:
„Ik heb er genoeg van. Wat héb ik aan al
dat hooi en water? Laten ze liever al die
antennes van de daken halen tegen de tijd
dat wij in Holland komen. Zó beleefd kon
men toch wel zijn, vind ik".
„Hou jij je maar stil", bromt Piet. „Kijk
liever naar mij! Heb ik al niet twaalf keer
een blauw oog opgelopen door die lamme
dingen? Je ziet het wel niet, maar ik voel
het meer dan mij lief is. We moeten er de
baas over spreken vóór er ongelukken ge
beuren. En laten we de smerige goten niet
vergeten! Jouw staart en manen worden er
óók niet mooier op, de rafels hangen er
bij. En vuil... Foei, ik schaam mij over
je!"
De verfomfaaide schimmel hinnikt zó
tragisch, dat de rillingen mij over de rug
lopen. „Die ondingen op de daken worden
nog eens mijn dood", klaagt hij. Bemoe
digend klopt Piet het arme dier, dat over
zijn zenuwen heen schijnt te zijn, op de
rug. „Overdrijf niet zo, Sleipnir, zó erg is
het nu óók weer niet".
De ogen van de schimmel schieten vuur.
„Verwijder je hand van mijn rug", klinkt
het hooghartig. „Je bezoedelt mij". Piet
verstijft van ellende bij deze woorden. Een
snik hoor ik opwellen uit een geschokt ge
moed. De hand valt met een mistroostig
gebaar omlaag. Zuchten volgen. „Grazia,
cammencita.Valencia... carramba!"
Vriendelijk hoor ik mijzelf vragen:
„Verdriet Piet?" Het blijft even stil. Dan
hoor ik hem haperend zeggen: „Heim
wee... Spanje... mooie meisjes!... Cas
tagnetten, dansen... kusjes!" Tranen als
blanke paarlen biggelen over de ebben
houten wangen. Piet schreit. Ik moet even
iets weg slikken.
„Pepitas... mantillas... la Corrida!"
snikt Piet. Het paard begint na deze ont
roerende biecht te steigeren. „Wég uit dit
Kikkerland!" briest het. „Op naar Spanje
het land van bloemen en zon!" Met in
spanning van al zijn krachten weet Piet
het dier, dat zijn depressie te boven
schijnt te zijn, te overmeesteren. Hij be
duidt mij de staart stevig vast te houden
en hem te volgen. Terwijl de wind en de
hagel mijn gezicht op meedogenloze wij
ze striemen, loop ik met het eigenaardige
tweetal de lange weg naar het hotel van
Sinterklaas. Waar zal het zijn?.Vól ver
wachting klopt mijn hart.
DUIZENDEN kleverige handjes druk
ken is óók zo lekker niet, mompelt mijn
begeleider. „Vlak het niet uit: ieder uur
een paar schone witte handschoenen!
Weet je wel, dat mijn meester telkens
weer een nieuwe opmaak nodig heeft van
wege de vele kusjes? En dan weken lang
te moeten luisteren naar „Zie ginds komt
de stoomboot" als je al jaren per vlieg
tuig reist en niet meer herinnerd wil wor
den aan de narigheid van die „goede oude
tijd". Alléén van het gezang al wordt mijn
meester zeeziek. En dan nog te moeten
buigen en vriendelijk lachen, als je de mil
joenste stoomboot aan ziet komen! Kon
jij lachen toen je in je kooi op weg naar
Noorwegen op apegapen lag? Mijn mees
ter kan alles, maar vraag niet wat het
hem kóst. Enfin, je zal het dadelijk wel
zien, we zijn er zo. Mijn arme meester!"
Wij zuchten gedrieën.
De hagelstenen voeren een feestdans uit.
De wind, die juist van plan was ons weer
eens van katoen te geven, schiet met een
vaart van nul komma nul een schoorsteen
in bij het zien van de verwilderde blik van
Piet. Even later komt van achter een pik
zwarte wolk plotseling een hoopvol licht
opdagen. Met trillende stem zet ik in:
„Zie, de maan schijnt door de bomen!"
Man en paard wenden zich ontroerd af.
Bij de bemoedigende woorden: „Ban dus
vrij de vrees uit 't hart" is de stilte tast
baar. De maan pinkt een traan weg...
MET uitgestoken handen komt de grijze
Bisschop mij tegemoet. Zijn gezicht
straalt. „Velsen, IJmuiden, Driehuis en
Santpoort zijn dit jaar wéér vooruit ge
gaan!" roept hij verheugd. „Nieuwe ver
keerswegen, moderne winkelgalerijen,
veel, héél veel nieuwe schoorstenen om
geschenken in te kunnen laten glijden. De
móóiste winkels die je je maar denken
kan. Letterlijk alles is hier te koop, en
dat is maar goed ook. Kijk eens wat een
lijsten! Duizenden en duizenden namen
van zoete kinderen, en van mensen die al
léén het goede willen en het kwade schu
wen. Wat een vreugde! Dat ik dit nog be
leven mag! Piet, mijn vriend, weg met de
zakken! Deugnieten voor Spanje zijn er
niet meer. Wég er mee!''
Te midden van tweehonderd Zwarte Pie
ten dans ik om het vreugdevuur. De zak
ken zijn blij dat ze verbrand worden, om
dat ze niet mèer nódig zijn, en omdat ze
anders tóch maar liggen te beschimme
len.
Sinterklaas kijkt vergenoegd naar zijn
trouwe schimmel, die met opgeheven kop
de feestdraf danst. Alle Zwarte Pieten zin
gen vrolijk: „Hoe huppelt zijn paardje het
dek op en neer!" Ik zing enthousiast mee.
De grote Kindervriend streelt zijn glan
zende, witte baard, en wrijft zich de han
den van plezier. Hij voelt zich gelukkig.
Weet u waarom? Omdat hij blij is Sinter
klaas te mogen zijn.
Annie Surink-Groen
Advertentie
Klassiek - opera - operette - lichte muziek - populaire - zang - jazz
St. Nicolaasliedjes - kinderplaten - Kerstplaten
Orgel- en gewijde muziek.
Platenspelers - Platenkoffers en -rekjes Platenborstels
CEDERSTRAAT 53
nabij het Rex-theater
Tel. 6551
Binnenkort
PLEIN 1945 no. 4
Blonde Manus. Een naam die geen roffel
stokken behoeft om er klank uit te klop
pen! Manus, één van de gezellen van de
wilde manieren, die een danig robbertje
verbijstering weggaf. Een vrij langdurig
robbertje, dat de dienders niet konden bij
benen, in het zweet joeg en de adem be
nam, de vaderlandse pers de nodige ko
lommen afdwong en 't portret van de roe
rige schelm liet gloriëren op het glanspa
pier van de geïllustreerde bladen. Ma
nus, de kwant die na een telefonisch
onderhoud en de boodschap dat hij, op zij
verzoek, wordt verwacht in de voortuin
van mijn woning rustig staat te schouwen
naar het late ontluiken van de herfstas-
ters.
De schuchtere bloei heeft z'n aandacht en
schenkt de gelegenheid m'n bezoeker reeds
voor de kennismaking de maat te nemen
een joviaal type, een snuiter die, nou ja
z'n boegwater wat te breed nam en, zo te
zien, werd geboren op een moment dat de
Gratiën het elders te druk hadden.
M'n gast stelt het aandienen nog wat uit,
wandelt rond het huis met een vanzelf
sprekendheid die verbluft. Hij heeft zicht'
baar pret om het spektakelen van een stel
eksters in de achtertuin en het inmiddels
reeds gebracht tot een strelend benade
ren van de poes, die de stand van de
buurt vergetend ligt te rollebollen aan
de voeten van de vreemde indringer.
De vrijpostige duikt weer op bij de voor
deur. Hij dooft z'n sigaretpeukje op het
deksel van de regenton, belt met forse
ruk en geeft hees te verstaan: „Manus".
Ik neem een stevige handdruk in ont
vangst, heet de potige welkom, ga voor
naar de werkkamer en poog m'n gast op
z'n gemak te stellen: Ga zitten! Ga zit
ten, vriend!
Deze kijkt met olijk wantrouwen naar
het bijschuiven van de crapaud en ge
baart afwerend, terwijl hij verkapt:
Zitten?!.Je bent niet de eerste die dat
tegen me zegt! Hele colleges hebben tegen
me gezegd: Manus, ga maar zitten! Hij
ploft neer op z'n zetel, kijkt speurend rond
en verkondigt schouderophalend: Nou
ja, verder geen leed! Dat is geweest. Ik
heb voorwaardelijk, weet je.
Voorwaardelijk! Aha!
Er is een rapport van me opgemaakt.
Een rapport?!
Ja, beetje geestelijk gestoord of zo
Maar ik tob er niet over.
O, niet?
Niks hoor! Laat ze maar twijfelen aan
m'n geestvermogens. Evenzo vrolijk is Sa
lomon bij me thuis. Illegaal, want de psy
chiaters zitten 'm op z'n hielen.
Geamuseerd tracht ik het gesprek in de
gewenste richting te stuwen, offreer siga
retten en vraag: Je zit dus dik in je
verhalen, hè?
En hoe! Ik schud ze uit me mouw,
meheer! Ik grossier er in!
Je kent onze afspraak. Je hebt me een
Sinterklaasverhaal beloofd.
Dat kan! En grif! Als ik er een grijp-
stuiver wijzer van kan worden, dan....
Allebeneur!
Iets vrolijks en toch niet zonder span
ning, tast ik, nog wat haperend. Maar ge
schikt voor publikatie. Kan dat? Het moet
eh.
Zeg het .raar! animeert m'n gast spon
taan. Liefst eerlijk gebeurd, hè? Nou ja,
eerlijk... Soms wel. Ik heb ook nog wel
is wat in het nette gepresteerd. Waarom
ik niet!?
Goed! Een Sinterklaasverhaal dat door
de beugel kan.
Dat spreekt. Alles echt en nog tame
lijk in het fatsoenlijke,ook! verzekert Ma
nus. Zuiver eigen ervaring. Mijn ver
haal op jouw manier. Noteer maar!
Na het uitdienen van een tamelijk lange
straf had blonde Manus onderdak gevon
den in een steeg van de havenstad. Een
van de verdachte, spaarzaamverlichte ste
gen waar de straatlantarens meehuiveren
in medeplichtigheid. Triest en klam was
de keukenkamer van Brielse Annie, waar
Manus bij het fornuis zat te piekeren.
Het was weer zwaar van ebbe in z'n schat
kist en Annie had te verstaan gegeven,
dat ze wel iemand in huis had genomen om
de gezelligheid, maar dat ze niet kon le
ven van de wind Haar kostganger moest
het zijne bijdragen voor huur, vuur en
brood.
Dat was redelijk. Manus detdan ook eer
lijk z'n best aan de gestelde eis te vol
doen. De eerste maanden had het hem
niet tegengezeten: hier een klussie, daar
een klussie op een boot, in een veem of op
een scheeps verf. En alles in het „nette".
Want Annie had bondig haar voorwaarden
ingeprent, gezegd dat ze alleen eerlijk ver
worven geld kon accepteren en niet be
trokken wenste te worden in akevietjes die
de toets niet haalden. De gewaarschuwde
Advertentie
ONTWIKKELEN AFDRUKKEN
VERGROTEN
Marktplein 24-26 - Tel. 5596 - llmuiden
(Verkort weergegeven)
Tegenstellingen. In de nieuwsberichten
van gisterenmorgen werden twee berichten
omgeroepen die een schril beeld geven van
de wijze waarop wij als volk menen te
moeten leven. Immers de regering die we
hebben kozen we toch zelf?
Het eerste bericht luidde:
„De minister van oorlog gelastHier
op volgde een opdracht voor een directe
opkomst aan mannen die nog maar kort
met verlof waren. Er werd bijgezegd dat
het een „alarmoefening" betrof.
De directe kosten van het door deze mi
nister beheerde militaire apparaat zijn on
geveer 5 miljoen gulden per dag.
Het tweede bericht luidde: Door gebrek
aan middelen zullen vele historische ge
bouwen en werken niet kunnen worden
hersteld en vermoedelijk zelfs verloren
gaan. Het is onmogelijk de benodigde 10
miljoen gulden per jaar hiervoor te vo
teren.
Waaruit geconcludeerd kan worden dat:
Bouwen ons volk minder waard schijnt te
zijn dan twee dagen leger!
Is dit werkelijk zo? d. W.
had z'n woord gegeven en was niet van
plan het te breken. Maar met het werk
wilde het de laatste weken niet meer vlot
ten. Er was geen brood op de plank: zelfs
geen genadebrood!
Manus piekerde en zat nog te piekeren
toen Annie terugkwam van het boodschap
pen doen, in de buurt en op de pof. Het
resultaat was neel pover: een belegen
brood en een schrap margarine.
Der! verwoordde Annie haar grief
kwakte brood en boter op de tafel en ver
zuchtte: Wat een merode! Wat een toe
stand! Zo kan het niet langer! De kruide
nier en de bakker willen centen zien!
Nogal wiedes! vond Manus, het brood
strelend. Ik zit me gek te prakkezeren
Er moet, hoe dan ook, een uitreddertje
komen.
Hoe dan ook? verwerkte Annie, be
greep en verwierp: - Niks hoor! Haal dat
maar niet in je hoofd! Liever geen brood
dan zulk brood! Misschien vind je wel
gauw ergen: werk. En anders...
En anders.Ja, daar zit ik al uren op
te broeien, bromde de commensaal, die
naar het fornuis wees: Heeft ook de
geest al gegeven! Hij staarde zwijgend
voor zich uit, pruimde op z'n onderlip, be
gon te trantelen, vond plotseling: We
zijn er! Ik weet het al! Dat ik daar niet
eerder aan gedacht heb! We zijn uit de
knoei, Annie!
In het behoorlijke?
Geen haartje pijn! Zo eerlijk als goud!
Je kan me geloven. Het is morgen immers
Sinterklaas!
O, sta ik genoteerd voor een boterlet
ter? lachte Annie, een tikje honend.
Die kan ik je garanderen! beweerde
Manus gnuivend. Een boterletter, een
suikerbesie en misschien nog een zilver
kast. Ik ga voor goeie Sint spelen!
Jij als heilige! proestte Annie. Sint
Manus. Maak me niet aan het huilen! Kan
ik een lening bij je sluiten, meheer de
bisschop?
Deze gebaarde priesterlijk, schreed sta
tig door de kleine ruimte en kwam in func
tie: Dag lieve kindertjes! Zijn jullie
het hele jaar zoet geweest? Heus waar?!
Niet gejokt? En niet stiekum van de sui
ker gesnoept? Keurig! Braaf zo!.... Ben
ik een geslaagde Sint of niet, Annie?
Reuze! Net echt! Maar'hoe kom ie aan
de bullen?
De bullen? Dat is bijzaak, vond Manus
en regelde: Staf, mijter, onderhemd en
opperkleed. Koud kunsie. Dat komt wel in
orde. En dan ga ik m'n zegen uitdelen en
fooitjes vangen. Dank-ie, meheer! Merci,
mevrouw! De Sint in wording begon weer
te trantelen, deed de bezwaren glunderend
af: Als het kan een ornaat op conditie
huren. En als dat niet vleugen wil, dan.
Ach, laat het maar rustig an me over. Mij
ter en staf zijn rap gefabriceerd. En met
een mombakkes doe je al veel.
Jij zeker! Het zal je in je voordeel ver
anderen, plaagde Annie, die naar de kast
liep en egn nachthemd te voorschijn
bracht: Hier! Om je op dreef te helpen'
Maar ik vraag me af, hoe je aan het voor
naamste moet komen.
Het voornaamste?
Ja, dat opperkleed. Waar haal je dat zo
gauw vandaan? Het moet rood en van
fluweel zijn.
Niet zeuren, maar doen, ontweek Manus
de netelige kwestie, maakte ruimte op het
tafelvlak en ijverde: Maar meteen aan
m'n waardigheid gaan bouwen. Brokkie
karton doe je wonderen mee.
En je handschoenen dan?
Manus keek sip: Handschoenen? Nou
dat weer! Hij trommelde met de vinger
toppen op de vensterri-hel en zei: Ja.
Sinterklaas z'n handen. Dat is het eerste
waar de kinderen op letten, hè? De zoete
tenminste. M'n jatten mogen niet bloot en
niet leeg zijn.
En Zwarte Piet? vroeg Annie, de moei
lijkheden nog vergrotend: Die kan ook
niet gemist worden.
O, die... tja, dubde Manus, trok peins-
voren en besliste: Dan maar geen perso
neel. Dari maar een smoesie inplaats van
een knecht. Piet.Piet heeft de griep ge
kregen. Dat is toch aannemlijk voor een
moriaan in ons klimaat?
Annie zag wel in, dat haar critiek en be
zwaren geen vat hadden op de voortva
rendheid van de aanstaande bisschop, die
haar nachthemd op de lengte keurde en uit
een kartonnen doos een mijter begon te
scheppen.
Met de kleine, welhaaast onmogelijke
middelen werd een toonbare Sint uitge
rust: mijter, kromstaf, koorhemd en..een
juweel van een opperkleed, dat alle onvol
komenheden dekte en de bewondering van
Annie wekte. En niet alleen haar bewonde
ring
Enfin, haar kostganger deed eerlijk z'n
best op een geoorloofde manier een ex
traatje te verdienen. Dat mocht in hem ge
prezen worden. Hij had als Sinterklaas z'n
spraak en z'n verleden wel' tegen, maar
het wemelde van de Sinterklazen die geen
doorlichten konden velen. Zo moest het be
keken worden en bekeek Annie het dan
ook
Op de avond aan de goede Sint gewijd,
schreed Manus in vol ornaat naar de
wijk die hij op het oog had: de betere
buurt, waar de gevierde heilige hoog in
tel was en z'n bezoek met het toestoppen
van een rijksdaalder nog maar zuinig ge
waardeerd mocht heten. Maar gulle be
loningen brachten verplichtingen mee. Je
kon bij die rijkeluiskinderen niet volstaan
met een: Dag, lieve kleutertjes! De bete
re stand nam geen genoegen met een stum
perige Sint. De ouders vergden een preek
voor d'r geld. Wei heel in het kort, maar
met een morele strekking. Het was, om
een gunstige indruk te maken, nodig met
wijs vermaan en goede raad op de proppen
te komen.
Dat zit wel snor! sprak Manus zieh
moed in.
Zeker, het opstrijken van de fooien bleef
hoofdzaak, maar daarnaast moest toch
ook even getokkeld worden op de juiste
snaar van het kinderzieltje. Dat zou de
ouders ontroeren en tot scheutig zijn be
wegen. De klant was koning.
Zelfs bij Sinterklaas, smonselde Manus.
die inmiddels de betere wijk had bereikt
en moest ervaren, dat ook in het leven van
En je eet de koek van je brood en laat
de korsten staan. Is dat niet lelijk voor
zo'n grote jongen, Leonardus?!
Er zit een bandje achter uw oren, Sin-
niekelaas!
De Spaanse bisschop raakte van> streek.
Dè knaap beantwoordde alle vragen met
een wedervraag en deed tenslotte een voor
een kerkvor t beschamende ontdekking:
U schoenen zijn stuk, Sinniekelaas! En
u veters zitten ook los!
De aftocht werd gedekt met een streng
vérmaan aan de ongezeggelijke, die de
waardigheid van de Sint had aangetast en
diens zelfvertrouwen had ondergraven.
Mevrouw bedankte de bedroefd hoofd
schuddende bisschop, legde twee gulden
in z'n hand en gaf het adres van een fa
milie die een straat verder \yoonde en het
bezoek van de hoge gast zeer op prijs zou
stellen.
Op het gegeven adres was het weer raak!
Men zat er te hunkeren naar de goede Sint,
wiens komst door de ouders jubelend werd
begroet.
Zo'n receptie beloofde wat! Sint Manus
werd in een zijkamer ontvangen, kreeg
een glas port en z'n instructies. Het be
trof een familiebijeenkomst: vier echtpa
ren met negen kinderen. Louter grut en
tamelijk timide. De Sint moest de kleu
ters in het gemoedelijke toespreken, alles
vermijden wat naar een beangstigen
zweemde Hij mocht natuurlijk wel op fou
ten en ondeugden wijzen, ten einde blijk
te geven van z'n onderricht zijn, en op be
terschap aandringen.
Begrepen! aanvaardde Manus, schikte
nogmaals z'n ponteficaal en liet het koor
hemd nog wat zakken om z'n wrakke
schoeisel te bedekken.
Binhen zongen jong en oud: Hoort! Wie
klopt daar kinderen?! Genadig knikkend
schreed de goede Sint het vertrek binnen
en nam plaats op z'n zetel: welhaast een
troon!
De kinderen werden, handje in handje,
door de moeders naar voren geschoven.
Ze stonden bedeesd voor de Ontzaggelijke,
die beminnelijk, aanmoedigend noodde:
Braaf zo, kindertjes! Komt allemaal
een stapje nader. Nog een beetje dichter
bij Sint Nicolaas!.. Zo! Braaf! Allemaal
goed opgepast, ja?! Niet gejokt of ge
schrokt en niet op je nagels gebeten?!
Nee, Sinnieklaas!
Keurig!.. Keurig!.. Dus allemaal goed
opgepast he?..
Goed! Goed! Zoete kinderen krijgen
presentjes, maar de stoute.O, die gaan
in de zak! Want stoute kinderen worden
slechte mensen. En slechte mensen krij
gen geen snoep. O, nee! Die gaan in het
hok. In een heel donker hok! Dat is wel
erg, maar ze hebben het verdiend.. Jullie
een eendagsbisschop schokken niet uitble
ven. Hij "kreeg het, nög voor hij aan het
weldoen tce was, aan tie stok met een col
lega,- eveneens in ornaat en eveneens op
weg om vreugd te verspreiden. De tegen-
bisschop beweerde dat hij, Manus, in zijn
wijk liep te pezen en begon te schelden
voor onderkruiper en duikboot, voor
broodro /er en beunhaas. De verbolgene
verkondigde, sidderend van verontwaar
diging, dat hij reeds jaren de wijk bedien
de. Hij had de oudste rechten en kon niet
dulden dat een ander, die geeneens in het
vak zat, z'n vaarwater doorkruiste.
Manus lapte het protest aan z'n zolen. Hij
was niet helemaal uit Spanje gekomen óm
van de eerste de beste hufter een afbluffer
te accepteren. Iedereen had het recht de
kinderen gelukkig te maken. Collega's
moesten elkaar een snabbeltje gunnen.
Maar als het niet goedschiks ging dari
was hij, Manus, bereid het purper even af
te leggen om van z'n koorhemd een battle-
dress te maken!
De bedreigde ging niet op het aanbod in.
Hij smeet nog wat met grofheden en ver
dween in het portiek van een van z'n klan
ten. Manus ging weer over op het plecht
statige, belde op goed geluk ergens maar
aan maar werd met een: Al voorzien! af
gewezen.
De tegenslag ontmoedigde niet. Zelfs bij
de derde afwijzing bleef onze kerkvorst
vriendelijk bleefd en dus in z'n rol. Bij de
vierde poging was het raak! Zijne Eminen
tie werd toegelaten bij een dame met een
zoontje van ongeveer vijf jaar, die het z n
moeder, de poes en de Sint heel moeilijk
maakte. Het jog deinsde niet voor de
plechtstatige, die, met z'n kromstaf bon
zend, z'n entree verzorgde
De goede Sint nam plaats op de stoel, ge
reed gezet door de
mama, wier influis
teringen de grond
slag vormden bij het
berispend ondervra
gen van de deugniet:
Wat heb ik ge
hoord, Leonardus?!!
Is het waar? Ben jij
zo ondeugend? Je
doet je moeder ver
driet aan en plaagt
de poes ook nog!.
Leonardus kroop
boudweg op de knie
van Sint Nicolaas en
beantwoordde het
gispend gevraag met
een: Wat heb-ie
een mooie baard,
Sinniekelaas!
Je snoept uit de
suikerpot en je zet
stiekum. de kraan
open! verweet de
heilige, zich houdend
aan het ingefluisterd
zondenregister: En
bellet jetrekken doe
je ook al!!
Wat heb-ie een
rare ogen, Sinnie
kelaas!
zijn zoet geweest en vinden allemaal wat
in je schoentje! Allemaal!!.
De ouders knikten de Sint aanmoedigend
toe. Ze hadden het met hem getroffen! Hij
had er slag van de kinderen op een leuti
ge manier te loven en te vermanen.
De Sint ging voort met het uitdelen van
presentjes, toonde zich blij met de verblij
den en nam dan, handjesreikend aan kleu
ters en ouders afscheid met de belofte het
volgend jaar weer te komen.
Een van de heren gaf, door een wenk aan
de gastvrouw, te kennen dat hij de hoge
bezoeker wel even uit zou laten. Hij ging
voor naar de zijkamer, betuigde z'n dank
voor de keurige wijze waarop de Sint z'n
taak had afgewerkt en beloonde hem met
een tientje.
Dank u meheer! Duizendmaal dank!
U is een gentleman!"
Deze liet een glimlach opbloeien en ver
zocht terwijl de Sint naar de deur
schreed: Nog een ogenblikje, monsieur!
Ja, meheer!!"
Hebt u niets vergeten?"
Vergeten?! Nee, meheer! Heel vrien
delijk van u, ijverde Manus, maar ik ben
dubbel en dwars tevreden. Vergeten? Nee,
ik zou niet weten wat, meheer!"
Vergeten om hier iets achter te laten,
Sinterklaas!
Achterlaten?.. Wat dan?!
Die sierlijke tooi! wees mijnheer naar
het opperkleed. Staat keurig, maar het
is het tafelkleed dat m'n vrouw vanoch
tend miste!
Hoe kan dat nou? Dat kleed heb ik
Dat kleed is., bleef de Sint steken en
graaide naar de knop van de deur Dat
kleed is.
De buit van uw nachtelijke rit over de
daken, Sinterklaas!
Advertentie